Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? (Matt. 27:46)
Wat is het resultaat van dit lijden? Wat was de reden ervoor? Onze Verlosser kon Zijn Eigen vraag beantwoorden. Ook al was Zijn geest voor een ogenblik in verwarring, toch kwam Hij spoedig tot helder inzicht; want Hij zei: ‘Het is volbracht’; en Hij verwees toen naar het werk dat Hij in Zijn eenzame doodsstrijd had verricht. Waarom heeft God dan Zijn Zoon verlaten? Ik kan geen ander antwoord bedenken dan dit: Hij stond in onze plaats. Er was geen reden in Christus waarom de Vader Hem zou verlaten: Hij was volmaakt, en Zijn leven was smetteloos. God handelt nooit zonder reden; en aangezien er in het karakter en de Persoon van de Heere Jezus geen redenen waren waarom Zijn Vader Hem zou verlaten, moeten wij het elders zoeken.‘
‘Hij droeg al ons leed en pijn,
Het was de onze, niet de Zijn.
Zijn vlees gescheurd tot op het bot
De ziele-angst, Zijn treurig lot.’
‘Wij zagen Hem als door God verstoten,
Een uitgeworpene, de hemel gesloten.
Voor onze zonden zuchtte Hij en leed,
Bloedend onder de straf die Zijn Vader Hem deed.‘
Hij droeg de zonde van de zondaar, en daarom moest Hij behandeld worden alsof Hij een zondaar was, hoewel Hij nooit een zondaar kon zijn. Met Zijn Eigen volledige instemming leed Hij alsof Hij de overtredingen had begaan die op Hem werden gelegd. Onze zonde, en het feit dat Hij die op Zich nam, is het antwoord op de vraag: ‘Waarom hebt U Mij verlaten?’ Wij zien nu dat Zijn gehoorzaamheid volmaakt was. Hij kwam in de wereld om de Vader te gehoorzamen, en Hij volbracht die gehoorzaamheid tot het uiterste. Er is geen grotere gehoorzaamheid dan wanneer iemand die zich door God verlaten voelt zich nog steeds aan Hem vastklampt, en tussen een spottende menigte Zijn vertrouwen betuigd in een God Die Zich heeft verborgen. Het is een nobele daad om uit te roepen: ‘mijn God, mijn God,’ terwijl men vraagt: ‘waarom hebt U mij verlaten?’ Hoeveel verder kan gehoorzaamheid gaan? Ik zou niet weten wat verder kan gaan.
De soldaat die aan de poort van Pompeï op zijn post blijft als schildwacht wanneer de brandende asregen valt, is niet trouwer in zijn gehoorzaamheid dan hij die door God verlaten is, maar toch hoopvol blijft vertrouwen. Hij moet zich door God verlaten voelen, omdat dit het noodzakelijke gevolg van de zonde is. Dat een mens van God wordt verlaten is de straf die natuurlijk en onvermijdelijk volgt op het verbreken van zijn relatie met God. Wat is de dood? Wat was de dood waarmee Adam bedreigd werd? ‘Want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.’ (Gen. 2:17). Is de dood vernietiging? Was Adam die dag vernietigd? Zeker niet: hij leefde daarna nog vele jaren.
Maar op de dag dat hij van de verboden vrucht at, stierf hij doordat hij van God gescheiden werd. Wanneer de ziel van God gescheiden wordt, is dat de geestelijke dood, zoals de scheiding van de ziel van het lichaam de natuurlijke dood is. Het offer voor de zonde moet op de plaats van de scheiding worden gebracht, en moet buigen voor de straf van de dood. Door dit plaatsen van het Grote Offer onder verlating en dood, zal door alle schepselen in het gehele heelal worden gezien dat God geen gemeenschap kan hebben met de zonde. Als zelfs de Heilige, Die als Rechtvaardige stond voor de onrechtvaardige, moest ondervinden dat God Hem verliet, wat moet dan de ondergang zijn van de eigenlijke zondaar! De zonde is klaarblijkelijk altijd, in elk geval, een scheidende invloed, waardoor zelfs de Christus, als Zondedrager, op afstand wordt gezet.
Laten wij leunen, laten wij met ons hele gewicht op onze Heere steunen. Hij zal het volle gewicht van al onze zonden en zorgen dragen. Wat mijn zonde betreft, hoor ik de zware beschuldigingen niet meer als ik Jezus hoor roepen: ‘Waarom hebt U Mij verlaten?’ Ik weet dat ik door Gods toorn de diepste hel verdien, maar ik ben niet bang. Hij zal mij nooit verlaten, want Hij heeft Zijn Zoon voor mij verlaten. Ik zal niet lijden voor mijn zonde, want Jezus heeft in mijn plaats ten volle geleden. Achter deze koperen muur van plaatsvervanging is een zondaar veilig. Deze ‘bergvesting’ (Jes. 33:16) waakt over alle gelovigen, en zij kunnen veilig rusten.
De rots is voor mij gespleten; ik schuil in zijn kloven, en geen kwaad kan mij bereiken. U hebt een volkomen verzoening, een groot offer, een glorieuze rechtvaardiging van de wet; rust daarom in vrede, allen die uw vertrouwen op Jezus stellen. Laten we de zonde verafschuwen die onze geliefde Heere zo’n lijdensweg bezorgde. Wat een vervloekt kwaad is de zonde, die de Heere Jezus gekruisigd heeft! Lacht u er om? Gaat u er een avondje voor uit om er een nabootsing van te zien? Rolt u de zonde onder uw tong als een zoete hap, en komt u dan, op de dag des Heeren naar Gods huis om Hem te aanbidden? Hem te aanbidden! Hem aanbidden met de zonde die u in uw hart koestert! Hem aanbidden, terwijl de zonde in uw leven bemind en vertroeteld wordt!
Als ik een dierbare broeder had, die vermoord was, wat zou u dan van mij denken, als ik het mes waardeerde, dat met zijn bloed besmeurd was? De zonde heeft Christus vermoord; zult u er een vriend van zijn? De zonde doorboorde het hart van de mens geworden God; kunt u die liefhebben? O, was er maar een afgrond zo diep als Christus’ lijden, dat ik die dolk van de zonde meteen de diepte in kon slingeren, om hem van daaruit nooit meer aan het licht te brengen! Verdwijn, o zonde! U bent verbannen uit het hart waar Jezus regeert. Verdwijn, want gij hebt mijn Heere gekruisigd, en Hem doen uitroepen: ‘Waarom hebt U Mij verlaten?’ O mijn toehoorders, als u uzelf kende, en de liefde van Christus kende, zou ieder van u zweren dat u de zonde niet langer zou koesteren. U zou verontwaardigd zijn over de zonde, en roepen,
‘Het liefste idool dat ik heb gekend,
Wat die afgod ook mag zijn,
Heer, ik stoot hem van zijn troon,
Om alleen U te aanbidden.’