Enter your email Address

  • Log in
  • Registreer
zaterdag, 31 mei, 2025
  • Eigen HTML
Donatie
Het Spurgeon Archief
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Dag
    • Voor Iedere Avond
    • Bank Des Geloofs
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Dagelijkse Hulp
    • Nabij De Zon
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Onderwerpen
  • Contact
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Dag
    • Voor Iedere Avond
    • Bank Des Geloofs
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Dagelijkse Hulp
    • Nabij De Zon
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Onderwerpen
  • Contact

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie
Het Spurgeon Archief
Home Preken

De bewaring van christenen in deze wereld

The Preservation of Christians in the World

Door Charles Haddon Spurgeon
11 mei
uit Preken
Leestijd: 27 minuten
A A
NEW PARK STREET CHAPEL, SOUTHWARK

Een preek uitgesproken door C.H. Spurgeon, op een donderdagavond in het jaar 1855, in de New Park Street Chapel te Southwark.

‘Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor het kwade’ Joh. 17:15 Eng. vert. King James Version (KJV).

De tekst bevat, zoals we eerder hebben opgemerkt, twee gebeden — een negatief en een positief gebed. Allereerst is er het negatieve gebed: ‘Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt.’ Hieruit blijkt dat er wijze redenen zijn waarom zij in de wereld moeten blijven. Dit zal uiteindelijk hun geluk in de hemel vergroten, het zal tot verheerlijking van God leiden en het kan een middel zijn tot de bekering van anderen. Daarom zegt Hij: ‘Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt.’ Vervolgens volgt het positieve gebed: ‘maar dat U hen, terwijl zij in de wereld zijn, bewaart voor het kwade.’

I. Laten wij nu eerst stilstaan bij HET KWAAD WAARVOOR CHRISTUS BIDT DAT ZIJN VOLK BEWAARD MAG BLIJVEN.

Wij aarzelen niet te verklaren dat het kwade waar in deze tekst op wordt gedoeld, het kwaad der zonde is. Het is mogelijk dat Jezus Christus Zijn Vader smeekt om ons te behoeden voor bepaalde zware beproevingen die ons sterfelijk bestaan te boven zouden gaan. Wellicht worden de slagen en aanvallen van de vijand zo nu en dan afgewend door de machtige arm van Jezus’ voorbede. Het is denkbaar dat de grote bescherming van de Almachtige God ons vaak omringt in de voorzienigheid, om ons te behoeden voor gevaar op onze levensweg en om te voorkomen dat wij struikelen. Wij zijn er echter van overtuigd dat geen van beide hier bedoeld wordt, maar dat ‘het kwaad’ waarover in de Schrift zo voortdurend wordt gesproken, het kwade is dat hier bij uitstek bedoeld wordt, namelijk, de zonde is en niets anders: ‘Ik bid dat U hen bewaart voor het kwade.’

Beproevingen zijn vaak heilzaam, daarom vraagt Christus niet dat wij volledig behoed worden voor dit soort kwaad. Beproevingen brengen ons dichter bij Hem en doen het gebed herleven. Daarom heeft Christus niet gevraagd dat dit bitterzoete ons bespaard zou blijven. Zelfs de dood, die op het eerste gezicht een kwaad lijkt, is voor gelovigen een zegen; daarom vraagt Christus niet dat wij niet zouden sterven. Het verzoek dat Hij hier voor Zijn volk indient, is: ‘Ik bid dat U hen bewaart voor het kwade’ (KJV) – het bijzondere, het specifieke, het dodelijke kwaad van de zonde.

Laten wij hierbij opmerken dat zonde een absoluut en onverminderd kwaad is. Het is kwaad in zijn zuiverste vorm, zonder enige verzachtende omstandigheid. In de zonde schuilt geen enkel spoortje van goed; zij is enkel kwaad, voortdurend en onophoudelijk. Zelfs de geringste zonde is reeds ‘het kwaad’, terwijl de zwaarste zonde niets anders is dan ‘het kwaad’ in zijn meest volledige en verwoestende vorm. Zonde in een engel was ‘het kwaad’, want zij maakte hem tot een duivel; zonde in Eden was ‘het kwaad’, want zij rukte de prachtige bomen met wortel en al uit, vernietigde al hun vruchten en verdreef Adam om de aarde te bewerken waaruit hij was genomen. Zonde is altijd en overal kwaad; zij brengt niemand enig voordeel. Wat baat het een mens als hij de hele wereld wint, maar zijn ziel verliest? Voor de christen is zonde bij uitstek kwaad, niets dan kwaad; zij kan hem nooit tot voordeel strekken. Zonde is kwaad, louter kwaad, een machtig en verschrikkelijk kwaad – zij is het kwaad in zijn meest pure vorm.

Het is waar dat God in staat is om uit het kwade het goede te doen voortkomen; soms worden zelfs de zonden van Zijn volk tenietgedaan om hen te behoeden voor een nog grotere zonde. Toch doet dit niets af aan het wezen van ‘het kwaad’. Wanneer God bijvoorbeeld beren uit het bos zendt om Zijn wil te volbrengen en deze de spottende kinderen doden, blijven het nog steeds beren. Evenzo blijft zonde, zelfs wanneer zij door God wordt gebruikt als middel tot Zijn eer, onverminderd zonde, ongeacht het doel dat God ermee bereikt. Geen enkele valse prediking kan ons ooit een leer doen aannemen die het dodelijke karakter van de zonde wegneemt, dat haar rechtens toekomt. Zonde blijft altijd schadelijk en gevaarlijk.

Een christen die denkt zich door middel van één enkele zonde uit moeilijkheden te kunnen houden of zichzelf te kunnen redden, vergist zich ernstig. Zonde brengt nooit werkelijk goed voort. U zegt misschien: ‘Ik bevind mij in grote problemen; mijn schuldeisers zitten mij op de hielen, wat moet ik doen? Als ik die akkoordbrief zou kunnen opstellen of die nota zou kunnen vervalsen, zou dat wellicht uitkomst bieden.’ Maar uit zonde kan geen enkel werkelijk goed voortkomen. Zonde is kwaad; het is ‘het kwaad’ in zijn puurste vorm, zonder enige verzachtende omstandigheid of spoortje van goedheid.

Sommigen zeggen wellicht: ‘Als ik dit of dat doe – het is maar een kleine zonde – dan zal ik voorspoed hebben in mijn zaken; daarna kan ik mij aan God wijden en Hem beter dienen. Zo zou ik uit het kwaad iets goeds kunnen laten voortkomen. Het doel heiligt de middelen.’ Maar dat is een misvatting. Als de middelen slecht zijn, blijven zij slecht; als de middelen kwaadaardig zijn, blijven zij kwaadaardig. Zonde is en blijft zonde, en niets anders dan zonde. Hoezeer er soms ook tijdelijke voordelen in lijken te schuilen, zonde blijft altijd schadelijk en gevaarlijk; zij is kwaad, en niets dan kwaad.

Hoewel de schadelijke drank de mens tijdelijk kan stimuleren en hem schijnbaar meer kracht kan geven, verzwakt zij hem in werkelijkheid en zal zij uiteindelijk zijn ondergang betekenen. Zo kan een mens de zonde als iets goeds beschouwen; wellicht verleent zij hem gedurende een korte tijd respectabiliteit en doet zij hem in de ogen van wereldse mensen in aanzien stijgen. Maar een huis dat met zulk verrot materiaal is opgeknapt, zal onherroepelijk instorten, ongeacht alle inspanningen om het overeind te houden. Iedere zonde is een onverbiddelijk kwaad, en de enige juiste naam die wij eraan kunnen geven is ‘kwaad’. Hoezeer dit monster zich ook aan ons opdringt en ons probeert te verleiden het goed te noemen, wij beschuldigen het ervan onze Heere te hebben gedood en veroordelen het als een kwaad dat gehaat en vermeden moet worden. Een slang kan prachtige azuurblauwe tinten op zijn schubben hebben, maar hij is een dodelijk wezen en dient te worden vertrapt.

Voorts stellen wij dat zonde ‘het kwaad’ bij uitstek is, omdat het een ongeëvenaard kwaad is. Er bestaat niets op deze wereld dat zo verderfelijk is als de zonde. Niets heeft onze prachtige aarde zo grondig verwoest als zij. U kunt mij vertellen dat oorlogen tienduizenden, ja, honderdduizenden mensenlevens hebben geëist; dat aardbevingen grote steden hebben vernietigd; dat pestilentiën miljoenen mensen hebben weggevaagd. U kunt de verwoestende kracht van de elementen beschrijven, verhalen over het ontembare geweld van de natuur in verre oorden, en mij herinneren aan hoe zij de mens treft en zijn werk vernietigt. Maar wanneer u de zwarte lijst van alle verschrikkingen die de mensheid heeft getroffen hebt opgesteld, zal ik u nog steeds zeggen dat de zonde het monsterlijke kwaad is-de reus die boven alles uitsteekt, met kop en schouders boven elk ander kwaad, het meest absolute en ongeëvenaarde kwaad op aarde.

Vraagt u mij of de zonde veel kwaad heeft aangericht, dan antwoord ik volmondig: ja. Zie hoe de tuin van Eden werd verwoest; hoe een gehele wereld werd overspoeld door water, zodat zelfs de hoogste bergen werden bedekt; zie hoe de aarde zich opende en Korach, Dathan en Abiram in de diepte verzwolg; zie het vuur dat neerregende op Sodom en Gomorra en de steden in de vlakte met al hun inwoners vernietigde.

Maar de zonde heeft veel meer gedaan dan dat; zij heeft ergens een hel gegraven, hoewel wij niet weten waar – zeker niet in de diepten der aarde. Want het zou een verschrikkelijke gedachte zijn dat deze tijdelijke verblijfplaats van de rechtvaardigen de woonplaats van de verdoemden zou worden. Als er iets verschrikkelijker is dan dat, dan is het wel de zonde die dit heeft veroorzaakt, want zij heeft Immanuel geofferd, zij heeft de HEER van leven en heerlijkheid ter dood gebracht.

De zonde heeft Hem verraden, gegeseld, een doornenkroon op Zijn hoofd gedrukt, in Zijn gezicht gespuugd, Hem gekruisigd en Zijn handen en voeten aan het vervloekte hout genageld. De zonde was aanwezig en getuigde van Zijn dood; en op dat moment – gezegend zij Zijn Naam! – werden de zonden van al Zijn volk verzoend en weggenomen. De zonde is werkelijk ongeëvenaard; geen enkel kwaad kan zich ermee meten. Welke vorm van kwaad men ook aanwijst, de zonde staat boven alles als ‘het kwaad’ bij uitstek.

Zonde is, in zekere zin, een kwaad waarvoor geen afdoende remedie bestaat. Wellicht verbaast deze gedachte u enigszins, temeer daar u mij herhaaldelijk hebt horen zeggen dat de dood van Christus de christen van zijn zondeschuld bevrijdt. Hierdoor is hij niet langer schuldig voor God, maar aangenomen in Christus, bekleed met de gerechtigheid van zijn Verlosser. Op grond daarvan mag hij zich voor God beroepen op de verdiensten die hem door Jezus zijn toegerekend.

Toch blijft het waar dat er voor de zonde zelf geen remedie is, zelfs niet voor de christen wanneer deze eenmaal is begaan. Er is weliswaar vergeving mogelijk, voor zover het de gelovige betreft, maar voor de zonde zelf bestaat geen herstel. Wat is bijvoorbeeld de remedie voor een zondig woord dat ik heb gesproken? Kunnen mijn tranen het ongedaan maken of voorkomen dat het mijn medemens schaadt? Zelfs wanneer Christus mij vergeeft, heft dat het kwaad dat ik anderen heb aangedaan niet op.

Wanneer ik een enkele steen van zonde in de oceaan van dit universum laat vallen, zal deze cirkel na cirkel blijven maken en zich steeds verder uitbreiden. Al zou ik mijn hele leven met meer dan serafijnse ijver en met een oprecht christelijk hart werken om het kwaad dat ik heb aangericht te herstellen, zelfs dan zou ik de knopen die ik heb gelegd niet kunnen ontwarren, de bergen die ik heb opgestapeld niet kunnen afbreken, en de rivieren die ik heb gegraven niet kunnen droogleggen. Het is waar dat de zonde volledig is vergeven en mij nooit meer zal worden aangerekend. Toch geloof ik dat, hoewel Christus mij heeft vergeven, ik het mezelf nooit geheel zal kunnen vergeven dat ik Zijn Naam en Zijn gezegende Persoon heb onteerd.

Wanneer sommigen van u, die in het verleden godslasterlijk hebben gesproken, zich realiseren dat er wellicht mensen zijn die door uw toedoen voor eeuwig verloren zijn gegaan, kunt u God danken voor uw eigen redding, maar u kunt het verderf van die onsterfelijke zielen niet ongedaan maken. Zonde is werkelijk het ultieme kwaad. Daarom kon Jezus terecht voor Zijn volk bidden: ‘Vader, bewaar hen voor het kwade.’ Want hoewel zonde in de persoon zelf vergeven kan worden, zijn de gevolgen ervan voor anderen vaak niet meer te herstellen.

Moge God ons de genade schenken dat al het kwaad dat wij hebben aangericht, zoveel mogelijk wordt hersteld door de heiligheid van ons toekomstige leven. Zonde is immers een buitengewoon verderfelijk kwaad, omdat zij alle andere kwaden met zich meebrengt. Ik geloof dat het grootste kwaad dat de zonde mij ooit heeft aangedaan, is dat zij mij soms de nabijheid van mijn gezegende Meester heeft ontnomen.

Er zijn momenten geweest waarop de Geest Zich van mij heeft teruggetrokken. Er zijn tijden geweest dat ik mijn Geliefde zocht, maar Hem niet kon vinden; dat ik vurig naar Zijn aanwezigheid verlangde, maar die niet kon ervaren. Mijn enige troost was toen het lied:

‘Wat een vredige uren heb ik eens genoten,
Hoe zoet is de herinnering dan!
Maar nu vind ik een pijnlijke leegte
Die de wereld nooit geven kan.’

De zonde vormde de sluier die tussen mij en mijn Heere kwam te staan. Zoals de vrome Joseph Irons eens zei: ‘Christus verbergt Zijn aangezicht vaak achter de stofwolken die Zijn eigen kinderen opwerpen.’ Door onze zonden veroorzaken wij zelf die stofwolken, en Christus verbergt Zich daarachter; wij bouwen met onze overtredingen een muur, en onze Geliefde verbergt Zich achter die muur. Ach, zonde, u bent werkelijk een groot kwaad, want u hebt mij het zoete gezelschap van mijn Heere ontnomen en Zijn gezegende aanwezigheid weggenomen! U hebt op de troon van mijn hart gezeten, en Hij duldt dergelijke belediging niet; Hij zal niet verblijven waar de zonde heerst. U bent mijn ziel binnengedrongen, en Jezus heeft gezegd: ‘Ik zal niet blijven waar de zonde is; Mijn aanwezigheid zal de zonde verdrijven, of de zonde zal Mijn aanwezigheid verdrijven.’ De christen roept uit: ‘O zonde, hoeveel ellende ondervind ik door u!’. Ach, zonde! Hoeveel arme en geketende gelovigen dragen boeien die door u zijn gesmeed?

Zonde, u bent het aambeeld waarop onze twijfels worden gesmeed; u bent het vuur waarin onze geest vaak wordt gesmolten tot verdriet. Zonder uw aanwezigheid zouden wij tot alles in staat zijn. O zonde, u knipt de vleugels van het geloof af, dooft de vlam van de liefde en vernietigt de energie van de ijver. U bent het kwaad zelf; zo noemt mijn Meester u, en terecht. U behoeft geen andere naam; de naam die u eenmaal is gegeven, zult u voor altijd dragen. Tot in alle eeuwigheid zult u door alle heiligen aan de schandpaal worden gesteld als ‘het kwaad’. Christus had Zijn Vader terecht kunnen vragen dat, hoewel Hij niet wenste dat Zijn kinderen uit de wereld zouden worden weggenomen, zij wel van het kwaad zouden worden behoed.

Ik verzoek u, jonge bekeerlingen die op het punt staan de Heer Jezus Christus aan te nemen, te beseffen dat zonde ‘het kwaad’ is. Gedurende uw hele verdere leven dient u zich te herinneren dat dit het kwaad is dat u moet vermijden. Vrees geen ellende of vervolging; verheug u juist en wees buitengewoon blij als dat uw deel zou zijn, want groot is uw loon in de hemel. Maar vooral beveel ik u: wees bang voor de zonde.

Ik vertrouw u toe aan de God van alle genade, Die u kan behoeden voor struikelen en u onberispelijk kan stellen voor het aangezicht van Zijn heerlijkheid. Toch dring ik er bij u op aan altijd te bedenken dat de zonde zelf ‘het kwaad’ voor u is. Dat zal zo blijven zolang u leeft. Ook al zijn uw zonden vergeven, het blijven vergeven zonden. Vermijd ze daarom, hoe klein ze ook mogen lijken; geef geen ruimte aan kleine zonden, zodat u ook geen ruimte geeft aan grote zonden.

Denk aan het spreekwoord: ‘Zorg voor de penningen, dan zorgen de ponden voor zichzelf.’ Wees waakzaam voor kleine zonden, dan zult u ook geen grote zonden begaan. Ik verzoek u: bewaar uw hart in de liefde van God, en moge God Zelf u bewaren, overeenkomstig het gebed van onze Heiland: ‘dat U hen bewaart voor het kwade.’

II. Wij kunnen slechts enkele opmerkingen maken over het tweede punt, namelijk HET GEVAAR WAARAAN DE VOLGELINGEN VAN CHRISTUS ZIJN BLOOTGESTELD.

Bestaat er een gevaar dat christenen in zonde vervallen? Zullen zij, nadat zij in Jezus hebben geloofd en vergeving hebben ontvangen, opnieuw zondigen? Zullen zij, nadat zij in Gods familie zijn opgenomen, nog steeds zondigen? Is het mogelijk dat zij, na al deze genade, toch weer zondigen?

Geliefden, toen mijn Heere mij voor het eerst vergaf, dacht ik dat ik nooit meer tegen Hem zou kunnen zondigen. Toen Hij, terwijl ik van top tot teen zwart was, het reinigende woord sprak en mij wit maakte; toen Hij mijn lompen afnam en mij in koninklijke gewaden hulde, mij kuste met de kussen van Zijn liefde en mij Zijn diep, liefdevol hart toonde, dacht ik bij mezelf: ‘O gezegende Jezus! Zou ik ooit nog tegen U kunnen zondigen? Is het mogelijk dat ik, een vergeven rebel aan wie U zoveel hebt geschonken, zoiets zou doen?’ ‘Nee, dierbare Jezus,’ denkt de jonge bekeerling, ‘ik kan slechts Uw voeten wassen met mijn tranen en ze afdrogen met mijn haren, maar zondigen kan ik niet, ik zal het niet doen.’ Ach, hoe snel wordt dat prachtige visioen weggenomen! Hoe spoedig wordt deze theorie door de ervaring tenietgedaan!

Geliefden, beseft u niet dat u voortdurend in gevaar verkeert om te zondigen? Wij jongeren bevinden ons in een bijzonder groot gevaar, juist omdat onze hartstochten krachtig zijn en onze verlangens hevig kunnen woeden. Wij hebben Gods bescherming dringend nodig, anders zullen wij onvermijdelijk tegen Hem zondigen.

En u, heren van middelbare leeftijd, ook tot u wil ik mij richten. U bidt altijd met bijzondere toewijding voor de jongeren, en daarvoor zijn zij u zeer dankbaar. Tegelijkertijd zijn zij voornemens om ook speciaal voor u te bidden, omdat juist u zich in een uiterst gevaarlijke positie bevindt. Ik herinner u graag aan wat ik eerder heb gezegd: in de Schrift vinden wij geen enkel voorbeeld van een jonge man die in zonde valt, terwijl er wel meer dan één geval bekend is van mannen op middelbare leeftijd die ten val komen.

U, grootvaders met grijs-witte haren, wier hoofd is getekend door de ouderdom, beseft u niet dat u nog steeds goddelijke bescherming nodig hebt om niet te vallen? O, veteranen in het leger van de Heer, erkent u niet dat, indien Zijn genade u zou worden ontnomen, er in uw hart nog voldoende tondel aanwezig is om vlam te vatten, aangezien uw ziel nog niet volkomen gezuiverd is?

Wanneer ik mijn oudere broeders vraag of de zonde nog steeds in hen aanwezig is, antwoordt ieder van hen steevast: ‘Vroeger dacht ik dat ik een slecht hart had, maar nu weet ik het zeker; ik dacht dat ik slecht was, maar nu weet ik dat ik het ben. Naarmate de jaren verstrijken, merk ik dat ik steeds slechter word, en ik zie dat ik elke dag verder tekortschiet.’ Is dat bij u niet eveneens het geval? Is dat niet voortdurend uw ervaring? En zult u niet tot uw laatste ademtocht moeten erkennen dat u slechts behouden zult worden als God u bewaart, maar verloren zult zijn als Hij u verlaat?

Ik was verheugd over de wijze antwoorden die de jongeren mij gaven toen ik hen vroeg: ‘Geloven jullie dat je Christus tot het einde toe trouw zult blijven?’
‘Ja, door Gods genade,’ antwoordden zij.
Toen vroeg ik: ‘Maar stel dat God jullie zou verlaten?’
Hun reactie was treffend: ‘God zal ons niet verlaten, dus daar kan ik niets over zeggen.’ Dat vond ik een prachtig antwoord.
Hij heeft immers beloofd dat Hij ons nooit zal verlaten of in de steek zal laten.
Daarom, christen, terwijl wij u waarschuwen voor het gevaar als God u zou verlaten, mogen wij u ook bemoedigen met de zekerheid dat Hij u niet zal verlaten.

Let op de ernstige dreiging die door sommigen, met name de arme Arminianen, zo verkeerd is voorgesteld. Degenen die niet vertrouwd zijn met de leerstellingen van genade beweren dat zondaars telkens weer vallen, opnieuw terugkeren, weer vallen en weer terugkeren; maar een meer onbijbelse leerstelling is nauwelijks denkbaar. God verklaart immers plechtig dat, indien het voor een mens mogelijk zou zijn om, nadat hij eenmaal wedergeboren en geheiligd is, alsnog afvallig te worden, hij onherroepelijk verloren zou zijn en er geen hoop meer voor hem is ‘maar slechts een verschrikkelijke verwachting van oordeel en verzengend vuur‘ (Hebr. 10:26-27).

Ik verzoek u dringend te beseffen dat, als het mogelijk zou zijn op deze wijze te vallen, er een afgrond is waarin men terechtkomt. In een dergelijk geval zou er geen verlossing meer zijn. Als ware bekering zou falen, zou God het niet opnieuw proberen; als Hij u eenmaal Zijn hand heeft toegestoken en het zou falen, dan zou Hij u loslaten. Maar, geprezen zij Zijn Naam, dat is niet mogelijk! Tot op heden heeft Hij nooit gefaald en Hij zal ook nooit falen.

Toch waarschuwen wij u, zoals de Schrift ons opdraagt, dat wij slechts door het geloof tot de zaligheid bewaard zullen worden. Onze Heer Jezus Christus heeft immers gezegd: ‘Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan hen uit de hand van Mijn Vader rukken‘ (Joh. 10:27-29).

III. Dit brengt ons bij het derde punt, namelijk DE BEWAARDER VAN CHRISTUS’ VOLK: ‘Ik bid dat U hen bewaart voor het kwade.’

Geliefden, wij zijn vaak druk bezig onszelf te bewaren, maar daarin slagen wij doorgaans slecht. Wanneer een christen probeert zijn eigen hart te bewaren zonder Gods hulp in te roepen, is hij niet beter af dan de bewakers die Herodes had aangesteld om de apostel Petrus te bewaken-en die, toen zij ’s morgens de gevangenisdeuren openden, ontdekten dat de gevangene was ontsnapt. Hoe zorgvuldig u ook probeert uw hart te bewaken zonder God, uiteindelijk zult u merken dat het aan uw aandacht ontsnapt en u ontglipt.

De christen mag niet vertrouwen op zijn eigen waakzaamheid, want vroeg of laat zal hij verslappen en dan zal de vijand hem onverwachts overvallen. Mensen zijn vaak geneigd, zoals het spreekwoord zegt, de staldeur op slot te doen als het paard al is ontsnapt; zo zijn christenen soms pas erg voorzichtig nadat zij gezondigd hebben. Maar het komt erop aan de deur te sluiten terwijl het paard nog in de stal staat, en waakzaam te zijn voordat men zondigt. Het is immers beter te voorkomen dat uw huis in brand vliegt, dan het vuur achteraf zo snel mogelijk te proberen blussen.

Wij hebben allen de voortdurende behoefte om door God bewaard te worden. Vaak denken wij dat wij onszelf kunnen behoeden, maar dat is een misvatting. Ons zwakke vlees zal immers falen; hoewel de geest gewillig is, is het vlees zwak. Zelfs als het ons zou lukken om onszelf korte tijd te bewaren, zouden wij al snel overweldigd worden door geestelijke sluimer. Dan, zoals u weet, zou de duivel midden in de nacht ons kamp kunnen binnendringen, en als hij ons slapend en onoplettend aantreft, zou hij ons, indien God het toestaat, snel ten val brengen.

Wanneer u zichzelf aan God toevertrouwt, zal Hij u bewaren; maar als u vertrouwt op uw eigen kracht, zult u onvermijdelijk falen. Hoeveel verschillende strategieën bedenken mensen niet om zichzelf van de zonde te weerhouden! Waarom vragen zij God niet eenvoudigweg om hen te bewaren, in plaats van zichzelf met allerlei regels en beperkingen te binden, in de hoop zo de zonde te vermijden? Laten wij ons hart volledig aan God geven, want Hij zal Zijn eigen volk bewaren.

Wat een genadige belofte heeft de Heere gegeven met betrekking tot Zijn wijngaard: ‘Ik, de HEERE, bescherm hem, elk ogenblik bevochtig Ik hem. Opdat de vijand hem niet kan beschadigen, bescherm Ik hem nacht en dag‘ (Jes. 27:3). Is dat niet een kostbare uitspraak: ‘Ik, de HEERE bescherm hem’? De Heere lijkt Zichzelf hier te verdedigen: ‘Men zegt dat Ik Mijn volk niet bescherm, maar dat doe Ik wel. Men beweert dat Ik Mijn volk laat afvallen, maar dat is niet het geval. Zie mijn wijngaard: ‘Ik, de HEERE, bescherm hem’, wat men ook moge zeggen; ‘Ik zal hem elk moment water geven; opdat niemand hem kwaad doet, zal Ik hem dag en nacht bewaken.’ Dit is de enige grond voor ons vertrouwen: dat God de voeten van Zijn heiligen bewaart en dat niemand die op Hem vertrouwt, ooit door Hem verlaten zal worden.

We moeten nu afronden en namens het volk van de Heere bidden dat God hen zal bewaren. Bedenk, gelovige, dat hoewel God heeft beloofd u te beschermen, Hij dat op een bepaalde wijze doet. U hebt de verantwoordelijkheid om ook voor elkaar te zorgen; ik wil u daarom aansporen om aandacht te hebben voor uw broeders en zusters. Sommigen van u worden slechts door een dunne leuning van elkaar gescheiden, en toch kent u degene die naast u zit niet. Anderen onder u praten misschien soms wat te veel, dat weet ik, maar ik heb liever dat u iets te veel spreekt dan dat u elkaar volledig negeert. Hoe weinig christelijk is het, wanneer men naast elkaar zit en elkaar toch niet kent! De Kerk behoort een plaats te zijn waar wij ons als kinderen thuis voelen.

Zorg daarom goed voor de jonge mensen die de gemeente bezoeken; probeer hen te begeleiden en te ondersteunen. Wij hebben enkele geestelijke vaders nodig die hen op de juiste weg leiden. Verwacht niet van deze jonge zielen dat zij alles weten; sommigen van hen zijn wellicht al lange tijd in dienst van God, terwijl anderen pas net hun christelijke weg zijn begonnen. U dient voor deze jongeren te zorgen, opdat het gebed van Christus ook voor hen in vervulling mag gaan: ‘Ik bid dat U hen bewaard voor het kwade.’

Onthoud tot slot dat alleen God de Bewaarder van de heiligen is, en vertrouw uw ziel dagelijks toe aan Zijn zorg. Ik smeek u, uit liefde voor Christus, vergeet niet het heilige gebed waarover ik met u gesproken heb. Overdenk voortdurend de genade die u onder de bescherming van de Verlosser heeft gebracht.

Vergeet niet dat u van alle eeuwigheid aan Hem toebehoort en dat het u niet past te zondigen; u bent uitverkoren in Christus, en het zou een schande zijn om te zondigen. Bedenk dat u behoort tot de aristocratie van het universum en dat het niet past u te mengen met verachtelijke wereldlingen. Weet dat het koninklijke bloed van de hemel door uw aderen stroomt; onteer uzelf daarom niet met daden die misschien bij een bedelaar getolereerd worden, maar een prins van het hemelse huis onwaardig zijn.

Sta in uw waardigheid, denk aan uw toekomstige heerlijkheid; wees u bewust van uw positie en van Degene in Wie u staat – in de Persoon van Jezus Christus. Val dagelijks aan Zijn voeten, zoek elk uur Zijn kracht en roep uit:

‘O, hiertoe heb ik geen kracht!
Mijn kracht is aan Uw voeten.’

Geliefden, u die de Heere niet liefhebt, ik kan niet bidden dat God u voor het kwaad zal behoeden, want u bevindt zich er reeds middenin. Maar ik bid wél dat God u daaruit zal verlossen. Sommigen van u beschouwen zonde niet als iets kwaads; en weet u waarom? Heeft u ooit geprobeerd een emmer uit een put te trekken? U weet dat, zolang de emmer zich onder water bevindt, hij gemakkelijk op te tillen is. Maar zodra hij boven het water uitkomt, merkt u pas hoe zwaar hij werkelijk is. Zo is het ook met u: zolang u in de zonde leeft, ervaart u die niet als een last en lijkt het geen kwaad. Maar zodra de Heere u uit de zonde trekt, zult u beseffen hoe ondraaglijk en afschuwelijk dit kwaad werkelijk is.

Moge de Heere vanavond sommigen van u omhoog trekken! Hoe diep u ook gezonken bent, moge Hij u uit de zonde verlossen en u aannemen in de Geliefde. Moge u een nieuw hart en een rechte geest ontvangen, want dat is een gave van God alleen. Denk aan de woorden van de Heere Jezus: ‘Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden‘ (Matt. 7:7-8).

Moge God u genade schenken om te vragen, te zoeken en te kloppen, omwille van Jezus. Amen.

Download PDF
XFacebookWhatsApp
Vorige Artikel

De onveranderlijkheid van God

Volgende Artikel

Rust in de Heere

Archief

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie

Afgelopen 30 dagen

  • Populair
  • Nieuw
Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

Wat is er met Petrus Gebeurd?

24 mei
All Rights Reserved © Het Spurgeon Archief

De Vrouw die om Gebed Vroeg

17 mei
EXETER HALL

Heb ik te weinig berouw?

22 september

Rust in de Heere

16 mei

De Jonge Predikant van de Fens

22 mei
Metropolitan Tabernacle - All Rights Reserved © Het Spurgeon Archief

De Triomfantelijke Hemelvaart van onze Heere

29 mei
All Rights Reserved © Het Spurgeon Archief

De Vrouw die Twijfelde

28 mei
Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

Wat is er met Petrus Gebeurd?

24 mei

De Jonge Predikant van de Fens

22 mei
Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

Simon de Marskramer

20 mei
Steun ons met een donatie

Donatie

 
FacebookXInstagram
  • Privacybeleid en voorwaarden

© Het Spurgeon Archief

Welkom Terug!

Log hieronder in op uw account

Wachtwoord vergeten? Registreren

Maak een nieuw account!

Vul de onderstaande formulieren in om te registreren op Het Spurgeon Archief

Alle velden zijn verplicht. Log In

Haal uw wachtwoord op

Voer uw gebruikersnaam of e-mailadres in om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.

Log In

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie
  • Donatie | Steun ons
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Avond
    • Voor Iedere Dag
    • Bank Des Geloofs
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Nabij De Zon
    • Dagelijkse Hulp
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Anekdotes
  • Onderwerpen
  • Contact
  • Log in
  • Registreren
  • Giften

© Het Spurgeon Archief