Hyper-calvinisme wil ongeveer zeggen: een verregaande overdrijving van bepaalde calvinistische grondposities als bijvoorbeeld de leer van de predestinatie. Zódanig dat deze positiekeus de onvoorwaardelijke Evangelieprediking klem zet. En er slechts een prediking overblijft voor de verkorenen, voor Gods volk. Het is maar één voorbeeld van het Hypercalvinisme uiteraard. Spurgeon kreeg er in zijn dagen mee te maken. De kritiek kwam vanuit de hoek van de Strict-Baptists. Spurgeons prediking zou bedrieglijk zijn, essenties van het werk van de Heilige Geest zouden ontbreken, hij liet de mensen veel te makkelijk doorgaan voor christenen.
Het komt neer op wat onlangs werd geschreven als kritiek op veel prediking van vandaag: de arminiaan wordt niet beledigd en een calvinist wordt niet bevredigd. Dat kreeg Spurgeon in zijn dagen in de schoenen geschoven van de kant der hypercalvinisten. Spurgeon, beschouwde het hypercalvinisme als een gevaarlijke eenzijdigheid, die de prediking van het Evangelie in de weg stond. “Hij hekelde het Hypercalvinistische standpunt, dat er geen universeel bevel tot bekering en geloof zou zijn en dat men alleen het mandaat had om diegenen tot Christus te nodigen, die zich bewust waren van een gevoel van zonde”. Zo wordt de evangelieprediking schematisch beperkt en ingesnoerd. En heerst in wezen de mens met zijn denken over het werk Gods. De prediking in de geest van het hypercalvinisme is naar haar wezen anthropologisch en niet theologisch. Ze gaat van de mens uit in plaats van God en Zijn vaste beloften. Spurgeon wist, dat hij door deze positiekeus in het vakje van de Arminianen zou worden geduwd. Toch bleef hij mild zijn beschuldigers van repliek dienen.
Wat er aan meningsverschillen openbaar kwam met de hypercalvinisten was een peuleschil vergeleken met wat er vanuit de andere hoek, die der Arminianen, werd te berde gebracht. Ook in Spurgeons dagen was dit Arminianisme populair. Spurgeon wist wel waarom: het komt in zijn benadering en vertolking van het Evangelie sterk overeen met het denken van de natuurlijke mens. Ik citeer: “De dwaling van het Arminianisme was niet dat ze de Bijbelse leer van de menselijke verantwoordelijkheid onderstreepte, maar dat zij deze leer identificeerde met de onbijbelse leer van de vrije wil, om vervolgens beide te preken als waren ze synoniemen. Maar de menselijke wil is inhaerent aan de natuur van de mens en aangezien zijn natuur vijandschap is tegen God, is zijn wil dit ook. Door de zondeval van de mens kan zijn wil geen neutrale positie innemen, om eventueel ”vrij” tegengesteld aan de natuur van de mens, te handelen”. Spurgeon was van mening dat het Arminianisme niet slechts een marginale leer van de Bijbelse verkondiging aantastte, maar dat het de gehele eenheid van de Bijbelse openbaring ontwrichtte. Het komt neer op een ”ander Evangelie”. Ook van het Arminianisme geldt dat het in wezen van de mens uitgaat. Het fundeert de zaligheid in het hart, in de wil van de mens en niet in de wil van God.
Geen wonder eigenlijk dat beide stromingen ook vandaag zoveel opgang maken: hypercalvinisme èn arminianisme. Ze geven de mens eer. Ze laten hem in de waarde waarin de mens zo graag wil blijven. Of dat nu de mens is rijkbeladen onder etiketten als ”armgemaakt” of ”verbroken” of ”verbrijzeld”. Of dat het de mens is die niet verbroken is omdat hij niet buigen wil onder het oordeel dat God over hem velt en in vermeende eigenwaarde Jezus aanneemt en hoogmoedig bluft Jezus in zijn hart te hebben toegelaten. Het is in beide gevallen de mens op de troon. Spurgeon kiest in zijn prediking de middenweg. Niet een vage mistige tussenpositie, maar het scherp van het scheermes waarin èn Gods souvereiniteit èn ”s mensen verantwoordelijkheid overeind blijven staan. Die prediking wierp in Spurgeons dagen rijke vruchten af.
Bron: Gereformeerd Weekblad, 11 december 1987