6 De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, zullen U loven. 7 De aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. 8 God zal ons zegenen; en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.
Deze woorden zijn geen loze herhaling, maar vormen een refrein dat het verdient steeds weer gezongen te worden. Het grote thema van de psalm is de deelname van de volken aan de eredienst van Jehova; de psalmist is er vol van, hij kan zijn vreugde nauwelijks bedwingen of vertolken. De zonde legde een vloek op de aardbodem, en genade alleen kan hem opheffen. Onder tirannieke regeringen worden landen onproductief, zelfs het land dat vloeide van melk en honing is onder de Turkse overheersing bijna een wildernis.
Echter, wanneer de beginselen van de ware godsdienst de mensheid zullen hebben verheven, en de heerschappij van Jezus algemeen erkend zal worden, zal de wetenschap van het bewerken en bebouwen van de grond worden vervolmaakt, zullen de mensen worden aange- moedigd tot werken, zal noeste arbeid het gebrek uitbannen, en zal de bodem worden teruggebracht tot meer dan zijn hoogste staat van vruchtbaarheid.
‘God, onze God, zal ons zegenen.’ Hij zal de vermeerdering van de aarde tot een werkelijke zegen maken. De mensen zullen in Zijn gaven de hand van dezelfde God zien Die Israël van oudsher aanbad, en vooral Israël zal zich verheugen in de zegen, en juichen in zijn eigen God. Wij hebben God pas op de juiste wijze lief als wij weten dat Hij onze God is, en hoe meer wij van Hem houden, hoe sterker wij ernaar verlangen er geheel zeker van te zijn dat Hij onze God is. Welke innigere naam kunnen wij Hem geven dan ‘mijn eigen God’? De echtgenote in het Hooglied heeft geen andere lofzang dan: ‘Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn’. Iedere gelovige jood moet een heilige vreugde voelen bij de gedachte dat de volken gezegend zullen worden door Abrahams God; maar iedere gelovige uit de volken verheugt zich ook dat de hele wereld eenmaal de God en Vader van onze Heere en Verlosser Jezus Christus, Die onze Vader en onze God is, zal aanbidden.
Het gebed van het tweede vers is het lied van het laatste. We lezen dezelfde zin tweemaal, en in werkelijkheid is de zegen van de Heere veelvoudig; Hij zegent en zegent en zegent. Wat zijn Zijn zaligheden talrijk! Wat zijn Zijn zegeningen uitgelezen! Ze zijn de speciale erfenis van Zijn uitverkorenen. Hij is de Heiland van alle mensen, maar met name van hen die geloven. In dit vers vinden wij een lied voor de hele toekomst. God zal ons zegenen, dat is ons vaste vertrouwen; Hij kan ons slaan, ons uitschudden, of zelfs doden, maar Hij móet ons zegenen. Hij kan er niet mee ophouden goed te doen aan Zijn uitverkorenen. Zij die verre van Hem zijn, zullen vrezen. De einden der aarde zullen hun afgoderij beëindigen en hun God aanbidden. Alle stammen, zonder uitzondering, zullen een heilig ontzag voor de God van Israël voelen. Onwetendheid zal verdwijnen, onbeschaamdheid beteugeld worden, onrechtvaardigheid uitgebannen, afgoderij afgezworen, en de liefde, het licht, het leven en de vrijheid van de Heere zullen er voor allen zijn. De Heere Zelf zal Koning der koningen zijn en Heere der heren. Amen, ja amen.
Overweging:
Onze ondankbaarheid is de oorzaak van de onvruchtbaarheid van de aarde. Terwijl de mens God looft voor Zijn gunstbewijzen, zegent Hij de mens met Zijn gunstbewijzen.