Bekeer u, o Israël! tot de HEERE, uwe God toe; want gij zijt gevallen om uwe ongerechtigheid. Neem deze woorden met u, en bekeer u tot de HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen. Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij u ontfermd worden. Hosea 14: 2-4
Wij zijn in het laatste hoofdstuk van de profeet Hosea. Door dit hele boek klonken donderslagen, soms vanuit de verte, maar soms van heel dichtbij. Dan leek het of een storm boven ons hoofd uitbrak. De storm lijkt nu zijn toppunt bereikt te hebben en u verwacht een felle blikseminslag. Maar in plaats van een verwoestend vuur valt een milde regen van goedertierenheid. De druppels vallen in overvloed en hun geluid klinkt als zachte, lieflijke muziek. God zegt niet: ”Ga weg, Israël. Ik vervloek u!” Hij zegt juist op milde toon: ’’Bekeer u, o Israël! tot de HEERE, uw God”. In zijn toorn denkt Hij aan Zijn genade. Hij laat de uitvoering van Zijn wraak achter en biedt in een gesprek Zijn genade aan, ’’want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid”. Hij lijkt afstand te doen van het oordeel.
Ik geef nog een ander beeld. Het hele boek van Hosea lijkt op een gerechtelijk verhoor. Er zijn getuigen verschenen die de beklaagde aanklagen en alle argumenten en uitvluchten van de beklaagde zijn nietig verklaard. Alles wat in zijn voordeel kon zijn is al gezegd en alles keert zich tegen hem. Het is nu de tijd voor het uitspreken van het vonnis. Kijk! De Rechter bedekt Zijn hoofd niet om het doodvonnis uit te spreken, maar buigt zich voorover en strekt Zijn handen uit naar de veroordeelde en roept: ’’Bekeer u, o Israël!”
Het is heel wonderlijk dat dit hoofdstuk aan het einde van zo’n boek staat. Ik had niet gedacht dat van een doornstruik zo’n prachtige bloem of heerlijke vrucht geplukt zou kunnen worden. Maar zo is het juist wel; waar de zonde in overvloed aanwezig is, is de genade nog overvloediger. Geen hoofdstuk in de Bijbel kan meer goedertierenheid bevatten dan dit laatste hoofdstuk van Hosea. Terwijl we juist verwacht hadden dat geen hoofdstuk harder had kunnen aankomen dat dit. Wij verwachtten een erg donkere nacht, maar zien het volle licht van de middagzon!
Terwijl ik preek over deze tekst voel ik een sterke behoefte aan de Heilige Geest. Ik bid God om mij die hulp te schenken. En ik vraag de hoorders om mee te bidden, zodat u niet alleen mijn stem zult horen, maar die van God in uw hart. De Heere Zelf spreekt in deze tekst en zegt tegen u: ’’Bekeer u, o Israël”. Ik hoop dat veel mensen deze stem van God horen en gewillig gemaakt worden, zodat ze op de rechte weg gaan lopen.
Ik vraag u om allereerst na te denken over de roeping om tot God te komen.’’Keer weder, o Israël, tot de HEERE, uw God”. En in de tweede plaats over de reden om te komen: ’’Want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid”. In de derde plaats staan we stil bij de hulp voor dat komen, die de Heere geeft aan hen die gewillig gehoorzamen. De Heere zegt: ’’Neem woorden met u, en wend u tot de HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en ontvang ons genadiglijk”. Tenslotte zullen wij dan bidden om in veel mensen het komen te zien door deze hulp. Ik hoop dat mijn onbekeerde hoorders zich bekeren tot de Heere en de kracht zullen ervaren van Zijn vernieuwende genade.
De roeping om te komen: ’’Keer weder, o Israël, tot de HEERE, uw God. Ik hoop dat die stem op dit moment met kracht de zielen van veel mensen binnenkomt.
Het is een heel leerzame roepstem, omdat ze de zondaar heel precies zegt wat ze doen moet. Keer terug in de tegenovergestelde richting. Kom terug, want de weg die u gaat is de tegenpool van de weg die u zou moeten gaan. U bent weggegaan van God; kom weer terug. U bidt niet meer; begin er weer mee. U bent verhard; buig onder het Woord. U regelt alles zelf en spreekt alles tegen; geloof als een kind. Breng vruchten voort die uw bekering, en niet uw voharden in de zonde laten zien. Voor veel mensen zou er geen betere raad voor het geestelijk leven zijn dan deze woorden: ’’Keer terug”. Doe wat u tot nu toe naliet, en laat na wat u tot nu toe deed. Volg het andere spoor. ’’Keer terug”. Eigenlijk is het maar één woord, maar een heel betekenisvol woord. Er moet een verandering plaatsvinden, een totale verandering, een terugkeer tot God.
Het woord is ook heel leerzaam omdat het zegt: Keer terug naar de Heere. Kijk niet alleen naar God, maar ga naar Hem terug. Sta op en ga naar uw Vader. Denk er niet alleen aan, maar doe het. Keer niet halverwege terug tot een of andere goede gewoonte, maar keer terug naar de Heere. Rust niet voordat u Zijn armen om u heen voelt. De verloren zoon zou er geen baat bij gehad hebben als hij gezegd had: ”Ik zal opstaan”, als het ”en tot mijn vader gaan” er niet achteraankwam. Het was niet nuttig voor hem om het ene voor het andere vergelegen land in te ruilen; hij moest opstaan en naar zijn vader gaan. De beste raad die we aan een zondaar kunnen geven is: ”Sla de weg in die lijnrecht tegenover uw weg ligt, en laat die weg u voeren tot God”. Hoe nodig is de genade van God voor zo’n beslissing!
Die roepstem is heel praktisch.Ze vraagt niet naar gevoelens, maar naar een daad. ’’Israël, keer terug tot de HEERE, uw God”. Het is zoals ik al zei: ’’Denk er niet alleen aan, maar kom tot de daad”. Ga er niet over piekeren wanneer u het zult doen, maar doe het nu. Stel het niet langer uit, maar verlaat dat hinken op twee gedachten, dat aarzelende gedrag voorgoed. Weeg niet langer alle voor- en nadelen tegen elkaar af, maar neem de beslissende stap: ’’Keer terug”.
Ik kan het niet nalaten om u eraan te herinneren dat deze leerzame en praktische vermaning ook heel aandoénlijkis. Dat ’’O” aan het begin van de zin is geen versiering, maar laat een liefdevol smeken zien. De spreker meent het en vraagt het met zijn hele hart. Het is God Zelf, Die zegt: ’’O Israël, keer terug tot de HEERE, uw God”. Het is geen kaal en scherp bevel vanuit de hoogte, zoals het zwaard van de Heere zal zijn in de oordeelsdag. Integendeel, het is een warme, tedere smeekbede van liefde volle lippen: ”O Israël, keer terug”. Het is alsof ik in dat ’’O” tegelijkertijd het huilen van de Heere Jezus, het rommelen van de ingewanden van de grote Vader en het treuren van de Heilige Geest hoor. Het is een aandoenlijke, tedere, zachte en overredende stem en ik smeek u acht op deze stem te geven. Misschien kent u een situatie waarin uw kind heel eigenwijs geweest is. Uw kind heeft gedreigd om iets te doen wat het heel ongelukkig zou maken. U smeekt: ”O, doe dit toch niet, mijn zoon of dochter”. In die vraag legt u uw hele overtuigingskracht. Op diezelfde manier vraagt God met een heilige, tedere aandrang en met de grote liefde van Zijn hart aan iedere zondaar: ’’O Israël, keer terug tot de HEERE, uw God”.
Ik wil u eraan herinneren dat dit ook een Goddelijke roepstem is. ”O Israël, keer terug”. Zegt een profeet dit? Ja, méér dan een profeet; Hij is de God van de profeet. De eerste stap tot verzoening gaat nooit uit van de zondaar, maar altijd van God. De zondaar roept niet: ”O Heere, mijn God, vergun mij terug te keren”, maar de Heere Zelf ziet de afdwalende mens. Hij ziet dat die mens zijn afgrond tegemoet gaat en roept in Zijn grote, vrije genade: ’’O Israël, keer terug!” Wat is het voor de Heere als iemand zich in de afgrond van de hel stort? De Heere wordt ook dan verheerlijkt, omdat de Heere de mens niet nodig heeft. En toch denkt Hij aan afdwalende mensen en Hij verlangt naar hun terugkeer. Uit de vrijmacht en rijkdom van Zijn liefde roept Hij hen tot Zich. Hij zweert bij Zijn eigen leven dat Hij niet de dood, maar de bekering en het leven van de zondaar op het oog heeft. Vanwege Zijn vrijwillige liefde en ontferming roept Hij het uit: ’’O Israël, keer terug tot de HEERE, uw God”. Luister dan, hoorders. Als het mijn roepstem zou zijn dan zou u niets te verwijten zijn als u niet zou luisteren, maar het is Gods roepstem. Zal uw Maker tevergeefs roepen? Wilt u bij al uw zonden nog de zonde van het toekeren van uw rug naar de God van de liefde opgeteld zien? Zal de Heere tevergeefs roepen tot uw ziel? Ik hoop dat God dit voorkomt. In deze tekst die tot ons blijft spreken, klinkt ons vanuit Gods oneindige ontferming tegen: ’’O Israël, keer terug tot de HEERE, uw God!”
En daarom zal ik als laatste zeggen dat het een heel vriendelijk, genaderijk roepen is. Hij stelt het zo voor: ’’Keer terug tot de HEERE, uw God”. Als u, zondaar, wilt terugkeren tot de Heere zal Hij Zich aan u geven om de uwe te zijn. Van nu aan zult u deel hebben aan de Heere en al de rijkdom van Zijn eeuwig bestaan zal van u zijn. U zult in staat zijn om te zeggen: ’’Deze God is onze God voor eeuwig; Hij zal ons geleiden tot aan de dood”. De mens die zegt dat God zijn eigendom is, heeft iets zeer belangrijks gezegd. Die uitspraak is belangrijker dan wanneer wij de eigendomsbewijzen van alle sterren of belangrijke landen in ons bezit hebben. In de oneindigheid van Zijn genade verklaart God: ”Ik zal hun God zijn”.
Ik kan mij niet verwoorden zoals ik wel zou willen. Wie is in staat om zo’n onderwerp te verwoorden? Wees wijs en kies wat goed voor u is. Dan zou u mijn roepen beantwoorden. Zondaar, ik wens u verlost te zien van uw waanzin. Dan zou u uzelf niet langer afkeren van uw zaligheid en tot uw eigen schande en schade uw Heere en God niet langer verwerpen. Ik vraag u om stil te staan, omdat de weg die u op dit moment bewandelt naar uw verderf voert. Nee, niet enkel stilstaan, maar terugkeren. Keer meteen terug. Ziet u niet hoe welkom u bij God zal zijn? Hij zegt niet: ’’Keer terug tot uw Rechter”, maar ’’Keer terug tot uw God”. Er staat niet dat u als een ontsnapte gevangene terug moet gaan naar de gevangenbewaarder, de zweep en de boeien. Er staat: ’’Keer terug tot uw God”. Deze God zal de bron van uw blijdschap zijn. En hoewel ik me nu niet bevredigend kan uitdrukken, verzeker ik u ervan dat het verstandig en voorzichtig is om het gezegde te overdenken en de Heere van al die zegeningen te zoeken. Ik herinner mij dat ik begerig naar het Evangelie gelopen ben alsof ik getrokken werd, toen ik voor de eerste keer de kostbaarheid van het vrije Evangelie zag. Ik hoop dat het antwoord van veel vrouwen en mannen zal luiden: ”Ik zal antwoorden op de Goddelijke vraag. God vraagt mij om terug te keren en dat zal ik doen”.
Ten tweede nodig ik u uit om te letten op het argument, de reden om te komen.’’Keer tèrug tot de HEERE, uw God; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid. Wat een wonderlijke reden. Door de zonde bent u in een treurige positie terechtgekomen en daarom moet u terug gaan naar de Heere, uw God. ’’Maar, ik ben bang dat ik niet mag komen, omdat ik gevallen ben” zegt iemand. Kijk hoe u uw angst ontnomen wordt. De zaak wordt omgekeerd. Juist dat u gevallen bent is voor de Heere een reden om u te roepen. ’’Mijn knieën zijn gebroken”, zegt een ander, ”ik ben zo diep gevallen dat ik nooit meer één goed werk kan verrichten”. En toch roept de Heere: ”Kom terug, want u bent gevallen”. Ik hoor iemand zuchten: ”Ik ben gebroken en verpletterd door de zonde; ik ben als een aarden vat dat op stenen is gevallen. Ik ben totaal onnuttig geworden”. Wat een schitterende genade is aanwezig in het hart van God. Hij neemt de reden tot wanhoop weg en verandert haar in een reden tot hoop. Omdat u gevallen bent, hebt u er behoefte aan om terug te gaan. En God ziet uw nood aan, niet uw verdienste. Omdat u gevallen bent, nodigt Gods barmhartigheid u uit om terug te gaan. Gebruik het woord ‘gevallen’ in de meest letterlijke zin van het woord. Als u een gevallen man of vrouw bent; keer terug. Waarom heeft het woord ‘gevallen’ een speciale betekenis voor een vrouw, die gemist wordt als het om een man gaat? Het is in ieder geval even treurig om een gevallen man als om een gevallen vrouw te zijn. Of het nu man of vrouw betreft, beiden moeten terug keren tot God. U bent gevallen, en daarom moet u terug keren. Ik bid u om toe te geven aan zo’n vriendelijk verzoek.
Beste vrienden, een tweede argument is dat de zonde de oorzaak is van onze treurige toestand.”Gij zijt gevallen door uw ongerechtigheid”. De zonde is de wortel van het kwaad. Zeg niet dat dit voorbestemd was, dat het zo heeft moeten zijn, want ”u bent gevallen door uw ongerechtigheid”. Het is waar dat u door de zonde van Adam gevallen bent, maar u bent ook gevallen door uw eigen zonden. En u hebt er genoeg aan om uw eigen zondige handelingen te belijden. Uw eigen moedwillige zonden waardoor u iets deed of juist naliet, veroorzaakten uw val. U bent gewond door een dolksteek die u zelf toebracht. ”Gij zijt gevallen door uw eigen ongerechtigheid”; geef niemand anders de schuld. Dat u een ongelovige bent is uw eigen schuld. U wflt tot Christus niet komen om het eeuwige leven te ontvangen. De weg die u volgt, is de weg waarvoor u zelf gekozen hebt en waarover u uw eigen ideeën heeft. Al uw ellende hebt u te danken aan u zelf. Laat dit tot u doordringen, belijd het voor God en erken dat de schuld van uw toestand bij u ligt.
Het enige middel om uit deze situatie te raken is de terugkeer tot God. Als u gevallen bent door uw eigen ongerechtigheid moet u ervan bevrijd worden. Zelf bent u hiertoe niet in staat. ”Zal ook een moorman zijn huid veranderen of een luipaard zijn vlekken?” U hebt zo lang in het ‘loogmiddel’ van het kwaad gezeten dat u er helemaal van doortrokken bent. Er is een wonder van genade voor nodig om u te reinigen. God alleen kan de vlekken van een luipaard, de zwartheid van de moorman en de scharlaken kleur van de door en door geverfde wol verwijderen. De Heere alleen is tot zo’n wonder in staat. Daarom roep ik u ernstig toe dat u terug moet keren tot de Heere, uw God, want in Hem ligt uw enige hoop op herstel.
Uw schuldgevoel moet niet een aarzeling bij u veroorzaken, want de Heere weet alles. Dat zien we aan Zijn uitnodiging: ’’Keer terug, want gij zijt gevallen”. Probeert u de val te verbergen? Of zit u hier en probeert u uw verloren toestand te vergeten? De Heere vergeet het niet en Hij wil dat u het ook niet vergeet. Hij laat het u zien en beveelt u als een gevallene tot Hem te komen. De Heere Jezus ontvangt zondaren als zondaren. Hij wil niet dat ze eerst hun karakter veranderen voordat ze tot Hem komen. Hij wil juist dat ze tot Hem komen om veranderd te worden. Kom gewoon als zondaar en niet als ontwaakte of verstandige zondaar. Kom ook niet als zondaar met een bijzonder goede eigenschap. Kom als zondaar tot Hem, Die gekomen is om zondaren zalig te maken. De Heere Jezus heeft Zich overgegeven voor onze zonden, maar niet voor onze gerechtigheid. Daarom wil Hij dat wij met al onze zonden tot Hem gaan. Kom met uw slechte gewoonten, schuld, doemwaardigheid, verdorvenheid en geestelijke dood. Kom zoals u bent. Hij heeft een vermaak in Zijn goedertierenheid. Geef de genade de ruimte om werkzaam te zijn. ’’Keer terug”, zegt Hij, ’’want u bent gevallen door uw ongerechtigheid”.
Als u verkeert in de ergste toestand waarin een mens zich ooit bevond, is Hij de beste helper tot Wie u kunt gaan. Als u naar Gilead gaat om balsem voor uw wond te halen, reist u tevergeefs. Als de vraag gesteld wordt: ”Is er geen balsem in Gilead? Is er geen heelmeester aldaar?” moet het antwoord ‘nee’ zijn. De reden hiervoor ligt in het feit dat de afval van Zijn volk anders allang een wending gekend had. U bent al lang genoeg naar Gilead gegaan; ga nu eens naar God. Menselijke hulpbronnen drogen op, daarom dringen we er bij u op aan om hulp bij God te zoeken. Kom tot Hem; er is geen betere hulp in Gilead te vinden. Zijn aanraking is beter dan die van de balsem. Hij is de gezondheid en het heil van uw ziel. U hoeft Hem alleen maar aan te raken, omdat zelfs de zoom van Zijn kleed nog genezingskracht genoeg heeft. Jezus hoeft enkel maar Zijn oog te laten rusten op mensen die totaal verloren zijn en ze zullen leven. Ja, als zij een blik op Hem werpen zullen ze het eeuwige leven ontvangen. Een legioen duivels zal wegvluchten als Hij het gebiedt. Hoe heerlijk! Wat een zegen dat er zo’n machtige Zaligmaker is. Als iemand hier verloren gaat, is dat niet omdat de Heiland hem niet zalig kan maken. Als iemand sterft in zijn zonde, is de oorzaak te vinden in de uitspraak van de Zaligmaker: ’’Indien gij niet gelooft, dat Ik die ben, gij zult in uw zonden sterven”. Hij kan de mensen die door Hem tot God gaan volmaakt zaligmaken. ”Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden”. Het is mijn innige wens dat u uzelf gedrongen voelt om terug te keren tot God, omdat uw situatie hulpeloos en hopeloos is. Christus is een machtige Zaligmaker. Bij Hem is hulp voor u besteld. Ik zou wel willen dat u nu direct tot Hem ging. Hij zal u zeker ontvangen, want Hij heeft gezegd: ”Die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen .
Nu wil ik nog bespreken hoe de ontfermende God ons tegemoetkomt en ons van hulp voorziet.De Heere helpt ons in onze onkunde en angst. Lees het tweede vers maar. De zondaar zegt: ”Ik weet niet wat ik mee moet brengen als ik tot de Allerhoogste kom. Ik heb geen stieren, lammetjes of reukwerk. Ik heb geen geld of verdienste”. Het antwoord is: ”U hebt alleen maar woorden nodig”. Als uw hart en uw verlangen naar verlossing oprecht is, hoeft u niet te zeggen: ’’Waarmee zal ik de Heere tegemoetkomen of hoe zal ik buigen voor de hoge God?” Neem woorden mee, die hebt u genoeg. Eerst moet uw hart er zijn en dan zijn ‘woorden’ voldoende. Dit offer is goedkoop genoeg. Zelfs de bladeren van een bos zijn niet zo gemakkelijk te krijgen. Het is ook eenvoudig genoeg; als u een tong hebt kunt u woorden spreken. Mens, wat u ook niet kunt brengen, woorden wel. Als de Heere u helpt om terug te keren, hoeft u niet te aarzelen omdat u geen offer hebt. Hij zegt: ’’Neem uw woorden met u”.
De Heere helpt de komende zondaar door hem te wijzen naar Wie hij moet gaan.”Ik zou graag die predikant eens willen spreken” zegt u. Ga naar de Heere! ”Ik verlang ernaar om eens met een knecht van God te praten”. Wend u tot God! We lezen in het boek van Job: ”Tot wie van de heiligen zult gij u keren?” Mijn antwoord is: Zondaar, wend u tot de Vriend van zondaren en laat de heiligen voor wat ze zijn. Als u zalig wilt worden, moet u niet naar Petrus, Jakobus of Johannes gaan, maar tot Hem die door hen ’’Meester en Heere” genoemd wordt. ’’Neem woorden met u en wend u tot de Heere”.Bent u het gewoon om naar een mens te gaan, die priester genoemd wordt? Ik vraag u het niet meer te doen, want er is maar één Priester Die de zonden verzoent en dat is de Heere Jezus. Zoekt u uw heil in godsdienstige rituelen? Verwacht u rast van de sacramenten? Dan wacht u tevergeefs want u bevindt u niet op de weg van de verlossing. Wend u liever tot God zoals Hij Zich geopenbaard heeft in de Heere Jezus. Tegen Hem hebt u gezondigd; Hem moet u uw zonden belijden. Het is nodig voor u dat Zijn toom afgewend wordt. Daarom moet u vergeving van Hem krijgen. U hebt behoefte aan Zijn liefde. Ga naar Hem toe om het van Hem te vragen. Hij zal u met goedertierenheid ontvangen en u uit vrije genade liefhebben.
Er is nog een andere hulp. De Heere helpt ons om tot Hem terug te keren door ons aan te wijzen hoe we moeten bidden. Pasgeleden zei een dominee iets waar ik mee instemde: ”Wij moeten het komen tot Christus zo eenvoudig mogelijk maken, want veel mensen zijn zo onwetend dat je ze haast de woorden van belijdenis en geloof in de mond moet leggen. Ze hebben behoefte aan iemand die naast hen neerknielt en de woorden voor hen uitspreekt die zij eigenlijk tot de Heere zouden moeten spreken”. Er schuilt meer waarheid in deze uitspraak dan veel onervaren mensen denken. Ook hier legt de Heere als het ware de zondaar de woorden in de mond. ’’Neem met u woorden, en zeg tot Hem”. Hij zegt de woorden voor, zodat de zondaar ze zich eigen kan maken en na kan zeggen. Op deze vriendelijke manier leert Hij de terugkerende zondaar bidden. Wat een genadig God is Hij! Ik geef u een voorbeeld. Stel dat een groot koning zwaar beledigd zou zijn door een opstandige onderdaan. Desondanks wil de koning de verhoudingen weer herstellen en hij nodigt de onderdaan uit om een gratieverzoek te doen. De onderdaan antwoordt: ’’Koning, ik zou wel graag vergeving willen vragen, maar hoe kan ik u weer onder ogen komen? Ik heb u zo zwaar beledigd. Ik zou graag een petitie willen aanbieden als u die aan wilt nemen, maar ik weet niet hoe ik mezelf moet verwoorden”. De koning zegt dan: ”Ik zal de petitie wel voor u opstellen”. Je begrijpt hoe graag die onderdaan dat voorstel aanneemt, want nu durft hij zijn verzoek wel in te dienen. Het zijn de eigen woorden van de koning; hij herhaalt wat de koning zelf gezegd heeft. Het feit dat de koning zelf dat smeekschrift opstelt, houdt in dat hij er gunstig op reageren zal. Hoorder, de Heere Zelf legt u op dit moment de woorden in de mond: ’’Neem weg alle ongerechtigheid”. Bid dan diezelfde woorden. Dit gebed is het beste gebed, omdat God Zelf het ingegeven heeft en het een gebed op Gods manier is. Zend terstond zo’n gebed op tot Gods troon.
Ik noem twee gedeeltes uit het gebed. Het eerste is: ’’Neem weg alle ongerechtigheid”. Luister naar mij en probeer dit gebed te bidden. ”O Gij, Die de zonden van de wereld wegdraagt, neem weg al mijn ongerechtigheid. Ze is groot, maar ik bid u of U haar wil wegnemen want U hebt met Uw eigen lichaam onze zonden gedragen aan het kruis. Was mij, om Uw dierbaar bloeds wil, van al mijn ongerechtigheid. Doe mij weten dat U mijn ongerechtigheid weggedragen hebt, zoals de weggaande bok de zonden van Israël de woestijn van het vergeten indroeg. Ik smeek U om al mijn ongerechtigheid weg te nemen door Uw genade. Neem haar ook weg uit mijn hart en uit mijn leven”.
Ik vraag u om elke zonde aan de Heere voor te leggen. Probeer niet één zonde vast te houden, maar vraag of Hij alle zonden weg wil nemen. ’’Neem weg alle ongerechtigheid”. Hoe gehecht u ook aan een bepaalde zonde bent, hoe diep ingeworteld ze is, hoe verslaafd u bent aan die bedwelmende zonde, vraag of de Heere ook die weg wil nemen. Als ik slaaf was van de hebzucht, neem weg. Als ik mezelf overgegeven heb aan hartstochten, hoogmoed of andere zinnenprikkelende lusten, neem weg. Wat mijn boezemzonde ook inhoudt, neem weg alle ongerechtigheid. Wilt u van een bepaalde zonde geen afscheid nemen? Ze zal u naar het verderf voeren. Houw die zonde, die zo vriendelijkaandoend in uw leven sluipt en zo vijandig ten opzichte van God staat, in stukken. Roep het uit: ’’Neem weg”. Al zal die reiniging u een rechterhand of rechteroog kosten, daar moet u niet voor terugschrikken. Roep: ’’Neem weg alle ongerechtigheid”. Reken af met al uw zonden. Het is niet goed voor u om één gifdrank te laten staan en het andere in te nemen. Alle zonden moeten weg of anders is alle hoop vervlogen. Keer terug naar God, maar met een gebed waaruit blijkt dat u strijdt met uw zonden en nooit meer met hen verzoend wil worden.
De volgende bede is: ’’Ontvang ons genadig”. Belijd dat u niet anders dan door genade vriendelijk door God kunt worden ontvangen. Niets dan genade kan de deur openzetten voor onze terugkeer. Zondaren kunnen op geen andere voorwaarde door de Heere ontvangen worden dan door Zijn goedertierenheid. Wij willen niet vragen om te handelen naar wat wij verdiend hebben, maar we danken de Heere dat Hij met ons niet gedaan heeft naar onze zonde en onze ongerechtigheid. Door onze zonde kunnen wij Hem niet één woord antwoorden. De Heere moet ons genadig ontvangen óf rechtvaardig van Zich werpen. Zijn we niet blij dat zondaren ontvangen kunnen worden door de genade en welkom zijn door de goedertierenheid van God? Zend dan dit gebed op: ’’Ontvang ons genadig”. Ik ben er niet tevreden mee als u deze woorden alleen maar uitspreekt. Ik wil dat u ze in uw eigen gebed zult gebruiken. Ik bid dat de Heere uw lippen mag aanraken met Zijn genade zodat ze zullen zeggen: ’’Heere, ontvang mij, ik keer tot U terug. Neem weg alle ongerechtigheid, en neem mij tot U. Ontvang mij als een onderdaan van Uw koninkrijk. Ontvang mij door Uw genade in Uw liefdeshuis. Ontvang mij in de kring van Uw verlosten op aarde en ontvang mij tenslotte in Uw hemelwoning. Ontvang ons genadig”.
Dit zijn twee lieflijke gedeelten uit het gebed en ze horen goed bij elkaar. Ik verlang ernaar dat de Heilige Geest ieder hart zal aansporen om deze gebeden op te zenden naar de genadetroon. Ik hoop dat dit de woorden zijn die iedereen van ons mee zal nemen tijdens onze terugkeer naar de Heere.
Deze twee gebeden worden gevolgd door een belofte: ”Zo zullen wij betalen de varren onzer lippen”. Wat zijn dat? Het zijn de offers van dankzegging en lof. Daar zijn de stieren die door de mensen geofferd worden; ze worden doodgestoken en sterven bij het altaar. God vraagt ons niet om stieren, die horens en klauwen hebben. Hij heeft geen welbehagen in het bloed van stieren of bokken. Hij verlangt naar een verbroken hart, waarachtig geloof en ootmoedige liefde. Die wil Hij op het altaar zien. ”Wie dankoffert, zal God eren”. Laten we Hem onze beste gedachten, uitdrukkingen, getuigenis en onze hartelijkste lof brengen. Dat zijn dan geen stieren uit de stal, maar van onze lippen. Onze dankbaarheid moet een levend offer zijn en ons gedrag moet voortdurend de goedheid van God laten zien. Ik denk dat we kunnen zeggen, ik in ieder geval wel: ’’Heere, als U mij wilt sparen, dan zal ik over U spreken”. Ik moet dit doen tijdens de rest van mijn leven want anders zou ik al mijn gewoonten moeten veranderen. Toen ik vanmorgen hier kwam, bedacht ik dat het ongeveer veertig jaar geleden is dat ik voor de eerste keer Christus predikte. En nog steeds kan ik zeggen, wat ik altijd gezegd heb:
Verlossende liefde is mijn thema geweest
En zal het altijd blijven.
Is hier een jonge man aanwezig die deze taak voor de volgende veertig jaar op zich wil nemen? Is er een christelijke vrouw – ik noem haar nog geen christin, omdat zij het nog gaat worden – die christin wenst te worden om dan meteen van de Heere te getuigen bij haar vrienden en vriendinnen? Dan zal ze de Heere de ‘varren van haar lippen’ betalen. Wie wil op dit moment zijn leven in dienst stellen van de Heere? Terwijl u tot God roept om genade voor uw zondig verleden, moet u het besluit nemen om Zijn naam te belijden als Hij u verlost heeft. Dan zult u Hem met uw lippen een dankoffer brengen. De Heere vraagt eerst om uw hart, en daarna om uw lippen. U moet Christus belijden voor de mensen. Bedenk altijd dat men ’’met het hart gelooft ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt ter zaligheid”. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn zal zalig worden. Het geloof moet beleden worden op Gods eigen manier, door de doop. En speciaal aan dat geloof is de belofte gegeven. Alhoewel ik er niet aan twijfel dat sommigen behouden worden, al hebben ze hun geloof niet in het openbaar beleden. Voor hen geldt toch de belofte zoals ik u die heb voorgelezen en ik hoop dat u daarbij dan het gebod niet zult vergeten dat er in opgesloten ligt. ”Een iegelijk die mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemel is”. Dat zegt de Heere Jezus. Het is niet meer dan dat we aan Hem verschuldigd zijn. We moeten elke dag ons kruis opnemen en Hem navolgen. Als we op Zijn naam betrouwen is het een logisch gevolg dat we Zijn naam ook uitdragen. Zo ziet u dat de Heere u op dit moment de beslissing in uw mond legt om Hem te loven: ”Zo zullen wij betalen de varren van onze lippen”.
Nu komen drie gedeeltes met een ontkennende formulering: ’’Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk van onze handen niet meer zeggen: ”Gij zijt onze God”. In de eerste plaats moet het wettisch vertrouwen, dat door veel mensen gekoesterd wordt, verdwijnen. Israël probeerde altijd weer zijn toevlucht te nemen tot Assyrië. Als Egypte of een ander volk het land bedreigde, zonden zij een geschenk aan de koning van Assyrië, waarbij ze hem om zijn hulp vroegen. Maar nu roepen zij: ’’Assur zal ons niet behouden”. Het wereldse vertrouwen wordt op veel manieren vormgegeven. U wilt behouden worden door uw berouw of door uw pogingen om uw leven te beteren. Of door uw voornemen om voortaan goed te doen en eerlijk te handelen. Toch is er niet meer van te zeggen dan: ’’Assur zal ons niet behouden”. Vertrouwt u op sacramenten? Houd ermee op want het levert u niets op. Sacramenten zijn er niet om iemand te behouden, maar om behoudenen te onderwijzen. Vertrouwt u op overgeërfde godzaligheid of uw godsdienstig geboorterecht? Weg met dit armzalige fundament! Vertrouwt u op uw gebeden, uw giften aan de armen, uw luisteren naar de prediking van het Evangelie, uw eerlijkheid of uw goedhartigheid? Zet alles maar opzij en roep: ’’Assur zal ons niet behouden”. Al ons vertrouwen moet gericht zijn op Jezus Christus, Die God tot een hoeksteen gelegd heeft in Sion. Op Hem moeten wij bouwen en op niemand anders, want ’’Assur zal ons niet behouden”.
Verder laten ze ook af van elk vleselijk betrouwen: ”Wij zullen niet rijden op paarden”. Het was de koningen van Israël verboden om het aantal paarden uit te breiden. De reden daarvan was dat paarden alleen maar voor het voeren van oorlog gebruikt mochten worden, en niet voor de handel. De Heere wilde niet dat Zijn volk op deze dieren zou steunen. Egypte roemde wel op zijn paarden en wagens, maar Israël mocht dat niet doen. Vandaar dat Rabsake de godvrezende Hizkia bespotte door hem het aanbod te doen van tweeduizend paarden, als hij de ruiters ervoor zou hebben. Hizkia kwam deze regel namelijk stipt na. Als we tot God komen, moeten we elk vertrouwen op onszelf laten gaan. In onze tranen, gebeden, volmaakt zedelijke leven en voortreffelijke voornemens moeten we geen grond voor ons vertrouwen zoeken. ’’Dezen vertrouwen op wagens, en die op paarden, maar wij zullen gedenken de naam des Heeren, onzes Gods”. U hebt misschien ook prachtige paarden van zedelijkheid en godsdienstigheid of vele deugden, waarop u vertrouwt. Laat ervan af. Hebt u met deze sierlijke paarden gepronkt in uw gezin? Hebt u tot uw vrouw gezegd: ”Ik ben niet als veel andere mannen. Ik drink nooit te veel en ik ben altijd vriendelijk voor de mensen in mijn omgeving”? Weg met die paarden. U kunt niet hoogmoedig voor God verschijnen. Zeg maar: ”Wij zullen niet rijden op paarden”. Weg met alle vertrouwen op uzelf, in welke vorm dan ook.
En nu blijft er nog één mijdenswaardig iets over. Weg, naar beneden met de góden van onze vroegere toestand. Wie tot de ware God wil komen, moet afgedaan hebben met de valse góden. Als we voor iets anders dan de eer van God geleefd hebben, moeten we dat allemaal achter ons laten. ”En tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God”. Het lijkt vreemd dat dit ooit door mensen gezegd is, maar door het te zeggen, werden ze erbij geholpen. Ik bid dat God ook mensen die hier aanwezig zijn, mag helpen met het afleggen van alles wat de plaats van God inneemt. Of het nu een voorwerp van vertrouwen, eerbied, verlangen, angst of liefde is; we moeten enkel God aanbidden. Hij zegt tot ons: ’’Wend u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde! want ik ben God en niemand meer”. In het werk van de verlossing moet het werk van onze handen uitgeschakeld worden. God alleen is de eer waardig!
De tekst eindigt met een geloofsuiting: ’’Immers zal een wees bij U ontfermd worden”. Lieve wezen, hier is een woord voor jullie. Sla het op in uw geheugen en heb God lief omdat het waar is dat een wees ontferming van God ontvangt. God is de Vader van de wezen. Als God wezen ontvangt, voor wie niemand zorgt, is dat een aanmoediging voor ons om tot Hem te komen, zelfs als we in de ellendigste omstandigheden verkeren. Houdt God open huis voor hen, die geen thuis hebben? Dan zal ik tot Hem gaan. Neemt God hen aan, die door hun vader en moeder zijn verlaten? Dan zal ik op Hem betrouwen. Ik zag vanmorgen een aanplakbiljet waarop stond dat er een huis in aanbouw is voor mensen, die als volgt omschreven werden: ‘hulpeloos, zonder dak en hopeloos’. Dat is het soort mensen dat door God ontvangen wordt. Aan zulke mensen betoont Hij Zijn goedertierenheid. Bent u hulpeloos? Hij zal u helpen. Bent u zonder dak of woning? Hij maakt voor u een woning gereed. Bent u hopeloos? Hij is de Hoop van hen, die op niemand kunnen betrouwen. Kom tot Hem.
Deze woorden moeten een zondaar bewegen om terug te gaan naar God. We zullen mensen zien komen door deze Hulp.U, die groot, goed, volmaakt en innerlijk sterk bent, zult toch niet tot God terugkeren. U, die niets of zelfs minder dan niets bent; u, die een gevallene bent in uw eigen ogen; die uzelf niet kunt helpen; u zult waarschijnlijk tot Hem komen. Ik hoop dat u nu meteen gaat. Ik heb u een open deur voorgesteld, die niemand sluiten kan. Wilt u niet door die deur gaan? Kom nu tot mijn Heere. Kom nu en zeg: ’’Neem weg alle ongerechtigheid en geef het goede”. Ik bid God om ons te helpen om dit te dóen, in plaats van er alleen naar luisteren of erover te praten.
Laten we tot God gaan, want Hij zal ons helpen om te komen. U hebt gehoord dat Hij ons helpt door ons woorden te geven. En omdat Hij mensen nooit als huichelaars wil zien, zal Hij ze ook helpen om die woorden in te voelen, in te leven en daardoor te menen.
Zijn deze woorden niet het gevolg van een diepe begeerte in uw hart? Dan moet u op uw knieën gaan als u thuiskomt en uw begeerten voorleggen aan God. Zend dat gebed in stilte op tot God, terwijl u hier nog zit. Zeg: ’’Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zal ik betalen de varren mijner lippen”. De hulp van de Heere is niet alleen voldoende om ons te leren bidden, maar ook om onze wens te vervullen. Hij zal ons het geloof, de liefde en het vaste besluit dat in dit gebed ligt schenken.
Laat uw komen tot de Heere weloverwogen en echt zijn. U was het al jaren van plan en nog is er niets gebeurd. Sommigen onder u hebben al vijfentwintig jaar naar mijn preken geluisterd. Denk hier eens over na! Pas geleden sprak ik iemand die mij al hoorde toen in ik mijn eerste kerk in Londen voorging en onlangs, na dertig jaren, heeft hij eindelijk de Heere beleden. Dat heeft dus verschrikkelijk lang geduurd, maar het spreekwoord is hier van toepassing: ’’beter laat dan nooit”. Kom vrienden, wilt u altijd in de modder blijven liggen? Wilt u nog een paar jaar aan de poort staan wachten? God geve u op dit moment het gebed in de mond: ’’Neem weg alle ongerechtigheid en ontvang ons genadiglijk”.
Ik hoop dat die schreeuw op dit moment uit veel harten mag opwellen. De tekst is niet bedoeld voor één persoon, maar voor veel mensen. ’’Neem met u woorden” staat in het enkelvoud, maar het vervolg is in het meervoud vanwege het ‘ons’. Er staat niet: ’’Neem weg alle ongerechtigheid; ontvang mij genadiglijk”, maar ’’ontvang ons genadiglijk, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen”. ’’Assur zal ons niet behouden”. Kom dan, alle mensen die begerig zijn naar het heil. Ik roep alle mensen, die in de kerk aanwezig zijn. Laten we samen terugkeren tot de Heere. Laten we deze dag noemen: “de dag van de blijde terugkomst”.”Kom, en laat ons wederkeren tot de HEERE, want Hij heeft ons gescheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden”. Wie weigert aan deze roepstem gehoor te geven? Waarom? Kiest u voor uw eigen ondergang? Wilt u verder lopen op uw zondige weg? Ik hoop dat alle mensen hier bereid zijn om de roepstem van de Heere te volgen en dat de Heilige Geest zal helpen om het besluit ten uitvoer te brengen. Die roepstem is in het bijzonder gericht tot gevallenen: ’’Keer weder tot de HEERE, uw God; want gij zijt gevallen”. Kom dan, gevallen mensen, want u bent welkom. De roepstem geldt voor afge- dwaalden, anders zou het bevel niet passend zijn. ’’Keer weder”. Die roepstem gaat uit naar behoeftigen, tot hen die alles moeten missen: ’’Immers zal een wees bij U ontfermd worden”. U die gevallen of ver van het pad afgeraakt bent, wezen en behoeftigen, kom nu nog tot God in Jezus Christus. Kijk, hoe de Heere u tegemoet komt. Lees het vijfde vers: ”Ik zal hunlieder afkering genezen”. Kom zieke, hier is genezing verkrijgbaar. ”Ik zal hen vrijwillig liefhebben”. Kom maar, u, die niets aantrekkelijks in uzelf hebt. Hier is liefde voor u. ’’Mijn toom is van hem gekeerd”. Hoewel u Zijn toom in uw ziel voelde branden, is zij nu voor eeuwig verdwenen. ”Ik zal Israël zijn als de dauw”. Nog voordat deze kerkdienst afgelopen is, kunnen enkele dauwdruppels op uw dorstige ziel gevallen zijn om in uw hart te schitteren als diamanten in de zon.
Deze laatste verzen spreken op een manier alsof het werk al achter de mg is. Ze beschrijven een schitterend en heerlijk toneel en stellen het voor als een voldongen feit. Het hoofdstuk begint met een vermaning, maar het gaat over in een schildering. Het lijkt alsof het volk werkelijk gekomen is, en alsof God hen ontmoet en bijzonder gezegend heeft. Heere, ik vraag u hierom. Ik hoop dat het niet blijft bij mijn preken en uw luisteren, maar ik smeek de Heere om verlossing door genade, zodat u behouden zult zijn. Het volk van de Heere heeft voortdurend gebeden of de Heere Zijn dienstknecht wil zegenen. Daarom zal ik nu uitzien naar de vruchten op deze eerste maart. De Heere geve dat het voor veel mensen dichterbij mag komen als een lam en dat de leeuw zal mogen verdwijnen. Ik bid om een hemelse wind die opkomt en blaast over de hele stad tot genezing van de ziel. In deze hoop roep ik u nog een keer toe: ”Kom tot Jezus”. ”De Geest en de Bruid zeggen: Kom. En die wil, die neme van het water des levens om niet”. De Heere vergadere u allen in Zijn genadearmen. Om Zijns Zoons wil.
Amen
Deze leerrede werd uitgesproken op 1 maart 1891