Maar de satan heeft ons belet. 1 Thessalonicenzen 2:18
Paulus, Silas en Timotheüs wilden heel graag de kerk in Thessalonica bezoeken, maar dit konden zij niet doen om de eenvoudige reden, die in de tekst aangekondigd wordt, namelijk: “de satan heeft ons belet.” Het was niet dat zij het niet wilden, want zij waren heel betrokken op de broeders in Thessalonica en zij wilden hen graag weer eens zien. Zij zeiden van de gemeente uit Thessalonica: “Wij danken God altijd over u allen, uwer gedachtig zijnde in onze gebeden; zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en de arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop op onze Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader.”
Hun bezoek aan de gemeente kon echter niet doorgaan en dus stuurden zij alleen Timotheüs om de gemeente te dienen. Het was niet dat zij niet wilden gaan, maar er was iets dat hen tegenhield, zij konden niet. Zij werden niet tegengehouden door Gods speciale voorzienigheid. Wij zien bij diverse gelegenheden dat Paulus niet toegestaan werd om precies daarheen te gaan waar zijn hart hem heen zou hebben geleid. “En aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynie te reizen; en de Geest liet het hun niet toe.”
De Heilige Geest verbood hen om het Woord te preken in Azië, maar de reis werd geleid naar Troas opdat zij in Europa de onovertroffen rijkdom van Christus mochten preken. Hun afwezigheid in Thessalonica konden zij echter niet toeschrijven aan enige Goddelijke tussenkomst. Het kwam hen voor als het werk van de grote tegenstander: “maar de satan heeft ons belet.” Wij weten niet precies hoe de satan dit deed, maar we hebben wel enig idee.
In de kantlijn van mijn kanselbijbel staat deze aantekening, die wel eens juist kon zijn. “Satan verhinderde Paulus door zo’n storm van vervolging op te wekken in Beréa en in andere plaatsen dat het beter leek om zijn bezoek uit te stellen totdat die storm enigszins geluwd was.”
Toch kan ik mij haast niet indenken dat dit de enige hindernis was. Paulus was heel moedig en wilde heel graag een bezoek aan Thessalonica brengen en geen angst voor tegenstand zou hem hebben kunnen tegenhouden. Hij vermeed het zwaarste gevecht niet, maar verheugde zich als een strijdbare kampioen om in de strijd verwikkeld te wezen. De tegenstand van de diverse filosofen die hij in Athene ontmoette en de ketterijen in Korinthe, vanwaar deze brief blijkbaar is geschreven, kunnen hem weggehouden hebben.
Hij kan gevoeld hebben dat hij de worstelende kerken niet aan hun vijanden kon overlaten. Hij moest strijden niet de ellendige wolven en moest de bozen die zich voordeden als engelen des lichts ontmaskeren. Satan had de vijanden van de waarheid aangezet tot ijverige tegenstand en daardoor werden de apostel en zijn metgezellen verhinderd om naar Thessalonica te gaan. Mogelijk ook had satan onrust veroorzaakt in de kerken die Paulus bezocht en was hij daarom verplicht om eerst naar de één en daarna naar de andere te gaan om hun verschillen zelf op te lossen. Wel, of het nu vervolging of filosofische ketterij of de verschillen van de kerk geweest zijn, weten wij niet, maar satan zat er zeker achter.
U zult zich misschien afvragen waarom het de duivel zo veel kon schelen wat Paulus nu wel of niet deed. Waarom zou hij zoveel moeite doen om deze drie mensen van die specifieke gemeente weg te houden?
Dit brengt ons ertoe op te merken hoe wonderlijk belangrijk christelijke predikanten zijn. Satan, meester van alle kwaad, let heel goed op waar de reis van drie nederige mannen heengaat. Blijkbaar was de duivel meer bezorgd over hun bewegingen dan over wat Nero of Tiberius deed. Deze verachte herauten van genade waren zijn meest gevreesde vijanden. Zij verkondigden de Naam die de hele hel laat beven. Zij verklaarden die gerechtigheid waartegen de haat van satan altijd het felst ontbrandt. Met kwaadaardige blikken volgt de aartsvijand hun dagelijkse gang en met een handige zet verhinderde hij hen op alle punten.
Wij kunnen ons voorstellen dat satan deze apostelen van de gemeente van Thessalonica weg wil houden, want de kerk was jong en zwak en de duivel dacht dat wanneer zij niet bevestigd en versterkt zou worden door de preken en de aanwezigheid van Paulus, hij het jonge kind dan nog kon verslaan. Bovendien heeft hij altijd de verkondiging van het Evangelie enorm gehaat. Mogelijk was er in Thessalonica nog geen algemene waarheidsverkondiging meer geweest sinds Paulus weggegaan was en was satan bang voor nieuwe massale bekeringen hierdoor. Hij was mogelijk bang dat velen genade zouden verkrijgen.
Daarnaast haat de satan altijd christelijke gemeenschap. Het is altijd zijn opzet om christenen van elkaar weg te houden. Alles wat Gods kinderen van elkaar weg kan houden, vindt hij schitterend. Hij hecht veel meer betekenis aan godsdienstige gesprekken dan wij. Vereniging is kracht en daarom doet hij zijn best om scheiding te bevorderen en zo wilde hij Paulus bij deze broeders vandaan houden, die zijn hart zouden verblijd hebben en wier harten hij verblijd zou hebben. Hij zou hun vaderlijke gesprekken verhinderen opdat zij niet de kracht zouden ontvangen die altijd voorkomt uit christelijke gemeenschap en christelijke liefde.
Dit is niet de enige gelegenheid waar satan goede mensen gehinderd heeft. Dit is zijn praktijk door alle eeuwen heen en ik heb dit ene specifieke voorval uitgekozen zodat mensen die ook nu gehinderd worden door de satan er troost uit mogen putten en opdat ik in staat zal zijn (als de Geest van God ons daartoe in staat stelt) om een goed en krachtig woord te spreken tot hen die het vreemd vinden dat zo’n hevige aanvechting ook hen overviel.
- Laten wij beginnen op te merken dat HET ALTIJD AL SATANS PRAKTIJK IS GEWEEST OM GODS WERK TE VERHINDEREN WAAR HIJ KAN.
- Wij zullen nu in de tweede plaats VELE MANIEREN AANGEVEN
WAAROP SATAN ONS HINDERT. - In de derde plaats ZIJN ER TWEE OF DRIE REGELS WAARMEE U DE
TEGENWERKING ALS AFKOMSTIG VAN SATAN KUNT HERKENNEN.
1. Laten wij beginnen op te merken dat HET ALTIJD AL SATANS PRAKTIJK IS GEWEEST OM GODS WERK TE VERHINDEREN WAAR HIJ KAN.
“Satan heeft ons belet” is het getuigenis van alle heiligen in de hemel. Dit is het getuigenis van allen die een regel op de historische pagina’s hebben gekregen of wier geheiligde naam in de rots van onsterfelijkheid gekerfd is. “Satan heeft ons belet.”
In de heilige Schrift zien wij satan altijd de volmaaktheid van Gods kinderen hinderen. De man uit Uz was oprecht en vroom en in alle opzichten een voorbeeld voor de kinderen van God. En inderdaad, zo was het hem toegestaan te leven zonder dat de duivel een enkele fout bij hem kon vinden. Satan had Job bezien en geen fout bij hem kunnen ontdekken. Toen suggereerde hij: “Hebt Gij niet een betuining gemaakt voor hem, en voor zijn huis, en voor al wat hij heeft rondom”.
Satan probeerde om de lof en prijs die Job aan God gaf in een vloek te veranderen en daarom sloeg hij hem verschrikkelijk. Hij nam hem al zijn bezit af. De kwade boodschappers trapten elkaar haast op de hielen en die onheilsboodschappen hielden pas op toen zijn goederen allemaal vernield waren en zijn kinderen allemaal omgekomen. De arme aangevochten vader werd toen in zijn lichaam geslagen totdat hij gedwongen werd om op een mesthoop te zitten en zichzelf te krabben met een potscherf. Zelfs toen zat er geen smet op het plaatje, het potlood werd met een vaste hand door de patiënt vastgehouden. Daarom deed satan nog een poging om zijn heilige karakter onderuit te halen. Hij stookte zijn vrouw op om te zeggen: “Houdt gij nog vast aan uw oprechtheid? Vloek God, en sterf.”
Dit was een groot en verdrietig obstakel in de volmaking van Job’s fantastische carrière. Echter geloofd zij God, de man van geduld overwon niet alleen satan, maar satan veroorzaakte dat hij een opstap kon maken naar een nog grotere hoogte van roemrijke deugd. U weet allemaal van het geduld van Job en dit zou u niet hebben geweten als satan het niet had verlicht met het vuur van vlammende aanvechtingen. Was de vaas niet gebakken in de oven, dan zouden de heldere kleuren niet zo mooi en zo blijvend aanwezig zijn. De strijd die Job moest doormaken bracht de luister van zijn onvergelijkbare geduld in overgave en onderwerping aan God. Nu, net als de vijand van vroeger Job dwars zat en hem hinderde op zijn weg van doorzetting naar volmaaktheid, zo zal hij dat met ons doen.
Het kan wezen dat u uzelf feliciteert denkend: “Tot nog toe heb ik consequent gewandeld; niemand kan mijn integriteit in twijfel trekken.” Pas op voor grote woorden, want uw deugd kan nog beproefd worden. Satan zal zijn werktuigen inzetten om diezelfde deugd waar u zo bekend om bent aan te vallen. Als u tot nog toe een vaste gelovige bent geweest, dan zal uw geloof binnen niet al te lange tijd aangevallen worden. Wanneer u tot nu toe zo zacht als Mozes bent geweest, verwacht verzocht te worden om klakkeloos te spreken. De vogels pikken in uw rijpste fruit en het wilde zwijn zet zijn slagtanden in uw mooiste wijnstokken.
O, dat wij onder ons meer uitnemende vroomheid hadden, meer gulheid van karakter, meer oprechtheid van gedrag! In al deze opzichten zijn velen begonnen met de hoogste idealen en de beste voornemens, daar twijfel ik niet aan, maar helaas, hoe vaak moesten zij niet roepen: “Satan heeft ons belet.”
Dit is niet het enige dat de vijand doet, want hij probeert heel serieus de vrijmaking van Gods verlosten te verhinderen. U kent het verhaal van Mozes, toen de kinderen van Israël in gevangenschap in Egypte waren. Gods knecht stond voor hun trotse onderdrukker met zijn staf in zijn hand en in Gods naam verklaarde hij: “Zo zegt de Heere: Laat mijn volk gaan, opdat zij Mij mogen dienen.” Een teken was nodig. De staf werd op de grond gegooid en het werd een slang. Toen hinderde satan Mozes, Jannes en Jambres weerstonden Mozes. We lezen dat de tovenaars hetzelfde deden met hun toverkunsten, hetzij door duivelse krachten of door een trucje, dat hoeven we niet te weten, in ieder geval dienden zij de duivel en zij deden het goed, want Farao’s hart werd verhard toen hij zag dat de tovenaars dezelfde wonderen deden als Mozes. Broeders, neem dit als voorbeeld hoe satan het woord van de Heere hindert. Christus’ knechten kwamen het Evangelie preken. Hun verkondiging ging gepaard met tekenen en wonderen. “Mijn koninkrijk wankelt,” zei de prins van het kwaad, “ik moet aan de slag” en meteen zond hij tovenaars om talloze leugenachtige tekenen en wonderen te doen. Onechte wonderen waren en zijn zo veelvuldig als de kikkers van Egypte. Preekten de apostelen het offer van Christus? De apostelen van de duivel preekten het offer van de mis. Hieven de heiligen het kruis op? De knechten van de duivel hielden de crucifix omhoog. Spraken de knechten van God van Jezus als het enige onfeilbare Hoofd van de Kerk? De knechten van de duivel verkondigden de valse priester van Rome als staande in diezelfde plaats.
Rooms Katholicisme is een heel ingenieuze imitatie van het Evangelie. Het is hetzelfde wat de tovenaars deden met tovenarij. Als u de geest en de genialiteit van de grote antichrist goed bestudeert, zult u zien dat fijn grote macht ligt in een knappe namaak van het Evangelie van de Heere Jezus Christus. Zoals klatergoud goud imiteert, en namaakstenen edelstenen, en kaarslicht de zon kan nadoen in zijn glorie en een druppel water in de emmer de zee nabootst in zijn sterkte, zo heeft de duivel Gods grote meesterwerk, het Evangelie van onze Heere Jezus Christus, nagemaakt. Waar Gods knechten het echte goud van waarheid rondstrooien, zijn tot op deze dag hun grootste vijanden zij die namaakgoud uitdelen.
Er is nog een verhaal iets verder in de geschiedenis van het Oude Testament en dat is een voorbeeld van wat er nu om ons heen gebeurt. God wilde een prachtig systeem van onderwijs aan Israël en aan het hele menselijk geslacht geven, door middel van de ceremonie in de woestijn. Aaron en zijn zonen waren uitgekozen om de grote Hogepriester van onze zaligheid, de Heere Jezus Christus voor te stellen. Elk kledingstuk dat zij droegen had een symbolische betekenis. Elke schaal van dat heiligdom waarin zij dienden leerde hen een les. Elke daad van aanbidding, of het nu het sprenkelen van bloed of het branden van wierook was, alles moest hen belangrijke waarheden leren.
Wat een edele rol vervulde dat boekwerk dat geopend werd in de woestijn aan de voet van de Sinaï! Hoe verklaarde God zichzelf en de eer van de komende Messias in de personen van Aaron en zijn zonen! En wat gebeurde er toen? Satan kwam erbij. Mozes en Aaron konden ook zeggen: “Satan heeft ons belet.” Korach, Dathan en Abiram vonden heel arrogant dat zij ook recht hadden op het priesterschap en op zekere dag kwamen zij te voorschijn met koperen schalen in hun handen en wierpen zichzelf brutaal in de dienst die de Heere aan Aaron en zijn zonen toegewezen had. De aarde opende zich en verzwolg hen levend. Dit is profetisch voor wat er zal gebeuren met hen die zichzelf in de priesterdienst werpen waar niemand dan Jezus Christus kan staan. U kunt de vergelijking doortrekken naar vandaag. Christus Jezus is de enige priester die een bloedoffer brengt en Hij brengt dat offer niet meer, want door het eens gebracht te hebben, heeft hij voor altijd allen die apart gezet zijn volmaakt. “Deze, nadat Hij een offer voor de zonde voor eeuwig geofferd had, zat neer aan de rechterhand van God.”
Paulus, met de sterkste kracht van logica bewijst dat Christus geen voortdurend offer brengt. Eens heeft Hij dit offer gebracht en voor eens en altijd is Zijn werk volbracht en Hij zit nu aan de rechterhand van de Vader. Deze leer van een volbrachte verzoening en gebracht offer dreigt de wereld over te gaan. Het was zo’n genadige ontvouwing van de Goddelijke Geest, dat satan er niet naar kon kijken zonder het te willen verhinderen en daarom ziet u aan alle kanten Korachs. Dathans en Abirams in die kerken die vertakkingen van de antichrist zijn en hiermee bedoel ik vandaag de dag de Anglicaanse en de Roomse kerk.
Mensen noemen zichzelf tot op deze dag “priesters” en lezen gebeden uit een boek. Daar staat dan in: “Dan zal de priester zeggen…” Deze mensen verheffen zichzelf tot een priesterschap anders dan dat wat algemeen is voor alle kinderen van God: sommigen zeggen zelfs een dagelijks offer te brengen op iets wat zij een altaar noemen. Zij verbeelden zich macht te hebben om zonden te vergeven en zoggen tegen zieke en stervende mensen: ‘Door autoriteit aan mij verleend spreek ik u vrij van al uw zonden.” In Engeland en door heel Europa heen is de grote hindernis voor de verkondiging van het Evangelie: de pretenties van een stelletje mensen die zich verbeelden priesters te zijn, maar die geen priesters van God zijn, mogelijk zijn zij priesters van Baäl. Zo kunnen de dienstknechten van Jezus zeggen: “Satan heeft ons belet.”
Nog een voorbeeld van satanische haat. Toen Jozua de stammen over de Jordaan had geleid, moesten zij de diverse steden die God hen tot een erfenis had gegeven, aanvallen. Van Dan tot Berséba zou het hele land van hen zijn. Na de inname van Jericho kwam het eerste contact met de heidense Kanaänieten en het eindigde in vreselijke overgave. “Zij vluchtten,” staat er, “voor de mannen van Aï.”
Hier hoort u weer de roep: “Satan heeft ons belet.” Jozua kon van stad naar stad gegaan zijn en de volken uitgeroeid hebben, zoals zij rechtvaardig verdienden, maar Achan had van de vervloekte zaken gestolen en het in zijn tent verstopt en daarom kon er geen overwinning wezen voor Israël totdat zij diefstal en heiligheidschennis weggedaan waren.
Geliefden, dit is symbolisch voor de christelijke kerk. Wij kunnen van overwinning naar overwinning gaan, onze zendingsverenigingen aan het thuisfront zouden succesvol kunnen wezen en onze buitenlandse zaken zouden gekroond kunnen worden met triomf, ware het niet dat wij Achan’s in het thuiskamp hadden. Wanneer kerken geen bekeerlingen meer hebben, is het heel waarschijnlijk dat er huichelaars in de gemeente zijn, die zich van de zegen van de Heere afgekeerd hebben. U die niet consequent bent, die het beroep van godsdienst gebruikt als een middel om rijk te worden, u die uzelf onder Gods volk schaart, maar tegelijkertijd de mooie Babylonische kleren begeert en het stuk goud, u bent het die de zenuwen van Sion’s kracht doorsnijdt. U verhindert Israël’s God om overwinningen te kunnen geven.
Ach, wij begrijpen maar zo weinig, geliefden, hoe satan ons gehinderd heeft. Als kerk hebben wij veel redenen om God te danken. Toch vraag ik: hoe veel meer leden hadden we kunnen hebben wanneer wij niet zo koud waren geweest, zo onverschillig, zo inconsequent of zo werelds! Satan hindert ons niet alleen door directe oppositie, maar ook door Achans in ons midden te sturen.
Ik zal u nog een voorbeeld geven. Zie in uw gedachten de bouw van Jeruzalem nadat het vernietigd was door de Babyloniërs. Toen Ezra en Nehemia de muren herbouwden, stookte de duivel Sanballat en Tobia op om ze weer af te breken. Nooit was er een opwekking van Gods dienst zonder een opwekking van de oude vijandschap. Als er ooit een kerk van God gebouwd wordt, zal het in moeilijke tijden wezen. Wanneer Gods knechten actief zijn, is satan niet zonder sterke legermachten die deze inspanningen met een tegenaanval zoeken teniet te doen.
De geschiedenis van de Oud Testamentische Kerk is een geschiedenis van satan die probeert het werk van de Heere te verhinderen. Ik weet zeker dat u toe zult geven dat het nog steeds eender is als in de dagen van de Heere Jezus Christus. Toen Hij op aarde was, viel de satan Hem lastig. Hij durfde Hem rechtstreeks persoonlijk aan te vallen en toen dat mislukte, vielen Farizeeën, Sadduceeën, Herodianen en mensen van allerlei soort Hem lastig.
Toen de apostelen hun werk begonnen, zochten Herodus en de Joden hen te verhinderen en toen achtervolging niets hielp, kwamen er allerlei soorten van ketterijen en afscheidingen in de christelijke kerk. Satan belette hen steeds. Een korte tijd nadat onze Heere opgevaren was, waren de waardevolle zonen van Sion, vergelijkbaar met fijn goud, veranderd in aarden vaten. Het werk van de hand van de Pottenbakker was ontdaan van alle luister van waarheid. Alle glorie was verdwenen door valse leer, lauwheid en wereldsheid. Satan heeft hen belet. Toen de Reformatie daagde, gaf God Luther. De duivel gaf toen Ignatius Loyola om hem te hinderen. In Engeland gaf God Latimer en Wyckleff en de duivel stuurde Gardiner en Bonner. Toen Whitefield en Wesley als de stem van God donderden, werden zij opstandelingen genoemd. Nooit is er, van het eerste uur af goedheid geweest zonder een conflict met kwaad. Altijd heeft de satan ons lastig gevallen. Van alle kanten, vanuit de hele aanvalslinie, vanuit de voorhoede en vanuit de achterhoede, bij het aanbreken van de dag en midden in de nacht heeft satan ons belet. Wanneer wij op het veld werken, probeert hij de ploeg te breken. ‘Wanneer wij muren bouwen, probeert hij de stenen weer neer te gooien. Wanneer wij God willen dienen, dan geeft hij lijden en conflicten. Hij valt ons overal aan.
2. Wij zullen nu in de tweede plaats VELE MANIEREN AANGEVEN WAAROP SATAN ONS HINDERT.
Mensen die nog maar net tot Jezus Christus komen worden sterk door satan aangevallen. Op hen laat de duivel het meest van zijn krachten los. Sommigen van ons die de Zaligmaker kennen, herinneren ons nog wel de sterke conflicten die wij gehad hebben met satan toen wij voor het eerst op het kruis zagen en leefden. Anderen van u zijn nog maar net door die beproevende tijd. Ik zal mij tot u richten.
Lieve vrienden, u wilt graag gered worden, maar sinds u enige aandacht aan deze eeuwige zaken hebt gegeven, bent u slachtoffer geweest van diepe geestesstrijd. Verwonder u daar niet over. Het is normaal, zo normaal dat het haast algemeen is. Het zou me niet verbazen wanneer u zich vermoeit met de leer van de uitverkiezing. Er wordt gesuggereerd dat u niet één van de uitverkorenen van God bent. Logisch nadenken leert u dat u net zo goed kunt geloven dat u dat wel bent, omdat u noch het één noch het ander weet en het ook niet kunt weten totdat u in Jezus hebt geloofd. Het is nu zaak om te handelen naar wat geopenbaard is, niet met uitverkiezing, die bedekt is. Het is zaak om ter harte te nemen de woorden: “Geloof in de Heere Jezus Christus, en u zult zalig worden.”
Het grote oorlogsgebied tussen uitverkiezing en vrije wil is misschien wel de droge, woeste plaats waarin uw ziel verloren is geraakt. Daar zult u nooit enige vertroosting vinden. De geleerdsten onder de mensen konden nooit het mysterie oplossen van die twee zaken en het is onmogelijk om vrede te vinden door erover te piekeren. U bent niet geholpen door dit metafysische probleem op te lossen, maar door te geloven in de verzoening door de Heere Jezus Christus, die eenvoudig genoeg is. Het is mogelijk dat uw zonden u nu voor ogen komen en hoewel er een tijd is geweest dat u daar niet erg over in zat, fluistert satan u nu in dat uw zonden te erg en te veel zijn om vergeven te worden. Ik smeek u, beantwoord deze leugen met de volgende waarheid: “alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden.”
Het is mogelijk dat u bang bent tegen de Heilige Geest gezondigd te hebben, een zonde die nooit vergeven kan worden. Hierin kunt u ook hevig beproefd worden en dat zou mij ook niet verwonderen, want dit is een heel moeilijk onderwerp. Dit feit kan u mogelijk opbeuren, als u berouw hebt over uw zonden, dan hebt u geen onvergeeflijke zonde gedaan, want die zonde geeft u voor altijd hardheid van hart. Zolang iemand enige teerheid van geweten bezit en enige zachtheid van geest, heeft hij de Heilige Geest niet dusdanig verloochend dat die hem zal verlaten. Het mag wezen dat u het slachtoffer bent van godslasterlijke gedachten.
Op dit ogenblik, nu u hier zit, komen er stortvloeden van helse smerigheden in uw gedachten. Verbaas u hier niet over. Sommigen van ons, die ons verblijden in heiligheid en die oprecht van hart zijn, worden van tijd tot tijd zwaar beproefd door gedachten die nooit in onze harten gevonden zouden worden, maar die erin werden gespoten. Het waren ideeën uit de hel, niet uit onze harten. Het waren gedachten die wij haatten en verafschuwden, maar die in onze gedachten geworpen werden, om er ons lastig mee te vallen en om het ons moeilijk te maken. Satan mag het u moeilijk maken, net als hij dit het kind deed, dat tot Jezus gebracht werd, van wie wij lezen dat terwijl hij kwam, de duivel hem op de grond wierp en hem verscheurde. Maar komt u toch maar, want al waren er zeven duivels in u, dan zou Jezus nog de zondaar die tot Hem kwam, niet wegsturen. Zelfs al zou u ervan overtuigd wezen dat u de onvergeeflijke zonde gedaan zou hebben, durf dan nog maar te vertrouwen op Jezus. En wanneer u dat doet, dan garandeer ik u dat er een vreugde en een vrede zullen zijn in het geloof waarmee u het van de duivel zult winnen.
Ik mag echter niet te lang op een bepaald punt blijven hangen, want er zijn er nog zo veel meer. Satan zal zeker christenen beletten wanneer zij ernstig in gebed zijn. Hebt u niet vaak gemerkt, lieve vrienden, dat wanneer u ernstig in smeking ligt, er iets in uw gedachten komt dat u van het gebed afhaalt? Het is alsof wij aan een boom staan te schudden, er valt geen fruit naar beneden, maar juist wanneer nog een keer schudden het heerlijke fruit naar beneden zal brengen, dan tikt de duivel ons op de schouder en vertelt ons dat het tijd is om te gaan en zo missen wij de zegen die wij zouden hebben kunnen verkrijgen. Ik bedoel dit: juist wanneer gebed het meest succes zal hebben, worden wij verleid om ermee op te houden. Wanneer mijn geest wel eens een engel vastgehouden heeft, dan werd ik me pijnlijk bewust van een tegenstrijdige invloed, die mij aandrong om met bidden op te houden en de Heere niet lastig te vallen, omdat Zijn wil moet geschieden. Of ik bedacht dat ik maar op moest houden met bidden, omdat bidden toch niet helpt. O broeders, ik weet dat wanneer u veel bidt, u veel gehinderd wordt door de duivel.
Hetzelfde geldt voor christenen die door de Geest van God geleid worden of christenen die van plan zijn om goed te doen. U voelt u gedrongen om met iemand te spreken. “Ga gauw met die jongeman spreken” klonk de boodschap in uw oor. U hebt het niet gedaan; satan heeft u verhinderd. Op een zeker ogenblik werd u verteld – u weet niet hoe, maar geloof me, wij moeten grote acht op deze innerlijke influisteringen geven – om een bepaald persoon te bezoeken en hem te helpen. U hebt het niet gedaan; satan heeft u tegengehouden. U zat ‘s avonds bij het vuur een zendingsverslag over één of ander gebied, waar men de waarheid niet hoort te lezen en u hebt gedacht: “Ik heb nog wat geld dat ik voor dit doel kan geven.”
Maar precies op dit ogenblik bedacht u iets anders dat u wilt hebben en zo verhinderde satan u. Of u dacht erover om zelf naar dit gebied te gaan om daar te preken en les te geven of om een school te beginnen of op een andere manier u in te zetten voor Christus, maar toen u plannen begon te maken, kwam er iets anders in uw gedachten en zo verhinderde satan u. Als hij maar kan, zal hij Gods kinderen overvallen op tijden wanneer zij vol dappere gedachten zijn en klaar voor christelijke inzet, zodat hij deze gedachten in de kinderschoenen kan vermoorden en die ingevingen van de Heilige Geest uit hun gedachten werpen. Hoe vaak heeft satan ons ook niet verhinderd wanneer wij gingen preken!
In feite, geliefden, moesten wij nooit succes verwachten tenzij wij de duivel bemerken. Ik neem al aan wanneer ik de duivel niet hoor dat ik zeker weinig goeds doe. Het is meestal een teken dat het koninkrijk van Christus komt als mensen tegen u beginnen te liegen en u bespotten en wanneer de wereld in een oproer is en kwaad over u spreekt. O, die gezegende stormen! Geef me geen kalm weer met stille, zware lucht, die de mens slaperig en sloom maakt, Heere, stuur een orkaan, geef ons een beetje storm. Wanneer de donder rolt weten Gods knechten dat de Heere er is en dat Zijn rechterhand niet langer in Zijn boezem rust, dat Gods koninkrijk zal komen en Zijn wil op aarde gedaan zal worden, net als in de hemel. “Vrede, vrede, vrede,” zo klinken de drakenvleugels. De ernstige stem die voortdurend oorlog aankondigt, is de stem van de Kapitein van onze zaligheid.
U vraagt hoe dit kan? “Meent niet, dat Ik gekomen hen, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen, om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. En zij zullen des mensen vijanden worden, die zijn huisgenoten zijn.”
Christus geeft vrede, lichamelijke vrede. Er hoeft geen strijd met de vuist meer te wezen, geen zwaardslag meer, maar morele vrede en geestelijke vrede kunnen er nooit wezen in deze wereld, zo lang als er nog zonde is. Maar weet, geliefde dat u niets goeds kunt doen zonder dat de duivel u zekerlijk zal hinderen. Wal moeten wij dan doen? Hem bevechten! Laffe blikken en zwakke raad zijn geen strijders van het kruis. Verwacht gevechten en u zult niet teleurgesteld wezen.
Whitefield zei altijd dat sommige godgeleerden van de eerste januari tot het einde van december door het leven gingen met een volmaakt gave huid. De duivel vond hen niet de moeite waard om aan te vallen. Maar, zei hij, laten wij het Evangelie van Jezus Christus gaan preken uit alle macht en niet al onze krachten en spoedig zullen mensen een ezelskap op ons hoofd zetten, ons bespotten en ons belachelijk maken. Maar wanneer dit zo is, des te beter. Wij schrikken er niet van want het is satan die ons hindert.
Hij zal ons niet alleen met daden lastig vallen; hij zal ook proberen te verhinderen dat wij ons verenigen niet andere christenen. Wij proberen elkaar als christelijke gemeenten in Londen nader te komen en ik ben blij deze poging te zien slagen, maar het zou me niet verbazen wanneer satan ons zou hinderen en ik wil uw gebed vragen dat satan verhinderd zal mogen worden wat dit betreft, en dat de vereniging van onze kerken verkregen mag worden. Als kerk hebben wij lang in vrede samen opgelopen, maar het zou mij niet verbazen wanneer satan zou proberen zijn gekloven klauw ertussen te zetten om ons samenlopen in liefde en vrede en eenheid te verhinderen. Satan zal ons hinderen in onze omgang met Jezus Christus. Aan Zijn tafel zeggen wij tegen onszelf: “Ik zal nu een zoet ogenblik hebben,” maar precies dan komt ijdelheid ertussen. Net als Abraham brengt u uw offer, maar de onreine vogels komen erop zitten en u moet hen wegjagen. “Satan belet ons.” Hij is niet alomtegenwoordig, maar door zijn talrijke knechten werkt hij op allerlei plaatsen en krijgt het voor elkaar om Gods kinderen te verstoren wanneer zij de Heere willen dienen.
3. In de derde plaats ZIJN ER TWEE OF DRIE REGELS WAARMEE U DE TEGENWERKING ALS AFKOMSTIG VAN SATAN KUNT HERKENNEN.
Ik geloof dat ik zojuist iemand tegen zichzelf hoorde zeggen: “Ja, ik zou in de wereld carrière hebben kunnen maken en een man met geld hebben kunnen zijn als satan mij niet gehinderd had.”
Geloof dit niet, lieve vriend. Ik geloof dat satan niet vaak mensen verhinderd om rijk te worden. Hij ziet juist liever mensen rijk dan arm. Hij vindt het heerlijk wanneer Gods knechten op de tinnen van de tempel staan, want hij weet dat die positie gevaarlijk is. Hoge plekken en God loven gaan zelden goed samen. Wanneer u verhinderd bent rijk te worden, dan zou ik dat liever toeschrijven aan de goede voorzienigheid van God, die u niet wil plaatsen waar u de verleiding niet zou hebben kunnen weerstaan. “Ja,” zegt iemand anders, “Ik had me voorgenomen om ergens heen te gaan en goed te doen en ik kon er niet heen, misschien was dat de duivel?” Misschien was hij het, misschien was hij het niet. Gods voorzienigheid zal het beste weten waar onze plaats is. Wij kunnen niet altijd zelf kiezen waar wij wonen. Wanneer wij gehinderd en teleurgesteld zijn in onze plannen, mogen wij dus niet altijd concluderen dat wij door de satan belet zijn. Wij mogen niet zomaar stellen dat satan het gedaan heeft, want vaak is het de goede voorzienigheid van God.
Maar hoe kunt u weten wanneer satan u belet? Ik denk dat ik het zo mag zeggen.
Eerst door het object.
Satans doel met ons te beletten is om ons te weerhouden God te verheerlijken. Wanneer er iets met u gebeurd dat u verhinderd te groeien in heiligheid, nuttigheid, nederigheid en heiligheid, dan mag u dat aan de satan toeschrijven. Wanneer het doel van de inmenging is geweest dat u van gerechtigheid naar zonde bent gekeerd, dan mag u raden wie dat teweeg gebracht heeft. Het is niet God, die dit doet, maar satan. Weet toch dat God soms schijnbare hindernissen op de weg van Zijn volk plaatst, zelfs betreffende hun nuttigheid en groei in genade, maar dan moeten wij op Zijn doel letten. Het is om Zijn kinderen te beproeven en om hen zo sterker te laten worden. Het doel van satan is echter altijd om hen van de goede weg af te krijgen en hen de kromme weg op te sturen.
U kunt de ideeën van satan ook herkennen aan de methode die hij gebruikt.
God gebruikt goede motieven, satan slechte. Wanneer dat wat u weggehaald heeft van uw doel een slechte gedachte is, een slechte leer, slecht onderwijs, een slecht motief, dan kwam dat nooit van God, dat moet van satan zijn.
Vervolgens kunt u satan ook herkennen aan het karakter van een belemmering. Wanneer een belemmering aangenaam is en fijn voor u, schrijf het maar aan satan toe. Satan strijkt de veren van zijn vogels nooit de verkeerde kant op. Meestal handelt hij met ons naar onze smaak en voorkeur. Hij verzoet het aas voor de vissen. Hij weet precies hoe hij met iedereen om moet gaan en een voorstel aannemelijk voor u te maken. Nu, als de moeilijkheid op uw weg nogal tegen uw vlees ingaat, dan komt het van God. Als het u voordeel brengt of plezier of roem op de een of andere manier, reken dan maar dat het van satan komt.
Wij kunnen ook weten of een idee van satan komt door het tijdstip.
Beletsels om te bidden bijvoorbeeld, wanneer zij van satan zijn, komen vanzelf en hebben betrekking op menselijke gedachten. Het is een psychologische wet dat de ene gedachte de andere voortbrengt en de volgende de volgende en zo door, net als de schakels van een ketting in elkaar grijpen. Maar satanische verleidingen komen niet in de gewone orde van denken, zij komen onverwachts op in de gedachte. Mijn ziel is in gebed; het zou onnatuurlijk zijn dat ik dan God zou lasteren en toch komt dan de godslastering, daarom is het duidelijk satanisch en niet uit mijn eigen geest. Wanneer ik de wil van mijn Meester wil doen en een speelse gedachte overvalt mij, helemaal los van de natuurlijke loop van mijn geest en gedachten, dan komt die niet van mij, maar mag die toegeschreven worden aan de duivel, die er de ware vader van is.
Door deze middelen denk ik dat wij kunnen onderscheiden wat van de duivel komt en wat uit ons eigen hart en wat van God. Wij moeten goed oppassen dat wij het zadel niet op het verkeerde paard plaatsen. Geef de duivel niet de schuld wanneer u het zelf bent en aan de andere kant, wanneer de Heere een barrière op uw weg plaatst, zeg niet: “Dat is satan” en ga in tegen de voorzienigheid van God. Het kan soms moeilijk zijn om de weg van plicht te zien, maar als u naar de troon van God gaat in gebed, zult u het gauw ontdekken. “Breng de efod” zei David toen hij in moeilijkheid was.
Zegt u hetzelfde? Ga naar de grote Hogepriester, wiens werk het is om Gods wil duidelijk te maken. Kijk, op Zijn borst hangt de Urim en de Thummim en u zult van Hem aanwijzingen krijgen voor elke moeilijke situatie.
Wanneer wij zeker weten dat hindernissen op onze weg van de duivel komen, wat dan?
Ik heb maar één advies en dat is, ga door, hindernis of geen hindernis, ga door op het pad van uw plicht dat God de Heilige Geest u laat gaan. Wanneer satan u hindert, bedenk dat dit u moest verblijden. “Ik had niet verwacht,” zei een dominee, ”dat het makkelijk zou zijn in deze gemeente, anders zou ik hier niet heen gegaan zijn, want ik acht het altijd mijn plicht om de duivel te laten zien dat ik zijn vijand ben en als ik dat doe, dan verwacht ik dat hij mij zal laten zien dat hij mijn vijand is.”
Wordt u nu tegengestaan en kunt u die tegenstand duidelijk aan satan toeschrijven, feliciteer uzelf daar dan maar mee. Ga niet zitten tobben. Waarom zou u, het is een grote zaak dat een gewoon mens als u de prins van de duisternis kan dwarsbomen en zijn haat opwekken. Het maakt het mensenras edeler wanneer het gehinderd wordt door zo’n tegenstander, maar het is erg hoopgevend. Wanneer hij uw vriend zou zijn, dan zou u reden hebben om te vrezen.
Weersta hem maar, want nu hebt u een gelegenheid om een grotere winst te boeken dan u zou hebben wanneer u stil zou zijn geweest. U zou nooit een overwinning over hem kunnen behalen als u niet de strijd met hem had aangegaan. Het arme kind van God zou op een onheerlijke manier naar de hemel gaan wanneer hij niet gemolesteerd zou worden. Wanneer hij gemolesteerd wordt, wordt elke stap op zijn weg heerlijker. Onze positie vandaag is als die beschreven door Bunyan, toen van boven in het paleis het welkomstlied werd gehoord. Om slechts de trappen van het paleis op te gaan, zou niet erg veredelend zijn geweest, maar wanneer de vijanden om de deur dringen en elke tree blokkeren en de held kwam dan hij de man met de inktpot, die voor de deur zat en zei: “Schrijf uw naam op, meneer,” en om dan van de onderste tree naar de bovenste te komen waar er gezongen wordt, dat is pas glorieus. Wanneer duivels mijn pad van de aarde naar de hemel niet kruisten, dan zou ik blij, vredig, en veilig kunnen reizen, maar zonder faam. Nu, wanneer elke stap strijdend gezet moet worden, wanneer onze weg naar de heerlijkheid gewonnen moet worden, wordt elke stap bedekt met onsterfelijke roem. Ga door, christen, hoe meer tegenstand, hoe meer eer.
Neem deze hindernissen heel serieus. Weet wat u verliest wanneer u satan niet wederstaat en het niet van hem wint. Om satan het van mij te laten winnen zou eeuwig verlies voor mijn ziel betekenen. Het zal zeker alle hoop op mijn nuttigheid vernietigen. Wanneer ik me terugtrek en mij omdraai in de dag van strijd, wat zullen Gods andere knechten zeggen? Welke roepen van wanhoop zullen over het slagveld klinken! Hoe zal de banier van het verbond door de modder gesleurd worden! Nee, wij mogen, wij durven geen lafaards te wezen. Wij durven niet toe te geven aan de insinuaties van satan en weg te lopen bij de Meester vandaan, want de nederlaag zou te vreselijk zijn om verdragen te kunnen worden.
Geliefden, laat me u moed inspreken door u eraan te herinneren dat uw Heere en Meester overwonnen heeft. Zie Hem daar voor u. Hij die de doornenkroon gedragen heeft, heeft de vijand bevochten en heeft zijn hoofd gebroken.
Satan is volledig verslagen door de Kapitein van uw zaligheid en die overwinning was representatief: Hij bevocht en won die voor u. U moet tevreden zijn met een verslagen vijand, die zijn verlies kent en voelt. Hoewel hij met wanhoop vecht, vecht hij toch niet met ware moed, want hij heeft geen hoop meer op een overwinning. Strijdt dan, want Christus heeft de duivel verslagen. Weg met hem, want Jezus heeft hem onder Zijn voet gehad. U, zwakste van het hele leger, triomfeer, want de Kapitein heeft voor u overwonnen.
Als laatste, weet dat u een belofte hebt om uw lendenen mee te gorden en uw man mee te staan. “Weersta de duivel en hij zal van u vlieden.”
Predikant, geef het niet op, denk er niet aan om uw ontslag in te dienen omdat de kerk verdeeld is en omdat de vijand vooruitgang boekt. Weersta de duivel. Vlucht niet, maar jaag hem op de vlucht.
Jonge christen, u die begon te evangeliseren of christelijke lectuur te verspreiden of bezoeken te brengen, hoewel satan u erg hindert, ik smeek u, verdubbel uw pogingen. Het is omdat satan bang is voor u dat hij u wederstaat, want hij zou u liever de grote zegen die nu op uw hoofd rust, ontnemen. Weersta hem en blijf staande.
U christen in gebed, laat de verbondsengel nu niet los, want het feit dat satan u nu hindert, is omdat de zegen neerdaalt. U zoekt Christus, sluit uw ogen niet, draai uw gezicht niet weg van Golgotha’s bloedende hout, nu dat satan u hindert, dat komt omdat de nacht haast voorbij is en de Morgenster begint te schijnen.
Broeders, u die het ergst gemolesteerd wordt, het zwaarst beproefd, het meest terneergeslagen, de grootste en heerlijkste hoop is voor u. Wees nu moedig, sta uw man voor God, voor Christus, voor uw eigen ziel, en de dag zal komen wanneer u met uw Meester triomferend door de straten van het Nieuwe Jeruzalem zult rijden. Zonde, dood en hel worden onder uw wagenwielen overreden en u zult met uw Heere gekroond worden als overwinnaar, overwonnen hebbend door het bloed van het Lam. Moge God u, lieve vrienden, hier aanwezig, zegenen. Ik weet niet voor wie deze preek het meest van pas is, maar ik geloof dat hij speciaal gestuurd werd voor zekere verzochte kinderen van God. De Heere trooste u erdoor.
Amen.