Ik ben de Weg

Deze preek werd uitgesproken op 24 Juli 1864, door Charles Haddon Spurgeon.

Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Johannes 14:6

Vaak hebben de kostbaarste schatten de kleinste afmetingen. Diamanten hebben veel waarde terwijl ze weinig ruimte innemen. De Bijbelse teksten met de meeste zeggingskracht worden vaak in weinig woorden uitgedrukt. Wie zal de diepte kunnen meten van de zin: ‘God is liefde’ of van de woorden: ‘God is licht’? Wie zal de lengte en de breedte kennen van de uitdrukking: ‘Christus is alles en in allen’? Wat wordt het hele Evangelie toch helder samengevat in de uitspraak: ‘Want uit genade bent u zalig geworden’!

Er zijn nog veel meer Goddelijke woorden van gelijke aard: allemaal kort, en juist vanwege hun beknoptheid onweerstaanbaar zoet en onschatbaar kostbaar. Onze tekst, bestaande uit vier woorden waarvan elk uit slechts één lettergreep bestaat en geen ervan langer is dan drie letters, behoort tot de grootste van deze ‘miniatuurbijbels’. “Ik ben de Weg.” Het zou moeilijk, en zelfs verkeerd zijn, om bij een tekst als deze iets anders te doen dan eenvoudig te prediken. Moge God geven dat sommigen van u door mijn eenvoudige getuigenis geraakt worden en de weg naar de hemel mogen vinden; moge wie al op weg is, gesterkt, getroost en bemoedigd worden; moge God verheerlijkt worden en zondaars tot bekering komen. Dan zullen onze harten zich buitengewoon verheugen.

I. Laten we direct naar de tekst gaan en allereerst bekijken HOE JEZUS CHRISTUS DE WEG IS EN HOE HIJ DAT IS GEWORDEN.

Hoe Hij de weg is: Een weg impliceert altijd twee punten — een vertrekpunt en een bestemming. Christus is de Weg die voert van de ondergang van de mens naar de Vader. Onze Heere sprak over de mens die tot de Vader komt. We weten dus waarheen deze weg leidt. Maar evenzeer weten we dat de weg alleen zin heeft als hij ook begint waar wij van nature zijn — in de staat van verderf en onder de toorn van God. Christus is de weg die ons leidt van de stad verderf tot de hemelse stad, van de diepe val in Adam tot de heerlijkheid van onze Vader in de hemel.

Christus is in de eerste plaats de Weg waardoor mensen met hun schuld en zonden bij God, de Vader, kunnen komen. Nu was de grote vraag, het grote probleem: hoe kan zonde ooit worden weggenomen? Er zijn vele pogingen gedaan om de zonde ongedaan te maken, maar er is geen enkele manier om aan de schuld van de zonde te ontkomen, behalve door Jezus Christus.

Sommigen hebben gehoopt op vergeving op basis van toekomstig goed gedrag. Maar, zoals we allemaal weten, kan de betaling van een toekomstige schuld nooit een reeds bestaande schuld uitwissen. Zelfs de meest volmaakte toekomstige gehoorzaamheid van de mens — áls hij daartoe al in staat zou zijn — zou nooit zijn vroegere zonden kunnen laten verdwijnen. Zelfs een volmaakte eigengerechtigheid zou daarom niet “de weg” kunnen zijn.

Sommigen stellen hun hoop op de barmhartigheid van God, maar de wet kent geen vrijspraak van de zondaar door een louter soevereine daad van barmhartigheid. Dat is onmogelijk, want daardoor zou de gerechtigheid van God ter discussie worden gesteld en zou Zijn wet feitelijk worden opgeheven. De Heere zal de schuldige nooit ongestraft laten; elke overtreding moet haar rechtvaardige vergelding ontvangen. Daarom is de absolute barmhartigheid van God op zichzelf niet de oplossing voor de schuld van de zonde: deze barmhartigheid vindt haar grens waar wrekende gerechtigheid om voldoening vraagt. Over die ster van hoop — de pure barmhartigheid — valt een schaduw, omdat God niet alleen genadig is, maar ook rechtvaardig.

Er is dan ook geen enkele andere manier waarop een zondaar aan de schuld van de zonde kan ontsnappen dan door wat in Jezus Christus is geopenbaard. God heeft Zijn Zoon, de Eniggeborene, gezonden. Het Woord is vlees geworden en heeft onder de wet geleefd. Op dat wonderlijke Wezen, dat zowel Goddelijkheid als menselijkheid in één Persoon samenbracht, heeft de Heere de ongerechtigheid van ons allen gelegd.

Door toerekening zijn de overtredingen van Zijn uitverkorenen op het Verbondshoofd gelegd, zodat Hij tot de overtreders werd gerekend en de zonde van velen heeft gedragen. Hij heeft er vrijwillig voor gekozen Plaatsvervanger en Borg voor Zijn uitverkorenen te zijn. Op die manier — door de zonde van de zondaar over te dragen op Christus — wordt de zondaar zelf niet langer als schuldenaar gezien; zijn schuld is weggenomen. Dit is de Weg waarlangs de zondaar tot de Vader kan gaan: zijn zonde is op Christus gelegd, die de Plaatsvervanger is geworden voor allen die ooit in Hem hebben geloofd of nog zullen geloven, terwijl Hijzelf zuiver en rein is. De hele berg van zonden die op de gelovigen rustte, ligt niet langer op hen, maar op Christus. Hij heeft hun overtredingen op Zich genomen, hun ongerechtigheden gedragen, hun zonden van hen weggenomen en op Zichzelf geladen.

Luister goed! De enige manier waarop onze zonden kunnen worden weggenomen, is door deze Weg: ze worden niet aan ons toegerekend, maar aan Hem. Maar denk niet dat de zonden die eens op Christus werden gelegd, nog altijd op Hem rusten. Dat is niet het geval. Er kwam namelijk een dag waarop de straf voor al die zonden betaald moest worden. Het zwaard van de wraak ontwaakte tegen de zonde van de mens. Het had de gehele kudde kunnen treffen, en de schapen zouden zijn omgekomen — maar de Herder trad in de plaats van de kudde. Hij ontving de slagen van het zwaard.

Daar, aan het eenmaal vervloekte maar nu voor altijd gezegende houten kruis, onderging de Verlosser de volle maat van Gods toorn over de zonde. Waar is de zonde van Zijn volk nu? Hij heeft die in de diepten van de zee geworpen. Door de straf op Zich te nemen, heeft Hij ervoor gezorgd dat ze niet langer bestaat — het is alsof ze nooit heeft bestaan; ze is vernietigd, verdwenen, en wie ook zoekt, zal haar niet meer vinden.

Jezus Christus heeft, door onze zonde op Zich te nemen en vervolgens alle aansprakelijkheid die daaruit tegenover God voortkwam weg te dragen, voor altijd een einde gemaakt aan de overtreding — let op het woord — Hij heeft een einde gemaakt aan de zonde, en eeuwige gerechtigheid verworven voor Zijn volk.

Nu, zondaar, als je werkelijk van je zonde verlost wilt worden, is Christus de Weg; dát is het pad waarlangs je kunt ontsnappen. Ik heb je al uitgelegd dat geen toekomstige inkeer je vroegere zonden kan uitwissen, en dat zelfs Gods barmhartigheid — louter als eigenschap beschouwd — je niet van je zonden kan reinigen. Maar deze wonderbaarlijke daad van liefde en wijsheid, deze gebeurtenis die hemel en aarde vervult met dankbare lof, waar verheerlijkte geesten steeds dieper van doordrongen raken en waarvan ook de engelen zich blijven verwonderen — juist deze gebeurtenis kan je van je zonden reinigen, zoals zij dat bij velen van ons heeft gedaan.

Want wij staan vandaag rechtvaardig voor God, zodat niemand ons nog iets kan verwijten. In onszelf zijn wij zondaars, maar in Gods oordeel zijn wij onschuldig, want Jezus heeft ons rein gemaakt; wij zijn witter dan sneeuw — onze zonden zijn door onze grote verzoenende Plaatsvervanger van ons verwijderd, zo ver als het oosten is van het westen. Hier is een Weg die volkomen recht doet aan Gods gerechtigheid, een Weg die precies aansluit bij wat jij nodig hebt. O, ik bid God dat terwijl deze woorden klinken: “Ik ben de Weg,” je hart zal antwoorden: “Geprezen zij Zijn Naam, Jezus zal mijn weg zijn; vandaag zal ik op Hem vertrouwen en zo verlost worden van mijn schuld.”

De tekst spreekt over de schuld van de zonde, maar de uitspraak “Ik ben de Weg” is evenzeer van toepassing op de toorn van God over de zonde. Je zult het onmiddellijk herkennen – en daarom hoef ik er niet uitgebreid op in te gaan – dat de enige manier om aan Gods toorn te ontkomen, is om te ontsnappen aan de zonde die die toorn veroorzaakt. Verwijder de oorzaak, en het gevolg verdwijnt. Toen de zonden van Gods volk van hen werden overgedragen op Christus, volgde de toorn van God de weg van die zonde en kwam neer op Christus, totdat Hij uitriep: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” En toen Hij die bittere beker vol toorn tot op de laatste druppel had leeggedronken, was die voorgoed leeg – geen enkele druppel bleef over voor een gelovige ziel om ook maar van te proeven.

De toorn van God tegenover wie gelooft is volledig tot zwijgen gebracht. Op dit moment is er geen enkele boze gedachte in Gods hart jegens iemand die door Hem rechtvaardig is verklaard. Wie op Christus heeft vertrouwd, wiens zonden op Hem zijn gelegd en in Hem zijn gestraft, is vrij van Gods toorn. God is niet boos, en kan niet boos zijn, op degene voor wie Jezus de plaats heeft ingenomen, want die heeft geen zonden meer waarvoor God toornig zou moeten zijn. “Maar,” zeg je, “een gelovige zondigt toch nog steeds?” Dat klopt, maar die zonde wordt hem niet aangerekend, zoals ook de psalmist zegt in Psalm 32: “Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent.”

De gelovige zondigt nog, maar het wordt hem niet toegerekend. Daarom komt Gods toorn nooit over hem. Hij is vrij van schuld en vrij van toorn. God heeft hem lief – met een grenzeloze liefde. En als God hem tuchtigt, dan is dat niet uit woede, maar uit liefde, voor zijn geestelijk en eeuwig welzijn. Zo zie je: Christus is de Weg, zowel om verlost te worden van de zonde als van de Goddelijke toorn die die zonde met zich meebrengt.

Luister, als gevolg van de zonde, wanneer de Heere ons aanspreekt en ons onze zonden laat zien, komt er een diepe en verschrikkelijke neerslachtigheid over ons, bij sommigen meer, bij anderen minder, maar in alle gevallen “toen het gebod kwam, is de zonde weer levend geworden. Ik echter ben gestorven”. Zodra de zonde werkelijk als zonde in de ziel wordt gevoeld, doodt zij ons, vernietigt zij onze vroegere hoop, verplettert zij onze trots en legt zij ons als gekneusde en verminkte dingen neer voor de brandende troon van gerechtigheid. Vaak heeft men zielen horen roepen: “Er is niets geheels in mijn vlees vanwege Uw gramschap, er is geen vrede in mijn beenderen vanwege mijn zonde. Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.”

Misschien heb jij, mijn ontwaakte toehoorder, wel eens soortgelijke uitdrukkingen gebruikt, maar o, als je gaat inzien dat al deze zonden niet van jou zijn, dat God in Christus Jezus jouw zonden heeft weggenomen door ze op Zich te nemen en de straf ervoor te ondergaan, dan zeg ik je dat je je snel zult verheugen.

In een oogwenk zullen die golven van toorn van je wegtrekken en zal je geest zingen: “Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.”

Ik weet dat een werkelijk ontwaakt geweten nooit zal kunnen geloven in de vergeving van zonden zonder dat er eerst verzoening heeft plaatsgevonden. Maar zodra je hoort dat die verzoening werkelijk is gebracht — dat Christus in jouw plaats heeft geleden, dat Zijn dood Gods gerechtigheid méér heeft verheerlijkt dan jouw verblijf in de hel dat ooit had kunnen doen, dat Zijn verzoening voor Gods geschonden wet een diepere en rechtvaardigere genoegdoening is dan zelfs jouw eeuwige ondergang — zie je dat dan niet?

Begrijp je dat dan niet — grijp je dat dan niet met heel je hart vast? Springt je hart niet op van vreugde bij het horen van dit glorieuze Evangelie van de gezegende God? Dan is Christus voor jou de Weg — de Weg uit de schuld van jouw zonde, uit de toorn van God over jouw zonde, en uit het besef van die toorn dat je ziel verdrukte.

Maar meer nog, Christus is de Weg om te ontsnappen aan de macht van de zonde. Het grote doel van een berouwvolle ziel is om te ontsnappen aan de tirannie en slavernij van slechte gewoonten en verdorven verlangens. Een mens kan sommige van zijn zonden uit eigen kracht afleggen. Niemand hoeft bijvoorbeeld een dronkaard te zijn; met gewone vastberadenheid kan men afrekenen met die bedwelmende drank. Niemand hoeft te vloeken; laat hem begrijpen wat een losbandigheid van ongerechtigheid er in die zonde schuilt, en hij zal er zeker mee ophouden. Toch woont de zonde in gevallen schepselen, en de verbeelding van hun hart is voortdurend slecht. Wie kan iets rein voortbrengen uit iets onrein? Mens, jouw zondigheid is zodanig dat je niet kunt ophouden met zondigen.

Maar, er is een kracht boven en buiten jou die je kan bevrijden van de macht van de zonde en je heilig kan maken; die kracht vind je in Christus Jezus, in Christus Jezus zoals ik Hem je vandaag heb verkondigd.

Laat mij je vertellen wat ik zelf heb ervaren. Telkens wanneer ik besef dat ik gezondigd heb en vastbesloten ben die zonde in de toekomst te overwinnen, komt de duivel direct naar mij toe en fluistert in mijn oor: “Hoe kun jij een vergeven mens zijn, en door God aanvaard worden, als je zó blijft zondigen?” Als ik naar die stem luister, raak ik ontmoedigd — en als ik in die toestand blijf, zou ik uiteindelijk in wanhoop vervallen en zelfs vaker zondigen dan voorheen. Maar dan komt Gods genade en spreekt tot mijn ziel: “Ja, je hebt gezondigd — maar is Jezus niet gekomen om zondaars te redden? Je bent niet gered omdat je rechtvaardig bent, maar omdat Christus voor de goddelozen is gestorven.”

Dan zegt het geloof in mij: “Hoewel ik heb gezondigd, heb ik een pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige. En hoewel ik schuldig ben, ben ik toch door genade gered en ben ik nog steeds een kind van God.” Wat gebeurt er dan? Dan beginnen de tranen te stromen en roep ik uit: “Hoe heb ik ooit kunnen zondigen tegen mijn God, die zo goed voor mij is?” En op dat moment krijg ik kracht om tegen de zonde te strijden — juist door de diepgewortelde overtuiging dat ik een kind van God ben.

Twijfels en angsten, en de gedachte dat God boos op je is, drijven je alleen maar dieper in de zonde. Maar geloof — dat ondanks je zonde blijft vertrouwen op Gods liefde, dat vasthoudt aan de volmaakte vergeving die Christus heeft gebracht, en die God zelf nooit meer zal terugnemen — dát geloof is het dat je sterk maakt tegenover de zonde. Dat heilige geloof, dat aan het kruis blijft vasthouden met de woorden: “Als ik omkom, dan kom ik om, maar dit verzoenend offer laat ik niet los,” dát geloof, zeg ik, geeft kracht en overwinning over de zonde. De heiligen in de heerlijkheid hebben overwonnen door het bloed van het Lam — en er is geen andere Weg tot overwinning.

Het kostbare bloed van de verzoening doodt de zonde, waar het ook wordt toegepast. Wie werkelijk gelooft in dat bloed, zal ervan worden gereinigd — ook van zondige gewoonten. Zoals die dierbare tekst verklaart: Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.”

Het is leven onder het voortdurende besef van Gods liefde, zoals die in Christus openbaar is geworden. Het is wandelen met de vaste overtuiging van vergeving — door dat bloed dat ons bevrijdt van de heersende macht van de zonde.

Dus, ziel: Jezus Christus is “de Weg” om te vluchten uit de zonde — uit haar schuld, haar toorn, haar angst en haar macht.

Laten we nu ook het andere eind van deze weg benoemen. Eerder zei ik dat de weg begint bij de zonde, maar waar leidt die naartoe? Naar de Vader. De weg tot de Vader loopt uitsluitend via Jezus Christus. Christus sprak het zelf uit: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij.”

Soms horen we dat men door de natuur tot God de Vader zou kunnen komen, maar dat is als een ladder die te kort is om het Oneindige te bereiken. Je kunt God in zekere mate herkennen in zijn scheppingswerken, maar zelfs zij die de grootse daden van God gezien hebben én God in Christus hebben leren kennen, zullen beamen: Gods wezen wordt in Zijn werken niet méér weerspiegeld dan het hele universum in een enkele dauwdruppel.

Deze aarde is niet groot genoeg om het beeld van God volledig te weerspiegelen. Zelfs de zee is daarvoor te klein; zij kan de Godheid nooit tonen zoals Hij is. De materiële wereld is te beperkt – zij zou bezwijken onder het gewicht van de volle heerlijkheid van God.

Het is daarin, in Christus alleen, dat Jehova zich dieper en voller openbaart dan via de hele natuur. Al zou je de zon, de maan en de sterren oproepen en hun ‘hiërogliefen’ lezen, toch is Gods openbaring in Christus van een andere orde — zoveel rijker dat geen enkele tijd of ruimte daar ook maar bij in de buurt kan komen.

Leer dan: onze diepste kennis van de Vader ontvangen wij door de Zoon. Zoals de Heere Jezus Zelf zegt: “Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien”. Alleen door Christus verstaan wij werkelijk wat het betekent dat God onze Vader is. Niemand kan beseffen wat het vaderschap van God inhoudt, voordat hij Jezus Christus kent als de Eerstgeborene onder vele broederen en de kracht van Zijn verzoening die ons tot God brengt.

De gedachte dat God het vaderschap over alle mensen heeft omdat Hij ons allen geschapen heeft, doet geen recht aan de meest werkelijke en tedere betekenis van het vaderschap. Een pottenbakker maakt tienduizend vaten, maar is niet de vader van één daarvan. Zo is een mens niet de vader van alles wat hij maakt; als hij al zo genoemd wordt, is dat slechts in zeer beperkte zin. Pas wanneer wij in Christus Jezus opnieuw geschapen zijn, wanneer de wedergeboorte ons deelgenoot gemaakt heeft van de Goddelijke natuur, dan zijn wij werkelijk kinderen van God.

Het kindschap is geen algemeen voorrecht van alle mensen, maar het bijzondere, hoge voorrecht van de uitverkorenen. De Schrift zegt immers: “Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden; daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent”.

Pas als wij tot de Goddelijke familie behoren, leren wij God als Vader kennen. Voor de ongelovigen geldt wat de Heere Jezus Zelf bidt: “Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend”. Wie Christus niet kent, kent de Vader niet; wie de Zoon ziet, heeft de Vader gezien. Maar de ware heerlijkheid van Christus wordt vooral zichtbaar in Zijn verzoenend sterven. Zo kunnen wij het vaderschap van God niet werkelijk begrijpen, zolang wij niet geloven in de verzoening door Zijn Zoon.

De Schrift is daarin duidelijk: “Een iegelijk, die den Zoon loochent, heeft ook den Vader niet: die den Zoon belijdt, heeft ook den Vader”. Moge het ons gegeven zijn om de Vader te leren kennen door daden van de Heere te leren kennen, want Hij alleen is de weg tot de ware kennis van de Vader.

Nogmaals, Jezus is de Weg tot bewuste aanvaarding door de Vader. Ik begrijp het, mijn beste bezorgde vriend—vandaag verlang je ernaar alles te geven, als je er maar zeker van kon zijn dat God je heeft aanvaard en liefheeft, dat je werkelijk Zijn geliefde kind bent. Maar die zekerheid kun je niet krijgen voordat je bij het kruis komt en Jezus Christus daar ziet sterven als jouw plaatsvervanger, voor jou en voor allen die op Hem vertrouwen.

Zodra je op Hem vertrouwt—en je zonden aan Hem zijn overgedragen, en je rein bent—zal je ziel voelen: “Ik ben niet alleen vergeven in Christus, maar ik ben aanvaard door God in Christus Jezus, omwille van Christus. Als één met Hem ben ik nu dierbaar voor God; en wat wonderlijk is: ik ben God even dierbaar als Jezus Christus Zelf, ik ben even dicht bij Christus gebracht, ik ben wat Hij is. Want Hij die eens mijn vertegenwoordiger was in mijn zonde en mijn toorn droeg, is nu mijn vertegenwoordiger in Zijn heerlijkheid en heeft voor mij genade en ontelbare zegeningen verworven.”

Dit is een gezegende zaak. De Vader Zelf heeft je lief. “Dicht bij God gekomen, door het bloed van Christus.” “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is.” De gave van Christus aan ons is een volledig bewijs van goddelijke liefde, en waar deze ook wordt ontvangen, is het een bewijs van Gods liefde voor de ontvanger.

Zo is het ook met de weg tot echte gemeenschap met de Vader. “O, hoe verlang ik ernaar met God te spreken,” verzucht iemand, “maar Hij lijkt zo ver weg en een dikke duisternis houdt Hem buiten mijn bereik. Kon ik maar tot Hem spreken, al was het alleen met de woorden van de verloren zoon die thuis kwam: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U.’”

Geliefden, zodra je Jezus Christus ziet — Hij die jouw zonden in Zijn lichaam aan het kruis heeft gedragen, Hij die is opgestaan en opgevaren naar de hemel — heb je vrijmoedige toegang tot God. Want Christus is het voorhangsel binnengegaan en staat daar nu als jouw vertegenwoordiger voor God. Jij mag tot God spreken, telkens wanneer je in Jezus Christus tot Hem nadert.

Jouw overtuiging dat al je zonden door Hem zijn weggenomen, dat je door Hem bent aanvaard, dat je in Hem leeft zoals een lidmaat in het lichaam, dat Hij jouw Verbondshoofd is en Zijn eer en heerlijkheid op jou afstraalt — dát vaste geloof brengt je zo dicht bij God, dat je werkelijk met Hem spreekt zoals een mens spreekt met zijn vriend.

“Waarlijk, onze gemeenschap is met de Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus.”

Ook hierin worden wij door Jezus aan de Vader gelijkgemaakt. Er is geen andere weg om werkelijk op de Vader te lijken dan door Gods liefde te leren kennen in de Persoon van Zijn geliefde Zoon. Ook hier geldt: Christus is de Weg. Door Hem na te volgen, ga je steeds meer op de Vader lijken; tijdens je omgang met Jezus Christus werkt Zijn karakter op heilige wijze in je, zodat je wordt veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, naar het beeld van de Heere.

Ik geloof echt, lieve broeders, dat als wij Christus uit het oog verliezen en vervolgens streven naar persoonlijke heiliging, wij eigenlijk proberen het doel te bereiken zonder de daarvoor bestemde weg te bewandelen. In mijn ervaring is het onmogelijk om te groeien in genade als je niet voortdurend dicht bij het kruis blijft staan.

Wanneer ik door geloof — en door niets anders dan geloof — weet dat Jezus mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft gegeven; wanneer ik genade zie die overvloedig blijkt in zonde, op Hem gelegd in plaats van op mij, en gerechtigheid die wordt verheerlijkt doordat de zonde door Hem is weggenomen; en wanneer ik genade en gerechtigheid samen zie, hand in hand, verbonden om mijn ziel te beschermen tegen elke angst of onzekerheid, dan voel ik dat ik overwinning heb over de zonde. Mijn ziel gaat dan God liefhebben, verlangt naar Hem, stijgt op naar Hem toe — en wordt meer gelijkvormig aan God dan ooit tevoren.

Zo is Christus werkelijk de Deg: van de zonde, met al haar gevolgen, tot de Vader, met alle zegeningen die vanuit Zijn troon voortkomen.

II. WAT VOOR WEG IS CHRISTUS, EN VOOR WELKE MENSEN?

Laat ik om te beginnen zeggen dat Christus de Koninklijke Weg is – wat wil zeggen: de Weg die door God Zelf is aangewezen als de enige route van de zonde naar de Vader. Stel dat wij tot u, beste vrienden die op zoek zijn naar verlossing, zouden komen en u een weg van barmhartigheid voorhielden – dan zou u terecht willen weten: “Wie heeft deze weg bepaald? Wie heeft gezegd dat dit de juiste weg is?”

Als wij zouden antwoorden dat deze weg is vastgesteld door het laatste concilie in Rome, dan zou het ons niet verbazen als u daar ernstige twijfels bij had. U zou zich dan afvragen of een vergadering van mensen werkelijk met gezag kan vaststellen wat de onfeilbare weg tot genade is.

Maar vandaag mag ik u verkondigen: Jezus Christus is ‘De Weg’ — door God Zelf aangewezen.

Zo zegt het Woord: “En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is; Welken God voorgesteld heeft tot een Verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods, om Zijn gerechtigheid te betonen, op dit moment, opdat Hij rechtvaardig zou zijn en rechtvaardigen zou, die Jezus gelooft.” God de Vader heeft dit verlossingsplan bedacht door de zonden op Christus over te dragen en door Christus, de plaatsvervanger, in onze plaats te straffen. Het is mij duidelijk dat als God tevreden is met deze manier, ik dat ook moet zijn; als Hij, de benadeelde partij, vindt dat Christus het werk heeft volbracht en dat Hij ons nu terecht kan vergeven, waarom zouden wij dan vragen stellen?

O God, als U naar Jezus kunt kijken en welbehagen in Hem hebt, dan mag ik dat zeker ook; als U volledig tevreden bent met het lijden en de dood van Uw geliefde Zoon, dan kan ook ik daarin volkomen rust vinden.

Welnu, omdat Christus de Koninklijke Weg is (en ik raad jullie aan, mijn toehoorders, dit goed en helder te beseffen): als je jouw vertrouwen stelt op Hem, op de Weg die God Zelf heeft aangewezen, en Hij zou je teleurstellen — wat onmogelijk is — dan zou de schuld niet bij jou liggen, maar bij Hem die deze Weg heeft bepaald. Ik zeg dit met diep respect en eerbied: God heeft een Weg gegeven die niet kan falen, want Hij is oneindig in wijsheid en oneindig in macht.

Omdat het een openbare Weg is, kan ik er vrij over wandelen zonder toestemming van wie dan ook. Als ik mij op een openbare weg begeef, ben ik geen indringer. Arme zondaar, Christus is de Weg van jouw zonden naar God, en je hoeft niemand om toestemming te vragen om via Jezus Christus tot God te naderen. “Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan” (Hebreeën 7:25). En Hij zelf heeft gezegd: “Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Johannes 6:37)

Kom dus — en wees welkom.

God wijst deze Weg aan, en wanneer Hij dat doet, zegt Hij in 1 Johannes 2:2: “En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.”

Opdat iedere zondaar, waar dan ook ter wereld, die door Christus tot de Vader wil komen, moed mag vatten en mag weten: zijn zonden zijn op Jezus gelegd.

Nogmaals, het is een volmaakte Weg. “Ik ben de Weg.” De Weg van de zonde naar de Vader, door Christus, is volmaakt. Hij zou dat niet zijn als Hij niet was neergedaald tot waar jij bent — maar dat heeft Hij juist wel gedaan. Waar bevind jij je op dit moment? Zit je tot aan je nek in de dronkenschap? Ben je bevlekt door een zondig en verkeerd leven? Ziel, er bestaat een volmaakte weg van daar waar jij bent tot aan de onbevlekte volmaaktheid van de gezegenden aan Gods rechterhand — en die Weg is Christus.

Je hoeft zelf geen weg te banen om tot Christus te komen; nee, Christus komt naar jou toe, precies waar je bent. Toen de barmhartige Samaritaan de gewonde man aantrof, vroeg hij hem niet om zelf naar hem toe te strompelen, onder belofte van hulp. Nee, hij kwam naar hem toe en goot olie en wijn op zijn wonden. En zo zal Christus ook tot jou komen.

Denk aan Saulus van Tarsus: hij ging juist met volle vaart richting het kwaad, maar hij werd plotseling neergeslagen — precies daar waar hij was, en zoals hij was. En daar sprak Jezus leven tot zijn ziel. En precies dát kan Hij ook bij jou doen.

Je denkt misschien dat je je eerst moet voorbereiden, bepaalde gevoelens moet doormaken of van alles moet doen voordat je kunt geloven dat Christus je zonden heeft weggenomen. Maar het enige wat je werkelijk hoeft te doen om geschikt te zijn voor Christus, is toegeven dat je ongeschikt bent. Al je voorbereidingen zijn overbodig—laat ze allemaal maar los. Je moet precies zoals je bent komen, als een zondaar. Jezus is immers niet gekomen voor rechtvaardigen, maar juist voor zondaars die tot inkeer willen komen. Zoals Hij zelf zei: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel.”

Als je op deze manier tot Hem komt en Zijn weg volgt—als je Hem met heel je hart vertrouwt om je te redden—zul je merken dat Hij precies de Redder is die je nodig hebt. Hij is zo volmaakt, dat er aan het begin niets extra’s nodig is, en ook aan het eind zul je zien dat Hij alles is wat je nodig hebt.

Sommigen denken dat geloof in het verzoenende offer van Christus ons slechts een eind op weg helpt, en dat we daarna op een andere basis verder moeten gaan. Maar dat is niet waar. Begrijp me goed: ik zou nooit iets negatiefs willen zeggen over goede werken. Heb ik jullie afgelopen zondagmorgen niet nog gezegd: “Zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien”? Toch zijn goede werken op zichzelf niet de weg naar de hemel, niet volledig en ook niet gedeeltelijk. Ze zijn het gevolg van verlossing, de natuurlijke vrucht van een gered leven, maar ze zijn niet wat ons redt.

Een geloof dat geen goede werken voortbrengt, zal niemand redden; maar het is niet het werk dat uit geloof voortkomt dat ons redt, maar het geloof zelf—het geloof in Jezus Christus. De oorsprong en het einde van onze verlossing liggen in de Verlosser, niet in onszelf. Jezus zegt immers: “Ik ben de Alfa en het Omega, het begin en het einde.”

Als je denkt dat je het kleed van gerechtigheid van Christus moet verbeteren, of dat Jezus het werk begint en jij het moet voltooien, begrijp je nog niet wie Christus werkelijk is en moet je meer besef krijgen wie je zelf bent. Het moet volledig Christus zijn of helemaal niets, volledig genade of geen genade. Want genade vormt zowel het fundament als de voltooiing van onze redding—zonder genade is er geen verlossing.

Wanneer Jezus zegt: “Ik ben de Weg,” bedoelt Hij dat Hij de brug is die de zondaar brengt van zijn huidige situatie naar God. Wie Christus ontvangt, zal tot de Vader komen.

Christus is een vrije weg—er is geen tolpoort bij de ingang of langs de weg. Veel mensen zijn bang om deze weg naar de hemel op te gaan omdat ze denken dat ze de kosten niet kunnen betalen, maar er zijn helemaal geen kosten. Iedereen die Christus wil ontvangen, kan dat doen. Wie probeert voor Christus te betalen, zal Hem juist niet krijgen. Je hoeft Hem alleen maar te vragen—Hij wordt om niet (dat is gratis) gegeven.

Je ontvangt Christus net zoals je water krijgt: door te drinken. Neem Hem eenvoudig aan, want “allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.”

Er staan nergens wettelijke voorwaarden voor redding vastgelegd. Soms wordt gezegd dat berouw en geloof voorwaarden zijn, en tot op zekere hoogte kan ik meegaan in die gedachte. Maar in werkelijkheid is er geen afspraak tussen God en de zondaar waarbij de één iets doet als de ander eerst iets anders doet. Het is nooit: “Jij moet dit eerst doen, dan doe Ik dat.” Het is altijd: “Ik doe dit voor jou, en daardoor zul jij geloven en tot inkeer komen.”

Hoewel geloof in zekere zin een voorwaarde lijkt, is het tegelijk een geschenk van God. En ook al wordt ons opgedragen om ons te bekeren, is het toch Jezus die vanuit de hemel bekering schenkt. Daarom wil ik jullie – arme zondaars, die misschien geen berouw of iets goeds van jezelf hebt – dringend oproepen om vóór alles naar Jezus Christus te gaan. Hij is de Weg, en Hij is de hele Weg. De toegang is helemaal vrij – er is niets te betalen, niets dat je eerst moet doen, niets wat je hoeft te zijn of mee te brengen, geen goede werken, geen voorbereidingen; alles is genade, alles is een geschenk van God, ook voor de allernedersten.

Soms lijkt het bijna te mooi om waar te zijn, dat ik, als grote zondaar, zomaar uit genade gered kan worden. Maar als ik bedenk wie de Verlosser werkelijk is – dat Hij God zelf is, dat Hij uit de hemel is gekomen en mens is geworden voor mij, dat Hij, de God-mens Immanuel, is geboren, gestorven en zelfs Gods toorn heeft gedragen – dan kan ik het geloven. En, o mijn Heere, ik zou nooit iets van mijn eigen onbeduidende verdiensten durven toevoegen aan het offer van Uw dierbare Zoon, net zoals ik geen vieze, gescheurde lappen op een prachtig gouden kleed zou naaien. Hoe zou ik mijn eigen nietsbeduidende verdiensten, die ik in mijn dwaasheid waarde toeken, ooit naast de oneindig waardevolle verdiensten van Uw dierbare Zoon kunnen plaatsen?

Laat mij daarbij toevoegen dat het een blijvende Weg is. Jezus zegt: “Ik ben de Weg” – niet alleen voor Abraham, Isaak en Jakob, maar voor jou; niet alleen voor de apostelen, martelaren en vroege heiligen, maar ook voor jou:

Zijn kostbare bloed
zal nooit zijn kracht verliezen,
totdat de hele verloste Kerk van God
gered is en niet meer zondigt.”

Het is een weg die nooit wordt onderbroken en ook nooit onderbroken zal worden. Geen enkele zonde van Zijn volk heeft ooit een moeras of hindernis gevormd op deze gezegende weg; geen enkele aardbeving, geen enkele omwenteling door onze opstandige natuur heeft ooit een kloof geslagen in deze glorieuze weg. Vanaf de poorten van de hel, waar de zondaar van nature verblijft, tot aan de hoogste toppen van de hemel loopt deze prachtige weg recht en ononderbroken, en dat zal altijd zo blijven, totdat alle uitverkorenen veilig zijn thuisgekomen.

Daarbij is het ook een Weg vol vreugde. Zoals we in het gelezen hoofdstuk zagen, zullen de verlosten terugkeren met gejuich en zal eeuwige blijdschap op hun hoofden rusten. Alle gelovigen in Christus zijn, juist in hun geloof, een gelukkig en juichend volk.

Misschien zegt iemand: “Maar ik heb ook weleens gelovigen zien treuren!” Dat is waar, maar dat gebeurt wanneer zij even van de weg zijn afgedwaald. Als zij eenvoudig zouden blijven vertrouwen op het volbrachte werk van Christus, en hun ogen alleen op Hem gericht zouden houden, dan zouden ze geen verdriet kennen. Waar geen zonde is, is geen verdriet. En als de gelovige beseft dat zijn zonden in Christus zijn weggenomen, heeft hij vrede als een rivier, rechtvaardigheid als golven van de zee.

Lieve vriend, als je gelukkig wilt zijn, kom dan tot Christus en blijf dicht bij Hem.

Zo zien we wat voor weg het is, maar voor wie is deze weg bedoeld? Kort samengevat: voor iedereen, voor alle soorten mensen. Christus is de weg naar de hemel voor ieder mens die ertoe wordt geleid deze weg te volgen. Ook voor jou, als je door het leven zwerft en misschien in theaterzalen, muziekpaleizen of zelfs op nog duisterdere plekken je verdriet hebt proberen te vergeten. Kom tot Jezus, want Hij is de Weg naar ware vrede — de enige Weg, juist ook voor iemand als jij.

Christus is de Weg voor mensen die zich afgedwaald voelen, voor hen die al lang het contact met God zijn kwijtgeraakt, ook al genoten ze vroeger van Zijn nabijheid. Jij die terugverlangt naar God: weet dat Christus ook voor jou de Weg is.

Christus is de Weg voor gevangenen, voor wie zich gebonden voelt en denkt nooit meer vrij te zullen zijn. Houd moed; er is nog steeds een uitweg en die uitweg is Christus. Waag het, en zeg: “Ik zal mijzelf in Zijn armen werpen. Als Hij mij verwerpt, zal ik de eerste zijn, maar tot die tijd rust ik op het bloedige offer van Gods dierbare Zoon, die grote druppels bloed zweette onder de last van mijn zware zonden — mijn eigen, zware schuld.”

Christus is de Weg, en dat geldt ook voor de armsten van de armen. Wanneer onze Meester een feestmaal bereidt, stuurt Hij ons eropuit om mensen van de straten en uit de steegjes binnen te halen – zelfs de randfiguren en buitenstaanders, zij die nergens thuis horen en niemand hebben. Jij, die jezelf als de minste en de verachtelijkste voelt, jij, die denkt dat je al bijna in de hel bent en eigenlijk al veroordeeld, jij die gevangen zit in wanhoop, omringd door duisternis en ellende, afgesloten van barmhartigheid – zoals je misschien denkt – weet dat Christus juist de Weg is voor jou.

Voor iedereen die verlangt te ontsnappen aan de macht van de zonde, voor iedereen die naar God wil komen of verlangt naar barmhartigheid of eeuwig leven: de deur staat open. De grote bazuin klinkt, en iedereen die meent aan het einde te zijn, mag komen. Laat de meest behoeftigen en verachtsten, de verlorenen en mensen die zichzelf al opgegeven hebben, zeggen: “Ik zal komen en op Jezus vertrouwen, die als rechtvaardige stierf voor ons, onrechtvaardigen, om ons bij God te brengen.”

III. Het laatste punt is: HOE MAKEN WIJ CHRISTUS TOT ONZE WEG, EN IS HIJ NU ONZE WEG?

Hoe maken we Christus tot onze Weg? Eigenlijk net zoals we elke andere weg tot onze eigen weg maken. Stel, iemand zegt: “Dit is mijn weg.” Hoe wordt die weg van hem? Heeft hij een eigendomsbewijs, of een officieel document van de koning? Nee, helemaal niet. De manier waarop ik straks de Clapham Road tot mijn weg maak na het preken, is simpelweg door erover heen te gaan lopen. Zo wordt Christus ook de weg voor een zondaar: je komt gewoon tot Christus. Dat is alles. Er zijn geen wettelijke rechten of speciale ceremonies nodig; je hoeft alleen maar deze koninklijke weg op te gaan, eenvoudig door op Christus te vertrouwen – en dan behoort Christus jou toe.

“Maar mag ik,” vraagt iemand, “wel zo zonder enige garantie komen en op Christus vertrouwen?” Wat voor garantie heb je nodig? Je hebt niet alleen Gods toestemming, je hebt zelfs Zijn opdracht! Hij heeft gezegd: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen. Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.”

Door te geloven doe je precies wat God jou in het Evangelie opdraagt. Geloof in de Heere Jezus Christus en je zult gered worden – dat is Gods woord. Je hebt dus zeker het recht om te doen wat God jou vraagt. Je recht om Jezus te vertrouwen ligt in Gods eigen bevel. Hij zegt dat Hij jou zal redden op basis van wat Christus heeft gedaan. Geloof je Hem? Vertrouw je vandaag echt op wat Christus heeft gedaan? Als je dat niet doet, zeg je eigenlijk dat God liegt. Maar als je wel gelooft, eer je God door Zijn getuigenis te aanvaarden, en geef je eer aan Zijn Zoon door op Zijn werk te vertrouwen – dan ben je gered.

Om Christus blijvend jouw Weg te laten zijn, hoef je alleen maar in Hem te blijven vertrouwen. Hoe blijft een gewone weg van jou? Niet door een officieel document of een speciaal recht dat je in het begin niet had. Nee, het is simpel: “Dit is mijn weg,” zeg je, zolang je er gebruik van blijft maken; sla je een andere richting in, dan kun je die niet langer jouw weg noemen. Als ik over een hek spring en een andere route kies en zeg: “Dit is mijn weg,” dan klopt dat niet. Een weg is van jou zolang je hem blijft bewandelen—en precies zo blijft Christus van jou zolang je op Hem blijft vertrouwen, niet door iets wat je uit jezelf hebt, doet of bent.

Jij leeft omdat Jezus leeft—niet om wie jij bent, maar om wie Hij is. “De rechtvaardige zal door geloof leven,” en op geen enkele andere manier. Je moet niet beginnen met het leven door de Geest en vervolgens proberen verder te gaan op eigen kracht of op basis van wat je zelf kunt laten zien aan bewijzen of vroomheid. Jouw geloof en genade worden het duidelijkst wanneer je het minst in jezelf vertrouwt en je blik het meest richt op Jezus, Gods geliefde Zoon. Ga je ooit je beste goede daden of je heilige leven als basis van je hoop zien, dan bouw je op iets dat tijdens beproeving zal wegzakken.

Blijf daarom zeggen: “Ik ben nog altijd een zondaar, maar gewassen in het bloed van Christus; nog altijd schuldig in mijzelf, maar zonder schuld gerekend—alles is gelegd op mijn Plaatsvervanger. Zelfs mijn beste gebeden en liederen, mijn goede werken en zelfs het spreken over God zijn onvolmaakt, maar toch ben ik rein door Hem die mij reinigt met Zijn kostbaar bloed.” Zolang je zo blijft leven, blijf je werkelijk leven.

Dit is de manier om te leven – niet alleen aan het begin van je geloof, maar ook wanneer je groeit in genade, als je een doorgewinterde gelovige wordt, en zelfs op het moment van sterven. Juist dan laten we alles los behalve wat Christus voor ons heeft gedaan. Misschien maakten we ons eerder druk over allerlei tekenen of bewijzen, maar aan het einde telt alleen Christus. Zoals die man op zijn sterfbed, die probeerde zijn daden af te wegen, maar uiteindelijk alles bijeenbond en wegdeed om alleen nog op Christus te vertrouwen.

En dat is wat wij nu allemaal het beste kunnen doen:

Niemand anders dan Jezus,
niemand anders dan Jezus,
kan hulpeloze zondaars
werkelijk redden.”

Dit zal je niet tot een oneerbiedig of losbandig leven brengen, maar juist tot een heilig leven. Als je dit gelooft, zul je God met al je kracht willen eren en verheerlijken. En zelfs als je alles hebt gedaan wat in je vermogen ligt, zul je nog altijd beseffen dat je een onnutte dienaar bent. Dan werp je jezelf volledig in Zijn liefdevolle armen, en bidt je dat Zijn doorboorde handen je blijven vasthouden en beschermen—nu, in de dood, en tot in alle eeuwigheid.

En zo komen we bij de laatste vraag: “Is Christus vandaag mijn Weg?”
O, ik weet dat velen van jullie hier volmondig op zouden kunnen antwoorden: “Ja, Hij is mijn enige redding en mijn diepste verlangen.”

Nothing in my hands I bring,
Simply to the cross I cling.”

Mijn God, U weet alles; U weet dat mijn ziel alleen vertrouwt op Uw stervende, opgewekte, eeuwig levende Zoon, die mijn hoop is, mijn alles.”

Maar misschien zijn er hier ook mensen die er niet zo over denken, simpelweg omdat ze het niet weten. In Engeland, denk ik, is er geen boodschap die zo weinig echt wordt gekend als het Evangelie zelf. Hoewel er veel verschillende leerstellingen worden gepreekt—en dat is op zich goed—en er veel nadruk ligt op voorschriften en regels, zijn er toch toehoorders die al jarenlang luisteren zonder de kern van het Evangelie echt te kennen. Die kern is: God heeft onze zonden op Christus gelegd om ons ervan te verlossen. Christus is gestraft, zodat God rechtvaardig kon blijven, en toch de rechtvaardiger kon zijn van wie Hem zoeken, zelfs als zij goddeloos zijn.

Als dit de eerste keer is dat je dit hoort, dan weet je het nu. Je zult dus niet verloren gaan zonder ooit van deze Weg tot redding gehoord te hebben. Als je deze Weg afwijst, ligt het niet aan onwetendheid. Als je verloren gaat, kun je jezelf op dat punt nooit verontschuldigen.

Sommigen geloven echter niet dat dit reddingsplan van God komt. Wanneer ze het horen en begrijpen, wijzen ze het af. Sommigen zeggen dat het ingaat tegen de moraal, anderen vinden het onlogisch of oneerlijk. Iedereen heeft zijn eigen bezwaren. Maar hoewel het kruis van Christus dwaasheid lijkt voor wie verloren gaan, is het voor ons die worden gered de wijsheid en de kracht van God. En God beware ons ervoor dat wij een ander Evangelie zouden brengen dan dit.

Sommigen haten het zelfs; zij knarsen hun tanden bij het idee dat zij door de verdienste van een ander vergeven worden. Hun rechtvaardige zelf voelt zich beledigd, omdat zij uit de markt worden gezet. Ach, werp jouw ziel niet weg uit louter haat tegen God, maar kust Hem die God vandaag tot Koning heeft gemaakt, en vertrouw op Hem die voor eeuwig Priester is naar de ordening van Melchizedek, om de zonde van de mens weg te nemen door Zijn eigen grote offer. Kom nu tot Hem en neem de verzoening en de vrede die Hij brengt.

Sommigen worden niet gered omdat zij te bang zijn om deze weg te gaan, maar tot hen zou ik heel zacht spreken: Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven.

Laat je schuldgevoel je niet bij mijn Meester vandaan houden. Misschien ben je een grote zondaar, maar Hij is een nog grotere Verlosser. Zeg niet dat u Christus hebt geëvenaard of overtroffen. Kom, Goliath-zondaar, de Zoon van David kan u overwinnen of redden:

“Al waren je zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw;
al zijn zij rood als karmozijn, zij zullen worden als wol.”

Denk aan David, hoe gruwelijk hij had gezondigd. Maar ondanks alle smetten van wellust en moord op hem, had hij genoeg geloof om te zeggen:

“Reinig mij met hysop, en ik zal rein zijn;
was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.”

Zo zul je witter zijn dan sneeuw, zodra het offer van Christus – met al zijn kracht en waarde – ook van jou wordt. Dat kan zelfs vanmorgen nog gebeuren, als je simpelweg op Hem vertrouwt.

Moge mijn God, de eeuwige Geest,
moge mijn God, de gezegende Vader,
moge mijn God, Jezus, de Zoon,
nu vele onwillige harten tot Zich trekken,
en Hem zij de lof.

Amen.

Zoek In Archief

Selecteer een zoekfilter

Steun ons met een donatie

Geachte bezoeker, mede dankzij uw hulp kunnen wij de kwaliteit en toegankelijkheid van Het Spurgeon Archief voortzetten.

Download Artikel

Download in PDF, Word of Print

Contact

C.H. Spurgeon

Charles Haddon Spurgeon

1834 – 1892 Was een Engelse baptistenpredikant in de puriteinse traditie. Belangrijke onderwerpen uit zijn prediking waren de vergeving van zonden en de noodzaak van wedergeboorte.