En hij geloofde in de Heere, en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. Genesis 15:6
De zin van deze tekst kan niet zijn dat het geloof in zichzelf, als genade of als deugd de gerechtigheid van een mens wordt. Het feit is dat het geloof ons tot gerechtigheid wordt gerekend omdat het Christus in zijn hand heeft. Het komt tot God en rust op wat Christus heeft gedaan, en hangt alleen af van de verzoening die God heeft: voorgesteld. Daarom beschouwt God iedere gelovige als een rechtvaardige. Niet om wat hij is in zichzelf, maar om wat hij in Christus is. Hij heeft misschien duizend zonden – en toch zal hij rechtvaardig zijn als hij het geloof bezit. Hij zondigt misschien verschrikkelijk als een Simson, hij is misschien net zo in het duister als een Jefta, hij valt misschien als een David, hij struikelt misschien als een Noach, maar hoe dan ook: als hij een waar en levend geloof heeft, rekent God hem tot de rechtvaardigen en neemt Hij hem aan. Hoewel er sommigen zijn die zich verkneukelen over de gebreken van de gelovigen – God gaat op zoek naar de zuivere edelsteen van het geloof, die blinkt op hun borst. Hij ziet hen in wat ze graag willen zijn, wat ze zijn in hun hart, wat ze zouden zijn als ze maar konden. Terwijl Hij hun zonden bedekt met het verzoenend bloed, en hun persoon tooit met de gerechtigheid van de Geliefde, neem Hij hen aan. Als Hij naar hen kijkt, ziet Hij hen in het geloof, dat het kenmerk is van de rechtvaardige.