Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
Aan de gemeente die bij u thuis samenkomt… Filémon vers 2
Is er in jouw huis een gemeente? Zijn de ouders, kinderen en vrienden allemaal leden van die gemeente? Of zijn sommigen nog onbekeerd? Laten we hier eens een moment bij stilstaan en onszelf afvragen: Ben ik een lid van de gemeente in dit huis? Wat zou het hart van vader van vreugde opspringen en hoe zouden de ogen van moeder zich met heilige tranen vullen, als allen behouden waren, van jong tot oud! Laten we deze genade afbidden, tot de Heere haar schenkt. Waarschijnlijk was het de grootste wens van Filémon om te weten dat zijn hele gezin behouden was, maar deze wens werd niet meteen vervuld. Hij had een ongehoorzame dienstknecht, Onésimus, die hem eerst bestal en hem daarna verliet. Maar de gebeden van zijn meester achtervolgden hem, en uiteindelijk leidde God het zo, dat Onésimus Paulus hoorde preken. Zijn hart werd getroffen, en hij keerde niet alleen als een trouwe dienstknecht, maar als een geliefde broeder en een nieuw lid van de gemeente terug. Is er vanmorgen een onbekeerd kind of personeelslid afwezig? Bid in het bijzonder dat deze bij zijn of haar terugkomst een goede boodschap met zich mee zal brengen en zal kunnen vertellen wat de genade aan hem of haar gedaan heeft! Als er op dit moment al zo’n gemeente bij u thuis is, laat haar dan geordend zijn, en laat iedereen handelen als voor Gods aangezicht. Laten we in de gewone bezigheden van het leven heilig, oprecht, ijverig en vriendelijk wandelen. Van een gemeente wordt meer verwacht dan van een gewone huishouding; haar huisgodsdienst moet hartelijker en ernstiger zijn; de onderlinge liefde moet tederder en standvastiger zijn, en het uitwendige gedrag heiliger. Wij hoeven niet bang te zijn dat ons kleine aantal ons buiten de rij van gemeenten zal sluiten, want de Heilige Geest maakt hier melding van een familiegemeente. Laten wij als gemeente dichter bij het grote Hoofd van de ene, algemene Christelijke kerk komen, en van Hem de genade afsmeken om ons licht voor de mensen te mogen laten schijnen.