Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? Mattheüs 27:46
Hoewel Jezus Zich verlaten voelde, liet Hij Zijn houvast aan God niet los. Hij roept uit: ‘Mijn God.’ Zelfs in Zijn diepste lijden gelooft Hij dat God nog steeds Zijn God is. Hij gebruikt het bezittelijk voornaamwoord twee keer: ‘Mijn God, Mijn God.’ Het is gemakkelijk om te geloven dat God de onze is wanneer Hij ons toelacht en wanneer wij de zoete gemeenschap van Zijn liefde in ons hart ervaren. Maar ware geloof toont zich juist wanneer wij aan God blijven vasthouden, zelfs wanneer Hij harde woorden spreekt, wanneer Zijn voorzienigheid lijkt te falen, en wanneer zelfs Zijn Geest van ons lijkt te zijn teruggetrokken.
O, laat alles los, maar laat uw God nooit los. Als het schip wankelt en dreigt te zinken, en de storm woedt hevig, werp dan de ballast overboord—laat het goud gaan, werp het koren weg zoals de metgezellen van Paulus deden. Laat zelfs de eerste levensbehoeften gaan, maar houd vast aan uw God.
Wanneer de glans van Gods tegenwoordigheid verdwijnt, moet een christen toch blijven geloven dat al zijn kracht in God ligt en dat Gods kracht bovendien aan zijn zijde is. Ook al lijkt die kracht hem te verpletteren, zegt het geloof: ‘Het is een macht die mij niet zal vernietigen.’ ‘Wat zal ik doen als Hij mij slaat? Ik zal Zijn arm vastgrijpen, en Hij zal mij kracht geven.’
Ik zal met God omgaan zoals Jakob met de engel. Als Hij met mij worstelt, zal ik kracht van Hem ontvangen, en ik zal blijven worstelen totdat ik Zijn zegen krijg. Geliefden, wij mogen God nooit loslaten, net zoals we ons geloof in Zijn macht om te redden niet mogen opgeven. We moeten ons vasthouden aan onze zekerheid in Hem en blijven geloven dat Hij het waard is om aan vast te houden, dat Hij een volkomen toereikende God is en dat Hij altijd onze God blijft.
Laat mij nu persoonlijk vragen aan ieder vermoeid kind van God: laat je jouw God los omdat je Zijn glimlach mist? Dan vraag ik je: baseerde je jouw geloof op Zijn glimlach? Want als dat zo is, heb je de ware grond van geloof verkeerd begrepen. De basis van het vertrouwen van een gelovige ligt niet in Gods glimlach, maar in Zijn belofte. Het is niet het tijdelijke schijnsel van Zijn liefde, maar de innige en eeuwige liefde zelf, zoals die zich openbaart in het verbond en in de beloften.
Gods glimlach kan tijdelijk verdwijnen, maar Zijn belofte blijft voor eeuwig. Als je op Gods belofte vertrouwt, dan is die net zo waar wanneer Hij lijkt te zwijgen als wanneer Hij glimlacht. Als je fundament rust op het verbond, dan is dat verbond even zeker in tijden van duisternis als in tijden van licht.
Het is net zo zeker wanneer je ziel geen sprankje troost ervaart als wanneer je hart overstroomt van heilige vreugde. De belofte blijft onveranderlijk. Christus is altijd dezelfde; Zijn bloed is een even krachtige pleitgrond als altijd; en Gods eed is net zo onveranderlijk als ooit tevoren. Het is Zijn liefde zelf waarop wij moeten bouwen – niet op ons genieten van Zijn tegenwoordigheid, maar op Zijn trouw en waarheid.
Als ons geloof wankelt omdat God Zijn aangezicht verbergt, wat voor geloof was dat dan? Kun je niet geloven in een God Die Zijn wenkbrauwen fronst? Keerde Job zich tegen God toen Hij hem zijn troost ontnam? Nee, hij zei: ‘De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen’ (Job 1:21). En hij verwoordde het nog krachtiger door te zeggen: ‘Zie, al zou Hij mij doden, zou ik blijven hopen’ (Job 13:15).
Als je geloof slechts standhoudt in tijden van voorspoed, als je alleen met God kunt wandelen wanneer Hij je met zilver omringt en het pad onder je voeten effent, wat voor geloof is dat dan? Waar komt dat vandaan? Maar het geloof dat met de Heere door Nebukadnezars vuuroven kan gaan, dat met Hem door het dal van de schaduw des doods kan wandelen—dat is het geloof dat we moeten hebben en nastreven. En God zal het ons schenken, want dat was het geloof dat in Christus leefde toen Hij door God verlaten werd. Zelfs toen riep Hij uit: ‘Mijn God.’