Een preek uitgesproken op zondagochtend, 7 Juli 1867, door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf. Hebreeën 9:26
Wanneer het geweten onverlicht en het hart opstandig is, dan is de mens van zijn God gescheiden door een vals gevoel van persoonlijke gerechtigheid. Hij verbeeldt zich dat God hem hard behandelt, dat God zijn zonde in een te streng licht ziet, en dat hijzelf, al heeft hij verkeerd gedaan, in sommige andere opzichten aanspraak kan maken op het mededogen van zijn Maker. Maar zodra de Geest van God het verstand verlicht, verdwijnt deze eigengerechtigheid. Ze is als een broos spinnenweb dat snel wordt weggeveegd door de bezem van de wet, het is niet wezenlijker dan de ochtendnevel die onmiddellijk verdreven wordt door de opkomende zon der genade. Dan voelt de mens zich gescheiden van zijn God door een andere en meer reële hindernis: hij heeft zijn eigengerechtigheid opgegeven, maar nu is hij zich pijnlijk bewust van zijn zondigheid, die voor hem een onoverbrugbare kloof lijkt te zijn, waardoor hij voor altijd gescheiden is van de rechtvaardige en heilige God. Hoe meer het geweten levend wordt gemaakt en hoe meer het verstand wordt verlicht, hoe moedelozer de man wordt wat betreft de hoop dat hij ooit welgevallig zal worden tegenover de Allerhoogste. Hij plaatst zichzelf in Gods positie; zijn verlichte verstand stelt hem in staat om in zekere mate naar de zonde te kijken zoals God die zou beschouwen, hij schaamt zich dat hij wetten heeft overtreden die zo volmaakt rechtvaardig zijn, en is geheel ontdaan over zichzelf omdat hij een bestuur dat in alle opzichten zo edelmoedig en rechtvaardig is als het zedelijk bestuur van God, onrecht heeft aangedaan.
De ontwaakte zondaar zegt in zichzelf: ‘Ik kan nooit genoegdoening geven voor de schade die ik Gods eer heb toegebracht; het is onmogelijk dat ook maar één daad of enig lijden van mezelf mijn aanhoudende opstandigheid en halsstarrigheid zal compenseren; Zelfs al zou ik in de toekomst ophouden met zondigen, dan nog kan ik niet hopen dat ik mijn God met een gerust gemoed zal ontmoeten als ik terugdenk aan het onheilige en schandelijke verleden.’ En zo zorgt het verlichte geweten, dat één van de beste tekenen van hoop is in een levend gemaakte zondaar, ervoor dat hij zich bewust wordt van de zonde, die voor hem de reden wordt dat hij aan zichzelf wanhoopt. Ik twijfel er niet aan dat er zo iemand in deze gemeente is. Zelfs onder jullie die in Jezus hebben geloofd, kunnen er zulke zijn; want van tijd tot tijd keren we terug naar de eerste beginselen; dan krijgen we weer een schrijnend en levendig beeld van de zonde, en dan moeten we weer leren hoe God rechtvaardig kan zijn en tegelijkertijd de Rechtvaardigmaker voor degene die gelooft.
Broeders, als je er naar verlangt om vrede te hebben met God, als je geest naar Zijn omhelzing verlangt, en je toch het gevoel hebt dat je niet tot God kunt komen vanwege de zonde die je kwelt, dan zal het een grote vreugde voor je zijn om te weten dat de eeuwige Wijsheid een plan heeft uitgedacht, en ook heeft uitgevoerd, voor het daadwerkelijk tenietdoen van de zonde. Dit is een wonder boven alle wonderen dat voor altijd zielsverroerende dankbaarheid zal opwekken onder hemelse geesten. De eeuwigheid zal de verwondering van onze harten niet verminderen bij de gedachte dat de ondoordringbare scheidingsmuur van onze zonde is afgebroken, en de vreselijke sluier van dikke duisternis die ons afsloot van de genadetroon voor altijd is weggenomen. Belzazars knieën knikten en zijn lendenen beefden toen hij het handschrift op de muur zag dat zijn vonnis bevatte.
Wat een vreugde zou zijn wanhopige geest hebben vervuld, als plotseling dat handschrift was uitgewist en een andere hand had geschreven: ‘Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde.’ Kun je je de vreugde voorstellen van die verbaasde vorst, de vervoering van die geschrokken menigte? Toch heb ik vanmorgen goed nieuws te vertellen aan de boeteling, alsof hun toestand en de daad van vergevende genade van een dergelijke aard waren! Jezus heeft het handschrift dat tegen ons was uitgewist en woorden van liefde over ons geschreven. De engel van toorn stond eens boven Jeruzalem, met een getrokken zwaard in zijn hand; maar Jehovah heeft de zonden van Zijn volk weggedaan, en nu is het wrekende zwaard teruggekeerd in de schede, zodat God Zijn Sion met eeuwige liefde aanschouwt. Ik zei dat dit een wonder is, en dat is het ook als je bedenkt dat de engelen vielen. De morgensterren behielden hun eerste erfenis niet, want voor gevallen engelen is er geen teniet doen van de zonde. Voor altijd opgesloten, geketend met banden van adamant, zal hun lijden geen onderbreking kennen, hun angst zal van geen ophouden weten; en toch hebben wij, wezens van inferieure vorm, het medelijden van de altijd Gezegende gekregen, Die het op Zich nam om verzoening te doen voor onze zonde, en Die het doel van Zijn genade heeft vervuld.
Broeders, het zou voor God gemakkelijk zijn geweest om de zonde van de mens weg te nemen door ons te vernietigen. Het zou God niet meer moeite hebben gekost om ons te vernietigen dan het ons kost om een mot te vertrappen. Zijn loutere wil had het kunnen doen; en ik weet niet of een van de kronen van Zijn heerlijkheid ook maar een juweel verloren zou hebben. Als het Hem had behaagt had Hij onmiddellijk een ander ras kunnen scheppen dat superieur was aan ons, Hij had elke leemte die de vernietiging van de mensheid in het universum had kunnen veroorzaken, onmiddellijk kunnen opvullen; Maar oh, wonder der wonderen! Hij spaarde zijn eigen Zoon niet, maar gaf Hem vrijelijk over voor ons allemaal!! Er is wel eens gevraagd waarom God de zonde niet vergaf zonder een verzoening. Dat is een vraag die we moeten laten beantwoorden door degenen die deze vraag stellen. We twijfelen er niet aan wat God had kunnen doen als Hij dat gewild had – we twijfelen eraan of Hij dat ooit gewild zou hebben, want onze voorstelling van de opbouw van Zijn heerlijke karakter lijkt te vereisen dat de zonde gestraft moet worden – het is dan ook geen vraag voor ons: we weten dat de Heere niet gewild heeft dat de zonde ongestraft zou blijven. Het heeft Hem behaagd om de openbaring van Zijn genade aan zondaars een gelegenheid te laten zijn voor de openbaring van al Zijn andere eigenschappen, zodat – Zijn genade aan zondaars een gelegenheid is voor de openbaring van al Zijn andere eigenschappen.
‘God heeft in de Persoon van Zijn Zoon
al Zijn machtige werken volbracht‘
Zonder vragen op te werpen waar we niets aan hebben, is het onze taak om de grote liefde te aanschouwen waarmee de Heere ons heeft liefgehad, doordat Hij Zijn Zoon heeft gezonden om ons van onze ongerechtigheden te verlossen door het vergieten van Zijn eigen kostbaarste bloed.
‘God opent voor ons Zijn liefdesarmen,
O afgrond van gena!
Geheimenis van erbarmen!
De seraf slaat haar vol aanbidding ga.
Wat is de mens, o Heer! uw hater van natuur,
Dat U hem zegent en hem mint met liefdevuur!’
Ik ben van plan om vanmorgen, met Gods hulp, diegenen te troosten die verlangen naar verzoening met God, door hen te laten zien dat er geen moeilijkheden bestaan, omdat Jezus Christus voor altijd de zonde heeft teniet gedaan die een berouwvolle ziel van haar God zou hebben gescheiden. We zullen de tekst zorgvuldig bekijken, en ik denk dat we er verschillende dingen in zullen opmerken die troost bieden aan zoekende zondaars. Jezus Christus is eenmaal verschenen, aan de voleinding van de eeuwen, om de zonde weg te nemen door het offer van Zichzelf.
Eerste punt.
Laten we eerst eens kijken naar DE TIJD VAN DEZE GROTE TENIETDOENING VAN DE ZONDE, bij de voleinding van de eeuwen of van het tijdperk – ‘in deze laatste dagen’, Zoals één van de apostelen zich uitdrukt.
Waarom was die tijd gekozen? Was het niet om het geloof van de oude heiligen te oefenen, die net als Abraham de dag van Christus in profetische verwachting zagen en zich verheugden? Hen werd het grote voorrecht ontzegd dat wij bezitten. Profeten en koningen verlangden ernaar, maar stierven zonder het te zien. Toch lezen we boven de grafsteen van de oude heiligen deze inscriptie: ‘Zij allen stierven in geloof.’ Zij rustten in vertrouwen op de Messias die zou komen, en hun geloof ontving haar beloning. Heeft God het wegnemen van de zonde niet aan het einde van het tijdperk geplaatst om Zijn Zoon te verheerlijken, door ons te laten zien dat alleen al het vooruitzicht van Zijn dood voldoende was voor de redding van mensen? Voordat Petrus de zieken aanraakte, had zijn schaduw een genezende werking, en zo hebben we, voordat Jezus letterlijk ons vlees aannam, gezien dat de schaduw van Zijn komst de uitverkoren mensenkinderen heeft gered. Lang voordat de zon op deze zomerochtenden opkomt, begint de schemering; voordat zijn schijf de horizon heeft geraakt, verdrijft zijn weerkaatsende licht de duisternis. En zo was er, voordat de Verlosser werkelijk kwam, een gezegende schemering van evangelische genade, in het licht waarvan de patriarchen hun weg vonden naar het gouden Jeruzalem. Laten we het bloed van Jezus verheerlijken, dat werd uitgestort in Gods besluit van voor de grondlegging der wereld. Laten we het Goddelijke offer grootmaken, dat, lang voordat het naar de slachtbank werd geleid, in staat was om ontelbare duizenden van Gods uitverkorenen van dood en hel te verlossen.
Was deze offerande niet aan de voleinding der eeuwen gesteld, om als het ware de kroon te zijn van al Jehovah’s werken? Ik zie een ontzagwekkende piramide voor me; de basis ervan is buitengewoon breed; het is de levenloze schepping. Onnoemelijk veel sterren liggen bij elkaar aan de basis, als het zand van de Lybische woestijn; zware massa’s materie liggen onder dat verbazingwekkende bouwwerk, allemaal stralend van de heerlijkheid van God, met een licht als een zeer kostbare steen, gelijk een jaspissteen, helder als kristal. Oneindige ruimte en onmetelijke massa’s materie vormen de grovere basis van de piramide die nu voor mijn verwonderde ogen oprijst. Daaroverheen, alsof het een laag malachiet of smaragd was, dooraderd met blauw, scharlaken en vermiljoen, zie ik de plantaardige schepping met al haar schoonheid van vorm en kleurenpracht, ceder en hysop, olijf en lelie, eik en braamstruik. Geen menselijke kunst of geslepen diamant kan haar schoonheid evenaren. Hierboven, glinsterend als de steen die vol ogen was, zie ik het dierenrijk met zijn gemengde variëteiten van symmetrie en kracht, energie en vitaliteit. Daarboven is de piramide smaller, maar het licht is veel voortreffelijker, want de gelijkenis van de levende wezens schittert en fonkelt als brandende kolen van vuur, met een energie die in de bredere funderingen eronder niet te zien is. Beesten en al het vee, kruipende wezens en vliegend gevogelte, allen prijzen de Meester-bouwer die voor hen hun plaats heeft verordend in de piramide van Zijn geopenbaarde heerlijkheid. Nog hoger zie ik de mens, die gemaakt is om heerschappij te hebben over alle lagere werken van God; de mens over wie geschreven staat: ‘u was in Eden, de hof van God. Allerlei edelgesteente was uw sieraad: robijn, topaas en diamant, turkoois, onyx en jaspis, saffier, smaragd, beril en goud‘ (Ezech. 28:13).
Daarboven zie ik de tweemaal geschapen mensen, de wedergeboren mensen, de kostbare zonen van Sion, te vergelijken met fijn goud, het bijzondere deel en de kroonjuwelen van Jehovah. Maar kunnen mijn ogen het verdragen om te staren naar de gloed, de fonkeling, die de top is van de glanzende piramide? Ik zag, en zie! boven het uitspansel, hoger dan de hemel der hemelen, was iets met het uiterlijk van een saffiersteen, iets wat leek op een troon. En daarboven, op wat op een troon leek, was de Mensenzoon in al de glans en heerlijkheid van Zijn Vader, omringd met een regenboog als smaragd, en toegezongen door ontelbare geesten in klanken als deze: ‘U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen!’
O mijn ziel, wordt je niet overweldigd door het visioen van de Mens op de troon van God, een Mens in de meest ware en menselijke zin; een Mens geboren uit een maagd, het beloofde Zaad van de vrouw en toch … tegelijkertijd God boven alles te prijzen! Toen die piramide werd bekroond met zo’n weergaloze topsteen, hebben de morgensterren samen gezongen en hebben alle zonen van God gejubeld van blijdschap. De grote Meester van het feest bewaarde de beste wijn tot nu toe. De rijkste en zeldzaamste zuivere wijn is die welke op Golgotha door de speer van de krijgsman werd getapt. Rijk was de voorraad die de roemrijke vorst der eeuwen op de tafel van Zijn welwillendheid legde; maar in deze laatste dagen brengt hij het meest uitgelezen van Zijn lekkernijen naar buiten, het brood van de hemel, de wijn die het hart van God en de mens verblijdt. ‘God zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave!’
Het praktische punt waar ik op doel als ik verwijs naar de periode van het offer van onze Heer is dit: jij en ik leven in een periode waarin het teniet doen van de zonde volmaakt is volbracht. Geliefden, de zonde is weggedaan. We hoeven niet het geloof van een Noach, of een Isaak, of een David uit te oefenen door uit te zien naar de verzoening als een zegen die nog moet komen, maar het getuigenis van de Heilige Geest is dat Jezus de zonde voor eens en voor altijd heeft tenietgedaan, dat Hij een einde heeft gemaakt aan de zonde en eeuwige gerechtigheid heeft aangebracht. Jezus werd als een Lam naar de slachtbank geleid, het Paaslam is geslacht, de verzoening is gedaan. Het is een opgetekend feit; het is een feit dat nooit meer uit de annalen van de tijd kan worden gewis dat de verlossing is volbracht. De zonde is weggedaan door het ene grote offer en we mogen tot God komen, Die verzoend is door de dood van Zijn Zoon. Ik wil dit op het hart drukken van diegenen onder jullie die tot God willen komen, maar niet durven. Keer terug, arme verloren zoon of dochter; het hart van God tegenover jou is dat van een liefhebbende Vader; je hoeft niet bang te zijn. Keer terug, jij zwerver, hoe ver je ook gezworven hebt.
‘God zit op een genadetroon,
Gegrond in ‘t bloed van Zijn Zoon!
Waarom zondaar! dan geducht, (bevreesd)
En onder zwaren last gezucht. En van uw Vader weggevlucht?
Gods Zoon heeft aan Gods recht voldaan,
Hij werd met uw schuld belaan;
Buig dan uw knie en kus de Zoon,
Gewis vindt u daarin grote loon, (genadeloon)‘
Als je in de eerste eeuwen was gekomen in het geloof dat deze verzoening zou worden gedaan, zou je zijn aangenomen; maar hoe kun je blijven treuzelen als de verzoening al is gedaan? Eens, aan het einde der eeuwen, is het werk van genade volbracht. Je hoeft niet te wachten tot de brug de kloof overspant; je hoeft niet te vragen wie de steen zal wegrollen, want zie, Eén groter dan een engel is neergedaald en heeft de steen van de hemelpoort weggerold en het Koninkrijk der hemelen voor alle gelovigen geopend. Er zijn nu geen hindernissen meer tussen een zoekende ziel en God, behalve de hindernissen die ongeloof opwerpt. Ik bid dat je geen barricades bouwt om jezelf van geluk uit te sluiten. Christus heeft alle scheidsmuren neergehaald die jouw zonde had opgetrokken, en er is een rechte weg vanuit je huidige positie tot aan Gods grootste heerlijkheid. Kom nu, zelfs nu, tot de Heere, gelovend in de verzoening die tot stand is gebracht.
Tweede punt.
Ten tweede, laten we nu stilstaan bij DE PERSOON die het werk heeft volbracht.
Eens, in de voleinding der eeuwen is HIJ verschenen. Denk na over Wie het was die kwam om de zonde weg te nemen, zodat je vaste en stevige grond voor troost zult vinden, moge de Heilige Geest je helpen om daarop te staan. Hij die kwam om de zonde weg te nemen kwam niet zonder een verlossing. Hij was door God aangesteld en afgevaardigd. Zoals Toplady het in zijn hymne verwoordt: ‘De God, afgevaardigd om voor uw ongerechtigheid verzoening te doen.’ Hij was niet alleen aangesteld en verkoren, maar Hij was ook bekwaam gemaakt door God. De Geest des Heeren was op Hem. Hij kwam in de Naam van Zijn Vader, bekleed met het gezag van Zijn Vader. ‘Ik zoek niet mijn wil,’ zei Hij, ‘maar de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft.’ Wat Hij kwam doen, noemde Hij voortdurend het werk en de zaak van Zijn Vader. Dit zou ons de rijkste troost moeten geven. Jezus is geen amateur Verlosser die geen recht heeft om als onze Vertegenwoordiger te dienen: Hij komt op een wettige en gepaste manier. De Koning der koningen heeft Hem aangesteld en wat Hij doet, doet Hij in de Naam en de autoriteit van God. God stuurde Zijn Zoon naar de wereld. Zijn dood, hoewel vrijwillig van Zijn kant, was niet zonder de instemming en wil van Zijn Vader. ‘Het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen: Hij heeft Hem krank gemaakt.’ Als God Hem heeft aangesteld als verzoening voor de zonde, moeten we dan niet met vreugde aannemen wat God heeft aangewezen?
Let goed op de samenstelling van Zijn persoon. Hij die kwam om mensen te redden is niemand anders dan God; daarom is Hij in staat om zonde vanuit Gods oogpunt te zien, in staat om te begrijpen wat God toekomt. Doordat Hij Zijn Godheid met Zijn Mensheid verbond, was Hij in Zijn tweevoudige natuur in staat om pijnen te verdragen die de mensheid zonder de Godheid niet had kunnen verdragen. Maar ook om in Zijn oneindige geest een gezicht van de zonde en een afschuw ervan te ontvangen die geen enkele eindige geest ooit had kunnen verdragen. Denk je dat je de zonde kunt bevatten, broeders, je kunt die niet bevatten. Het is een kwaad dat te monsterlijk is voor de menselijke geest om de hoogten en diepten, de lengtes en breedten ervan volledig te kennen; maar Christus, die de vleesgeworden God is, wist wat zonde betekende; Hij stortte zich in deze diepten en wist hoe diep ze waren; Hij staarde ernaar en voelde alle gruwel van haar ongerechtigheid, ondankbaarheid en schande. De zondigheid ervan trof Zijn geest met al haar kracht en overspoelde Zijn heilige ziel met een afschuw die niemand anders dan Hij kon verdragen. Hij was een volmaakt Mens en daarom hoefde Hij niet te sterven; anders zou Zijn dood voor Hemzelf zijn geweest. Hij moest lijden, niet omdat Hij de Zoon van God of de Zoon des mensen was, maar omdat Hij de Verlosser, de Borg en redder van mensen is. Kun je Hem niet vertrouwen?
Als ik de last van mijn zonde heb gevoeld, moet ik bekennen dat ik soms het gevoel heb gehad dat die te groot was om door enige denkbare macht te worden weggenomen, maar aan de andere kant, als ik de voortreffelijkheid van de Persoon van mijn Meester heb gezien, de volmaaktheid van Zijn Mens-zijn, de heerlijkheid van Zijn Godheid, de wonderbaarlijke maat van Zijn smart, de solide kracht van Zijn gehoorzaamheid, voelde ik dat mijn zonde te gering was voor een dergelijk groot offer. Ik voelde me net als John Hyatt die, toen hij stierf, zei dat hij Christus niet slechts één ziel zou toevertrouwen, maar dat hij Hem wel een miljoen zielen zou toevertrouwen als hij die had.
Als mijn zonden groter zouden zijn dan ze werkelijk zijn, en God verhoede dat het zo zou zijn – als mijn besef ervan tienduizend keer levendiger zou zijn dan dat besef nu is – en ik zou willen dat ik een duidelijker en verootmoedigender besef had van mijn eigen ongerechtigheid, dan nog weet ik dat mijn Heer en Meester een grotere Redder is dan ik een zondaar ben. Vanuit de samenstelling van Zijn Persoon als God en Mens, ben ik er zeker van dat, als ik mijn ongerechtigheden had opgestapeld tot zij de hemel bereikten, en ik, net als de reuzen in de oude mythologie, Pelion op Ossa op elkaar had gestapeld, een berg zonde op een berg rebellie, en in mijn goddeloze opstandigheid had geprobeerd de troon van God te beklimmen, het kostbare bloed van Jezus mij toch van al deze zonden kan reinigen.
Mijn geliefde hoorder, als je beeft vanwege je schuld, probeer jezelf dan niet te ontdoen van het bewustzijn van de schuld der zonde, maar bestudeer veel en aandachtig de persoon van God, de Zondedrager; laat je gedachten stilstaan bij de grote Verlosser en Zijn werk, zodat je in staat zult zijn om te zeggen: Ik zal, ja ik zal geloven dat Jezus Christus volkomen kan zaligmaken die tot Hem komen, ik zal op Hem vertrouwen. Ik zal nu rusten in Zijn verzoening.
Ik heb het gevoel dat ik even moet stilstaan om tegen sommigen hier te zeggen hoe vurig ik zou wensen dat ze deze ochtend zouden stoppen met het zoeken naar rust waar geen rust te vinden is. Vertrouw niet langer op iets in jezelf of op iets buiten jezelf, behalve op de Zoon van God. God Zelf neemt de zonde weg. Wat wil je nog meer? Jij hebt een God die jouw Verlosser is, en zou jij jouw zielige zwakheid verbinden met Zijn almacht? Zou jij een mier met een cherubijn verbinden? Wil jij jouw vodden verbinden met het schone witte linnen van Christus’ gerechtigheid? Zal jouw nietigheid bijdragen aan Zijn volheid? Jouw kracht is volmaakte zwakheid en jouw verdienste is een leugen. Zul je deze brengen om ze naast Jezus te plaatsen? Nee, zondaar, moge de Heilige Geest je nu dwingen om te rusten op Hem Die, op zo’n heerlijke manier, de zonde heeft teniet gedaan in het einde der eeuwen, door de offerande van Zichzelf.
Derde punt.
Let in de tekst op DE GENOEMDE VERSCHIJNING. ‘Maar NU is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf’. Sta hier eens bij stil.
De manier waarop God de zonde heeft teniet gedaan is er een die niet duister, verborgen, raadselachtig of onverklaarbaar is, maar een die volkomen duidelijk en openbaar is. Je zult je herinneren dat toen de hogepriester verzoening deed voor de zonde, hij het bekken vol bloed nam en door het voorhangsel ging. Niemand zag Hem daar; en toen Hij voor het verzoendeksel stond en bloed sprenkelde, kon geen menselijk oog het zien, zijn voor-afbeeldend werk was een verborgenheid. Maar, mijn broeders, de grote Hogepriester en Profeet van onze belijdenis heeft het voorhangsel gescheurd en is openlijk verschenen, en de zonde die door Hem is weggenomen is een duidelijke zaak die door het verstand kan worden gezien; ja, in sommige opzichten is het zelfs door menselijke ogen gezien en door sterfelijke oren gehoord.
Christus verscheen, dat wil zeggen, toen Hij onder de mensen neerdaalde, leefde Hij niet minder dan drieëndertig jaar dagelijks onder de waarneming van mensen; dat wil zeggen, Hij werd elke dag door mensen gezien , Hij werd gezien als een kind in een kribbe, door herders en door Oosterse wijzen; Hij was niet verborgen, zoals Mozes voor de Egyptische moordenaars; maar Hij werd door allerlei waarnemers gadegeslagen.
Als kind was zijn opvoeding ongetwijfeld bekend, zodat men zei: ‘Zijn zusters, zijn zij niet allen onder ons?’ ‘Maar van Hém weten wij waar Hij vandaan komt.’ Dat korte gedeelte van Zijn leven, dat was toegewezen aan de openbare bediening, was in de hoogste mate openbaar. ‘Ik heb niets’ zei Hij ‘in het verborgen gesproken.’ ‘Ik heb openlijk gesproken tot de wereld.’ Want ‘het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’, zegt Johannes, ‘en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.’ Sterker nog, niet alleen Zijn Mensheid was zichtbaar, maar ook Zijn Godheid. Wekte Hij de doden niet op met Zijn stem? Toen Hij over de zee wandelde, toen Hij de melaatse genas, toen Hij het blinde oog opende, toen Hij het dove oor opende, waren dat niet allemaal stralen en glinsteringen van Zijn eeuwige kracht en Godheid? Deze dingen werden niet gezien door een paar priesters die apart waren gezet om de heilige cirkel binnen te gaan en dan te getuigen, maar in heel Galilea en Judea werd openlijk het gerucht verspreid dat de Messias was gekomen, ‘het is immers niet in een uithoek gebeurd’.
En verder, broeders, de grote daad waarmee onze Heer ons verloste was een openlijke daad. Het is waar dat er innerlijke diepten zijn waar het menselijk verstand niet bij kan. God weet, en God alleen, hoe Zijn Geliefde heeft geleden; maar toch, het geselen en bespotten, het bespugen, het kronen met de doornenkroon, het vastnagelen aan het kruis en de dood – dit waren openbare en zichtbare dingen. Had niet heel Jeruzalem het nieuws gehoord dat Jezus van Nazareth, een door God gezonden Man, ter dood was gebracht?
Maar ik ga nog een stap verder. Niet alleen waren de Menswording van Christus, Zijn Godheid en Zijn sterven openbare dingen, maar ook de manier waarop deze dingen in verband staan met de vergeving van zonden is duidelijk aan ons geopenbaard. We komen vanmorgen niet naar je toe om te zeggen: ‘Geloof in Jezus Christus – het is een groot mysterie dat je niet kunt begrijpen, maar als je op Jezus Christus vertrouwt, zal God je redden’. Maar we willen je wel vertellen dat er een goede grond voor je vertrouwen is die het verstand kan begrijpen; het is deze, dat Jezus Christus in de plaats van zondaars stond; dat God Hem bezocht met de striemen die ons toekwamen; dat, ‘De straf die ons de vrede aanbrengt, op Hem was’. Hij droeg de rechtvaardige toorn van Zijn Vader, zodat wij die nooit hoeven te dragen.
Dit is een duidelijke uitleg van het verlossingsplan. Dat geldt niet voor de misleidingen van het bijgeloof. De priesters van Baäl vertellen ons dat wanneer ze een baby in hun armen nemen en water op zijn gezichtje doen, dat op dat moment de onbewuste baby een lid van Christus wordt, een kind van God en een erfgenaam van het Koninkrijk der hemelen; kunnen zij ons vertellen hoe deze wonderbaarlijke verandering tot stand wordt gebracht op een sluimerend intellect, een slapende ziel?
Nee, ze zullen enkel mompelen dat het door een occulte¹ invloed geschied! Occult inderdaad! Want het kind zal opgroeien om te leven als ieder ander, misschien zal het zelfs in ongeloof sterven. Zulke verzinsels, met hun verachtelijke pretenties van occulte invloeden, zijn het waard om gerangschikt te worden met de fluisteringen en bezweringen van de heks van Endor, of de daden van Bileam, de zoon van Beor.
¹Occult slaat op een verborgen wereld, of het bovennatuurlijke. Het is meer een verzamelbegrip voor alles wat te maken heeft met spirituele en buitenzintuiglijke zaken. Het komt van het Latijnse Occultus, wat verbergen of geheimhouden betekent.
Wij kunnen jullie echter wel vertellen hoe de zonde is weggenomen door het offer van Christus. Er is niets occults aan het kruis. De verzoeningsleer spreekt tot het verstand en het beoordelingsvermogen. Christus betaalde de schuld – dan is de gelovige vrij. Als Christus voor mij heeft geleden, hoe zouden er dan twee voor dezelfde overtreding moeten lijden? Dit is iets waar verstandige mensen over na moeten denken; iets waar het meest diepzinnige intellect over na moet denken. De schijnvertoningen van biecht, priesterlijke absolutie (vergeving), enzovoort, die de priesters van Baäl jullie voortdurend voorhouden in plaats van onze gezegende Heere en Meester, zijn zulke bedriegerijen dat mijn ziel al kookt bij de gedachte eraan, acht ze niet en verdraag ze niet. Met hun gewaden, hun kniebuigingen en hun ceremoniën zijn zij als magiërs; zij gluren, mompelen en smeden een leugen om te bedriegen.
Als ze durfden, zouden ze een vreemde taal gebruiken, zoals de priesters van Babylon. Hun godsdienst is geen openbaring, maar een verhulling; geen openbaring van God, maar een bedekking van Zijn aangezicht. Net als de kinderen van het oude verbond van slavernij, hebben zij een sluier over hun gezicht, zij zien de waarheid niet; maar wij die de volheid van het Evangelie van Jezus Christus verkondigen, spreken met grote eenvoud, want wij vertellen je goed nieuws dat je kunt begrijpen, dat een beroep doet op je verstand en intellect. Want eenmaal bij het voleinden der eeuwen is Jezus Christus geopenbaard, zijn leven en onsterfelijkheid aan het licht gebracht, en is aan jullie bekendgemaakt ‘hoe God rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is’ (Rom. 3:26).
Er is hier toch niemand die het plaatsvervangend werk niet begrijpt? Als dat wel zo is, laat me dan proberen het nog duidelijker te maken. Jezus Christus, de Zoon des mensen, stond in de plaats van mensen – in jouw plaats, beste luisteraar. Als je Hem vertrouwt, heeft Hij ook voor jou geleden. Nu begrijp je ook hoe God rechtvaardig kan zijn als Hij dit vrijwillige Offer aanvaard in plaats van jouw offer, als Hij Christus straft in jouw plaats en dan tegen je zegt: ‘Ik vergeef je de overtreding van Mijn geboden, want Mijn eniggeboren Zoon heeft ze allen in jouw plaats gehouden en voor de overtredingen betaald; Ik vergeef je alles om niet, want Jezus is voor jou gestorven.’ Ik hoop dat je met je hart zult ontvangen wat je met je verstand hebt aangenomen.
Beste toehoorder, verzet je niet tegen een Evangelie dat zo eenvoudig is, dat zo rechtvaardig is voor God, dat je zo veilig stelt. Geef je eraan over, ik bid je, geef je er nu aan over, en onthoud, als je in de aangewezen Verlosser gelooft, ben je gered. Als je jezelf nu toevertrouwt aan Jezus Christus zal Hij je niet teleurstellen; Hij zal je bedekken met Zijn gerechtigheid, je reinigen met Zijn bloed, je beschermen door Zijn kracht en je, tegen die tijd, voor eeuwig omringen met Zijn heerlijkheid. Maar we moeten verder.
Vierde punt.
Een vierde reden die ons vertroosting zou moeten geven is de OFFERANDE ZELF. Bij de voleinding van de eeuwen is Hij eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen – hoe? ‘door het offer van Zichzelf.’
Merk op, broeders, Christus kwam niet alleen in de wereld om de zonde teniet te doen door Zijn voorbeeld – Zijn voorbeeld is zeer gezegend en als we het volgen, wordt het een krachtig middel om deugdzaamheid te bevorderen. Jezus kwam niet alleen in de wereld om zonde teniet te doen door Zijn onderwijs – hoewel Zijn onderwijs dat doet waar het ook ontvangen wordt, want in de kracht van Zijn onderwijs worden mensen door Zijn Geest bekrachtigd om hun aangeboren zonde te overwinnen; maar in de tekst wordt ons verteld dat Hij kwam om zonde teniet te doen door een offer. O, wat razen en tieren mensen hier tegen. Die Socinianen die aan de voet van het kruis zaten toen Jezus Christus stierf en zeiden: ‘laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven’, hadden dezelfde geloofsbelijdenis als hun opvolgers, die Jezus in alles willen bewonderen behalve als slachtoffer voor de zonde. Veel mensen schoppen tegen de gekruisigde Zoon van God. ‘Nee,’ zeggen ze, ‘de verzoeningsleer, de leer van het lijden voor de zonde, zonde die door het bloed wordt weggenomen – dat kunnen we niet verdragen.’ Weet dan, trotse tegenstanders, dat dit het Evangelie is, de hoofdzaak en kern van de boodschap van barmhartigheid; dit is het goede nieuws uit de hemel, dat Jezus Christus de zonde heeft weggenomen – niet door Zijn leer, noch door Zijn voorbeeld alleen, maar door een bloedig offer van Zichzelf.
Merk op dat de tekst bevestigt dat onze Heere de zonde teniet deed door de offerande, niet van Zijn eer, hoewel Hij die verliet en de hoven en hovelingen van de hemel achterliet; niet door de offerande van Zijn rijkdom, want hoewel Hij rijk was, werd Hij omwille van ons arm; ook staat er niet dat Hij de zonde wegnam door Zijn gestalte, hoewel Hij die wel opofferde en Zichzelf van geen gestalte maakte door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen. Het was een offer, maar wel een offer dat van Hemzelf uitging. Het was Zijn lichaam in Getsemane, toen het bloedige zweet Hem van top tot teen bedekte, toen elk deel van Zijn lichaam en elk vermogen van Zijn ziel vol angst en ontzetting was; het was een offer dat Hij bracht in de zalen van Pilatus, voor de rechterstoel van Kajafas, in de rechtszaal van de opgeblazen Herodes; een offer dat Hij bracht toen ze Hem geselden, toen ze een doornenkroon vlochten, toen ze op Hem bespuwden, toen ze Hem sloegen en bespotten en met vuisten sloegen. Het offer bereikte zijn hoogtepunt toen Hij aan het kruis hing, smachtend van dorst, en uitriep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’
O zondaar, ik wou dat je aan de voet van het kruis ging staan en net zo lang aan Jezus dacht tot je troost vond! Ik geloof dat de kortste weg om tot geloof te komen is om het voorwerp van het geloof op de juiste manier te overdenken. De ware manier om troost te krijgen is niet om te proberen van het kruis weg te blijven en jezelf te troosten, maar om aan Christus te denken Die voor je stierf zodat je getroost zal worden; zeg tegen je ziel: ‘Ik zal nooit van het kruis weggaan totdat ik gewassen ben in dit kostbare bloed.’
‘Gezegende Heiland, ik lig aan Uw voeten, om te sterven of genezing te ontvangen;
Maar genade verhoedt die pijnlijke angst, want de almachtige genade triomfeert.’
Je weet dat zondaars werden genezen door naar de slang te kijken, niet door naar hun eigen wonden te kijken of over genezing te horen van anderen. En zo zul jij ook genezen worden, niet door naar de zonde te kijken of over Christus te horen, maar door je geestelijk oog op het kruis te richten en te mediteren over Hem die daaraan stierf, zodat je, door Zijn verdiensten te overwegen, in Hem gelooft en zo gered zult worden.
Geliefden, voeg deze twee of drie gedachten samen. God komt in de wereld als Mens – de Middelaar sterft. Dat is gemakkelijk gezegd, maar wat een gewichtige betekenis zit erin! Wat moet er een verdienste zijn in het lijden en sterven van de stervende Middelaar! Wat een kracht moet er zijn in het bloed van Hem die, hoewel Hij Mens is, toch God is! Kom, schuldige zondaar, dompel jezelf onder in deze fontein gevuld met bloed en je zult rein worden, anders spreekt God niet de waarheid. Kom, jij zwartste, smerigste, vuilste, meest verontreinigde van het hele menselijke ras, kom nu en kijk naar Jezus, stervend, bloedend, en je zult gered worden, want Gods Woord is eraan verbonden. Hij kan de ziel die op het offer van Christus rust niet in de hel werpen. Maar laten we onthouden dat zonde alleen is weggenomen omdat de Heere Jezus Zichzelf tot een offer heeft gemaakt, en niet door iets anders.
Vijfde punt.
Maar als dit geen troost biedt, hoewel ik bid dat het dat wel mag doen, vraag ik je een ogenblik na te denken over de vijfde gedachte, namelijk, DE GROOTSHEID VAN HET WERK DAT WERD UITGEVOERD.
In de volheid des tijds werd Christus geopenbaard om de zonde weg te nemen. Hij is niet in de wereld gekomen om het te verzachten of te bedekken, nee, Hij kwam om de zonde te niet te doen. Let wel, Hij kwam niet alleen om enkele eigenschappen van de zonde weg te nemen, zoals haar vuilheid, haar schuld, haar straf, haar vernedering; Hij kwam om de zonde zelf weg te nemen, want zonde, zie je, is de bron van alle kwaad. Hij kwam niet om de stromen te ledigen, maar om de vervuilde bron op te ruimen. Hij kwam om de zonde zelf weg te nemen, de zonde in haar wezen en essentie. Vergeet niet dat Hij de smerigheid van de zonde wegnam, de schuld van de zonde, de straf van de zonde, de macht van de zonde, de heerschappij van de zonde, maar ook dat Hij eens het eigenlijke wezen, het bestaan van de zonde in ons zal doden.
Mijn Meester leek te zeggen, zoals de koning van Syrië vroeger deed: ‘U mag niet tegen kleinen of tegen groten strijden, maar alleen tegen de koning van Israël.’ Hij mikte Zijn pijlen op het hoofd van het monster, raakte zijn vitale delen en legde hem neer. Hij deed de hel zelf op de vlucht slaan en de gevangenis werd gevangen gevoerd. Wat een heerlijk woord – onze Heer heeft de zonde te niet gedaan! Soms lezen we in het Woord van God dat Hij ze in de diepten van de zee heeft geworpen; dat is heerlijk, niemand kan ze ooit nog terugvinden; – Jezus heeft onze zonden in de oeverloze diepten van de zee verdronken.
Wederom lezel we dat Hij ze zover heeft verwijderd, als ‘het oosten is van het westen‘. Wie kan die afstand meten? Oneindige mijlen verdelen de uiterste grenzen van deze ruimte: zo ver heeft hij onze overtredingen van ons weggedaan. We lezen opnieuw dat hij een einde aan de zonde heeft gemaakt. Je weet wat we bedoelen met een einde maken aan iets, het is gedaan met, vernietigd, volkomen verdelgd en afgeschaft. Jezus, zo lezen we, heeft ‘een einde gemaakt aan de zonden‘. De zonde en mijn ziel zijn niet meer met elkaar gehuwd.
Christus heeft de zonde weggedaan – Hij heeft haar weggedragen zoals de zondebok de ongerechtigheid van de mensen schaduwachtig en typisch wegdroeg. Hij heeft letterlijk de zonden van heel Zijn volk op Zich genomen, en sterker dan Atlas, heeft Hij de last op Zich genomen en weggedragen en in Zijn graf geworpen, waar het voor altijd begraven ligt. ‘Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt. Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit‘. De zonde is verdwenen. Als u in Christus gelooft, kan u niets ten laste worden gelegd.
De zonde is verdwenen. Als je in Christus gelooft, kan je niets ten laste worden gelegd. Het verleden, het heden, de toekomst – elke zonde werd op Christus gelegd; zonden bedreven met de tong, de hersenen, het hart, de hand en de gedachte werden allemaal op Hem gelegd. Zonden tegen mensen, zonden tegen God, overspel, moord, godslastering, alles, alles werd op Jezus gelegd. Hij werd als het ware een algemene vergaarbak waarin alle zonden van Zijn volk samenkwamen, om die vervolgens allemaal te ledigen door Zijn verzoenend offer; zodat de vuiligheid van Zijn volk is weggenomen.
Hij is de Kedron overgestoken en heeft de vuiligheid van de zonde weggedaan. Jij en ik mogen over de zonde zingen zoals Israël over Egypte zong, toen de vrijgekochte natie aan de oever van de Rode Zee stond. ‘De watervloeden hebben hen bedolven, zij zijn als een steen in de diepten gezonken.’ O, wat een lieflijkere klank dan die van Mirjam! Oh, hier zijn maagden die vreugdevoller en melodieuzer zingen dan de dochters van Israël! Wie brengt er hoog klinkende cimbalen en luide tamboerijnen aan om ons vreugdevolle lied te laten weerklinken? Zing voor Jehovah Jezus, want Hij heeft de overwinning behaald; Hij is verschenen en heeft de zonde teniet gedaan door het offer van Zichzelf; en wat onze ongerechtigheid betreft, de diepten hebben ze bedekt, er is er niet één, niet één, niet één van over. Zij zijn als een steen op de bodem gezonken; zij zijn als lood gezonken in de machtige wateren. Zing voor de Heere, want Hij heeft glorieus gezegevierd!
Zesde punt.
Oh, dat één of andere ziel een lichtstraal mag ontvangen van de laatste overdenking, wanneer alle andere hebben gefaald. DE KLAARBLIJKELIJKE, volmaaktheid van Zijn werk, waar we het al over gehad hebben. Het vereist speciale aandacht omdat het opvallend wordt gemaakt door het woordje ‘nu’, ‘Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen.’
Als Hij de zonde niet had teniet gedaan, zou Hij opnieuw gekomen zijn om het te doen, want Jezus Christus laat Zijn werk nooit onafgemaakt. Wat Hij onderneemt, volbrengt Hij. Het welbehagen van de Heer zal voorspoedig zijn in Zijn handen. Mijn broeders, het ene offer van Christus heeft alle zonde voor altijd teniet gedaan. Weg, weg met die priesters van Baäl met hun onbloedige offer, zoals zij het noemen, hetwelk ze dagelijks offeren voor de verzoening van de zonde. Het zijn verraders van Gods waarheid, verraders van de zielen der mensen. Dat zij nooit in dit land mogen heersen, maar dat hun schaamteloze onbeschaamdheden als mest over de aarde mogen worden uitgeworpen en dat zij zelf mogen worden verworpen als zout dat zijn smaak heeft verloren. Welk recht hebben zij om het brood van een protestants volk te eten terwijl ze het werk van de paus doen?
Onze Heere heeft voor eens en altijd verzoening gedaan, en alle pogingen om aan Zijn volbrachte werk te tornen is verraad, waarvoor verantwoording zal moeten worden afgelegd in de hemelse rechtbank; en vreselijk zal de straf zijn van hen die Christus onteerd hebben op het punt waar Hij het meest op Zijn eer is gesteld. Broeders, het feit dat Christus vandaag in de hemel is, is een bewijs dat er van Gods kant niets is dat een zondaar van God scheidt.
Als Jezus de schuld niet had betaald, zou Hij nooit zijn vrijgekomen. Hij zou op dit moment in de gevangenis van het graf hebben gezeten als Hij niet alle schulden en verplichtingen van Zijn volk had afbetaald; en Zijn verhoging in de hemel is het bewijs dat Hij Zijn werk heeft gedaan. Daar neemt Hij plaats omdat het werk volbracht is. Als het werk niet volbracht was, zou Hij lijden, vaak lijden, totdat Hij uiteindelijk zou kunnen zeggen: ‘Het is volbracht.’ Maar Hij heeft volledige verlossing aangebracht, de zonde is weggedaan en gelovigen zijn gered.
Wat ik tot slot te zeggen heb, is dit. Wilt u niet komen, arme, schuldige, lege, behoeftige zondaars, wilt u niet komen en deel hebben aan de heerlijke volheid van Christus’ verdienste vanmorgen? Waarom blijft u staan? Wacht niet op geschiktheid, blijf er niet op wachten. Er wordt geen goedheid van je gevraagd. Zoek er niet naar. Alle goedheid is in Hem. Kom met je harde hart, Hij zal het verzachten; kom met de steen die van binnen zit, Hij zal die weghalen en je een vlesen hart geven. Kom nu tot Jezus voor alles.
‘True belief, and true repentance, every grace that brings us nigh,
Without money, come to Jesus Christ and buy,’
Uit de Hymn: Come, ye sinners, poor and needy. Zie Nederlandse vertaling onder deze preek.
O, als ik wist hoe ik mijn Meester duidelijk aan u kon prediken, dan zou ik dat doen. Al zouden de woorden als vulgair betiteld worden, dan zou ik daar niet om geven, zolang ik de mensen maar kon laten zien wat het geheimenis van Christus Jezus is, dat in de voorbije eeuwen verborgen was, maar nu in Hem openbaar is geworden. O vertrouw op Hem, zielen, vertrouw op Hem, en je zult behouden worden! Eergisteren hoorde ik iets dat me enorm opvrolijkte. Ik hoorde dat er op de laatste bijeenkomst van gelovigen in Chicago iemand uit het verre westen kwam die vroeg om een zendeling die in een pas opgericht district wilde preken. De reden voor zijn verzoek was deze, ze hadden op de sabbat mijn preken voorgelezen en daarbij waren niet minder dan tweehonderd zielen tot God bekeerd.
Toen ik dat verslag las, was ik ontzettend blij, maar opeens dacht ik: ‘Helaas zijn er velen die deze preken uit de eerste hand horen en er geen zegen van ontvangen.’ Ik moest denken aan sommigen van jullie die mij al die jaren gehoord hebben, ik ben jullie trouw geweest – daar geloof ik in – God weet ook dat ik dat wil zijn – en toch zie ik ‘dat u zo bitter als gal bent en een kluwen ongerechtigheid‘. Terwijl aan de overkant van de blauwe Atlantische Oceaan de echo van onze woorden mensen uit het graf van de zonde heeft geroepen tot het leven in Christus, hebben jullie, hoewel jullie graag naar ons luisteren, onze stem niet gehoord in het diepst van jullie ziel. Zal dat altijd zo blijven? Bij sommigen van u vrees ik van wel, ik voorzie jullie verderf. Jullie zullen naar de hel afdalen terwijl het Evangelie nog in de oren klinkt, jullie zullen wakker worden in de poel van vuur, waarbij dit jullie wee zal verergeren, namelijk, dat jullie het Evangelie kenden en het hebben afwezen. Hoe zullen jullie ontvlieden als jullie op zo’n grote zaligheid geen acht geven, een zaligheid zo groot, dat engelen de grootheid ervan niet kunnen beschrijven en menselijke tongen in het beste geval stom zijn als ze proberen te spreken over de uitnemende heerlijkheid ervan?
Waarom zou je het afwijzen als het binnen handbereik is, als je met je hart gelooft en Christus met de mond belijdt, je gered zult worden? Vanwaar die harde harten? Vanwaar die stille monden? Moge de Eeuwige Geest je tot Jezus brengen, Hem zal de lof zijn tot in alle eeuwigheid. Amen.
Komt zoals u bent
Komt gij zondaars, arm ellendig (Komt zoals gij zijt) is een vertaling, door Meier Salomon Bromet, van Come, ye sinners, poor and needy.
1 Komt gij zondaars, arm, ellendig,
Zwak en hulploos, krank, vol pijn;
Jezus wacht om u te redden,
Wil uw Vriend en Heiland zijjn.
Hij is machtig, Hij is machtig,
Waarom zou u angstig zijn?
2 Kom vermoeiden, gans verlorenen,
Neergebukt, met schuld belaan;
Wilt u nog iets beters worden,
Dan blijft g’ eeuwig verre staan;
Niet de goeden, Niet de goeden,
Zondaars neemt de Heiland aan.
3 Laat niet uw geweten hind’ren,
Droom niet van geschikt te zijn;
De geschiktheid die Hij vordert,
Is dat zondaars, zondaars zijn.
Ook dat geeft Hij, Ook dat geeft Hij,
Door des Geestes zonneschijn.
4 Ziet! de Godmens eens gekruisigd,
Pleit op Zijn verzoenend bloed;
Leunt op Hem, op Hem alleenlijk,
Die aan ’t kruishout heeft geboet.
Niets dan Jezus, Niets dan Jezus,
Geeft ooit vrede in uw gemoed.
Bron: kerkliedwiki