Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen, Hebreeën 11:4.
De oude Westminster Catechismus vraagt: “Wat is het voornaamste doel van de mens?” Het antwoord luidt: “God te verheerlijken en Hem eeuwig te genieten.” Dat antwoord is uitzonderlijk juist, maar het zou even waar wezen als het korter was. Het voornaamste doel van de mens is “God te behagen.” Als hij dat doet – we hoeven het eigenlijk niet te zeggen, want het is een onbetwist feit dan behaagt hij ook zichzelf. Wij geloven dat het belangrijkste doel van de mens in dit en in het toekomende leven is om God, Zijn Schepper, te behagen. Als iemand God behaagt, dan doet hij dat wat het meeste bijdraagt tot zijn eigen tijdelijk en eeuwig welzijn.
Een mens kan God niet behagen zonder een grote portie blijdschap over zichzelf te halen, want als iemand God behaagt, dan is dat omdat God hem als een zoon aanneemt, hem de zegeningen van adoptie geeft, de overvloed van Zijn genade over hem uitgiet, hem tot een gezegend mens maakt in dit leven en hem verzekert van een kroon van eeuwig leven. Hij zal die kroon dragen en deze zal blinken van onvergankelijke luister wanneer de kransen van aardse roem allemaal weggesmolten zullen zijn. De mens die God niet behaagt, haalt onvermijdelijk verdriet en lijden over zichzelf in dit leven. Hij plaatst een worm en een verrotting in de kem van al zijn vreugden. Hij vult zijn doodskussen met doornen en hij voedt het eeuwige vuur met takkenbossen voor vlammen die hem voor eeuwig zullen branden.
Hij die God behaagt, reist door goddelijke genade voort naar de uiteindelijke beloning voor allen die God liefhebben en vrezen. Maar hij die God niet behaagt, moet – ja, want de Schrift heeft het gezegd – uit de aanwezigheid van God gebannen worden en daarom ook uit het genot van geluk. Als het juist is te stellen dat God behagen betekent gelukkig te zijn, dan is de ene belangrijke vraag: hoe kan ik God behagen? Er is grote ernst in de uiting van onze tekst: “Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.” Het betekent: doe wat je wilt, doe je uiterste best, leef zo gerieflijk als je wilt, offer op wat je wilt, wees zo uitnemend als mogelijk is voor alles wat mooi is en een goede naam heeft, maar geen van deze dingen kan God behagen tenzij zij gemengd zijn met geloof. Zoals de Heere het tegen de Joden zei: “Alle offerande zult gij met zout zouten,” zo zegt Hij tegen ons: “Samen met al jullie werken moeten jullie geloof brengen, of anders is het onmogelijk Gode te behagen.” Kaïn en Abel bouwden op een mooie dag elk een altaar, vlak naast elkaar. Kaïn haalde vruchten van de bomen en van de overvloed van de grond en plaatste ze op zijn altaar.
Abel bracht van de eerstelingen van de kudde en legde ze op zijn altaar. Er moest bezien worden welk offer God zou aannemen. Kaïn had zijn beste producten gebracht, maar hij bracht zonder geloof. Abel bracht zijn offer, maar hij bracht het met geloof in Christus. Nu dan, wat zal het beste lukken? De offers zijn gelijk in waarde. Als het daar alleen om gaat, zijn zij beide even goed. Waar zal het hemelse vuur op neerdalen? Welk offer zal de Heere opnemen met het vuur van Zijn welbehagen? O, ik zie Abels offer branden en Kaïn kijkt teleurgesteld, want God zag Abel en zijn offer aan, maar voor Kaïn en zijn offer had de Heere geen respect. Het zal steeds opnieuw zo gaan totdat de laatste mens in de hemel vergaderd zal zijn. Er zal nooit een acceptabel offer wezen als het niet gezouten zal zijn met geloof. Hoe goed het mag zijn, hoe goed het op zichzelf ook lijkt, toch, tenzij er geloof bij is, kan en zal God het nooit aannemen, want hier verklaart Hij: “Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.”
Ik zal proberen mijn gedachten vanmorgen dicht op elkaar te pakken en zo kort als mogelijk te zijn, voor zover dit samengaat met een volledige verklaring van het thema. Eerst zal ik een verhandelinggeven over wat geloof is. Ten tweede zal ik verdedigenwaarom het onmogelijk is gered te zijn zonder geloof. En ten derde zal ik een vraagstellen: hebt u het geloof dat God behaagt? Wij zullen dan hebben een verhandeling, een verdediging en een vraag.
1. Eerst de verhandeling. Wat is geloof?
De oude schrijvers, die veruit het verstandigst zijn – want u zult opmerken dat de boeken die ongeveer tweehonderd jaar geleden geschreven zijn door de oude Puriteinen, meer wijsheid bevatten in één regel dan in een hele bladzijde van onze huidige boeken, en meer wijsheid in één bladzijde dan in een heel boek van onze moderne godgeleerdheid – vertellen u dat geloof bestaat uit drie dingen: eerst kennis, dan instemming en dan – wat zij noemen – vereniging of het aangrijpen van de kennis, waarmee wij instemmen en dat het onze maken doordat wij erop vertrouwen.
a. Laten wij dan bij het begin beginnen. Het eerste aspect van het geloof is Een mens kan niet geloven wat hij niet weet. Dat is een duidelijke, vanzelfsprekende stelling. Als ik ergens nog nooit van heb gehoord en het niet ken, dan kan ik het niet geloven. En toch zijn er mensen die een geloof hebben als van de man die, toen hem gevraagd werd wat hij geloofde, zei: “Ik geloof wat de kerk gelooft.” “Wat gelooft de kerk?” “De kerk gelooft wat ik geloof.” “En wat geloven u en de kerk?” “Wel, wij geloven allebei hetzelfde.” Nou, deze man geloofde niets, behalve dat de kerk gelijk had. Waarin zij gelijk had, kon hij niet zeggen. Het is van geen nut om te zeggen “ik ben een gelovige” en niet te weten watje gelooft. Toch heb ik mensen in zo’n positie gezien. Een ernstige preek bracht hun bloed in beroering.
De dominee riep “geloof, geloof, geloof’ en de mensen haalden het op slag in hun hoofd dat zij gelovigen waren en liepen de kerk uit, zeggend: “Ik ben een gelovige.” Als wij hun zouden vragen “wat gelooft u dan,” dan zouden zij geen reden kunnen geven voor de hoop die in hen was. Zij geloven dat zij van plan zijn om de volgende zondag naar de kerk te gaan, zij zijn van plan om extra goed mee te zingen en hoogdravende taal te gebruiken en daarom geloven zij dat zij gered zullen worden. Wat zij geloven, kunnen zij echter niet zeggen. Nu, ik houd niemands geloof voor oprecht geloof, tenzij dat hij weet wat hij gelooft. Als hij zegt “ik geloof’ en niet weet wat hij gelooft, hoe kan dat waar geloof wezen? De apostel heeft gezegd: “Hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden?” Het is dus voor een waar geloof noodzakelijk dat iemand iets van de Bijbel af weet. Geloof me, dit is een eeuw waarin de Bijbel niet zoveel waardering oogst als deze wel eens heeft gedaan. Enige honderden jaren geleden was de wereld vol dwepers, wreedheid en bijgeloof. Wij slaan altijd door naar uitersten en nu zijn wij doorgeslagen naar het andere uiterste. Destijds werd er gezegd: “Er is maar één geloof het juiste, weg met al de andere, door de pijnbank en door het zwaard!” Nu wordt er gezegd: hoe tegenstrijdig onze belijdenissen ook mogen zijn, zij zijn alle goed.” Als wij ons gezonde verstand maar zouden gebruiken, dan zouden we weten dat het niet zo is.
Maar sommigen antwoorden: “Deze of die leer hoeft niet gepreekt te worden en niet geloofd te worden.” Dan, mijnheer, als hij niet gepreekt hoeft te worden, dan hoeft deze niet bekend te worden. U betwist de wijsheid van God als u zegt dat een leer onnodig is, want u zegt dan dat God iets heeft geopenbaard dat onnodig was. God zou dan meer doen dan nodig was en dat zou net zo dwaas zijn als wanneer Hij minder gedaan had dan nodig was. Wij geloven dat elke leer uit Gods Woord door mensen bestudeerd moet worden en dat hun geloof alle waarheden uit de Heilige Schriften moet omvatten en wel heel bijzonder dat gedeelte van de Bijbel, dat handelt over de Persoon van onze gezegende Middelaar. Er moet een graad van kennis wezen voordat er geloof kan wezen. “Onderzoekt de Schriften” dan, “want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij (Christus) getuigen.” Door lezen en onderzoek verkrijgen wij kennis, door kennis geloof en door geloof zaligmaking.
b. Een mens kan echter kennis hebben en toch nog geen geloof hebben. Ik kan iets weten en het toch niet geloven. Daarom moet toestemmingsamengaan met geloof. Dat betekent dat wij toestemmen, dat hetgeen wij weten, de zekere waarheid van God is. Om te geloven is het nodig dat ik niet slechts de Schrift lees en begrijp, maar dat ik hem ontvang in mijn ziel als de waarheid van de levende God en dat ik eerbiedig belijd met mijn hele hart dat de hele Bijbel geïnspireerd is door de Allerhoogste. En dus ook de hele leer, die Hij nodig acht tot mijn zaligmaking. Het wordt u niet toegestaan om de Schriften te halveren en om te geloven wat u aanstaat. U wordt niet toegestaan om de Schrift halfhartig te geloven, want als u dit expres doet, dan hebt u niet het geloof, dat slechts op Christus ziet. Waar geloof stemt volledig in met de Schrift. Het neemt een bladzijde en zegt: “Het maakt niet uit wat er op deze bladzijde staat, ik geloof het.” Het gaat naar het volgende hoofdstuk en zegt: “Hier staan een paar dingen in die ik moeilijk kan begrijpen, maar hoe moeilijk het ook is, ik geloof het.” Zij die ongeleerd zijn en nog niet zo vast staan, worstelen met sommige Schriftgedeelten. Maar toch geloven zij ze. Zij zien de teksten over de Drie-eenheid. Zij kunnen deze niet begrijpen, maar zij geloven het. Zij zien een verzoenend offer. Er is iets moeilijks in de gedachte, maar zij geloven het. Wat het ook mag zijn dat zij geopenbaard mogen zien, zij brengen eerbiedig de lippen naar het Boek en zeggen: “Ik heb alles lief, ik stem volledig, vrijwillig en van harte in met elk woord hiervan, of het een waarschuwing of een belofte is, een spreuk of een zegen. Ik geloof dat het allemaal waar is omdat het in het Woord van God staat.” Wie gered wil worden, moet de Schriften kennen en er volledig mee instemmen.
c. Maar een mens kan dit alles hebben en toch geen waar geloof bezitten, want het belangrijkste deel van waar geloof ligt in het laatste onderdeel, namelijk in een toe-eigening van de waarheid. Niet slechts in het alleen maar geloven, maar het aangrijpen ervan als het onze en in het erin rusten tot zaligheid. “Rustend op de waarheid” plachten de oude predikanten te zeggen. U zult dat begrijpen. Er op leunend, zeggen: “Dit is de waarheid, ik bouw er mijn zaligheid op.” Nu, waar geloof is dit: een leunen op Christus. Het zal mij niet redden te weten dat Christus een Zaligmaker is, maar het zal mij redden Hem te vertrouwen mijn Zaligmaker te zijn. Ik zal niet verlost worden van de komende toom door te geloven dat deze verzoening voldoende is, maar ik zal gered zijn door die verzoening mijn vertrouwen te geven, mijn schuilplaats en mijn alles er te vinden. De kem, de essentie van het geloof ligt hierin: een werpen van zichzelf op die belofte. Een reddingsboei aan boord van een schip redt je niet wanneer je in het water valt. Ook niet je geloof dat een boei een uitstekende en succesvolle uitvinding is. Nee! Je moet die reddingsboei om je middel hebben of je moet hem aangrijpen, anders zul je verdrinken.
Ik zal een oude en afgezaagde illustratie gebmiken. Er is brand op de bovenverdieping van een huis. Op straat stromen de mensen toe. Op de brandende verdieping bevindt zich een kind, hoe moet het ontkomen aan de brand? Het kan niet naar beneden springen, het zou te pletter vallen. Een sterke man roept: “Spring maar in mijn armen!” Het is een deel van geloof te weten dat de man er is, het is een ander deel van het geloof te geloven dat de man sterk is, maar de essentie van het geloof ligt in het neervallen in de armen van de man. Dat is het bewijs van geloof en de werkelijke kem en essentie ervan. Dus, zondaar, u moet weten dat Christus voor de zonden stierf, u moet ook begrijpen dat Christus u kan redden en u moet dit geloven. Maar u bent niet gered, tenzij u ook uw vertrouwen in Hem als uw Zaligmaker stelt. Hij de uwe, voor eeuwig.
Dit is het geloof dat redt. En hoe onheilig uw leven ook tot nu toe geweest mag zijn, dit geloof, als het u op dit ogenblik gegeven wordt, zal al uw zonden uitwissen. Het zal uw karakter veranderen. Het zal u een nieuwe mens maken in Christus Jezus. Het zal u leiden om een heilig leven te leven en het zal uw eeuwige zaligheid zo zeker maken alsof een engel u vanmorgen zou meenemen op zijn stralende vleugels en u onmiddellijk naar de hemel dragen. Hebt u dat geloof? Dat is de allerbelangrijkste vraag, want als mensen dat geloof hebben, dan zijn zij gered. Als zij het niet hebben, dan zijn zij verdoemd. Zoals Brookes het gezegd heeft in een van zijn bewonderenswaardige werken: “Hij die gelooft in de Heere Jezus Christus zal zalig zijn, al zijn zijn zonden nog zo vele, maar hij die niet in de Heere Jezus Christus gelooft, moet verdoemd worden, al zijn zijn zonden nog zo weinige.” Hebt u geloof? Want de tekst zegt: “Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.”
2. Nu komen wij bij de verdediging. Waarom kunnen wij zonder geloof niet gered worden?
Nu, er zijn hier mensen aanwezig, die zeggen: “Nu zullen wij zien of ds. Spurgeon enige logica bezit.” Nee, dat zult u niet, heren, want ik verbeeld mij nooit die te bezitten. Ik hoop dat ik de logica bezit die een beroep kan doen op mensenharten, maar als ik harten op een andere manier kan winnen, doe ik dat liever. Als het nodig zou zijn, zou ik niet bang zijn om te bewijzen dat ik meer weet van logica en van vele andere zaken dan de kleine man die mij bekritiseert. Het zou goed zijn als zij hun mond leerden houden. Dat is tenminste een goed onderdeel van de retorica. Ik vertrouw erop dat mijn argumenten eerder een beroep op het hart en het geweten zullen doen dan op het verstand.
a. “Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.” Ik weet dit uit het feit dat er geen geval in de Bijbel staat van iemand die God behaagde zonder geloof. Het elfde hoofdstuk van Hebreeën is het hoofdstuk over mensen die God behaagden. Luister naar hun namen: “door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd, door het geloof is Henoch weggenomen, door het geloof heeft Noach de ark gebouwd, door het geloof is Abraham uitgegaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou, door het geloof is hij een inwoner geweest van het land der belofte, door het geloof heeft Sara Isaac gebaard, door het geloof heeft Abraham Isaac geofferd, door het geloof heeft Mozes de schatten van Egypte opgegeven, door het geloof heeft Isaac Jakob gezegend, door het geloof heeft Jakob de zonen van Jozef gezegend, door het geloof heeft Jozef, stervende, gemeld van de uitgang der kinderen Israëls, door het geloof is de Rode Zee opgedroogd, door het geloof vielen de muren van Jericho, door het geloof is Rachab, de hoer, gered”. En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David,en Samuël, en de profeten. Maar al deze mensen, waren mensen met geloof.
Anderen, in de Bijbel genoemd, hebben iets gedaan, maar God heeft hen niet aangenomen. Mensen hebben zichzelf vernederd en toch heeft God hen niet gered. Achab heeft zich vernederd en toch zijn zijn zonden nooit vergeven. Mensen hebben berouw gehad en zijn toch niet gered, omdat hun berouw niet het juiste was. Judas had berouw en ging heen en hing zich op en was niet gered. Mensen hebben hun zonden beleden en zijn niet gered.Saul deed dat. Hij zei tegen David: “Ik heb tegen u gezondigd, mijn zoon David” en toch ging hij verder zoals voorheen. Menigten hebben de naam van Christus beleden en hebben wondere dingen gedaan en toch hebben zij God nooit behaagd om de eenvoudige reden dat zij geen geloof hadden. En als er niet één genoemd is in de Schrift – en dat is toch de geschiedenis van enkele duizenden jaren – dan is het niet waarschijnlijk dat er in de volgende tweeduizend jaren wereldgeschiedenis wel één wezen zal.
b. Het volgende argument is: geloof is neerbuigende genade en niets kan een mens zonder geloof laten buigen. Nu, tenzij een mens buigt, kan zijn offer niet worden aangenomen. De engelen weten dit. Als zij God loven, dan doen zij dit met de gezichten bedekt met hun vleugels. De verlosten weten dit. Als zij God prijzen, dan werpen zij hun kronen aan Zijn voeten. Nu, een mens zonder geloof bewijst dat hij niet kan buigen, want hij heeft geen geloof omdat hij te trots is om te geloven. Hij beweert dat hij zijn verstand niet kan opgeven. Hij wil niet worden als een kind en eenvoudig geloven wat God hem zegt te geloven. Hij is te trots en hij kan de hemel niet binnengaan, omdat de deur van de hemel zo laag is dat niemand er binnen kan gaan tenzij hij zijn hoofd buigt. Er heeft nooit iemand bestaan, die de zaligheid rechtop kon binnenlopen. Wij moeten op onze gebogen knieën naar Christus gaan, want alhoewel Hij een deur is groot genoeg voor de grootste zondaar om erdoor binnen te gaan, is Hij een deur zo laag dat mensen moeten buigen als zij gered willen worden. Daarom is het geloof nodig, want een gebrek aan geloof is een zeker bewijs van afwezigheid van nederigheid.
c. Nu nog andere redenen. Geloof is nodig tot zaligheid, want in de Bijbel lezen wij dat werken een mens niet kunnen redden.Om een heel bekend verhaal te vertellen, opdat zelfs de eenvoudigste niet kan misverstaan wat ik zeg: een dominee ging eens uit preken. Onderweg beklom hij een heuvel. Onder hem lagen de dorpen, slapend in hun schoonheid met de maïsvelden roerloos in de zonneschijn. Hij keek hier echter niet naar, want zijn aandacht was gevangen door een vrouw, die bij de deur van haar huis stond en die, toen zij hem zag, naar hem toe kwam en in grote nood uitriep: “O mijnheer, heeft u sleutels bij u? Ik heb de sleutel van mijn kast gebroken en daar zitten spullen in die ik onmiddellijk moet hebben.” Zegt hij: “Ik heb geen sleutels.” Zij was teleurgesteld; zij had verondersteld dat iedereen wel sleutels had. “Maar veronderstel nu,” zei hij, “dat ik wel sleutels had, dan zouden zij mogelijk niet in uw slot gepast hebben en dan kon u nog niet bij de spullen die u wilt hebben. Maar, maak u niet bezorgd, wacht totdat er een ander langskomt. Maar”, zei hij, wensend een betere zaak te bespreken, “hebt u ooit gehoord van de sleutel van de hemel?” “O ja,” zei zij, “ik heb lang genoeg geleefd en ik ben vaak genoeg in de kerk geweest om dat te weten.
Als wij hard werken en ons brood verdienen in het zweet onzes aanschijn en vriendelijk zijn tegenover onze naasten en ons gedragen zoals de Catechismus het zegt, nederig en eerbiedig naar alle hoger geplaatsten, en als wij onze plicht doen op de plaats waar het God behaagde ons te plaatsen en als wij onze gebeden regelmatig opzeggen, dan zullen wij gered worden.” “Och,” zei hij, “mijn beste vrouw, dat is een gebroken sleutel, want u hebt de geboden gebroken, u hebt geen van al uw plichten vervuld. Het is een goede sleutel, maar u hebt hem gebroken.” “Alstublieft mijnheer,” zei zij, gelovend dat hij de zaak begreep, en angstig: “Wat heb ik vergeten?” “Wel,” zei hij, “het allerbelangrijkste, het bloed van Christus! Weet u niet dat er gezegd wordt dat de sleutel van het hemelrijk aan Zijn gordel hangt? Hij opent en niemand kan sluiten. Hij sluit en niemand kan openen!” En het meer volledig voor haar verduidelijkend, zei hij: “Het is Christus en Christus alleen, Die de hemel voor u kan openen en niet uw goede werken.” “Wat, dominee,” zei zij, “zijn goede werken dan helemaal nutteloos?” “Nee,” zei hij, “niet na geloof. Als u eerst gelooft, dan mag u zoveel goede werken doen als u wilt, maar, als u gelooft, dan zult u er nooit op vertrouwen. Zodra u erop vertrouwt, dan hebt u ze verprutst en zijn het niet langer goede werken meer. Heb zoveel goede werken als u wilt, maar stel toch uw vertrouwen volledig in de Heere Jezus Christus, want als u dat niet doet, dan zal uw sleutel nooit de hemelpoort ontsluiten.” Dus hoorders, wij moeten waar geloof bezitten, omdat de oude sleutel der werken zo gebroken is door ons allen, dat wij er nooit het Paradijs mee kunnen binnengaan.
Ik zal heel eerlijk tegen u zijn: als iemand van u doet alsof u geen zonden hebt, dan bedriegt u uzelf en de waarheid is niet in u. Als u meent dat u door uw goede werken de hemel kan binnengaan, dan was er nooit een groter zelfbedrog en dan zult u er op de laatste dag achter komen dat uw hoop waardeloos was en dat uw meest nobel daden zullen worden weggeblazen als de bladeren van de herfstbomen of in het vuur zullen worden gegooid, waarin u eeuwig zal moeten lijden. Let goed op uw goede werken, doe ze met geloof, maar onthoudt dat de weg om zalig te worden eenvoudig is door te geloven in Jezus Christus.
c. Nogmaals, zonder geloof is het onmogelijk om gered te worden en om God te behagen, omdat er zonder geloof geen eenwording met Christus Nu, eenwording met Christus is onmisbaar voor onze zaligheid. Als ik voor Gods troon kom met mijn gebeden, dan zal ik nooit verhoord worden, tenzij ik Christus meebreng. De Molukkers van vroeger gebruikten een bijzonder hulpmiddel wanneer zij iets niet gedaan konden krijgen van hun koning. Zij namen de enige zoon van de koning in hun armen, vielen op hun knieën en riepen: “O, koning, verleen ons een gunst omwille van uw zoon.” De vorst glimlachte dan en zei: “Ik weiger niets aan hen, die pleiten op de naam van mijn zoon.” Zo is het ook met God. Hij zal niets weigeren aan de mens, die komt met Christus aan zijn zij, maar als iemand alleen komt, dan moet hij uitgeworpen worden. Vereniging met Christus is tenslotte het belangrijkste onderdeel van zaligmaking. Laat mij u een verhaal vertellen om dit te illustreren.
De enorme watervallen van Niagara zijn bekend over de hele wereld, maar hoe wonderlijk het ook is erover te horen en hoe prachtig ze zijn om te zien, toch hebben zij aan heel veel mensen het leven gekost, die er door een ongeluk in meegesleurd werden. Een aantal jaren geleden waren er twee mensen in een boot op de Niagara Rivier, een schipper en een mijnwerker. Zij konden de boot niet meer besturen en deze werd zo snel door de stroom meegesleurd, dat beide mannen onvermijdelijk neer zouden storten en te pletter slaan. Personen op de kant zagen hen, maar zij konden niet veel doen om hen te redden. Uiteindelijk kon een van de mannen echter gered worden door een touw dat hem werd toegeworpen en dat hij greep. Op hetzelfde ogenblik dat hij het touw greep, kwam er een boomstam voorbij de andere man. De domme, verwarde schipper greep die boomstam vast in plaats van het touw. Het was een fatale fout. Beiden waren in dreigend gevaar, maar de een werd naar de kant getrokken omdat hij verbonden was met de mensen op de oever, terwijl de ander, zich vastklampend aan de boomstam, meegesleurd werd en van wie later nooit meer iets is vernomen.
Ziet u niet dat dit een praktische illustratie is? Geloof is een verbinding met Christus hebben. Christus staat op de oever, om zo te zeggen, en houdt het touw van het geloof vast en als wij vasthouden met de hand van ons vertrouwen, dan trekt Hij ons op het land, maar onze goede werken, die geen verbinding met Christus hebben, worden meegesleurd op de golf van dodelijke wanhoop. Hoe stevig we hen ook vasthouden, zelfs met stalen haken, zij kunnen ons helemaal niet helpen. Ik weet zeker dat u ziet wat ik u wilde laten zien. Sommigen hebben een hekel aan verhaaltjes. Ik zal ze gebruiken totdat deze mensen ermee ophouden om er een hekel aan te hebben. De waarheid wordt nooit zo krachtig voorgesteld aan mensen, als wanneer wij hun een verhaal vertellen. Christus deed dit ook, toen Hij de mensen een verhaal vertelde van een zekere man, die twee zonen had of van een zekere rentmeester, die op reis ging en zijn goed verdeelde en aan de een tien talenten gaf en aan een ander één.
Het geloof dan, is een eenwording met Christus. Zorg ervoor dat u het bezit, want als u het niet bezit en vasthoudt aan uw goede werken, dan gaat u met de stroom mee. Klamp u vast aan uw goede werken en u slaat te pletter in de waterval! Verloren, omdat uw werken geen houvast hebben in Christus en geen verbinding met de gezegende Verlosser! Maar arme zondaar met al uw zonden om u heen, als het touw om uw middel zit en Christus het vasthoudt, vrees dan niet!
e. Nog slechts een argument en dan ben ik klaar. “Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen,” omdat het onmogelijk is om te volharden in heiligheid zonder geloof. Hoeveel mooi-weer-christenen hebben we tegenwoordig! Vele christenen lijken op de Nautilus, een weekdier, dat bij mooi, zacht weer aan de oppervlakte van de zee zwemt in een prachtig, klein eskadron. Het lijkt een vloot van machtige schepen. Echter, op het moment dat de eerste zucht wind de golven beroert, strijken zij hun zeilen en zinken in de diepten. Vele christenen zijn net zo. In goed gezelschap, in evangelische huiskamers, in vrome kringen, in kerken en kerkenraadkamers zijn zij heel godsdienstig, maar als er slechts een beetje om hen gelachen wordt, als iemand om hen glimlacht en hen Methodist noemt of Presbyteriaan of iets anders, of hun een verwijt maakt, dan is het helemaal over met hun godsdienst tot de volgende mooie dag. Dan, als het weer mooi weer is en als zij weer religie nodig hebben, dan gaan hun zeilen weer omhoog en zijn zij weer zo godsdienstig als voorheen. Geloof me, dat soort godsdienst is erger dan het niet godsdienstig zijn.
Ik houd ervan als iemand helemaal ronduit zichzelf is. Als iemand God piet liefheeft, laat hem dan niet zeggen dat hij het wel doet, maar als hij een ware christen is, een volgeling van Jezus, laat hem het zeggen en ervoor uitkomen. Daar is niets aan om je voor te schamen. Het enige waar je je voor moet schamen is om te huichelen. Laten wij eerlijk zijn en het zal tot onze eer zijn. Ach, wat zou u, zonder geloof, doen in tijden van vervolging? U, goede en vrome mensen die geen geloof hebben, wat zou u doen als de brandstapel weer opgericht zou worden in Smithfield en als het vuur weer eens de gelovigen tot as zou verbranden? Als de pijnbank weer gebruikt zou worden of zelfs de blokken weer gebruikt zouden worden. Mijn voorganger, Benjamin Keach, vertelde dat hij in Aylesbury eens in de blokken gezet werd door een Protestantse gemeente, voor het schrijven van een boek tegen de kinderdoop. Als zelfs de mildste vorm van vervolging weer op zou komen, hoe zouden de mensen verstrooid worden! En sommigen van de herders zouden hun kudden verlaten.
Nog een anekdote en ik hoop dat het zal helpen u de noodzakelijkheid van geloof in te doen zien, terwijl het mij ongemerkt naar het laatste gedeelte van mijn redevoering brengt. Een Amerikaan, die op een dag een slaaf kocht, zei tegen de persoon van wie hij hem kocht: “Vertel me eerlijk, wat zijn zijn fouten?” Zei de verkoper: “Hij heeft geen fouten dat ik weet, slechts deze ene, namelijk dat hij bidt.” “Ach,” zei de koper, “daar houd ik niet van, maar ik weet wel iets dat hem snel zal genezen.” Dus werd de slaaf Cuffey, toen hij de volgende avond op de plantage in ernstig gebed was, verrast door zijn meester. Hij bad voor zijn nieuwe meester, voor diens vrouw en gezin. De meester stond te luisteren, maar zei op dat ogenblik niets. De volgende morgen riep hij Cuffey en zei: “Ik wil niet met je argumenteren mijn kerel, maar ik duld geen gebed op mijn grondgebied, dus dat laat je maar.” “Massa,” zei hij, “mij kan niet stoppen met bidden, mij moet bidden.” “Ik zal je leren bidden, als je ermee doorgaat!” “Massa, mij moet doorgaan.” “Wel, dan zal ik je vijfentwintig zweepslagen laten geven totdat je ermee ophoudt.” “Massa, zelfs al geeft u me er vijftig, mij moet bidden.”
“Als je zo brutaal tegen je meester bent, dan zul je het meteen krijgen.” Dus bond hij hem vast en gaf hem vijfentwintig zweepslagen en vroeg hem of hij weer zou bidden. “Ja, Massa, mij moet altijd bidden, mij kan niet laten.” De meester keek verwonderd. Hij kon niet begrijpen hoe een arme gelovige kon doorgaan met bidden als het niets leek te helpen, maar integendeel slechts vervolging teweegbracht. Hij vertelde zijn vrouw ervan. Zijn vrouw zei: “Waarom zou je die arme man niet laten bidden? Hij doet zijn werk erg goed. Jij en ik houden niet van bidden, maar er schuilt geen gevaar in hem te laten bidden zolang hij aan zijn werk blijft.” “Maar ik houd er niet van,” zei de meester, “hij maakt me doodsbang; je had eens moeten zien hoe hij naar me keek.” “Was hij boos?” “Nee, dat zou ik niet erg gevonden hebben, maar nadat ik hem had geslagen, keek hij naar me met tranen in zijn ogen alsof hij meer medelijden met mij had dan met zichzelf.”
Die avond kon de meester niet slapen. Hij draaide zich om en om in zijn bed. Zijn zonden kwamen hem voor de geest. Hij herinnerde zich dat hij een kind van God had vervolgd. Zich oprichtend in zijn bed, zei hij: “Vrouw, wil je voor me bidden?” “Ik heb nog nooit van mijn leven gebeden”, zei zij, “ik kan niet voor je bidden.” “Ik ben verloren”, zei de man “als niet iemand voor mij bidt, want ik kan niet voor mezelf bidden.” “Ik weet van niemand op deze plantage die weet hoe hij moet bidden, behalve Cuffey”, zei zijn vrouw. Zij belden en Cuffey werd bij hen gebracht. De hand van zijn zwarte knecht grijpend, zei de meester: “Cuffey, kun je voor je meester bidden?” “Massa”, zei hij, “mij gebeden hebben voor u vanaf u mij afgeranseld heeft en mij zal altijd voor u bidden.” Cuffey viel op zijn knieën en stortte zijn ziel uit in tranen en zowel de man als de vrouw werden bekeerd. Zonder geloof kon die neger dat nooit gedaan hebben. Zonder geloof zou hij meteen weggegaan zijn en zou hij gezegd hebben: “Massa, mij stop met bidden, mij houd niet van zweep van witte man.” Maar omdat hij volhardde door zijn geloof, verhoorde de Heere zijn gebed en gaf hem de ziel van zijn meester in Zijn dienst.
3. Nu, in de conclusie, de vraag,de vraag van levensbelang.
Lieve hoorder, hebt u geloof? Gelooft u in de Heere Jezus Christus met heel uw hart? Als dat zo is, dan mag u hopen gered te wezen. Ja, u mag met absolute zekerheid concluderen dat u nooit verloren zult gaan. Hebt u geloof? Zal ik u helpen die vraag te beantwoorden? Ik zal u drie tests geven, zo kort en bondig als ik kan, om u niet te vermoeien. Daarna neem ik afscheid van u. Hij die geloof bezit, heeft afstand gedaan van zijn eigen gerechtigheid. Als u nog maar een beetje vertrouwen hebt in uzelf, dan hebt u geen geloof. Als u zelfs maar voor een klein deeltje vertrouwt op iets anders dan op wat Christus deed, dan hebt u geen geloof. Als u op uw werken vertrouwt, dan zijn uw werken de antichrist. Christus en de antichrist kunnen nooit samengaan. Christus moet alles of niets hebben. Hij moet een volkomen Verlosser wezen of helemaal geen Verlosser. Als u geloof hebt, dan brengt u niets mee, maar klampt u zich slechts vast aan het kruis. Oprecht geloof wordt ook hieraan gekend dat het grote waardering heeft voor de persoon van Christus. Hebt u Christus lief? Zou u voor Hem kunnen sterven? Zoekt u Hem te dienen? Houdt u van Zijn volk? O, als u Christus niet liefheeft, dan gelooft u niet in Hem, want geloven in Hem brengt liefde teweeg. En meer nog: hij die oprecht geloof bezit, zal ook ware gehoorzaamheid hebben. Als iemand zegt dat hij geloof heeft en hij heeft geen werken, dan liegt hij. Als iemand verklaart dat hij in Christus gelooft en hij leidt toch geen heilig leven, dan maakt hij een fout, want alhoewel wij niet op goede werken vertrouwen, weten wij dat geloof altijd goede werken bewerkstelligt. Geloof is de vader van de heiligheid en hij die het kind niet liefheeft, heeft de vader niet. Gods zegeningen zijn zegeningen uit Zijn beide handen. Met de ene hand schenkt Hij vergeving, maar met Zijn andere hand geeft Hij altijd heiligheid en niemand kan het een hebben zonder het ander.
En nu, lieve hoorders, zal ik op mijn knieën vallen en u, om Christus’ wil, smeken om deze vraag te beantwoorden in uw eigen, stille kamer. Hebt u geloof? O, antwoordt ja of nee. Stop met te zeggen: “Ik weet het niet “ of “het kan me niet schelen.” Ach, eens zult u er veel om geven; als de aarde schudt en de wereld heen en weer golft, dan zal het u iets kunnen schelen, veel kunnen schelen. Dan, wanneer God u zal roepen voor uw oordeel en als Hij u zal veroordelen als zonder geloof en ongelovig. O, dat u toch wijs werd, dat u er nu toch om gaf! Als iemand van u uw nood voor Christus voelt, dan smeek ik u om Christus’ wil, nu geloof in Hem te zoeken. Hij, die verhoogd is in de hemel om vergeving en vrijspreking te schenken, zal, als Hij u vergeving gegeven heeft, u ook vrijspreken. Zondaar die uw zonden kent, “geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden.” Werp uzelf op Zijn liefde en bloed, Zijn doen en Zijn dood. Zijn lijden en Zijn verdiensten en als u dit doet, dan zult u nooit vallen, maar u zult nu gered worden en u zult gered worden op die grote dag wanneer het verschrikkelijk zal wezen om niet gered te zijn. “Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?” Grijp Hem vast, raak de zoom van Zijn kleed aan en u zult genezen zijn. Moge God u helpen om dit te doen, om Jezus’ wil!
Amen en amen.