Charles Haddon Spurgeon 17 december 1865
Schrifttekst: Johannes 1:12
Uit: Metropolitan Tabernacle Pulpit Volume 12
Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn. Johannes 1:12-13
De goddelijke waarheid is één, maar zij is veelzijdig: wanneer u haar vanuit één gezichtspunt hebt bekeken, kunt u uw standpunt omkeren, en hoewel de waarheid waar u naar kijkt dezelfde is, zult u zich vanuit een ander gezichtspunt verbazen over de frisheid ervan. Vanmorgen hebben wij getracht u te tonen hoe Jezus Christus zondaars ontving; vanavond zullen wij trachten, naarmate de Heilige Geest ons daartoe in staat stelt, uiteen te zetten hoe zondaars Christus ontvangen. Het is volkomen waar dat het verlossingswerk er eerst en hoofdzakelijk in bestaat dat Jezus zondaars tot Zich neemt, om hen te vergeven, te reinigen, te heiligen, te behouden, te vervolmaken; maar tegelijkertijd ontvangt de zondaar ook Christus; er is een daad van de zondaar waardoor hij, gedwongen door goddelijke genade, zijn hart opent voor het aannemen van Jezus Christus, Jezus komt binnen, en woont voortaan in het hart en heerst en regeert daar. De Heilige Geest brengt ons in een genadige bereidheid van het hart om de Vriend te ontvangen die aan de deur klopt, dan zal Hij met ons eten en wij met Hem.
Wij zullen vanavond de visie op het onderwerp dat door deze tekst voor ons wordt geopend in ogenschouw nemen, en we zullen in de eerste plaats beginnen met eenvoudig en kort te beschrijven hoe de zondaar Christus ontvangt.
Ten tweede: het voorrecht of de macht die als gevolg van dit ontvangen van Christus wordt verleend.
Ten derde: de grote verandering die gepaard gaat met het feit dat de zondaar Christus heeft ontvangen, het feit dat de zondaar van boven is wedergeboren, “niet uit de wil van een mens, maar uit God”.
Zo kort en zo eenvoudig mogelijk beschrijven wij wat het voor de zondaar is om CHRISTUS te ontvangen.
Dit ontvangen van Christus ligt in verschillende dingen besloten. Als een mens Christus wil ontvangen, moet hij Hem allereerst ontvangen in Zijn Persoon zoals Hij in de Heilige Schrift is geopenbaard. De Schrift leert ons steeds weer dat Jezus Christus Immanuel is, God met ons, God geopenbaard in het vlees, Jehova’s gelijke in de gedaante van een Mens. Het “WOORD”, waarvan gezegd wordt “het Woord was God”, werd “geopenbaard” in het vlees onder de mensen en zij “zagen Zijn heerlijkheid”. Hoewel Hij “het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn”, toch “maakte Hij Zichzelf van geen aanzien, maar nam Hij de gedaante aan van een dienaar en werd Hij gelijkvormig aan mensen”. Dit was een nieuwe en opzienbarende leer toen deze voor het eerst aan heidense wijsgeren werd verkondigd, dat God de mensheid in zo’n innige verbinding met Zichzelf zou nemen, dat Hij werkelijk mens en God in één Persoon zou zijn.
Maar het is een leer “die door u moet worden ontvangen, anders kunt u Christus niet ontvangen”. Mijn Meester zal niet tevreden zijn met de erkenning dat Zijn karakter lieflijk is, Zijn leer zuiver, en Zijn morele leer uitmuntend; Hij zal niet tevreden zijn met uw erkenning dat Hij een Profeet is die groter is dan enige profeet die ooit voor of na hem kwam. Hij zal niet tevreden zijn met uw erkenning dat Hij een uit de hemel gezonden Leraar is, en een Wezen dat op grond van Zijn deugden nu bijzonder verheven is in de hemel; dit alles is goed, maar het is niet genoeg. U moet ook geloven dat Hij die als Mens geboren is uit de maagd, en in Bethlehem in haar schoot lag, als God niemand anders was dan de Eeuwige, zonder begin van dagen of einde van jaren. U ontvangt Christus niet in werkelijkheid en waarheid tenzij u gelooft in Zijn eigenlijke menselijkheid en feitelijke Godheid. Wat is er voor u om te ontvangen als u dit niet ontvangt? Een Verlosser die niet goddelijk is, kan geen Verlosser voor ons zijn. Hoe kan een gewoon mens, hoe eminent ook, zijn medemensen verlossen van zonden als de uwe en de mijne? Hoe kan hij de last van onze schuld meer dragen dan wijzelf, als hij niet meer is dan een ander bijzonder deugdzaam mens? Een engel zou wankelen onder de last van de menselijke verdorvenheid. Het heeft machtige schouders nodig die de enorme pijlers van de aarde dragen, om het gewicht van de menselijke zonde te dragen naar de wildernis van de vergetelheid. U moet Christus aannemen, om door Hem gered te worden, als zijnde God en Mens.
Maar, beste vriend, het loutere geloof in deze leer zal niemand redden. Er zijn veel mensen die de Geloofsbelijdenis van Athanasius of enige andere dogmatische uitleg van de Godheid van Christus belijden, terwijl ze Christus Jezus niet hebben aangenomen. Een mens kan geloven dat iemand een slimme arts is, maar als hij een persoonlijk bezwaar tegen hem heeft, kan hij weigeren hem als zodanig te ontvangen. Als een mens Jezus wil ontvangen, moet hij Hem in al Zijn ambten aanvaarden. Onze gezegende Heere heeft drie grote ambten. Over Hem wordt gesproken als “Profeet”, “Priester” en “Koning”. En de mensen moeten bereid zijn Hem in elk van deze drie ambten te aanvaarden. Als “Profeet” onderwijst Hij. Wat Hij van God heeft ontvangen openbaart hij aan de mensen. Ben ik bereid mij te houden aan Zijn onderwijs? Neem ik Zijn woorden, en de woorden die Hij door Zijn apostelen heeft overgeleverd, als mijn gids en regel? Ik kan een bepaalde geloofsleer aanhangen die door sommigen misschien een “dwaalleer” wordt genoemd, maar waarvan ik denk dat het “rechtzinnig” is; maar uiteindelijk gaat het erom of ik kan zeggen dat Jezus Christus mijn Leraar is. Beschouw ik Hem en Zijn leer als de waarheid waaraan ik me zal houden?
De ene kerk hangt de ene geloofsbelijdenis aan en de andere de andere; wanneer ik naar al deze geloofsbelijdenissen kijk, dan zeg ik, ik zal hen volgen voor zover zij Christus volgen. Vrienden, of jullie nu calvinisten, arminianen of iets anders zijn, wees eerst en vooral christenen die Christus volgen en Hem ontvangen als de grote Openbaring van God en Zijn waarheid. U zegt me dat u de ware “geloofsbelijdenis” aanhangt; maar er is slechts één “geloofsbelijdenis” en dat is het “lichaam” van de mens Christus Jezus; neem Hem aan als de grote belichaming van de waarheid, en laat alle vooroordelen en zelfgevormde meningen varen. Het meest ware en beste theologische systeem is Jezus Christus; als u Hem leert kennen, hebt u alle waarheid; u hebt niets te veel, en niets te weinig. Hij is de mal van de waarheid waarin uw voorbereide geest moet worden overgeleverd om vorm en gestalte te krijgen van Zijn volmaakte wijsheid. Onze harten moeten Hem ontvangen als de waarheid van God.
“Gij zijt de waarheid,
Uw woord alleen kan ware wijsheid geven;
aan U geef ik mijn gewillige geest,
voor U open ik mijn hart.”
Als ik Jezus als “Profeet” ontvang, moet ik Hem ook als “Priester” nemen. Daarin ligt inderdaad de hoofdzaak van Zijn werk. Hij kwam om de mensen te reinigen van zonde; Hij stond voor God en bracht een verzoeningsoffer, waardoor de schuld van de mens werd weggenomen. Als ik niet bereid ben Hem te ontvangen als een verzoenend offer, is het tevergeefs dat ik Hem als een voorbeeld beschouw. Hij is onafscheidelijk verbonden aan het kruis der verzoening; wij moeten niet alleen roemen in Christus, maar ook in Hem gekruisigd worden, anders zullen wij zeker met Zijn vijanden worden weggevoerd.
Jezus moet mijn enige grond van vertrouwen zijn voor vergiffenis; ik moet alle menselijke priesters verlaten, ik moet af van alle vertrouwen in priesterschap in welke vorm of op welke manier dan ook, of het nu op de paapse, anglicaanse of andere manier is. Ik moet mezelf geen priester maken, noch iemand anders zien als priester voor mij; maar ik moet Jezus Christus zien als de Enige Priester in Wie ik vertrouw. Want let wel, mijn Meester eist het enige voorrecht van het priesterschap op, en Hij staat ons, Zijn volk, alleen toe het in Hem te houden, dan alleen kunnen wij allemaal, zonder uitzondering, zeggen: “Hij heeft ons tot koningen en priesters voor God gemaakt;” maar elke afzonderlijke vorm van priesterschap, voorbehouden aan een bepaalde klasse, is even vreemd aan de ware geest van het christendom als welk dogma dan ook. Ieder vernieuwd mens wordt priester krachtens zijn vereniging met Christus Jezus; maar buiten deze vereniging is het niet mogelijk om te zeggen dat u een priester bent. U hebt Christus niet ontvangen zoals de werkelijk herboren kinderen van God Hem hebben ontvangen, tenzij u Hem hebt aanvaard als de Gezalfde van God, de enige Priester op Wie u kunt vertrouwen voor de redding van uw ziel.
Als ik de Heere Jezus Christus trouw ben als Profeet en Priester, moet ik Hem ook trouw zijn als mijn “Koning“. Hij zal regeren waar Hij zuivert. Het is niet genoeg dat Hij mij onderwijst, Hij moet mij ook regeren. Wat zegt u, mijn toehoorder? Geeft u zich met lichaam en ziel over om geheel door Christus geregeerd te worden? Zullen Zijn wetten bindend voor u zijn en uitgevoerd worden in uw leven? Zegt u nu tegen de Zoeker van alle harten – “Ik verlang ernaar om in alles door Hem geleid te worden, mijzelf te onderwerpen aan Zijn absolute leiding”? U kunt de Verlosser niet werkelijk en waarlijk ontvangen, tenzij u bereid bent dit te doen. God zond Zijn Zoon niet om de verkondiger van zonde te zijn; Hij zal uw overtredingen uit het verleden vergeven, maar u moet zich in de toekomst onderwerpen aan Zijn zachte heerschappij. “Kus de Zoon,” is een van de eerste opdrachten van het Evangelie – “Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.” Denk aan de ondergang van de mensen die zeiden: “Wij willen niet dat deze man over ons regeert.” Neem Zijn zachte juk op u, buig voor Zijn troon van liefde, raak de zilveren scepter van Zijn genade aan. “Hij is uw Heere en aanbid Hem.” Kroon Hem in het paleis van uw ziel, en zet Hem op de troon van uw genegenheid, want Hij is de Koning der engelen, en Hij moet ook de Koning der mensen zijn.
Kunnen wij, beste vrienden, Christus vanavond aannemen als Profeet, Priester en Koning? Zo niet, dan is het ijdel om te spreken over het aannemen van Jezus Christus; dan kennen wij Hem niet en worden wij ook niet door Hem gekend. Onze Heere is niet te verdelen en te verkavelen, u moet Hem helemaal hebben of helemaal niet; u moet Hem toelaten in al Zijn ambten, of Hij zal niet onder uw dak komen.
Maar iemand kan met dit alles instemmen en toch Christus niet aannemen. Dit alles is noodzakelijk als een opstapje, maar we moeten doorgaan naar iets meer. Ik moet Jezus Christus ontvangen als “dit alles voor mij”. Ik moet me aan Hem overgeven en Hem aanvaarden als de mijne, als iemand die een nauwe band met mij heeft en invloed op mij uitoefent. De Christus van een ander zal u niet redden, Hij moet uw Christus zijn. U bent gewend om naar een gebedshuis te gaan, en u denkt misschien: “Wel, ik ben met de rest opgegaan, en daarom is het goed met mij;” als u een preek hebt gehoord is die gericht tot de gemeente in het meervoud, en u bent er tevreden mee geweest om er een klein deel van te ontvangen. U hebt de waarheid nooit goed gehoord, tenzij de waarheid tot u is gekomen in het enkelvoud, als tot u alleen. De poort der zaligheid is te nauw voor twee personen om er arm in arm door te gaan. U moet allen afzonderlijk de poort van het eeuwige leven passeren, zoals u dat door de poort van het natuurlijke leven hebt gedaan.
U moet niet alleen voelen dat deze en gene dingen waar zijn, maar ook dat ze waar zijn voor u. Als u onze lieve Verlosser als Profeet ontvangt, begint Hij dat ambt uit te oefenen door u te vertellen dat u van nature verloren, geruïneerd en verdorven bent. Gelooft u dit? Gelooft u dat het voor u geldt – niet voor schoorsteenvegers, niet voor straatlopers, niet alleen voor dieven in de gevangenis, maar voor u – dat u veroordeeld bent onder de wet van God? Neemt u de leer van de zondeval en de verdorvenheid van de menselijke natuur mee naar huis als zijnde waar voor u? Hij vertelt u vervolgens dat Zijn bloed de enige manier is om uw zonde weg te nemen. Heeft dat bloed betrekking op u? Hebt u erop vertrouwd? Heeft het u gewassen van de zonde? U hebt de Heere Jezus niet als Priester aangenomen, tenzij u in Zijn bloed hebt geloofd als een verzoening voor uw zonden, en als een reiniging voor de heilige tegenwoordigheid van de Allerhoogste God.
U hebt Jezus niet werkelijk als Koning aanvaard, tenzij u zich persoonlijk aan Hem hebt onderworpen. In al het andere zijn de mensen zo egoïstisch dat niets dan persoonlijk bezit hen tevreden stelt; waarom zijn zij niet zo voorzichtig in godsdienstige zaken? Zij verheugen zich niet over het goud in de kluizen van de bank, zij streven bij hun eigen bank naar een goede bankrekening; zij beschouwen zichzelf niet als gevoed omdat er toevallig een goed diner wordt verzorgd in een Londens restaurant, zij wensen een feest op hun eigen tafels; maar in eeuwige zaken van oneindig meer belang zijn de mensen, helaas, snel tevreden met algemeenheden. “Ja, oh! ja, we zijn een christelijke natie.” Prachtig! “Natuurlijk gaan wij als gezin altijd naar een bedehuis; wij zijn geen heidenen; wij zijn geboren in een christelijk land.” Een “christelijk land” is het, dat moeten we allemaal toegeven, een zeer christelijk land! Heel christelijk inderdaad! Kijk naar onze jenever paleizen, en onze rechtbanken waar scheidingen worden voltrokken!
Maar wat dan nog? Hoe kan nationale religie het persoonlijk geweten geruststellen, net zoals nationale rijkdom persoonlijke armoede kan troosten? Toch geven de meeste mensen zo weinig om hun ziel dat ze tevreden zijn met algemeenheden; ze komen niet toe aan geestelijke persoonlijkheden. Waarom zouden zij zo persoonlijk zijn in andere zaken en niet in de godsdienst? Waarom een persoonlijk belang zoeken in goud, land en goederen, en dan de hemel en de eeuwigheid overlaten aan zaken van universele speculatie? U hebt Christus niet werkelijk ontvangen als u Hem niet met uw eigen handen hebt vastgegrepen en Hem als de uwe hebt opgeëist. U moet Hem voor uzelf vasthouden. Er is geen ontvangen, tenzij het ontvangene door de ontvanger wordt vastgehouden. Water wordt in een vat gegoten, en alles wat ontvangen wordt zit in het voorwerp dat het ontvangt. Christus Jezus moet dus in u komen, in een persoonlijke bewuste relatie met uzelf om op u in te werken en u te beïnvloeden, anders hebt u Hem niet ontvangen.
Ik hoop niet dat ik iets wat heel duidelijk is, heel moeilijk zal maken. Men is soms bang bij het geven van uitleg dat men doet wat een goede dominee deed met Bunyan’s “Christenreis,” die hij met verklarende aantekeningen uitgaf. Hij ging rond onder zijn kudde en zei tegen een goede vrouw: “Begrijpt u Bunyan’s Christenreis nu?” “O ja, meneer,” was het antwoord, “heel goed, en ik hoop dat ik op een dag in staat zal zijn ook uw uitleg te begrijpen.”
Misschien zegt u dat u de tekst heel goed begrijpt, maar hoopt u dat u op een dag mijn uitleg ook zult kunnen begrijpen. Welnu, ik weet werkelijk niet hoe ik het duidelijker kan maken. Het is mijn bedoeling om heel eenvoudig uit te leggen dat we de Heere Jezus Christus moeten ontvangen als een Goddelijk Wezen, Hem moeten ontvangen in al Zijn ambten, en Hem tot ons moeten nemen in al die ambten.
De kern en het merg van het ontvangen van Christus vinden we in de volgende opmerking: we moeten op Hem vertrouwen. Het ware ontvangen van Christus wordt uitgelegd in de tekst: “Namelijk die in Zijn Naam geloven.” Ontvangen” is dus “geloven”, of, met andere woorden, “vertrouwen”. Nu is dit de eenvoudigste zaak in de hele wereld, en toch is het, vanwege zijn eenvoud, de moeilijkst mogelijke handeling voor de menselijke natuur om uit te voeren. Zo moeilijk, dat hoewel geloof nog steeds een daad van de mens blijft, het een daad is die hij nooit verricht totdat hij geloof ontvangt als een gave van God. Wij houden niet van een verlossingsplan dat zo eenvoudig en zonder verdiensten is, maar het is er en we kunnen het niet veranderen, noch zouden we dat moeten willen. Zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.
De hele geloofsdaad ligt in de simpele kwestie van geloven dat Jezus de door God aangewezen Verlosser is, en ons dan op Hem werpen om ons te redden. U weet wat vertrouwen is in aardse zaken. In geval van moeilijkheden vertrouwt u op een vriend, vervolgens maakt u zich geen zorgen meer. Iemand biedt aan uw schulden te betalen en u gaat naar huis en beschouwt uzelf als uit de schulden; u vertrouwt die persoon. Nu zegt Jezus tot u: “Ik heb geleden voor de zonde van alle gelovigen; God kan nu de zonde vergeven en toch een rechtvaardig God zijn, want Hij heeft Mij gestraft in plaats van de zondaars die in Mij geloven; vertrouw op Mij, vertrouw op Mij en uw vertrouwen zal voor u meteen het bewijs zijn dat Ik voor u ben gestorven, dat Ik uw zonde heb gedragen, dat God Mij voor u heeft gestraft, en u daarom nooit meer kan straffen, want in rechtvaardigheid kan Hij niet zowel Plaatsvervanger als dader straffen voor een en dezelfde zonde. God kan Christus nooit voor uw zonde straffen, en dan de zonde voor uw deur leggen; Hij zal uw Plaatsvervanger niet voor u naar de strijd sturen, en dan van u eisen dat u gaat voor wie de Plaatsvervanger al is gegaan. De daad van het vertrouwen op Jezus Christus is de daad die een ziel in een staat van genade brengt, en is het merkteken en bewijs van ons gekocht zijn met het bloed van de Heere Jezus. Vertrouwt u Hem, beste toehoorder? Zo ja, dan ontvangt u Hem.
Wanneer de ziel aldus op Christus heeft vertrouwd, komt er een andere vorm van ontvangst. Nadat eerst de buitenste gouden deur van het geloof is geopend, wordt vervolgens de binnenste parelachtige poort van genegenheid geopend. Zij die Christus vertrouwen, hebben Christus lief.
Ik heb Christus niet eerst lief om Hem dan te vertrouwen; ik vertrouw er in het begin van het geestelijke leven op dat Hij mij zal redden; ik merk dat Hij mij redt en ik heb Hem dan lief omdat Hij mij eerst heeft liefgehad. Ik vertrouw erop dat Hij mij verlost uit de slavernij van mijn dagelijkse zonden; en dan merk ik dat ik sterker ben tegen die zonden dan ik ooit tevoren was, dat ik zonde kan weerstaan wanneer ik op Jezus vertrouw. Dit kon ik niet voordat ik Hem vertrouwde; ik merk dat Hij mij werkelijk te hulp komt, en daarom zeg ik tot Hem: “Ik heb U lief, o mijn Helper en Vriend,” voortaan leeft Jezus Christus in mijn hart.
Wanneer wij over deze dingen spreken kunnen wij niet nalaten uitdrukkingen te gebruiken als “Christus leeft in ons” en dergelijke, en voor geestelijke mensen zijn ze heel eenvoudig, maar voor de vleselijke geest zijn ze heel moeilijk. Laten we ze in één woord uitleggen. Zoals een mens gehecht is aan een bepaalde vriend, zo wordt gezegd dat deze vriend “in zijn hart woont”. En zo woont ook Jezus in het hart van Zijn volk, omdat zij Hem liefhebben; en – zoals iemand die zich heeft toegelegd op het beoefenen van de wetenschap, die wetenschap zijn ziel vervult en in zijn ziel woont, er een verblijfplaats van maakt, er een koninkrijk van maakt, waar zij zal heersen en regeren; zo komen liefde tot Jezus, geloof in Hem en toewijding aan Zijn zaak, binnen in de ziel van de gelovige en vullen haar, en zo ontvangt die ziel Hem.
De eerste deur is de deur van het eenvoudige geloof, een deur die in menig zondaarshart is geopend door de liefdevolle hand van de Heilige Geest, een deur waarvan wij bidden dat die vanavond in het uwe wordt geopend. Oh, hoe zachtjes draait de deur van het geloof op zijn scharnieren! Een kind dat door God is onderwezen, kan hem openduwen. U begrijpt misschien niet alle leerstellingen van de Bijbel, maar u kunt dit begrijpen; – dat als u op Jezus Christus vertrouwt, u een zoon van God zult zijn. U kunt geen complexe handeling verrichten van een geschoolde geest, sympathie met poëtische beeldspraak en genot van metafysische verfijningen liggen geheel buiten u; maar als de Heilige Geest u onderwijst, zult u zien dat de daad van het geloof geen complexe handeling is, maar juist eenvoudig. Het is zo eenvoudig, dat kinderen van drie en vier jaar oud er ongetwijfeld toe in staat zijn geweest. En er zijn veel mensen geweest, die weinig verwijderd waren van absolute idiotie, die in staat waren te geloven. Een leer die moet worden beredeneerd, kan een hoge mate van geestelijke ontwikkeling vereisen, maar de eenvoudige daad van vertrouwen vereist niets van dien aard.
Wie geen letter in een boek kan lezen, mag dit geloven, dat God uit de hemel is neergedaald in de Persoon van Jezus Christus en Zelf voor de zonde heeft geleden, opdat Hij de zonde zou vergeven en toch rechtvaardig zou zijn. Ik vraag me af of iemand dit kan horen en het niet kan geloven! Het is een wonderlijke zaak dat zulk goed nieuws niet onmiddellijk wordt geloofd. Laat mij het herhalen, en o, moge de gezegende Geest geloof werken in u die het hoort! God was zo rechtvaardig dat Hij de zonde niet kon vergeven zonder Zijn natuur te schenden, Hij moest de straf toekennen aan de overtreding. Maar om barmhartigheid in overeenstemming te brengen met de opperste rechtvaardigheid kwam de Wetgever Zelf onder de mensen en gaf Zijn eigen schouders aan de gesel, en strekte Zijn eigen handen uit om de spijker te voelen, om te lijden, te bloeden en te sterven. En als u nu God vertrouwt in de Persoon van Christus, en op Hem vertrouwt om uw zonde weg te nemen, en als u Hem voortaan tot uw Koning en Heerser neemt, zult u gered worden! God zij dank dat wij zo’n eenvoudig Evangelie kunnen verkondigen, en moge de Heere er velen toe brengen het te ontvangen, zodat zij zijn zonen worden!
Wij gaan nu over tot HET GROTE PRIVILEGE dat volgens de tekst gegeven wordt aan hen die op de Zoon van God vertrouwen.
“Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden.” Het woord “macht” kan hier vertaald worden als “voorrecht”, en een van de oudere commentatoren en vertalers geeft het weer als “eer”: “aan hen gaf hij de eer om zonen van God te worden” Nu, wat is het om een zoon van God te zijn? Dit thema vraagt een seraf om erover te spreken; ja, zelfs een aartsengel zou niet kunnen beschrijven wat het is om een zoon van God te zijn! Het is zeker een punt van waardigheid dat geen enkele engel ooit heeft bereikt. “Tot wie van de engelen zegt hij ooit: Gij zijt Mijn zoon, heden heb Ik u verwekt?”
Maar elke man, vrouw en kind die in Jezus Christus gelooft, is voortaan een kind van God. Jullie weten wat het is om de zoon te zijn van een goede en oprechte man, sommigen van jullie zouden niet graag afstand doen van jullie geboorterecht. U eist van uw vader de voorrechten van uw kindschap op; u verwacht dat u als zoon bepaalde rechten zult erven, en die rechten zult u naar behoren ontvangen. Als ik hier vanavond kon staan en zeggen dat ik de zoon van een koning was, zouden velen geweldig jaloers zijn; maar wat zegt u hiervan – ik beweer een van de zonen van God te zijn? Streeft niemand in zijn hart naar deze gelukzaligheid? Zijn er geen geesten die verlangen naar deze waardigheid? Oh de starre laagheid die niet stijgt naar een verlangen naar deze glorie! Veronderstel niet dat wij, wanneer wij zeggen “zoon van God”, slechts een metafoor zonder betekenis gebruiken; nee, ieder die in Christus Jezus gelooft, heeft recht op alle rechten en voorrechten die hoe dan ook bij het zoonschap horen, maar die nadrukkelijk bij het zoonschap horen in het geval van een zoon van God. Ik kan niet proberen een volledige lijst voor u op te stellen, maar naarmate mijn geest de weldaden van de aanneming voorstelt, zullen ze u bekend worden.
Als wij zonen van God zijn, zijn wij zeer geliefd bij God. Hebt u ooit geprobeerd die gedachte in uw geest te krijgen, dat God u liefheeft? Dat God mij liefheeft is nauwelijks voorstelbaar, hoewel het zeer zeker en vast is. Wie kan deze bron drinken? Wie kan deze vruchtbare schoof van heerlijkheden, deze paarse tros van Escol naar huis dragen? Zonen van God worden bemind door hun Vader met een liefde die het denken overtreft.
Zij zijn inderdaad nauw verwant en geliefd. Er is een eenheid tussen God en Zijn zonen. In een zoon is dezelfde natuur als in de Vader, ‘opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent“. Dit zijn geen woorden van mij, maar van de Heilige Geest; men zou ze niet hebben durven uitspreken als de inspiratie ze niet voor onze hand had gelegd. Wij zijn de gezegende God, die alles in allen vervult, zeer nabij en dierbaar.
Als zonen worden we genadig behandeld: “Zoals een vader zijn kinderen genadig is, zo is de Heere genadig voor hen die Hem vrezen.” “Hij spaart hen zoals een man zijn eigen zoon spaart die hem dient.” Goedheid en barmhartigheid zullen ons volgen al de dagen van ons leven, en we zullen voor altijd wonen in het huis van de Heere.
Als zonen worden wij wijselijk opgevoed. Ouders denken niet dat zij hun plicht gedaan hebben, tenzij zij hun kinderen hebben opvoeden tot inzicht en kennis zodat zij geschikt zijn om hun rol te vervullen als volwassen man. Wij worden opgeleid in de school van God. Wij ontvangen kastijding, en worden onder Zijn roede wijs gemaakt; wij lezen in het verlichte boek van Zijn genade, en worden “geschikt gemaakt,” wanneer wij volledig opgeleid zijn, “om deel te hebben aan de erfenis der heiligen in het licht.” “Al uw kinderen zullen van de Heere geleerd worden.” Er is geen school zoals deze, waarin de liefde de hoofdmeester is.
Als kinderen worden we toegelaten tot een vertrouwdheid die bedienden niet kennen. Een kind kan tegen zijn vader zeggen en doen wat een vreemde niet kan. Hij openbaart Zichzelf aan ons zoals Hij dat niet aan de wereld doet. Het geheim van de Heere is bij hen die Hem vrezen, en Hij zal hen Zijn verbond tonen. Wij hebben toegang tot God te allen tijde, de deur van de Vader is voor Zijn geliefde kinderen nooit gesloten. Hij kent ons roepen, zoals een vader de roep van zijn kind kent en van elk ander geluid onderscheidt. In al onze behoeften wordt voorzien en het liefdevolle hart van onze Vader waakt over al onze omzwervingen en vergeeft al onze overtredingen.
Vergeet niet dat de relatie van een vader er een is die niet kan worden opgeheven. Ik weet dat het oude spreekwoord zegt: “Een vader is een vader tot hij een nieuwe vrouw krijgt;” wat impliceert dat hij dat daarna niet meer is, maar dat betekent alleen wat betreft zijn daden, want hij moet altijd een vader zijn; hij kan die relatie niet verbreken zolang zijn kinderen leven. Toen ik mensen hoorde zeggen dat je de ene dag een kind van God kunt zijn en de volgende dag een kind van de duivel, was ik geneigd om voor hen een woordenboek te kopen, opdat zij de betekenis van het woord “vader” zouden kennen. Wat een dwaling! Wat een misbruik van woorden! Als ik het kind van mijn vader ben, dan ben ik dat, en er is geen macht, menselijk of goddelijk – ik spreek met eerbied – die mij het kindschap kan ontnemen. Adoptie kan ophouden, maar geboorte nooit. Ik moet het kind zijn van hem die mij verwekt heeft; en dus, als ik een kind van God ben, verwekt door God door het onkreukbare zaad van Zijn Woord, is er geen macht, hels of goddelijk, die mij als kind van God van dit voorrecht kan beroven: ik ben een kind en ik zal een een kind blijven.
We hebben dus een eervolle positie, een veilige, gezegende erfenis en een volmaakte opvoeding. Wie allemaal? Wel, allen die Christus aannemen, dat is aan zovelen die Hem vertrouwen. Arme bevende ziel, waarom zou u niet tot dit aantal behoren?
Het derde punt is: het grote werk dat noodzakelijkerwijs in deze handeling van het ontvangen van Christus besloten ligt.
Iedereen die op de Heere Jezus vertrouwt, is opnieuw geboren. In een vergadering van godgeleerden werd eens de vraag gesteld of iemand eerst geloof of wedergeboorte had, en er werd geopperd dat het een vraag was die voor altijd onbeantwoordbaar moet blijven; dat het proces, als het zo is, gelijktijdig moet plaatsvinden; dat het goddelijke leven niet eerder in de ziel komt dan dat zij in Christus gelooft. Je kunt net zo goed vragen of er in het menselijk lichaam eerst de bloedsomloop is of het zwellen van de longen; beide zijn essentiële bestanddelen van het leven, en moeten tegelijk komen. Als ik in Jezus Christus geloof, hoef ik me niet af te vragen of ik wedergeboren ben, want een mens die niet wedergeboren is kan nooit in de Heere Jezus Christus geloven; dus als ik wedergeboren ben, moet ik in Jezus geloven, want wie dat niet doet, is duidelijk dood in zonde. Zie dus de dwaasheid van mensen die spreken over wedergeboorte en geen geloof hebben. Dat kan niet, dat is onmogelijk. Wij kunnen geen kennis hebben van zoiets als wedergeboorte dat niet gepaard gaat met een zekere mate van geestelijke beweging en bewustzijn.
De wedergeboorte is niet iets dat plaatsvindt vanuit de materie; het is iets geestelijks. De geestelijke wedergeboorte is iets waarvan men zich bewust is, en al kan een mens niet zeggen dat hij op een bepaald moment is wedergeboren, dan nog is de daad van het geloof het bewijs dat hij is wedergeboren. Op het moment dat ik in Jezus Christus geloof, is mijn geloof voor mij een bewijs van een werk dat van binnen is verricht, en het geheime werk van binnen en de openlijke geloofsdaad van buiten heeft God samengevoegd, laat niemand ze scheiden. Zij die niet geloven zijn niet wedergeboren, ook al zijn zij besprenkeld door de beste priester die ooit de bisschoppelijke handen op het hoofd heeft gehad. Als iemand niet gelooft is hij niet wedergeboren of hij nu gedoopt is of niet, maar als hij gelooft, is hij wedergeboren, ook al is hij misschien nooit gedoopt. De doop kan de wedergeboorte uitdrukken nadat hij is ontvangen, en dan wordt het symbool waardevol; maar zonder geloof kan er geen wedergeboorte zijn, ook al wordt de doop duizendmaal toegediend.
Let op wat voor soort nieuwe geboorte alle gelovigen hebben ontvangen. Het is er een die voorkomt “niet uit bloed” (zo staat het in Joh. 1:13), noch door het bloed van de besnijdenis, noch van het pascha, noch in het bijzonder door het bloed van de erfenis. Zonde zit in het bloed, zo u wilt, maar genade niet. Wij worden niet als christenen geboren, alleen omdat wij kinderen zijn van godvruchtige ouders. Wij worden ook niet wedergeboren “uit de wil van de mens”. De beste mensen in de wereld kunnen ons niet opnieuw scheppen; al bidden ze nog zoveel voor ons, de kracht van hun wil, afgezien van de wil van God, kan niet baten. Wij worden niet geboren “uit de wil van het vlees”, dat wil zeggen, onze eigen vrije wil veroorzaakt het niet. Als een mens zichzelf een vernieuwd hart wenst, zou het feit dat hij bereid is in zo’n staat te zijn, naar ik aanneem, het bewijs zijn dat hij al in die staat is, maar de menselijke wil is op zichzelf machteloos om de wedergeboorte tot stand te brengen. Wij moeten van boven opnieuw geboren worden; de Heilige Geest moet met Zijn Goddelijke kracht in ons binnendringen en ons tot nieuwe schepselen maken, deze hemelse geboorte is essentieel voor het eeuwige leven!
Nu denk ik dat ik een verontrust geweten hoor zeggen: “Toen u daarnet zei dat ik gered zou worden als ik op Christus vertrouwde, verheugde ik me, maar toen u zei dat we opnieuw geboren moeten worden, leek dat zo mysterieus dat ik verontrust werd.” Beste vriend,u hoeft niet verontrust te zijn. Als u op Christus vertrouwt, bent u wedergeboren. Ik heb u reeds gezegd dat er geen mogelijkheid bestaat dat een ziel ooit werkelijk op de Zaligmaker vertrouwt, tenzij er een voorafgaande nieuwe geboorte is geweest die zijn geloof heeft voortgebracht. Als u vanavond in staat bent uw hele vertrouwen te stellen in Jezus Christus als Gods lieve Zoon, en Hem tot de uwe te nemen, hoewel uw nieuwe geboorte misschien te mysterieus is om er veel over te weten, want “de wind waait waarheen hij wil, en u hoort het geluid ervan, maar u kunt niet zeggen vanwaar hij komt en waarheen hij gaat;” toch is uw geloof een voldoende aanwijzing dat u werkelijk een deelgenoot bent van de nieuwe geboorte. Ik wil de ketel van een stoommachine niet openen om te weten hoeveel water erin zit; ik ben volkomen tevreden als ik naar het “verklikkerlicht” kijk. Het geloof is het “verklikkerlicht” van de menselijke ziel: waar geloof is, is ook het nieuwe leven; waar geen geloof is, is geen leven. Het is niet nodig om een man te ontleden, hem te anatomiseren en in stukken te snijden om zijn geest te ontdekken; je zou hem daarmee vernietigen; maar als je ziet dat de man actie, beweging, energie heeft; als je je hand op zijn borst legt en het op en neer gaan van de long voelt, weet je dat er leven is. Nu, als ik het zo mag zeggen, geloof is het op en neer gaan van de geestelijke longen; als u in Jezus Christus gelooft, bent u een levend mens; u bent geboren, “niet uit de wil van een mens, maar uit God”.
Ik wil u één vraag stellen: Heeft u allen Christus ontvangen? Ja of nee? Jullie goede mensen daarboven op de tribune, ik ga jullie niet vragen waar jullie in het algemeen naar de kerk gaan, noch tot welke kerk jullie behoren, maar hebben jullie Christus ontvangen? “Nou, meneer, we zijn gedoopt.” Het kan me nu niets schelen of u gedoopt bent of niet. Ik laat die vraag rusten tot we een eerdere vraag hebben beantwoord. Hebben jullie Christus ontvangen? “Nou, we nemen deel aan het avondmaal.” Vergeet dat; hebt u Christus ontvangen? Vertrouwt u Hem en Hem alleen? Ter zake nu- kan uw ziel zeggen: Ik sta op Christus de vaste rots, alle andere grond is drijfzand”?
Hebt u Jezus Christus ontvangen, ieder van u; en zo niet, waarom niet? Is er iets moeilijks aan om Hem te ontvangen? Ik heb wel eens gedacht dat ik het verhaal van het kruis voor de eerste keer zou willen vertellen aan een aantal wilden die net voldoende cultuur zouden hebben om het te begrijpen – God werd vlees en woonde onder ons, en inplaats dat mensen zouden moeten lijden leed God zelf omdat de gerechtigheid straf vereiste. Hij droeg de straf in plaats van de zondaars. Ik denk dat ik hun ogen zou zien glinsteren en dat hun harten zouden smelten. Maar u hebt het verhaal zo vaak gehoord, dat het een oud verhaal voor u is geworden! Maar ik zou u de vraag opnieuw willen stellen: hebt u Jezus Christus ontvangen? “Nou, ik heb niet veel ervaring,” klaagt de een, en een ander zegt: “Ik weet het niet,” en weer een ander roept: “We hebben er in het gezin wel twintig jaar lang om gebeden,” en weer een ander zegt: “Ik geef veel geld aan verschillende liefdadigheidsinstellingen.” Nou, dat is allemaal heel mooi, maar ik geef vanavond niets om deze zaken. Alles wat ik wil weten is, hebt u Christus ontvangen? “Oh!” zegt de een, “natuurlijk; ik ben er altijd mee opgevoed.” Maar zo kunt u er niet toe gebracht worden; u moet er toe gebracht worden door wedergeboorte; er moet een verandering in uw natuur komen. Wij prediken het Evangelie, zoals ik eerder heb gezegd, niet alleen aan de verdorvenen en losbollen; wij prediken het aan u, goede, voortreffelijke mensen, u wiens eerlijkheid in het vak en uw zedelijk karakter op een hoge plaats word gesteld door uw medemensen. U moet opnieuw geboren worden; dames en heren, u moet opnieuw geboren worden, evenals de laagste van de laagsten en de armste van de armen. We moeten hetzelfde Evangelie prediken aan Hare Majesteit de Koningin als aan zondaars en schurken in de bajes. We kennen geen verschil in deze zaak. Er is een verschil in moraal, en daar zijn we dankbaar voor; maar u moet opnieuw geboren worden, evenals de ergste rebellen in de wereld.
En jullie hier beneden, hebben jullie Christus ontvangen? Ik weet dat velen van jullie dat hebben, en dat jullie harten opspringen bij het horen van Zijn Naam. Jullie kunnen zeggen… “Jezus, de gedachte aan U, vult mij met verrukking.”
Maar er zijn sommigen onder u die Christus niet hebben ontvangen – ik bedoel niet alleen u die af en toe luistert, maar mijn vaste luisteraars. U hebt mij ontvangen; u gelooft wat ik geloof, maar u hebt Christus niet ontvangen, en u gelooft niet wat Hij u vertelt. Het is één ding om uw predikant te geloven, maar iets heel anders om in Jezus Christus te geloven. Ik bid dat u nooit ophoudt iets te ontvangen omdat wij het zeggen, of omdat wij het schijnen te bewijzen; u moet het in u gebrand krijgen als met een gloeiend heet ijzer door de kracht van God de Heilige Geest, anders zal het u niet van dienst zijn.
Een paar uur geleden stond ik aan het bed van een van onze broeders in Christus die ernstig ziek leek en op het punt van sterven stond. Hij kon niet hardop spreken, maar de zachte en zoete woorden die hij in mijn oor fluisterde waren zeer kostbaar. Hij hoefde in zijn laatste uur geen vrede met God te sluiten; hij hoefde Christus niet te zoeken, hij was in een volmaakte vrede en verheugde zich op de ononderbroken rust. “Hij zal mij toch niet verlaten?” zei hij – “Hij kan Zichzelf niet verloochenen; ik mag wegzinken, maar ik kan niet lager zinken dan Hij wil, want onder mij zijn de eeuwige armen.” O, mijn broeders, de loutere letter van de evangelieleer is niet voldoende om mee te sterven; u moet de geest ervan in uw hart hebben, of u kunt er niet door getroost worden. Geloof me, sterven is een hard werk. Een christen sterft vredig, maar zelfs voor hem is het geen kinderspel. Sommigen van ons, als we ziek en gekweld zijn geweest door pijn, weten dat we met veel zorg en bezorgdheid onze bewijzen hebben moeten zoeken. Ik heb menig beschimmelde oude akte die in de kist van mijn bewijzen lag omgedraaid.
Maar, mijn toehoorders, hoe zit het met sommigen van u? De dag komt dat de grote samenkomsten van dit huis slechts dingen van niets zullen lijken, dat deze immense samenkomst slechts een druppel in een emmer zal zijn vergeleken met die grotere samenkomst. De bazuin, die over aarde en door hemel schalt, zal de doden wekken; de rechtvaardigen en de goddelozen zullen in het oordeel staan. Wij zullen er allen bij zijn; dit gezelschap zal geen uitzondering kennen, er zal geen excuus zijn voor afwezigheid op die geweldige dag, en dan zal er geen vraag zijn die zoveel gewicht in de schaal legt als deze – HEBT U CHRISTUS ONTVANGEN?
Ik denk dat ik de maaier zie aankomen. Hij haast zich om de oogst van de wereld te verzamelen, want de druiven zijn volledig rijp. De goddelozen moeten eerst worden verzameld, en daar zijn ze, als trossen geworpen in de wijnpers van Gods toorn; terwijl de gevreesde engelen van de wrekende gerechtigheid de druiven vertrappen tot het bloed vloeit. Zult u daar zijn tussen de vervloekte trossen van Sodom en Gomorra? Zult u daar zijn, u mannen van Londen, u bewoners van Newington en Walworth, die voortdurend het Evangelie horen – zult u geworpen worden in de wijnpers van Jehovah’s toorn, en zullen de straten rood worden van uw bloed? Of zult u ginds zijn, waar Christus zelf, met gouden sikkel zal oogsten, oor na oor, en het allemaal in blijde verrukking mee naar huis zal nemen, naar Zijn Vaders voorraadschuur? Zult u Hem op die dag zien als de Goa die voor u stierf? Zult u Hem met vreugde zien? Zult u Hem ontmoeten in de lucht, en zo voor altijd bij de Heere zijn? Zo ja, neem dan Jezus aan, en Hij zal u ontvangen; neem Hem in uw hart, en Hij zal u in de hemel brengen. Neem Hem, Zijn kruis, Zijn volk, Zijn Evangelie, Zijn leer; neem Hem, om Hem “te hebben en te houden”, “in voor- en tegenspoed,” en dan zal zelfs de “dood” u niet “scheiden”, maar u zult met Hem zijn “op de dag van Zijn verschijning.”
Moge de Heere Zijn Woord bezegelen met Zijn eigen zegen!