6 Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft de stem mijner smekingen gehoord. 7 De HEERE is mijn Sterkte en mijn Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen; dies springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem met mijn gezang loven. 8 De HEERE is hunlieder Sterkte, en Hij is de Sterkheid der verlossingen Zijns Gezalfden. 9 Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid.
Heiligen zijn vol van zegeningen: ze zijn een gezegend volk, en een zegenend volk; maar ze geven hun beste zegeningen, het vette van hun offers, aan hun Heere. Onze psalm was tot hier een gebed, en nu wordt het een lofprijzing. Zij die bidden, zullen weldra prijzen: gebed en lofprijzing zijn de twee lippen van de ziel. Ware lofprijzing is gebaseerd op voldoende en dwingende redenen; het is geen irrationele emotie, het komt, als een zuivere fontein, op uit de diepten van de bevinding.
Verhoorde gebeden dienen als zodanig erkend te worden. Schieten wij in deze plicht niet vaak te kort? Zou het anderen niet geweldig aanmoedigen, en onszelf sterken, als wij de goddelijke goedheid trouw vermelden, en ons erop toeleggen haar met onze tong te prijzen? Gods genade is niet iets onaanzienlijks zodat wij het veilig kunnen wagen haar zonder een vorm van dankzegging te ontvangen. Wij moeten ondankbaarheid schuwen, en dagelijks in de hemelse atmosfeer van dankbare liefde leven.
De Heere gebruikt Zijn macht in ons belang, en bovendien verleent Hij ons kracht in onze zwakke momenten. De psalmist vat, in een daad van toe-eigenend geloof, de almacht van Jehova op als zijnde van hemzelf. Afhankelijkheid van de onzichtbare God schenkt grote onafhankelijkheid van geest, die ons een vertrouwen ingeeft dat het gewone menselijke vertrouwen te boven gaat. De hemelse ervaring van één gelovige is een model van het leven van alle gelovigen. Voor de hele strijdende Kerk, zonder uitzondering, is de Heere Dezelfde als Hij was voor Zijn knecht David. ‘En die, die onder hen struikelen zou, zal te dien dage zijn als David. ’ Zij hebben dezelfde hulp nodig en ze zullen die krijgen, want zij worden bemind met dezelfde liefde, staan geschreven in hetzelfde boek des levens, en zijn één met hetzelfde gezalfde Hoofd.
Het slotvers is een gebed voor de strijdende Kerk, met weinig woorden, maar vol zwaarwegende betekenis. Wij moeten voor de hele kerk bidden, niet alleen voor onszelf. Verlos Uw volk van hun vijanden, bewaar het voor hun zonden, help het in hun moeiten, red hen van hun beproevingen, en weer van hen alle kwaad. Er schuilt een smeekbede in de uitdrukking ‘Uw volk’, want we kunnen veilig aannemen dat Gods belang bij de Kerk, die Zijn eigen deel is, Hem zal bewegen haar te behoeden voor de ondergang. Verleen zegeningen, vrede, overvloed, welvaart, blijdschap; geef dat heel Uw duur gekochte en kostbare erfdeel wordt getroost door Uw Geest. Doe Uw Kerk herleven, vernieuw haar, breid haar uit en heilig haar. Wees een herder voor Uw kudde, moge in haar lichamelijke en geestelijke behoeften overvloedig worden voorzien. Leid, regeer, bewaar en verzorg door Uw Woord en inzettingen hen die de schapen van Uw hand zijn. Draag hen in Uw armen op aarde, en hef ze dan aan Uw boezem op ten hemel. Verhef hun hart en hun gedachten, laat hen op geestelijke wijze liefhebben, maak hen hemels, Christus-gelijk, en vol van God. O Heere, verhoor onze smeking, om Jezus’ wil.
Overweging:
Het gebed is het beste medicijn in rampspoed. Het is werkelijk een medicijn voor elke aandoening.