Een preek uitgesproken op zondagmorgen, 4 januari 1857, door C.H. Spurgeon in de Music Hall, Royal Surrey Gardens.
Machtig om te verlossen. Jesaja 63:1
Deze woorden zien natuurlijk op onze gezegende Heere Jezus Christus, die beschreven wordt als ‘komende van Edom, met gesprenkelde klederen van Bozra,’ en die, wanneer Hem gevraagd wordt wie Hij is, antwoordt: ‘Ik ben het, die in gerechtigheid spreekt, die machtig ben om te verlossen.’ Het zal goed zijn om aan het begin van onze rede enkele opmerkingen te maken aangaande de geheimzinnige persoon van de Godmens, die wij onze Verlosser, Jezus Christus onze Zaligmaker noemen.
Het is een van de verborgenheden van de Christelijke godsdienst dat ons geleerd wordt te geloven dat Christus God is, en toch een Mens. Overeenkomstig de Schrift houden wij staande dat Hij ‘de waarachtige God’ is, evengelijk met de Vader, en eeuwig als de Vader, en dat Hij, evenals zijn Vader, alle eigenschappen der Godheid in oneindige graad bezit. Hij deelde met Zijn Vader in alle daden van Zijn Goddelijke macht. Hij was betrokken bij het ontwerpen van het genadeverbond en het plan van de verkiezing; bij de schepping van de engelen en de wereld, toen zij uit het iet in de ruimte geplaatst werd, en bij het verfraaien van de schone aardbol die wij bewonen.
Voordat één van deze daden plaatsvond, was de Goddelijke Verlosser de eeuwige Zoon van God. ‘Van eeuwigheid tot eeuwigheid is Hij God’, en toen Hij Mens werd hield Hij niet op God te zijn. Hij was evenzeer ‘God, boven allen te prijzen’ toen Hij ‘de Man van smarten en verzocht in krankheden’ was, als Hij het voor Zijn menswording was. We hebben hier overvloedig bewijs van, zowel in de voortdurende bevestigingen die de Schriften geven als in de wonderen die Hij heeft verricht. Het opwekken van de doden, het wandelen over de golven, het tot bedaren brengen van de woeste winden, het splijten van de onwrikbare rotsen en al die andere wonderdaden die Hij verrichtte – te talrijk om hier volledig op te sommen – getuigen met overweldigende kracht dat Hij God was, waarachtig God, zelfs toen Hij in Zijn oneindige genade neerdaalde om Mens te worden.
De Schrift leert ons met grote zekerheid dat Hij nu God is, dat Hij de troon van Zijn Vader deelt, dat Hij gezeten is ‘ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en allen naam die genoemd wordt,’ en dat Hij het ware en geschikte voorwerp is van de verering, de aanbidding, en de hulde aller werelden.
Ons wordt eveneens geleerd te geloven dat Hij Mens is. De Schrift bericht ons dat Hij, op een bestemde dag, van de hemel kwam en een Mens werd, terwijl Hij ook God bleef, door de natuur van een zuigeling aan te nemen in de beestenstal van Bethlehem. Van een knaap, zo wordt ons verteld, groeide Hij op tot de gestalte van een Man, en werd ‘been van onze beenderen, en vlees van ons vlees,’ ons in alles gelijk, behalve de zonde. Zijn lijden, Zijn tranen, en vooral Zijn dood en begrafenis zijn sterke bewijzen dat Hij een Mens was, een Mens in de volledige, waarachtige zin; en toch vraagt de Christelijke godsdienst van ons te geloven dat Hij, terwijl Hij Mens was, tegelijkertijd God was in de volstrekte zin van het woord.
Ons wordt geleerd dat Hij een kind was, ons geboren, een zoon, ons gegeven, en toch, tegelijkertijd, Hij Wiens Naam is: ‘Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid.’ Iedereen die duidelijke en juiste begrippen van Jezus wil hebben, moet Zijn naturen niet vermengen. We moeten Hem niet beschouwen als een God die als het ware is opgelost in een vergoddelijkte mensheid, noch als een gewoon mens die ambtshalve tot de Godheid is verhoogd, maar als iemand die twee duidelijk onderscheiden naturen in één Persoon verenigt; niet God, versmolten tot een mens; niet een mens, gemaakt tot een God; maar Mens en God samen verbonden tot één. Daarom vertrouwen wij op Hem als de Middelaar, de Zoon van God en de Zoon des mensen. Dit is de Persoon die onze Zaligmaker is. Het is dit heerlijke, maar toch geheimzinnige Wezen waarvan de tekst spreekt wanneer hij zegt: Hij is machtig, ‘machtig om te verlossen.’
Dat Hij machtig is, hoeven we u niet te vertellen; want als lezers van de Heilige Schrift gelooft u allen in de macht en de majesteit van de vleesgeworden Zoon van God. U gelooft dat Hij de besturende Voorzienigheid is, de Koning des doods, de Overwinnaar der hel, de Heer der engelen, de Meester der stormen, en de God der legerscharen, en daarom hoef ik u niet te bewijzen dat Hij machtig is. Het onderwerp van deze ochtendpreek behandelt een deel van Zijn macht. Hij is ‘machtig om te verlossen.’ Moge God de Heilige Geest ons helpen om dit onderwerp kort uiteen te zetten en er gebruik van te maken tot de zaligheid van onze ziel!
Ten eerste zullen we beschouwen wat er bedoeld wordt met het woord ‘verlossen’; ten tweede, hoe we kunnen bewijzen dat Hij ‘machtig is om te verlossen’; ten derde, de reden waarom Hij ‘machtig is om te verlossen’; en ten slotte, ten vierde, de gevolgtrekkingen die afgeleid kunnen worden uit de leer dat Jezus Christus ‘machtig is om te verlossen.’
1. Ten eerste, wat wordt bedoelt met het woord verlossen?
Gewoonlijk wordt dit woord door de meeste mensen beschouwd als verlossing van de hel. Deze opvatting is gedeeltelijk juist, maar is eigenlijk een hoogst gebrekkig begrip.
Het is waar dat Christus mensen verlost van straf vanwege hun schuld. Hij brengt degenen die de eeuwige toorn van de Allerhoogste verdiend hebben naar de hemel. Het is waar dat Hij onze ongerechtigheid, overtreding en zonde uitdelgt, en dat de ongerechtigheden van Zijn volk worden voorbijgegaan omwille van Zijn bloed en verzoening. Maar dit is niet de volledige betekenis van het woord ‘verlossing.’
Deze gebrekkige verklaring ligt aan de wortel van misvattingen die door menig godgeleerde zijn gemaakt. Men heeft gezegd dat verlossen of zaligmaken betekent: mensen als brandhouten uit het vuur rukken, hen van het verderf redden indien zij zich bekeren. Het betekent echter veel meer, bijna oneindig meer dan dat.
‘Verlossen’ betekent meer dan boetvaardigen bevrijden van de hel. Onder het woord ‘verlossen’ versta ik het gehele werk der zaligheid, vanaf de eerste heilige begeerte en geestelijke overtuiging tot de volledige heiligmaking toe. Dit alles doet God door Jezus Christus.
Christus is niet alleen machtig om degenen zalig te maken die zich bekeren, maar Hij is ook bekwaam om mensen tot bekering te brengen. Hij heeft Zich niet alleen verbonden om gelovigen naar de hemel te brengen, maar Hij is ook machtig om mensen een nieuw hart te geven en geloof in hen te werken. Hij is niet alleen bekwaam om de hemel te geven aan wie Hem begeren, maar Hij is machtig om te maken dat mensen die heiligheid haten, haar liefkrijgen, om verachters van Zijn Naam te bewegen voor Hem te buigen, om de verst afgedwaalde terug te brengen van zijn dwaalweg.
Met het woord ‘zaligmaken’ bedoel ik niet wat sommigen zeggen: dat Christus in de wereld kwam om alle mensen in een verlosbare staat te stellen, om zaligheid mogelijk te maken door eigen inspanningen. Ik geloof dat Christus niet kwam om mensen in een voor verlossing vatbare staat te brengen, maar om hen in een verloste staat te plaatsen; niet om hen op een punt te brengen waar zij zichzelf kunnen verlossen, maar om het werk in en voor hen te doen, van begin tot eind.
Als ik zou geloven dat Christus in de wereld kwam om ons in een staat te brengen waarin wij onszelf kunnen behouden zou ik het prediken opgeven. Omdat ik iets weet van de boosheid in mensenharten, ook in het mijne, en omdat ik weet hoezeer mensen van nature de godsdienst van Christus haten, zou ik wanhopen aan enig succes bij het prediken van een evangelie dat slechts aangeboden moet worden opdat onwedergeboren mensen het uit eigen beweging aannemen.
Als ik niet geloofde dat er een kracht is die het woord van Jezus vergezelt, die mensen gewillig maakt en hen door een machtige, Goddelijke invloed terugbrengt van hun dwaalwegen, dan zou ik ophouden te roemen in het kruis van Christus. Christus is machtig om mensen niet alleen in een verlosbare toestand te plaatsen, maar om hen volledig te verlossen.
Dit feit beschouw ik als een van de grootste bewijzen van het Goddelijke karakter van de Bijbel. Ik heb, zoals de meesten, twijfels en vrees gekend. Ik heb mezelf afgevraagd: ‘Is deze godsdienst die ik dagelijks predik waar? Heeft religie werkelijk invloed op de mensheid?’ En ik vind mijn antwoord door te kijken naar de duizenden om mij heen die eens de ergsten der ergsten waren – dronkaards en vloekers – en die nu ‘bij hun verstand’ zijn, wandelend in heiligheid en in de vreze Gods. Dit moet waarheid zijn, omdat ik haar wonderbare uitwerking zie.
Christus’ macht ligt niet alleen in het maken van gelovigen, om hen daarna aan zichzelf over te laten. Hij die het goede werk begint, zet het voort. Hij die de eerste kiem van leven geeft aan de dode ziel, verlengt dat goddelijke bestaan en gebruikt Zijn macht om uiteindelijk elke zondeband te verbreken om de ziel in volmaakte heerlijkheid te brengen. Wij geloven, op basis van de Schrift, dat allen aan wie Christus bekering ten leven heeft gegeven, onfeilbaar hun weg moeten vasthouden.
Wij geloven dat God nooit een goed werk in een mens begint zonder het ook te voltooien. Hij maakt iemand niet waarlijk levend voor geestelijke dingen zonder dat werk in diens ziel voort te zetten tot het einde en hem een plaats te geven onder de geheiligden. Wij geloven niet dat de macht van Christus zich slechts uitstrekt tot het brengen van iemand in een staat van genade op een bepaald moment, om die persoon daarna te gebieden zichzelf daarin te bewaren. Wij zijn overtuigd dat Hij ons zodanig in een genadestaat brengt en ons zulk een inwendig leven en kracht geeft, dat wij evenmin kunnen terugkeren naar onze oude staat als de zon aan de hemel haar loop kan stuiten of kan ophouden te schijnen.
Geliefden, dit is naar onze vaste overtuiging de betekenis van de woorden ‘machtig om te verlossen.’ Men noemt dit gewoonlijk calvinisme, maar het is niets anders dan de leer van de Bijbel. In de dagen van Augustinus kon het nog geen calvinisme genoemd worden, en toch vindt u in zijn werken dezelfde leer. Het kan evenmin augustinisme genoemd worden, want men vindt dezelfde waarheden in de geschriften van Paulus, en toch werd het geen Paulisme genoemd – simpelweg omdat het de volheid van het Evangelie van onze Heere Jezus Christus is.
Om te herhalen wat we al eerder zeiden: wij houden staande en leren vrijuit dat Jezus Christus niet alleen in staat is om mensen te verlossen die zich in Zijn weg stellen en die gewillig zijn om zalig te worden, maar dat Hij bekwaam is om mensen gewillig te maken. Hij is bekwaam om de dronkaard zijn dronkenschap te doen vaarwel zeggen en tot Hem te doen komen. Hij is bekwaam om de verachter van Zijn naam de knie voor Hem te doen buigen, en om harde harten door Zijn liefde te doen smelten. Nu gaan wij over tot het aantonen dat Hij bekwaam is om dat alles te doen.
2. Hoe kunnen wij bewijzen dat Christus ‘machtig is om te verlossen’?
Wij kunnen direct het sterkste bewijs geven, en we hebben er slechts één nodig: Hij heeft het gedaan. Hij heeft mensen verlost in de volle betekenis van het woord dat we hebben proberen te verklaren. Om deze waarheid duidelijk te maken, laten we de moeilijkste gevallen beschouwen. Sommigen zeggen dat het gemakkelijk is om zich voor te stellen dat mensen met een beminnelijk karakter, die van jongs af aan in de vreze Gods zijn opgevoed, het Evangelie in liefde zullen aannemen. Maar laten we een ander voorbeeld nemen.
Stelt u zich een bewoner voor van een eiland in de zuiderzee. Hij heeft zojuist een afschuwelijke maaltijd van mensenvlees genuttigd; hij is een kannibaal. Aan een gordel om zijn middel hangen de schedels van mensen die hij heeft vermoord en hij roemt in hun bloed. Als u aan zijn kust zou landen, zou hij ook u opeten. Deze man buigt zich voor een houten afgod. Hij is een arm, onwetend en verlaagd schepsel, nauwelijks verschillend van een redeloos dier.
Heeft het Evangelie van Christus de kracht om deze man te temmen, om de schedels van zijn gordel te verwijderen, om hem zijn bloedige praktijken te doen verloochenen, zijn goden te doen afzweren, en hem tot een beschaafd en christelijk mens te maken?
In Engeland spreekt men veel over de krachtige invloeden van opvoeding, en we geven toe dat opvoeding veel vermag. Maar probeer eens wat opvoeding kan doen voor de kannibaal waarover we zojuist spraken. Stuur de beste onderwijzer die u kent naar hem toe; hij zal hem opeten voordat de dag om is!
Maar wanneer een zendeling met het Evangelie in zijn hand naar hem toegaat, wat gebeurt er dan? In vele gevallen is de zendeling de wegbereider geweest voor beschaving en is hij, onder Gods voorzienigheid, gespaard gebleven voor een wrede dood. Hij gaat met liefde in zijn hand en in zijn ogen; hij spreekt tot de wilde. En let wel, we vermelden feiten, geen dromen. De wilde laat zijn bijl zakken en zegt: ‘Het is wonderlijk; de dingen die deze man mij vertelt zijn verbazingwekkend; ik wil gaan zitten en luisteren.’
Hij luistert, en een traan rolt langs zijn wangen; een gevoel van menselijkheid dat nooit eerder in zijn ziel brandde, wordt nu in hem ontstoken. Hij zegt: ‘Ik geloof in de Heere Jezus Christus.’ En spoedig is hij ‘bij zijn verstand’ en wordt in alle opzichten een mens zoals wij zouden wensen dat alle mensen waren.
Dit is een bewijs dat het Evangelie van Christus niet komt tot een geest die er al voor is toebereid, maar dat het de geest voor zichzelf toebereid. Christus zaait niet alleen het zaad in grond die al voorbereid is, maar Hij ploegt de grond ook, harkt die om, en doet al het werk. Hij is bekwaam om dat alles te doen. Vraag onze zendelingen in Afrika, te midden van de ergste barbaren ter wereld, of het Evangelie van Christus machtig is om te verlossen. Zij zullen u wijzen op de hut van de inboorling en de verblijven van de bosjesmannen en zeggen: ‘Wat heeft dit verschil teweeggebracht, zo niet het Evangelie van Christus?’
En wat zullen we nog meer zeggen, behalve dit: we hebben ook thuis genoeg bewijs! Er zijn sommigen die een evangelie verkondigen dat redelijk geschikt is om mensen in zedelijkheid op te voeden, hoewel volstrekt ongeschikt om hen te verlossen – een evangelie dat misschien kan helpen om dronkaards matig te houden nadat ze al matig zijn geworden, maar dat niet de macht heeft om doden levend te maken.
Ik zou u verhalen kunnen vertellen over mensen die zich tot over het hoofd in de zwarte golven der zonde hadden gedompeld – zonden waarvan de beschrijving u zou doen huiveren. Ik zou u kunnen vertellen hoe zij in het bedehuis kwamen, tandenknarsend tegen de prediker, vastbesloten om niets te horen behalve om ermee te spotten. Maar ze bleven een ogenblik staan, een woord boeide hun aandacht, ze dachten: ‘Die zin moet ik toch uitluisteren.’ Het was een snijdend, hartrakend gezegde dat in hun ziel binnendrong. Ze stonden als vastgenageld en luisterden verder. Geleidelijk, zonder dat ze het zich bewust waren, begonnen tranen uit hun ogen te vloeien. Toen ze weggingen, hadden ze een vreemd, geheimzinnig gevoel dat hen naar hun binnenkamer leidde. Ze vielen op hun knieën, maakten hun hele levensgeschiedenis aan God bekend, en Hij gaf hun vrede door het bloed van het kruis. Velen van hen gingen naar Gods huis om te zeggen: ‘Kom en hoor wat God aan mijn ziel heeft gedaan.’
Denk aan John Newton, de grote prediker van St. Mary Woolnoth, een voorbeeld van Gods macht om het hart te veranderen en vrede te schenken wanneer het hart veranderd is.
Dit is het grootste bewijs van de macht van de Verlosser. Laat een andere leer gepredikt worden! Zal die hetzelfde doen? Zo ja, waarom verzamelt dan niet iedereen een menigte om zich heen om het te prediken? Als iemand gelooft dat zijn evangelie zielen behoudt, hoe verklaart hij dan dat hij een heel jaar op zijn preekstoel staat zonder ooit te horen dat één hoer onder zijn prediking tot een eerlijke vrouw, of één dronkaard tot een matig mens is gemaakt?
De reden is dat het een armzalig, aangelengd christendom is. Het lijkt er wel op, maar het is niet het krachtige, brede christendom van de Bijbel; het is niet het volle Evangelie van de zalige God, want dat heeft kracht om te verlossen. Wij herhalen dat wij stellige bewijzen hebben, in gevallen die hier voor ons vertegenwoordigd zijn, dat Christus machtig is om zelfs de ergsten der mensen te bekeren, om hen te doen afzien van dwaasheden waaraan zij te lang hadden toegegeven. En wij geloven dat hetzelfde Evangelie, waar het ook gepredikt wordt, dezelfde uitkomsten zou teweegbrengen
Het beste bewijs dat u ooit kunt hebben, geliefde toehoorders, dat God machtig is om te verlossen, is dat Hij u verlost heeft. O, mijn waarde hoorder! Het zou een wonder zijn wanneer Hij uw medemens die naast u staat verloste, maar een nog groter wonder zou het zijn wanneer Hij u zalig maakte.
Wat bent u op deze morgen? ‘Ik ben een ongelovige’, zegt iemand, ‘ik haat en veracht de godsdienst van Christus’. Maar veronderstel, mijn vriend, dat er zoveel kracht in die godsdienst zou zijn dat u eenmaal door haar ertoe gebracht zou worden om in haar te geloven! Wat zou u dan zeggen? O, ik weet dat u dat Evangelie eeuwig zou liefhebben, want u zou zeggen: ‘Ik was, meer dan ieder ander, onwaardig om het te ontvangen; en toch ben ik hier, – en ik weet niet hoe – naar toegebracht om het te omarmen.’ Wanneer zo iemand gedwongen wordt om te geloven, wordt hij de meest welsprekende prediker ter wereld.
‘Ja, maar,’ zegt een ander, ‘ik ben uit principe een sabbatschender geweest; ik veracht de sabbat; ik haat alles wat met godsdienst te maken heeft.’ Wel, ik kan u nooit bewijzen dat de godsdienst waarheid is, tenzij ze u zelf aangrijpt en een nieuwe persoon van u maakt. Dan zult u zeggen dat het toch waar is. ‘Wij spreken wat wij weten, en wij getuigen wat wij gezien hebben.’ Wanneer wij de verandering gevoeld hebben die zij in ons bewerkt, dan spreken wij van feiten, dan spreken wij vrijmoedig. Dan zeggen wij opnieuw: ‘Hij is machtig om te verlossen.’
3. Waarom of hoe is Christus machtig om te verlossen? Hierop zijn verschillende antwoorden.
Ten eerste, wanneer we het woord ‘verlossen’ opvatten in de gebruikelijke zin (hoewel die niet volledig is, al is hij wel waar), namelijk dat verlossing de vergeving der zonden en de bevrijding van de hel betekent, dan is Christus machtig om te verlossen vanwege de oneindige waarde en kracht van Zijn verzoenend bloed.
Zondaar! Hoe zwart u ook bent van de zonde, Christus is deze morgen in staat om u witter te wassen dan pas gevallen sneeuw. U vraagt: ‘Hoe?’ Ik zal het u zeggen. Hij is bekwaam om u vergeving te schenken omdat Hij voor uw zonde is gestraft. Wanneer u weet en voelt dat u een zondaar bent, wanneer u geen hoop of toevlucht bij God hebt behalve in Christus, weet dan dat Christus bekwaam is om te vergeven, omdat Hij eenmaal gestraft is voor de zonde die u hebt begaan. Daarom kan Hij u alles kwijtschelden, omdat de straf volledig door Hem is betaald.
Telkens wanneer ik dit onderwerp behandel, voel ik me gedwongen om een gebeurtenis te vertellen. Hoewel ik haar vaak genoeg aan velen van u heb verteld, hebben anderen haar nog nooit gehoord. Het verhalen ervan is de eenvoudigste manier die ik ken om duidelijk uit te leggen welk geloof ik heb in de verzoening van Christus.
Op zekere dag kwam een arme Ier bij mij in mijn studeerkamer. Hij sprak mij ongeveer als volgt aan: ‘Ik kom u een vraag stellen, uw eerwaarde.’
‘In de eerste plaats,’ zei ik, ‘ben ik geen eerwaarde en maak geen aanspraak op die titel; en in de tweede plaats: waarom gaat u niet naar een priester om hem die vraag te stellen?’
‘Wel, uw eerw… ik bedoel mijnheer’, ik ging naar de priester toe, maar zijn antwoord stelde mij niet geheel tevreden; daarom ben ik naar u gekomen. Als u mij die vraag kunt beantwoorden, zult u mij geruststellen, want ik ben zeer bekommerd over deze zaak.’
‘Wat is de zaak?’ vroeg ik.
‘Wel deze: U zegt, en anderen ook, dat God bekwaam is om zonde te vergeven. Maar,’ zei de arme man, ‘ik ben zo schuldig dat als God de Almachtige mij niet straft, Hij het toch behoort te doen. Ik voel dat Hij niet rechtvaardig zou zijn als Hij zou dulden dat ik ongestraft bleef. Hoe kan het dan waar zijn, mijnheer, dat Hij vergeven kan en toch rechtvaardig blijven?’
‘Wel,’ zei ik, ‘dat gebeurt door het bloed en de verdiensten van Jezus Christus.’
‘Jawel,’ zei hij, ‘maar ik begrijp niet wat u daarmee bedoelt. Een dergelijk antwoord kreeg ik ook van de priester, maar ik verlangde dat hij mij de zaak uitvoeriger zou uitleggen en mij zou zeggen hoe het komt dat het bloed van Christus God rechtvaardig kan maken. U zegt dat het zo is, maar ik zou willen weten hoe.’
‘Ik zal u vertellen wat mijn visie is op het systeem van verzoening, dat naar mijn mening de kern en essentie van het hele Evangelie is.’
Dit is hoe Christus in staat is om te vergeven. ‘Stel,’ zei ik, ‘dat u iemand vermoord had; u was een moordenaar; u was veroordeeld om te sterven, en u had het verdiend.’
‘Zeker,’ antwoordde hij, ‘dan zou ik het verdiend hebben.’
‘Welnu, Hare Majesteit wil heel graag uw leven redden, maar toch eist de algemene rechtvaardigheid dat iemand sterft vanwege de daad die is begaan. Hoe zal ze nu handelen?’
‘Dat is precies de vraag,’ zei hij. ‘Ik zie niet in hoe zij onwankelbaar rechtvaardig kan zijn en toch kan toelaten dat ik ermee wegkom.’
‘Maar Pat,’ zei ik, ‘veronderstel dat ik naar haar toeging en zei: ‘Uwe Majesteit, hier is de arme Ier die verdient gehangen te worden; ik hoef niet te twisten over het vonnis, want ik stem toe dat het rechtvaardig is; maar als u het goedvindt, ik houd zoveel van hem dat als u mij zou willen ophangen in zijn plaats, ik hiertoe zeer bereid zou zijn.’ Pat, veronderstel dat zij daarmee instemde en mij ophing in plaats van u, wat dan? Zou zij rechtvaardig zijn door u vrij te laten?’
‘Ja,’ zei hij, ‘dat lijkt me wel. Zou zij er twee voor één zaak ophangen? Ik zou zeggen van niet. Ik zou weggaan, en geen politieagent ter wereld zou het hart hebben om een vinger naar mij uit te steken.’
‘Welaan dan,’ zei ik, ‘dat is hoe Jezus ons verlost. Hij zei, ‘Vader, Ik hou van deze arme zondaars; laat Mij in hun plaats lijden.’
‘Ja,’ zei God, ‘dat zult U doen! En zo kwam Hij om aan het kruis te sterven, en leed Hij de straf die al Zijn uitverkoren volk zou moeten lijden; zodat allen die in Hem geloven, en daarmee bewijzen dat zij Zijn uitverkoren volk zijn, mogen besluiten dat Hij de straf voor hen leed, en dat zij daarom niet gestraft zullen worden.
‘Jawel,’ zei hij, mij nog eens in het gezicht kijkend, ‘ik begrijp wat u bedoelt; maar als Christus voor alle mensen gestorven is, hoe komt het dan dat sommigen toch gestraft worden? Want dat is dan onrechtvaardig.’
‘Maar dat heb ik u nooit gezegd,’ antwoordde ik, ‘ik zeg u dat Hij gestorven is voor allen die in Hem geloven, en voor allen die zich bekeren, en dat Hij voor hun zonden zó volledig en zó wezenlijk gestorven is, dat niemand van hen ooit opnieuw gestraft zal worden.’
‘Wonderbaarlijk!’ zei de man, in zijn handen klappend, ‘dat is pas een Evangelie; als het dat niet is, dan weet ik niet wat het wel is, want niemand zou zoiets wonderbaarlijks hebben kunnen uitvinden.’
‘Ja,’ zei hij, toen hij de trap afging, ‘nu is Pat veilig; met al zijn zonden zal hij vertrouwen op de Man die voor hem stierf, en zo zal hij zalig worden.’
Geliefde toehoorders! Christus is machtig om te verlossen omdat God het zwaard niet afwendde, maar het deed dringen in het hart van Zijn Eigen Zoon. Hij schold de schuld niet kwijt zonder er van iemand voldoening voor te vragen; Zijn eigen Zoon betaalde die met Zijn kostbaar bloed. Nu is het handschrift aan het kruis genageld, en daarmee onze zonden, zodat wij vrijuit gaan wanneer wij geloven in Hem. Om deze reden is Hij ‘machtig om te verlossen’ in de engere zin van het woord.
Christus is machtig om te verlossen, niet alleen in de beperkte betekenis van het woord, maar ook in de bredere zin waarin het alles omvat wat eerder werd genoemd. Hij is in staat om mensen tot bekering te brengen, hen te laten geloven en hen tot God te wenden. Maar hoe komt het dat Christus deze macht bezit? Sommigen beweren dat dit komt door de welsprekendheid van predikers, maar dat is niet waar. Het is niet door menselijke kracht of overtuiging dat mensen worden gered. Anderen zeggen dat het door morele overreding komt, maar ook dat heeft zijn beperkingen bewezen.
De waarheid is dat Christus verlost door de almachtige invloed van de Heilige Geest. Terwijl mensen het Woord horen, werkt de Heilige Geest in degenen die God wil redden. Hij verandert hun hart en vernieuwt hun ziel. De prediking is slechts een middel, maar de Heilige Geest is de grote Werkmeester. De waarheid van het Evangelie is het instrument van redding, maar alleen door de toepassing ervan door de Heilige Geest kan een ziel behouden worden.
Met deze kracht van de Heilige Geest kunnen we zelfs naar de meest gevallen en verloren mensen gaan zonder angst of twijfel of God hen kan redden. Als het God behaagt, kan de Heilige Geest op elk moment een hele menigte tot bekering brengen, zoals we lezen in het leven van Whitefield, waar soms duizenden mensen onder één preek hun zonden beleden en verlost werden.
Het verschil ligt in de aanwezigheid van de Heilige Geest. Soms gaat Zijn kracht gepaard met het Woord en soms niet. Alle vrucht voor de hemel is te danken aan Zijn goddelijke invloed. Predikers zijn slechts dienaren; God is degene die alles doet. Zoals geschreven staat: ‘Niet door kracht, noch door geweld zal het geschieden, maar door Mijn Geest, spreekt de Heere.’
Daarom hoeft een eenvoudige prediker niet te vrezen als hij geen talent heeft voor sierlijke woorden of verheven taal. De Geest kan zelfs zwakke woorden machtiger maken dan de meest verfijnde filosofie of welsprekendheid. Hoogdravende taal heeft weinig harten vernieuwd, maar door de eenvoud van Gods Woord behaagt het Hem om zondaars te redden.
De conclusie die we hieruit kunnen trekken is duidelijk: Jezus Christus is machtig om te verlossen, en deze macht ligt volledig in Zijn goddelijke natuur en in de werking van Zijn Geest. Moge God Zijn Woord ook vandaag wederom waar maken!
4. Het vierde punt was: wat zijn de gevolgen die voortvloeien uit het feit dat Jezus Christus in staat is om te redden?
In de eerste plaats is er een les voor de leraars: zij moeten in geloof prediken, zonder te twijfelen. Soms roept een prediker uit op zijn knieën: ‘o God, ik ben zwak. ik heb gepredikt, geweend en gesmeekt, maar mijn hoorders willen zich niet bekeren. hun harten zijn hard als steen; ze willen hun zonden niet betreuren of de Zaligmaker liefhebben.’ Dan lijkt het alsof een engel hem influistert: ‘Gij bent zwak, maar Hij is sterk; u kunt niets doen, maar Hij is machtig om te verlossen.’ Dit moet de prediker zich herinneren: niet het werktuig, maar God verdient de eer, zoals een pen geen wijsheid bezit zonder het brein dat denkt en de hand die schrijft, zo komt verlossing niet door de prediker, maar door God die hem gebruikt.
Arme ontmoedigde prediker, als gij weinig vrucht ziet op uw werk, blijf dan toch in geloof doorgaan. God heeft gezegd: ‘mijn woord zal niet ledig tot mij wederkeren, maar het zal doen wat mij behaagt.’ Wees moedig; God zal u spoedig helpen.
Ten tweede is er aanmoediging voor biddende mannen en vrouwen die voor hun geliefden tot God roepen. Moeder, misschien hebt u jarenlang voor uw kind gebeden. Hij is nu volwassen en heeft uw huis verlaten, maar uw gebeden lijken onbeantwoord. soms denkt u eraan op te geven. Doe dat niet! houd vol! U hebt gebeden toen hij klein was, hem onderwezen toen hij ouder werd, en hem gewaarschuwd, maar niets lijkt te helpen. Geef niet op! Christus is machtig om te verlossen. Misschien wacht Hij om genadig te zijn en wil Hij u laten zien hoe groot Zijn goedheid is wanneer het moment komt. Bid verder.
Ik heb gehoord van moeders die twintig jaar voor hun kinderen baden en zelfs stierven zonder hun bekering te zien. Toch werd hun dood vaak het middel waardoor hun kinderen tot nadenken kwamen en gered werden. Ik herinner me een vader die nooit het geluk had om een van zijn zonen bekeerd te zien. Op zijn sterfbed sprak hij tot hen: ‘kinderen, ik zou in vrede kunnen sterven als ik wist dat jullie mij naar de hemel zouden volgen.’ Maar zijn zonen wilden niet luisteren. hij stierf in duisternis van ziel, hoewel hij op christus bleef vertrouwen.
Na zijn dood begonnen zijn zonen na te denken over zijn woorden, de één zei tegen de ander: ‘vader was altijd vroom; als zijn dood zo donker was, hoe donker zal de onze dan zijn zonder God?’ Deze gedachte bracht hen naar Gods huis en uiteindelijk tot bekering. Wat hun vader niet in zijn leven zag, gebeurde na zijn dood. Dus blijf bidden, broeder of zuster! God kan uw geliefden nog tot zich trekken. Misschien zult u het niet op aarde zien, maar in de hemel zult u zich over hen verheugen!
En tot slot, geliefde toehoorders! Er zijn velen van u hier vanmorgen aanwezig die geen liefde voor God en geen liefde voor Christus hebben. Maar misschien hebt u een verlangen in uw hart om Hem lief te hebben. U zegt: ‘O, kan Hij mij redden? Kan zo’n ellendeling als ik gered worden?’ Daar, in de drukte van de verzamelde menigte, staat u, en nu zegt u tegen uzelf: ‘Kan ik, mag ik ooit zingen tussen de heiligen hierboven? Kunnen al mijn zonden weggewassen worden door het Goddelijk bloed?’
Ja, zondaar! Hij is in staat om te redden, en dit is uw troost. Rekent gij uzelf tot de ergsten der mensen? Slaat uw geweten u als met een ijzeren vuist en zegt het dat alles voor u verloren is? Dat uw berouw niets meer zal baten, dat uw gebeden nooit gehoord zullen worden, dat het te laat is om u te beteren en te bekeren? Denk niet zo, toehoorder! Hij is machtig om te verlossen. Indien gij niet kunt bidden, Hij kan u helpen om het te doen. Indien gij u niet kunt bekeren, Hij is bij machte ‘om bekering te geven’ én vergeving van zonden. Indien gij voelt dat geloven moeilijk is, Hij kan u in uw ongeloof te hulp komen en maken dat gij gelooft.
O, arme zondaar! Vertrouw op Jezus; werp uzelf op Hem. Roep tot Hem, en moge God u helpen om het nu te doen—op deze eerste zondag van het nieuwe jaar of op deze eerste dag van de week. Moge Hij u helpen om vandaag nog uw ziel op Jezus te werpen. Dan zal deze dag de vreugdevolste dag van uw hele leven worden.
Bekeer u, bekeer u! Waarom zoudt gij sterven, gij huis Israëls? Wendt u tot Jezus, vermoeide zielen! Komt tot Hem; want ziet, Hij roept u om te komen. De Geest en de bruid zeggen: Komt! En die het hoort, zegge: Komt! En wie wil, kome; wie dorst heeft, neme van het water des levens om niet. Ja, neem de gave van Christus zonder geld en zonder prijs. Het wordt gepredikt en aangeboden aan allen die gewillig zijn om het te ontvangen. Voor hen die willen, is het al gegeven.
Moge God uit Zijn genade uw hart gewillig maken en uw ziel verlossen door Jezus Christus, onze Heer en Zaligmaker. Amen.