Op zondagmorgen 17 februari 1861, hield ds. Spurgeon de volgende preek in Exeter Hall en ‘s avonds preekte hij over dezelfde tekst in New Park Street Chapel. “Dezepreek’’, zegt de notulist, “is vertaald voor de inboorlingen van Nieuw-Zeeland en enige duizenden preken zijn verspreid. Het lezen ervan in Auckland, Nieuw-Zeeland, heeft geleid tot verscheidene bekeringen, zowel van Europeanen als van inboorlingen. ” Een bevredigend getuigenis, waarvoor alle christenen God behoren te danken.
Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, Johannes 3:18
De wijze van bekering wordt in de Bijbel op de eenvoudigste manier voorgesteld en toch zijn er mogelijk nergens meer fouten over geuit dan juist over het geloof, dat de ziel redt. Het is door ervaring bewezen dat alle leerstukken van Christus geheimen zijn. Geheimen, niet zozeer in zichzelf, maar geheimen omdat zij verborgen zijn voor degenen die verloren zijn. Verborgen voor hen wiens ogen de god van deze wereld verblind heeft. De Bijbel is zo eenvoudig dat iedereen hem kan lezen, maar mensenogen zien zo slecht en mensenverstand is zo gebrekkig dat mensen de eenvoudigste waarheid uit de Bijbel verdraaien en verkeerd opvatten.
En inderdaad, mijn broeders, zelfs zij die door persoonlijke ervaring weten wat geloof is, vinden het niet altijd makkelijk om er een goede definitie van te geven. Soms menen zij de spijker op zijn kop geslagen te hebben en dan klagen zij later dat zij tekortgeschoten zijn. Zij doen hun best om een onderdeel van het geloof te beschrijven en dan ontdekken zij dat zij een ander deel vergeten zijn. En in hun ijver om de arme zondaar van een fout te redden, leiden zij hem vaak toteen andere. Ik denk dat ik wel mag stellen dat geloof de eenvoudigste zaak is van de wereld en toch een van de moeilijkste zaken om over te preken. Dat komt omdat onze ziel begint te beven wanneer wij erover spreken, vanwege het gewicht ervan en dan zijn wij niet in staat het zo duidelijk te beschrijven als wij wel zouden willen.
Ik ben van plan vanmorgen, met Gods hulp, enige gedachten omtrent het geloof bijeen te brengen. Elk van deze gedachten heb ik mogelijk al wel- eens uitgesproken in uw gehoor, maar zij zijn nooit eerder in één preek gecombineerd en zij zijn waarschijnlijk verkeerd verstaan omdat zij niet in hun juiste opeenvolgende volgorde gerangschikt waren. Ik zal iets zeggen over elk van deze punten: eerst het voorwerp van het geloof,waar het naar kijkt. Vervolgens de reden van het geloofwaarvandaan het komt. Ten derde de grond van het geloofof wat het draagt als zij komt. Ten vierde de waar- • borg van het geloofof waarom het naar Christus durft te komen. En ten vijfdehet resultaat van het geloofof hoe het groeit wanneer het tot Christus komt.
1. Eerst het voorwerp van het geloof Waar ziet geloof op?
Het Woord van God gebiedt mij te geloven. Wat moet ik geloven? Mij wordt geboden te kijken. Waar moet ik naar kijken? Wat moet het voorwerp van mijn hoop wezen, van mijn geloof, van mijn vertrouwen? Het antwoord is eenvoudig. Het voorwerp van geloof voor een zondaar is Christus Jezus. Velen maken een fout hieromtrent en denken dat zij moeten geloven in God de Vader. Nu, geloof in God is een gevolg van geloof in Jezus. Wij gaan geloven in de eeuwige liefde van de Vader als gevolg van het vertrouwen op het dierbare bloed van de Zoon. Velen zeggen: ik zou wel in Christus geloven als ik wist dat ik uitverkoren was. Dit is komen tot de Vader en niemand kan tot de Vader komen dan door Christus.
Het is het werk van de Vader om te verkiezen. U kunt niet rechtstreeks naar de Vader gaan. Daarom kunt u niet weten van uw uitverkiezing totdat u eerst geloofd hebt in Christus de Verlosser. Dan, door verlossing, kunt u de Vader naderen en weten van uw verkiezing. Sommigen maken ook de fout om naar het werk van de Heilige Geestte zien. Zij blikken naar binnen om te zien of zij zekere gevoelens hebben en als zij die hebben, is hun geloof vast, maar als hun gevoelens hen verlaten hebben, dan is hun geloof zwak. Dus kijken zij naar het werk van de Heilige Geest en dat is niet het onderwerp van het geloof van een zondaar.
Beiden, de Vader en de Geest moeten vertrouwd worden om de verlossing compleet te maken, maar voor de specifieke genade van rechtvaardigmaking en vergeving is het bloed van de Middelaar de enige pleitgrond. Christenenmoeten de Geest vertrouwen na hun bekering, maar de zondaar moet, als hij gered wil worden, niet de Geest vertrouwen, noch opzien naar de Geest, maar op Christus Jezus zien en naar Hem alleen. Ik weet dat uw bekering rust op de hele Drie-eenheid, maar toch is het eerste en onmiddellijke voorwerp van het rechtvaardigend geloof van een zondaar noch God de Vader, noch God de Heilige Geest, maar God de Zoon, mens geworden in het vlees en verzoening aanbiedend aan zondaren.
Hebt u het oog van het geloof? Dan ziel, zie dan op Christus als God.Als u gered wilt worden, geloof dat Hij God is over allen, eeuwig gezegend. Buig voor Hem neer en aanvaardt Hem als “waarachtig God uit waarachtig God,” want als u dit niet doet, dan hebt u geen deel aan Hem. Wanneer u dit geloofd hebt, geloof dan ook in Hem als mens.Geloof het wonderlijke verhaal van Zijn menswording. Ga af op het getuigenis van de evangelisten, die verklaren dat de Oneindige gekleed was in de baby, dat de Eeuwige verborgen was in de sterfelijke, dat Hij, die Koning van de hemel was, een dienstknecht der dienstknechten werd en de Zoon des mensen. Geloof en bewonder het mysterie van Zijn menswording, want als u dit niet gelooft, dan kunt u er niet door gered worden. Dan ook en heel speciaal, als u gered wil worden, laat uw geloof Christus zien in Zijn volmaakte gehoorzaamheid.
Zie Hem de wet houden zonder smet, Zijn Vader gehoorzamen zonder zonde, Zijn integriteit behouden zonder fout. Dit alles moet u overwegen als gedaan voor u. U kon de wet niet houden, Hij hield die voor u. U kon God niet volmaakt gehoorzamen. Kijk, Zijn gehoorzaamheid staat in de plaats van uw ongehoorzaamheid en daardoor bent u gered. Maar let op dat uw geloof zich voornamelijk op Christus vestigt als stervende en als dood.Zie het Lam van God als stom voor Zijn scheerders, zie Hem als de Man van smarten en verzocht in krankheid. Ga met Hem naar Gethsemané en zie Hem druppels bloed zweten. Pas op, uw geloof heeft niets van doen met iets in uzelf, het voorwerp van uw geloof is niet iets in u, maar iets buiten u. Geloof dan in Hem, die op dat hout met vastgenagelde handen en voeten Zijn leven uitgiet voor zondaren. Daar is het voorwerp van uw geloof voor rechtvaardiging.
Niet in uzelf, noch in iets dat de Heilige Geest in u gedaan heeft of in iets dat Hij beloofd heeft voor u te doen, maar u moet opzien naar Christus en naar Christus alleen. Laat uw geloof ook Christus zien als opstaande uit de doden.Zie Hem, Hij heeft de vloek gedragen en nu ontvangt Hij de rechtvaardiging. Hij sterft om de schuld te betalen, Hij staat op opdat Hij de hand die de kwijtgescholden schuld opschrijft aan het kruis, vast mag nagelen. Zie Hem opgaan naar omhoog en zie Hem vandaag pleiten voor de troon van Zijn Vader. Daar pleit Hij voor Zijn volk. Daar biedt Hij vandaag Zijn gezaghebbend verzoekschrift bij God aan voor allen die tot God komen. En Hij, als God, als mens, als levende, als stervende, als opstaande en als de hierboven regerende, Hij en Hij alleen moet het voorwerp van uw geloof voor de vergeving van zonden zijn.
Nergens anders moet u op vertrouwen. Hij moet de enige steunpilaar van uw vertrouwen wezen en alles wat u hierbij voegt, zal een boze antichrist zijn, een opstand tegen de soevereiniteit van de Heere Jezus. Maar als uw geloof u redt, let er dan op dat, terwijl u naar Christus ziet in al deze zaken, u Hem ziet als een plaatsvervanger.Deze leer van de plaatsvervanging is zo essentieel aan het hele plan van zaligwording, dat ik het hier voor de duizendste keer moet uitleggen. God is rechtvaardig, Hij moet de zonde straffen. God is ook genadig, Hij wil hen die in Jezus geloven, vergeven.
Hoe moet dit samengaan? Hoe kan Hij rechtvaardig zijn en straffen, en genadig zijn en de zondaar aannemen? Hij doet het als volgt: Hij neemt de zonden van Zijn volk en tilt ze letterlijk van Zijn volk af en legt ze op Christus. Zodoende staan zij als onschuldig, alsof zij nooit gezondigd hadden en Christus wordt door God gezien alsof Hij “al de zondaren van de wereld ineen gerold” was. De zonde van Zijn volk was van hun personen afgenomen en werkelijk en letterlijk, niet figuurlijk en in beeldspraak, maar echt en werkelijk op Christus gelegd. Toen kwam God met Zijn vurig zwaard om de zondaar te ontmoeten en hem te straffen. Hij ontmoette Christus.
Christus was zelf geen zondaar, maar de zonden van Zijn volk lagen allemaal op Hem. Het recht ontmoette Christus alsof Hij de zondaar was en strafte Christus voor de zonden van Zijn volk. Het strafte Hem zover als het zijn rechten kon laten gelden, haalde de laatste atoom van de straf uit Hem en liet geen druppel in de beker. En daardoor is de zondaar die Christus kan zien als zijn plaatsvervanger en die zijn vertrouwen in Hem stelt, verlost van de vloek van de wet.
Ziel, als u Christus de wet ziet gehoorzamen, dan moet uw geloof zeggen: “Hij gehoorzaamt die voor Zijn volk.” Als u Hem ziet sterven, dan moet u de rode druppels tellen en zeggen: “Zo nam Hij mijn zonden weg.” Als u Hem ziet opstaan uit de dood, dan moet u zeggen: “Hij staat op als het hoofd en vertegenwoordiger van al Zijn verkorenen.” En als u Hem ziet zitten aan de rechterhand van God, dan moet u Hem zien als de belofte dat allen voor wie Hij stierf, zeker aan de rechterhand van de Vader zullen zitten. Leer op Christus te zien alsof Hij een zondaar was in Gods ogen. In Hem was geen zonde. Hij was de Rechtvaardige, maar Hij leed voor de onrechtvaardigen.
Hij was de Oprechte, maar Hij stond in de plaats van de onoprechten. Alles wat de onoprechten moesten verduren, heeft Hij eenmaal voor hen allen verduurd. Hij heeft hun zonden voor eeuwig weggedaan door het offer van Zichzelf. Nu, dit is het grote Onderwerp van het geloof. Ik bid u, maak hieromtrent geen fout, want een fout hier zou gevaarlijk zijn, zo niet fataal. Zie op Christus door uw geloof, als zijnde de Plaatsvervanger, in Zijn leven, in Zijn dood, in Zijn lijden en in Zijn opstanding, voor allen die de Vader Hem gegeven heeft. Hij is het plaatsvervangend offer voor al de zonden van allen die Hem vertrouwen met hun zielen. Christus dus, aldus voorgesteld, is het Onderwerp van rechtvaardigmakend geloof.
Laat mij verder nog opmerken dat sommigen van u hier ongetwijfeld zeggen: “O, ik zou wel geloven en ik zou wel bekeerd zijn als. Als wat? Als Christus gestorven was? “O nee, dominee, mijn twijfel betreft Christus helemaal niet.” Dat dacht ik al. Waarover twijfelt u dan? Nou, ik zou geloven als ik iets voelde of als ik iets had gedaan.Juist, maar ik zeg u, u zou niet in Jezus kunnen geloven als u iets voelde of als u iets gedaan had, want dan zou u in uzelf geloven en niet in Christus. Als u die of die was, dan zou u vertrouwen kunnen hebben. Vertrouwen waarin?
Nou, vertrouwen in uw gevoelens en vertrouwen in uw daden en dat is precies het tegenovergestelde van vertrouwen in Christus. Geloof is niet af te leiden van iets goeds in mijzelf, dat mij zalig laat worden. Maar het is geloof om te zeggen dat, alhoewel ik schuldig ben in Gods ogen en Zijn toom verdien, ik toch geloof dat het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, mij reinigt van alle zonden. Hoewel mijn geweten mij veroordeelt, overmeestert mijn geloof mijn geweten en geloof ik dat “Hij machtig is om tot het einde te redden degenen die door Hem tot God komen.” Om als een heilige tot Christus te komen, is heel makkelijk. Om te geloven dat uw dokter u beter kan maken wanneer u al voelt dat u beter wordt, is heel makkelijk, maar om uw dokter te vertrouwen wanneer u het doodsoordeel al in uw lichaam voelt?
Om te verduren wanneer de ziekte steeds erger wordt, om dan nog steeds in de werking van de medicijnen te geloven.. .dat is geloof. En dus, als de zonde u te sterk wordt, als u voelt dat de wet u veroordeelt, om dan, zelfs dan, als een zondaar, te vertrouwen op Christus, dat is het grootste waagstuk van de hele wereld. Het geloof dat de muren van Jericho deed vallen, het geloof dat de doden liet opstaan, het geloof dat de monden van de leeuwen sloot, dat geloof was niet groter dan dat van een arme zondaar, als hij in de greep van al zijn zonden op het bloed en de gerechtigheid van Jezus durft te vertrouwen. Doe dit, ziel, dan bent u gered, wie u ook mag wezen. Het onderwerp van geloof is dus Christus als de Plaatsvervanger van zondaren. God in Christus, maar niet God los van Christus, noch enig werk van de Geest, maar het werk van Jezus alleen moet gezien worden als de fundering van uw hoop.
2. Ten tweede, de reden van het geloof. Waarom gelooft iemand en waar komt dit geloof vandaan?
“Het geloof is door het gehoor.” Toegegeven, maar horen niet alle mensen en blijven niet velen toch ongelovig? Hoe komt iemand tot het geloof? Voor zijn eigen ervaring komt zijn geloof als het gevolg van een gevoel van nood. Hij voelt dat hij een Verlosser nodig heeft en hij vindt Christus precies de Verlosser die hij nodig heeft en daarom, omdat hij zichzelf niet helpen kan, gelooft hij in Jezus. Zelf niets hebbend, voelt hij dat hij Christus moet aannemen of anders omkomen en daarom doet hij het. Hij kan niet anders. Hij is feitelijk in een hoek gedreven en er is maar één uitweg, namelijk door de gerechtigheid van een Ander, want hij voelt dat hij niet kan ontsnappen door enige goede werken of lijden van zichzelf.
Hij komt tot Christus en vernedert zichzelf omdat hij niet zonder Christus kan en moet omkomen als hij Christus niet aangrijpt. Maar om de vraag verder terug te voeren, waar komt dan dat gevoel van nood vandaan? Hoe komt het dat hijen anderen niet, zijn nood voor Christus voelt? Het is zeker dat hij Christus niet méér nodig heeft dan anderen. Hoe komt hij dan te weten dat hij verloren is en geruïneerd? Hoe komt het dat hijgedreven is door het gevoel van geruïneerdheid om Christus, de herbouwer, aan te grijpen? Het antwoord is, dit is het geschenk van God;dit is het werk van de Geest.
Niemand komt tot Christus tenzij de Geest hem trekt. En de Geest trekt mensen tot Christus door hen in de nood van de overtuiging van de wet te brengen, zodat zij moeten omkomen als zij niet tot Christus komen. Dan, uit pure angst voor het noodweer, gaan zij overstag en rennen de hemelse haven binnen. Redding door Christus is zo onaantrekkelijk voor onze aardse geest, zo onverenigbaar met onze liefde voor menselijk verdienste, dat wij Christus nooit als ons alles in allen zouden aannemen, als de Geest ons niet zou overtuigen dat wij alles missen, als de Geest er niet bij ons op zou aandringen om Christus aan te grijpen.
Maar de vraag gaat nog verder terug. Hoe komt het dan dat de Geest van God sommige mensen hun nood leert kennen en anderen niet? Waarom is het dat sommigen van u tot Christus gedreven werden door uw gevoel van nood, terwijl anderen doorleven in hun eigen gerechtigheid en omkomen? Hier is geen antwoord op te geven dan dit: “Zo zij het, Vader, want zo is het goed in Uw ogen.” Uiteindelijk is het goddelijke soevereiniteit. De Heere heeft “deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen en heeft ze aan de kindekens geopenbaard.”
Christus formuleerde het als volgt: “Mijn schapen horen mijn stem.” “Gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb.” Sommige godgeleerden zouden dit graag als volgt willen lezen: “gijlieden zijt Mijn schapen niet, omdat gij niet gelooft.” Alsof geloven ons tot schapen van Christus zou maken. Maar de tekst stelt het als volgt: gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen. “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen.” Als zij niet komen, dan is dit een duidelijk bewijs dat zij nooit gegeven waren, want dezen die van eeuwigheid aan Christus gegeven waren, gekozen door God de Vader en toen verlost door God de Zoon, dezen worden geleid door God de Heilige Geest door een gevoel van nood om te komen en om Jezus aan te grijpen.
Niemand heeft nog ooit in Christus geloofd of zal nog ooit in Hem geloven, tenzij de Geest hem zijn nood laat voelen en de Geest laat niemand zijn nood voor de reddende Jezus voelen, tenzij het zo geschreven staat in het eeuwige boek, waarin God de namen van Zijn uitverkorenen zekerlijk gegraveerd heeft. Dus meen ik dat ik niet misverstaan kan worden op dit punt, dat de reden van geloof Gods verkiezende liefde is. En die liefde wordt gewerkt door de Geest, die hen door een gevoel van nood zo tot Christus Jezus brengt.
3. Ten derde, de grond van het geloof van een zondaar.Op welke grond durft hij in de Heere Jezus Christus te geloven?
Mijn beste vrienden, ik heb al gezegd dat niemand in Jezus zal geloven, tenzij die mens zijn nood voor Hem voelt. Maar u hebt mij vaak horen zeggen, en ik herhaal het nog eens, dat ik niet tot Christus kom, pleitend op mijn gevoelens van nood voor Hem. Mijn reden om in Christus te geloven, is niet dat ik mijn nood voor Hem voel,maar dat ik een nood heb.De grond waarop iemand tot Jezus komt, is niet als een verstandigezondaar, maar als een zondaaren niets meer dan een zondaar. Hij zal niet komen tenzij hij wakker geschud is, maar alshij komt, zegt hij niet: “Heere, ik kom tot u omdat ik een wakker geschudde zondaar ben; redt mij!” Maar hij zegt: “Heere, ik ben een zondaar;redt mij!” Niet zijn wakker-geschud-zijn, maar zijn zondigheid is de methode en het plan waarop hij durft te komen.
Hopelijk begrijpt u wat ik bedoel, want ik kan mijzelf nu niet zo goed uitdrukken. Als ik verwijs naar de preken van een groot aantal Calvinistische godgeleerden, dan zeggen zij tegen een zondaar: “Wel, als u uw nood voor Christus voelt, als u zoveel berouw hebt gehad, als u in die en die mate door de wet bent gefolterd, dan mag u tot Christus komen op de grond dat u een wakker geschudde zondaar bent.” Ik zeg dat dit fout is. Niemand mag tot Christus komen op de grond dat hij een wakker geschudde zondaar is. Hij moet tot Hem komen als een zondaar.Als ik tot Jezus kom, dan weet ik dat ik niet zou gekomen zijn tenzij ik wakker geschud ben, maar toch kom ik niet als overtuigd.Ik sta niet aan de voet van Zijn kruis om gewassen te worden omdat ik berouw heb gehad; ik breng niets dan zonden mee als ik kom. Een gevoel van nood is een goed gevoel, maar als ik aan de voet van het kruis sta, dan geloof ik niet in Christus omdat ik goede gevoelens heb, maar ik geloof in Hem met of zonder goede gevoelens.
Roger, Sheppard, Flavell en nog enkele uitnemende godgeleerden in de tijd van de Puriteinen, en vooral Richard Baxter, gaven beschrijvingen van wat een mens moet voelen voordat hij tot Christus mag durven komen. Nu, ik zeg in de taal van de edele Fenner, nog zo’n godgeleerde, die verklaarde maar een baby in de genade te zijn vergeleken met de voomoemden: “Ik durf te stellen dat dit niet Schriftuurlijk is. Zondaren voelen deze dingen voordat zij komen, maar zij komen niet op grond van het gevoeld te hebben. Zij komen op grond van zondaar te zijn en op geen enkele andere grond.”
De poort van genade staat open en boven die deur staat geschreven: “Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondarenzalig te maken.” Voor dat woord “zondaren” staat geen bijvoeglijk naamwoord. Er staat niet “boetedoenende zondaren,” “ontdekte zondaren,” “verstandige zondaren,” “treurende zondaren” of “verschrikte zondaren.” Nee, er staat alleen “zondaren” en ik weet dat wanneer ik kom, wanneer ik vandaag tot Christus kom (want ik voel dat het vandaag net zo noodzakelijk is om tot het kruis van Christus te komen, als het dat tien jaar geleden was), als ik tot Hem kom, dan durf ik niet te komen als een bewuste zondaar of als een ontdekte zondaar, maar ik moet komen als een zondaar met niets in mijn handen.
Geloven is helemaal uit uzelf gaan en in Christus komen. Ik weet dat vele honderden arme zielen bezorgd zijn omdat de dominee gezegd heeft: “Als u uw nood voelt, dan mag u tot Christus komen.” “Maar”, zeggen zij,” ik voel mijn nood niet genoeg. Ik weet wel zeker dat ik dat niet doe.” Vele brieven heb ik ontvangen van arme mensen met bezorgde gewetens, die zeiden: “Ik zou wel durven geloven dat Christus mij wil redden als ik maar een teer geweten had.
Als ik maar een zacht hart had, maar o, mijn hart is als een ijsklomp die niet smelten kan. Ik kan niet voelen wat ik zou willen voelen en daarom mag ik niet in Jezus geloven.” O, weg ermee, weg ermee! Het is een slechte antichrist, het is die Roomsheid! Niet uw zachte hart geeft u recht om te geloven! U moet in Christus geloven omuw harde hart te vernieuwen en tot Hem komen met niets dan zonden. De grond waarop een zondaar tot Christus komt, is dat hij dood is en niet dat hij weetdat hij dood is.
Dat hij verloren is en niet dat hij weetdat hij verloren is. Ik weet dat hij niet zal komen tenzij hij het weet, maar dat is niet de grond waarop hij komt. Het is de geheime reden waarom, maar het is niet de algemene grond die hij verstaat. Hier was ik jaar na jaar bang om tot Christus te komen, omdat ik dacht dat ik niet genoeg voelde. Toen ik in Christus geloofde, dacht ik dat ik helemaal niet voelde. Nu, als ik terugblik, ontdek ik dat ik de hele tijd veel en diep voelde en het meest van alles omdat ik dacht dat ik niet voelde.
Gewoonlijk menen de mensen die het meeste berouw hebben, dat zij zonder berouw zijn. Mensen voelen hun nood het meest wanneer zij denken dat zij die helemaal niet voelen, want wij zijn geen beoordelaars van onze gevoelens en daarom komt de uitnodiging van het Evangelie niet tot ons op grond van iets waarover wij kunnen oordelen, maar is het op grond van ons zondaar-zijn en niets dan zondaar. “Wel,” antwoordt iemand, “maar er staat: “Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven,” dus moeten wij vermoeid en belast zijn.” Precies, zo staat het in die tekst, maar er bestaat nog een tekst: “Die wil, die kome” en daarin staat niets over “vermoeid en belast” zijn.
Trouwens, als de uitnodiging gedaan wordt aan de vermoeiden en de belasten, dan zult u opmerken dat de belofte niet gedaan wordt aan hen alsvermoeid en belast, maar aan hen alskomend tot Christus. Zij wisten niet dat zij vermoeid en belast waren toen zij kwamen, zij dachten van niet. Zij waren het wel, maar een deel van hun vermoeidheid was dat zij niet zo vermoeid konden zijn als zij wel zouden willen en een deel van hun last was dat zij hun last niet genoeg voelden. Zij kwamen tot Christus gewoon zoals zij waren en Hij redde hen, niet omdat er enige verdienste in hun vermoeidheid was of enige krachtdadigheid in hun belast- zijn, maar Hij redde hen als zondaren en niets anders dan zondaren en zo werden zij gewassen in Zijn bloed en rein gemaakt. Mijn beste hoorder, laat mij u deze waarheid leren verstaan. Als u vanmorgen tot Christus wilt komen als niets meer dan een zondaar, dan wijst Hij u niet af.
De oude Tobias Crisp zegt in een van zijn preken over juist dit punt: “Ik durf te zeggen, als u tot Christus komt, wie u ook mag wezen en Hij neemt u niet aan, dan is Hij niet getrouw aan Zijn woord, want Hij zegt: “Hij die komt, zal ik geenszins uitwerpen.” Als u komt, dan doen uw kwalificaties of uw voorbereidingen er niet toe. Hij heeft geen kwalificaties nodig en ook geen plichten of gevoelens. U moet komen, gewoon zoals u bent en als u de grootste zondaar buiten de hel bent, dan bent u net zo geschikt om tot Christus te komen als wanneer u de keurigste en oppassendste mens was.
Er is een bad. Wie is er geschikt om gewassen te worden? De vuilheid van iemand is geen reden dat hij niet gewassen hoeft te worden, maar juist reden te meer. Als ons stadsbestuur hulp aan de armen zou geven, dan zou niemand zeggen: ik ben zo arm, daarom kom ik niet voor hulp in aanmerking. Uw armoede is uw voorbereiding, het zwart is hier het wit. Vreemde tegenstelling! Het enige dat u aan Christus kunt brengen is uw zonde en uw slechtheid. Al wat Hij vraagt is dat u leeg zal komen. Als u iets van uzelf hebt, dan moet u dat allemaal achterlaten als u komt. Als er iets goeds in u is, dan kunt u Christus niet vertrouwen, u moet komen met niets in uw handen. Neem Hem helemaal en dat is de enige grond waarop een arme ziel gered kan worden, als een zondaar en niets dan een zondaar.
4. Ten vierde de waarborg van het geloof.Waarom durft iemand Christus te vertrouwen?
Is het niet onverstandig wanneer iemand vertrouwt dat Christus hem zal redden en vooral wanneer die mens helemaal niets goeds bezit? Is het niet een arrogante inbeelding om op Christus te vertrouwen? Nee mensen, dat is het niet. Het is een goed en edel werk van God de Heilige Geest om iemand al zijn zonden te laten logenstraffen en toch te laten geloven in de deugd van het bloed van Jezus. Maar waarom durft iemand in Christus te geloven, vraag ik u nu. “Wel,” zegt iemand, “ik durfde in Christus te geloven omdat ik voelde dat de Geest in mij werkte.” U gelooft helemaal niet in Christus als u dit zegt. “Wel,” zegt iemand anders, “ik dacht dat ik een recht had om in Christus te geloven omdat ik iets voelde.”
U had geen recht om in Christus te geloven op zo’n volmacht. Wat is iemands volmacht dan om in Christus te geloven? Hier is het. Christus zegt hem om het te doen en dat is zijn waarborg. Het woord van Christus is de waarborg van de zondaar om te geloven. Niet wat hij voelt of wat hij is, noch wat hij niet is, maar het feit dat Christus hem gezegd heeft het te doen. Het Evangelie luidt als volgt: “Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. Hij die gelooft zal niet veroordeeld worden.” Geloof in Christus is dan tegelijk een geboden plicht en een gezegend voorrecht. En wat een genade is het dat het een plicht is, want er kan nooit enige vraag over bestaan of een mens het recht heeft om zijn plicht te doen.
Nu, op de grond dat God mij gebiedt om te geloven, heb ik een recht om te geloven, wie ik ook mag zijn. Het Evangelie is bestemd voor elk mens. Wel, ik behoor tot die soort, ik ben een van die “alle” creaturen en dat Evangelie gebiedt mij om te geloven. Het kan niet fout zijn om het gebod van God te gehoorzamen. Nu, het is een gebod van God gegeven aan elk schepsel, dat hij in Jezus Christus, door God gezonden, moet geloven. Dit is uw waarborg, zondaar en een gezegende waarborg is het want het is er een die de hel niet kan tegenspreken en die de hemel niet kan intrekken.
U hoeft niet van binnen te kijken om de mistige waarborg van uw ervaring te zoeken. U hoeft niet naar uw werken te kijken of naar uw gevoelens, om wat doffe en ontoereikende waarborgen, om uw vertrouwen in Christus op te diepen. U mag Christus geloven omdat Hij zegt dat u dit moet doen. Dat is een zekere grond om op te staan en een die geen twijfel toelaat.
Stel u voor dat wij allen honger hebben, dat onze stad belegerd is en van de buitenwereld afgesloten en dat er een lange, lange hongersnood is geweest en dat wij zullen sterven van de honger. Daar komt een uitnodiging voor ons om ons direct te vervoegen aan het paleis van een belangrijk persoon om te komen eten en drinken. Maar wij zijn dwaas geworden en willen de uitnodiging niet aannemen. Veronderstel nu dat de een of andere vreemde dwaasheid ons in de greep kreeg en dat wij het verkozen om te sterven, dat wij liever verhongerden dan gingen eten.
Veronderstel dat de heraut van de koning zou zeggen: “Kom op mijn feest, arme, hongerige mensen. Ik weet dat u niet wilt komen en daarom voeg ik dit dreigement aan de uitnodiging toe: als u niet komt, dan zullen mijn soldaten komen en zij zullen u de scherpte van hun zwaarden laten voelen.” Ik denk, mijn beste vrienden, dat wij zouden zeggen: “Wij prijzen de grote man voor dat dreigement, want nu hoeven wij niet te zeggen: ik mag niet komen.” Wij mogen niet wegblijven. Ik hoef niet te zeggen dat ik niet geschikt ben om te komen, want ik word geboden te komen en ik ben bedreigd als ik niet kom.
Die akelige zin: “Maar die niet gelooft, is alreeds veroordeeld” werd niet toegevoegd uit toom, maar omdat de Heere onze domme dwaasheid kende en wist dat wij onze eigen genade zouden weigeren, tenzij Hij ons zou dreigen om tot het feest te komen. “Dwing ze om in te komen,” was het woord van de Meester. Zondaar, u kunt niet verloren gaan als u Christus vertrouwt, maar u zult verloren gaan als u Hem niet vertrouwt. Ja, verloren omdat u Hem niet vertrouwde. Ik stel het nu scherp. Zondaar, niet alleen magu komen, u moetkomen. O, ik smeek u, daag Gods toom niet uit door te weigeren om te komen. De genadepoort staat wijd open. Waarom wilt u dan toch niet komen?
Waarom wilt u niet? Waarom zo trots? Waarom wijst u nog steeds Zijn stem af en wilt u omkomen in uw zonden? Let op, als iemand van u verloren gaat, dan ligt uw bloed niet voor Gods deur, noch aan de deur van Christus, maar aan uw eigen deur. Hij kan van u zeggen: “Gijlieden wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven mocht hebben.” O, arme bevende mens, als u komen wilt, dan staat er niets in Gods Woord dat u van dat komen tegenhoudt, maar integendeel, er zijn dreigementen om u uit te drijven en krachten om u te trekken. Nog hoor ik u zeggen: “Ik mag Christus niet vertrouwen.” U mag,zeg ik, want elk schepsel onder de hemel is geboden het te doen en wat u bevolen is om te doen, dat mag u doen.
“Ach,” zegt iemand, “toch voel ik nog niet dat ik mag.” Daar gaat u weer, u zegt dat u niet zult doen wat God u zegt vanwege domme gevoelens van uzelf. U wordt niet geboden Christus te vertrouwen omdat u iets voelt, maar eenvoudig omdat u een zondaar bent. Nu weet u dat u een zondaar bent. “Dat ben ik,” zegt iemand, “en dat is mijn verdriet.” Waarom uw verdriet? Dat is een teken dat u voelt. “Ach,” zegt iemand, “maar ik voel niet genoeg en daarover heb ik verdriet. Ik voel niet zoals ik hoor te voelen.” Wel, veronderstel dat u voelt of veronderstel dat u niet voelt, u bent een zondaar en “dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken.”
“O, maar ik ben zo’n oude zondaar, ik heb al zestig jaar in zonde geleefd.” Waar staat het geschreven dat u boven de zestig niet meer zalig kan worden? Mijnheer, Christus kan u nog redden al bent u honderd jaar oud en een Methusalem in schuld. “Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” “En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.” Hij is machtig om volledig te verlossen hen die, door Hem, tot God komen.
“Ja,” zegt iemand, “maar ik ben een dronkaard geweest, een vloeker, of wellustig of goddeloos.” Dan bent u een zondaar, u bent niet verdergegaan dan het uiterste en Hij is nog machtig om u te redden. “Ach,” zegt een ander, “maar u weet niet hoe mijn schuld verzwaard wordt.” Dat bewijst slechts dat u een zondaar bent en dat u geboden wordt om Christus te vertrouwen en zalig te zijn. “Ach,” roept nog iemand anders, “maar u weet niet hoe vaak ik Christus afgewezen heb.” Ja, maar dat maakt u alleen nog maar meer zondaar. “U weet niet hoe hard mijn hart is.” Precies, maar dat bewijst alleen dat u een zondaar bent en bewijst nog steeds dat u iemand bent die Christus kwam redden.
“O, maar dominee, ik heb niets goeds. Als ik dat had, weet u, dan zou ik iets hebben om mij te bemoedigen.” Het feit dat u niets goeds bezit, vertelt mij alleen maar dat u de man bent voor wie ik moet preken. Christus kwam om te redden dat wat verloren was en alles wat u zei, bewijst alleen maar dat u verloren bent en daarom kwam Hij om u te redden. Vertrouw Hem, vertrouw Hem toch. “Maar als ik gered word,” zegt iemand, “dan zal ik de grootste zondaar zijn die ooit gered werd.” Des te meer muziek zal er klinken in de hemel wanneer u er binnenkomt. Des te meer eer voor Christus, want hoe groter de zondaar, des te meer eer voor Christus wanneer die zondaar thuisgebracht wordt.
“Ach, maar mijn zonde is zo overvloedig.” Zijn genade zal nog veel overvloediger zijn. “Maar mijn zonde reikt zelfs tot de hemel.” Ja, maar Zijn genade reikt tot boven de hemelen. “O, maar mijn schuld is zo wijd als de wereld.” Ja, maar Zijn gerechtigheid is wijder dan duizend werelden. “Ach, maar mijn zonde is donkerrood.” Ja, maar Zijn bloed is roder dan uw zonden en kan het rood uitwassen door een donkerder rood. “Ach, maar ik verdien verloren te gaan en de dood en de hel roepen om mijn verderf.” Ja, en dat mogen ze, maar het bloed van Jezus Christus kan harder roepen dan dood en hel en het roept vandaag nog: “Vader, laat de zondaar leven.” O, ik wenste wel dat ik deze gedachte uit mijn mond kon laten komen, regelrecht uw hoofden in, dat wanneer God u redt, het niet is om iets in u, het is vanwege iets in Hemzelf.
Gods liefde heeft geen reden dan Zijn eigen ingewanden. Gods reden om een zondaar te vergeven, wordt in Zijn eigen hart gevonden en niet in de zondaar. En er is net zoveel reden in u waarom u gered zou moeten worden als in een ander, namelijk helemaal geen reden. Er is in u geen reden waarom Hij u genadig zou moeten zijn, maar er gaat geen reden verloren, want de reden ligt in God en in God alleen.
5. En nu kom ik tot de conclusie, het gevolg van geloof.Hoe versnelt het geloof wanneer het tot Christus komt?
De tekst zegt: “Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld.” Er is hier een man, die zojuist geloofde, hij wordt niet veroordeeld. Maar hij heeft vijftig jaar in de zonden geleefd en is in allerlei vuil gedoken. Zijn zonden, die vele zijn, worden hem allemaal vergeven. Hij staat nu in Gods ogen als onschuldig, alsof hij nooit gezondigd had. Zo groot is de macht van Jezus’ bloed, dat die in Hem gelooft, niet veroordeeld wordt. Geldt dit voor wat er gaat gebeuren op de dag van het oordeel? Ik vraag u om naar de tekst te kijken en u ziet dat er niet staat “die in Hem gelooft, zalniet veroordeeld worden,” maar “wordtniet veroordeeld.”
Hij wordt nu niet veroordeeld en als hij nu niet veroordeeld wordt, dan zal hij het nooit worden, want als hij in Christus geloofd heeft, dan blijft die belofte altijd geldig: “die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld.” Ik geloof vandaag dat ik niet veroordeeld zal worden, maar over vijftig jaar zal die belofte nog precies eender zijn: “die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld.” Op het moment dus dat iemand zijn vertrouwen in Christus stelt, wordt hij bevrijd van alle veroordeling, van het verleden, van het heden en van de toekomst. Van die dag af staat hij in Gods ogen alsof hij zonder vlek en zonder rimpel was.
“Maar hij zondigt,” zegt u. Ja, dat doet hij, maar zijn zonde wordt hem niet aangerekend. Zij worden vanouds Christus toegerekend en God kan nooit de zonde aan twee personen toekennen, eerst aan Christus en dan aan de zondaar. “Ach, maar hij valt zo vaak in zonden.” Dat kan wezen, alhoewel, als de Geest van God in hem is, dan zondigt hij niet als voorheen. Hij zondigt vanwege zijn zwakte, niet vanwege zijn liefde voor de zonde, want hij haat ze nu.
Wanneer hij zondigt, is hij nog steeds niet schuldig in Gods ogen, want al zijn schuld is van hem afgenomen en op Christus gelegd. Vast en zeker, letterlijk en helemaal van hem afgenomen en op Jezus Christus gelegd. Ziet u de Joodse gastheer? Daar wordt een zondebok uitgeleid. De hogepriester belijdt de zonden van het volk boven de kop van de zondebok. De zonden zijn helemaal van het volk afgenomen en op de zondebok gelegd. Weg gaat de zondebok, de woestijn in. Is er enige zonde over bij het volk? Als die er is, dan heeft de zondebok die niet weggedragen. Want ze kan niet hierzijn en tegelijkertijd daar.De zonde kan niet weggedragen zijn en tegelijkertijd achtergebleven.
“Nee,” zegt u, “de Schrift zegt dat de zondebok de zonde wegdroeg. Er bleef niets achter bij het volk nadat de zondebok de zonden weggenomen had. En dus, als wij door geloof onze hand leggen op het hoofd van Christus, dan neemt Christus onze zonden weg, of niet soms? Als Hij het niet doet, dan heeft het voor ons geen zin om in Hem te geloven, maar als Hij werkelijk onze zonde wegneemt, dan kan onze zonde niet tegelijk op Hem en op ons zijn. Als ze op Christus is, dan zijn wij vrij, schoon, aangenomen, gerechtvaardigd en dit is de ware leer van rechtvaardiging door het geloof. Zodra iemand in Christus Jezus gelooft, zijn zijn zonden van hem weg en voor altijd weg. Zij zijn nu uitgewist.
Stel dat iemand honderd pond schuld heeft. Wanneer hij echter een kwitantie voor dit bedrag heeft, dan is hij vrij. De schuld is uitgewist, ze wordt in de boeken afgeschreven en de schuld is weg. De mens zondigt, maar de schuld was al betaald, lang voordat de schuld verkregen was. De mens is niet langer een schuldenaar aan de wet van God. Zegt de Schrift niet dat God de zonden van Zijn volk in de diepten van de zee heeft geworpen? Nu, als zij in de diepten van de zee zijn, dan kunnen zij niet ook op Zijn volk zijn. Geprezen zij Zijn naam. Op de dag dat Hij onze zonden in de diepte van de zee werpt, ziet Hij ons als rein in Zijn ogen en zijn wij aangenomen in de Geliefde. Dan zegt Hij: “Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.” Zij kunnen niet weggedaan zijn en toch nog hier zijn.
Dan, als u in Christus gelooft, dan bent u in Gods ogen geen zondaar meer. U bent aangenomen alsof u volmaakt bent, alsof u de wet zou hebben gehouden, want Christus heeft die gehouden en Zijn gerechtigheid is de uwe. U hebt de wet verbroken, maar uw zonde is de Zijne en Hij is ervoor gestraft. Dwaal niet langer, u bent niet langer wie u was. Als u gelooft, dan staat u in Christus’ plaats, net als Christus vanouds in uw plaats stond. De verandering is compleet, de ruil is zeker en eeuwig. Zij die in Jezus geloven, worden net zo goed aangenomen door God de Vader als Zijn Eeuwige Zoon aangenomen is. Laten zij die dit niet geloven, doen wat zij willen, zij zullen slechts hun eigen gerechtigheid gaan uitwerken, maar zij blijven onder de wet en zijn nog onder de vloek.
Nu, u die in Jezus gelooft, loopt op aarde rond in de glorie van deze grote waarheid. U bent een zondaar in uzelf, maar u bent gewassen in het bloed van Christus. David zegt: “Was mij en ik zal witter dan sneeuw zijn.” U hebt onlangs de sneeuw zien neerkomen. Wat kan er witter zijn? Wel, een christen is witter dan sneeuw. U zegt: “Hij is zwart.” Ik weet dat hij zo zwart als iedereen is, maar de druppel bloed valt op hem en hij is wit, “witter dan sneeuw.” De volgende keer dat u de sneeuwwitte kristallen uit de hemel ziet vallen, kijk ernaar en zeg: “Ach, hoewel ik moet belijden dat ik onwaardig en onrein ben, toch, gelovend in Christus, heeft Hij mij Zijn gerechtigheid zo volledig gegeven, dat ik zelfs witter dan de sneeuw ben die neerdaalt uit de schatkamers van God.”
O, geloof om dit te ontvangen! O, overweldigend geloof dat de overwinning zal behalen over twijfel en angsten en ons de vrijheid zal laten genieten, waarmee Christus mensen vrijmaakt. Ga naar huis, u die in Christus gelooft en ga vanavond naar bed en zeg: “Als ik in mijn bed sterf, dan kan ik niet veroordeeld worden.” Zou u wakker worden morgenochtend, ga de wereld in en zeg: “Ik word niet veroordeeld.” Als de duivel tegen u brult, zeg hem: “U kunt mij aanklagen, maar ik word niet veroordeeld.” En als uw zonden soms de kop opsteken, zeg: “Ik ken jullie, maar jullie zijn allemaal voor eeuwig weggedaan, ik word niet veroordeeld.” En als uw tijd om te sterven komt, sluit dan uw ogen in vrede.
Volledig vrijgesproken door genade, zult u op de laatste dag gevonden worden en de vreselijke vloek van al de zonde en blaam zal weggenomen worden, niet vanwege iets dat u gedaan heeft. Ik bid u, doe alles wat u kunt voor Christus uit dankbaarheid, maar zelfs wanneer u dit alles gedaan hebt, rust daar niet in. Rust nog steeds in de plaatsvervanging en het offer. Moge u zijn wat Christus was in de ogen van Zijn Vader. En als uw geweten ontwaakt, dan kunt u het vertellen, dat Jezus voor u alles was dat u geweest had moeten zijn, dat Hij al uw straf gedragen heeft en dat nu noch genade, noch recht u kan slaan, omdat recht en genade elkaar ontmoet hebben en verenigd zijn, om de mens wiens geloof in het kruis van Christus is, te redden. De Heere zegene deze woorden tot Zijn eer.
Amen.