Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst! Johannes 19:28
Jezus sprak: ‘Ik heb dorst,’ en dat is de klacht van een mens. Onze Heere is de Schepper van de oceanen; het is Zijn hand die de vensters van de hemel opent en regen laat neerkomen op zowel de kwaden als de goeden. ‘Van Hem is ook de zee, want Hij heeft haar gemaakt’ (Ps. 95:5). Alle bronnen en fonteinen zijn door Zijn hand gevormd. Hij is degene die de beken doet stromen tussen de heuvels, die de snelstromende bergbeken hun weg laat vinden over de bergen, en die de rivieren voedt die de vlakten verrijken.
Je zou denken dat, als Hij dorst had, Hij het ons niet zou zeggen, want alle wolken en regens zouden zich verheugen om Zijn voorhoofd te verfrissen, en de beekjes en stroompjes zouden blijmoedig aan Zijn voeten stromen. En toch, hoewel Hij de Heere van alles was, had Hij zo volledig de gedaante van een Dienstknecht aangenomen en was Hij zo volkomen gelijkvormig gemaakt aan zondig vlees, dat Hij met zwakke stem uitriep: ‘Ik heb dorst.’
Hoe waarachtig Mens is Hij! Hij is werkelijk ‘been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees’ (Gen. 2:23), want Hij draagt onze zwakheden. Ik nodig je uit om met eerbied en liefde na te denken over de ware menselijkheid van onze Heere. Jezus heeft bewezen echt Mens te zijn door de pijnen te lijden die bij het mens-zijn horen. Engelen kunnen geen dorst lijden. Een fantoom, zoals sommigen Hem hebben genoemd, zou niet op deze wijze kunnen lijden. Maar Jezus heeft werkelijk de smarten van vlees en bloed ervaren.
Dorst is een alledaagse nood, een leed dat iedereen kan treffen—boeren, bedelaars of koningen. Het is een echte pijn, geen fantasie of een nachtmerrie uit dromenland.
Dorst is geen koninklijke pijn, maar een universele nood die de hele mensheid treft. Jezus is een Broeder voor de allerarmsten en meest onaanzienlijken onder ons. Toch verdroeg onze Heere dorst in een extreme mate, want het was de dorst van de dood die op Hem drukte. Meer nog, het was de dorst van Iemand Wiens dood geen gewone dood was, maar een dood waardoor Hij ‘door de genade van God voor allen de dood zou proeven’ (Hebr. 2:9).
De pijn had Zijn mond uitgedroogd als een oven, zodat Hij, zoals in Psalm 22 staat, moest zeggen: ‘Mijn tong kleeft aan mijn gehemelte’. Laten we dit beseffen en teder aanvoelen hoe dicht onze Heere Jezus tot ons is gekomen. Misschien ben je ziek geweest en uitgedroogd door koorts, en heb je net als Hij gezegd: ‘Ik heb dorst.’ Je pad loopt parallel met dat van jouw Meester. Hij sprak: ‘Ik heb dorst,’ zodat iemand Hem te drinken zou brengen, net zoals jij zelf ook verlangde naar een verkoelende slok toen je jezelf niet kon helpen.
Voel je hoe nabij Jezus ons is wanneer Zijn lippen bevochtigd moeten worden met een spons en Hij afhankelijk is van anderen om uit hun hand te drinken? De volgende keer dat jouw koortsige lippen mompelen: ‘Ik heb erge dorst,’ herinner jezelf dan: ‘Dit zijn heilige woorden, want mijn Heere heeft ze ook gesproken.’
Ach, geliefden, onze Heere was zo waarachtig mens dat al onze smarten ons aan Hem doen denken. De volgende keer dat wij dorst hebben, mogen wij naar Hem opzien. En telkens wanneer wij een stervende vriend zien verzwakken en dorsten, mogen wij in zijn lijden een flauwe, maar ware weerspiegeling zien van onze Heere. Hoe nabij is de dorstende Verlosser ons! Laten wij Hem daarom steeds meer liefhebben.
Toch mogen wij ook de oneindige afstand niet vergeten tussen de Heere der heerlijkheid, Die nu op Zijn troon is gezeten, en de Gekruisigde, Die eens uitgedroogd was van dorst. Vandaag stroomt er een rivier van het water des levens, helder als kristal, uit de troon van God en van het Lam. En toch, toen Hij Zich verwaardigde te zeggen: ‘Ik heb dorst,’ zouden Zijn engelbewaarders ongetwijfeld met evenveel moed hebben gehandeld als de mannen van David, die zich een weg baanden naar de bron van Bethlehem binnen de poort en water putten met gevaar voor hun leven (2 Sam. 23:16).
Als Jezus heeft gezegd: ‘Ik heb dorst,’ dan kent Hij al onze zwakheden en smarten. De volgende keer dat wij pijn lijden of ons depressief voelen, moeten wij bedenken dat onze Heere het allemaal begrijpt. Hij heeft het Zelf praktisch en persoonlijk ervaren. Noch in lichamelijke pijn, noch in droefheid van hart worden wij door onze Heere verlaten; Zijn weg loopt parallel aan de onze.
Mijn broeder en zuster, de pijl die jou onlangs heeft doorboord, was allereerst met Zijn bloed doordrenkt. De beker waarvan je moet drinken – hoe bitter ook – draagt aan de rand de afdruk van Zijn lippen. Hij heeft de droevige weg vóór jou afgelegd, en elke voetafdruk die je in de doorweekte aarde achterlaat, gaat samen met Zijn voetstappen.
Laat daarom het medeleven van Christus volledig geloofd en diep gewaardeerd worden, want Hij sprak: ‘Ik heb dorst.’