Vervolgd, maar niet verlaten
Een preek bedoeld om te worden voorgelezen op zondag 12 juni 1898. Uitgesproken door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle in Newington, op donderdagavond 8 maart 1883. Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd – zeg dat toch, Israël. Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd; toch hebben zij mij niet overwonnen. Ploegers hebben mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang gemaakt. De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen van de goddelozen afgehakt. Laat beschaamd worden en terugwijken allen die Sion haten. Laat hen worden als gras op de daken, dat verdort voordat men het uittrekt, waarmee de maaier zijn hand niet vult, of de schovenbinder zijn arm; en de voorbijgangers zeggen niet: De zegen van de HEERE zij met u, wij zegenen u in de Naam van de HEERE. Psalm 129 Waarde vrienden, de psalm spreekt over twee soorten mensen: er is Israël, en er zijn degenen die Sion haten. De eerste drie verzen zijn gewijd aan Gods volk; de laatste vijf spreken over hen die niet tot Gods volk behoren, maar hen haten. Vanaf het allereerste begin zijn er twee zaden in de wereld geweest. De eerste mens die geboren werd, Kaïn, was uit ...