Die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden. Galaten 5:24
Van verschillende kanten hebben we de laatste tijd intens ernstige bezwaren gehoord tegen de inhoud en de bedoeling van de prediking van de evangelisten uit Amerika die onder ons hebben gewerkt. Natuurlijk mag hun onderwijs, evenals het onze, eerlijk beoordeeld worden, en we weten zeker dat ze een zo grondig mogelijk onderzoek eerder zouden verwelkomen dan schuwen. Kritiek op hun manier van praten en zingen en dergelijke is zo onbelangrijk dat niemand erop hoeft te reageren. ‘De wijsheid is gerechtvaardigd door haar kinderen.’ Het bediscussiëren van smaakkwesties is tijdverspilling; geen mens, hoe uitmuntend ook, kan het iedereen naar de zin maken of zelfs zich in gelijke mate aanpassen aan alle grondslagen en beginselverklaringen. Daarom kunnen we zulke opmerkingen laten voor wat ze zijn zonder er verder aandacht aan te besteden.
Maar over de kwestie van de leer is veel gezegd, en dat gebeurde bovendien niet altijd vanuit de beste houding. Wat een bepaald soort schrijvers publiekelijk beweerd heeft, komt kortweg hierop neer: dat het niet werkelijk iets goeds kan uitwerken om mensen te vertellen dat ze zalig zullen worden door eenvoudig in Jezus te geloven, en dat het mensen ernstige schade kan toebrengen als we hen brengen tot de inbeelding dat ze een proces hebben doorgemaakt dat bekering wordt genoemd en dat ze nu voor altijd behouden zijn. Deze heren vertellen ons -en ze zijn hierin zeer stellig- dat de leer van onmiddellijke zaligheid door geloof in Christus Jezus heel gevaarlijk is en dat deze leer zeker zal leiden tot een aantasting van de publieke moraal; want als het geloof zo’n verheven positie krijgt, zullen mensen waarschijnlijk niet veel waarde hechten aan de praktische deugden. Als dit zo was, was het een droevig gebrek, en wee hen die anderen in deze richting leiden. Dat het zo niet is, daar zijn we zeker van; maar laten we ondertussen het slagveld overzien.
Wilt u zo goed zijn op te opmerken dat dit niet alleen een onenigheid is tussen deze heren en onze vrienden Moody en Sankey alleen? Het is een onenigheid tussen deze bezwaarmakers en allen die het Evangelie preken. Want ook al verschillen we in preekstijl, we zijn allen bereid om de duidelijkste bewering te onderschrijven dat mensen door geloof in Jezus Christus worden behouden, en dat ze behouden zijn op het moment dat ze geloven. We stellen en leren allen dat er zoiets als bekering bestaat, en dat als mensen bekeerd worden ze andere mensen worden dan voorheen, dat er dan een nieuw leven begint dat uitloopt op eeuwige heerlijkheid. We zijn niet zo laf om onze vrienden alleen aan het front te laten staan, om hen het imago te laten hebben van merkwaardige personen die vreemde opvattingen hebben waarvan de rest van ons afstand neemt. Wat behoud door geloof in het verzoenende bloed betreft prediken ze niets anders dan wat wij heel ons leven hebben gedaan. Ze preken niets dan wat het protestantse christendom in het algemeen heeft gesteld. Laat iedereen dit weten, en laat de boogschutters ons allen in gelijke mate belagen.
Als dit het punt van bezwaar is, dan willen we verder dat zij die het aanvoeren weten dat ze het niet alleen aanvoeren tegen ons en onze be- langrijkere vrienden, maar tegen het protestantse geloof, waarin precies deze zelfde bezwaarmakers hoogst waarschijnlijk zeggen te roemen. Het protestantse geloof in een notendop komt neer op deze zelfde rechtvaardiging door het geloof waar zij op afgeven. Het was de ontdekking dat mensen door geloof in Jezus Christus worden gered die Luther eerst in beweging bracht. Dat was de lichtstraal die in zijn donkere hart viel en door de kracht waarvan hij de vrijheid van het Evangelie leerde kennen . Dat was de hamer waardoor het pausdom destijds werd verbroken en dat is het zwaard waarmee het nog steeds moet worden verslagen, het ‘zwaard van de Heere en van Gideon.’ Jezus is de algenoegzame Zaligmaker, en ‘wie in Hem gelooft wordt niet veroordeeld.’
Bedenk wel dat Luther placht te zeggen -en wij beamen het- dat deze kwestie van rechtvaardiging door geloof het artikel is waarmee een kerk staat of valt. Een zogenaamde kerk die deze leer niet handhaaft, is geen kerk van Christus, en iedere kerk die deze leer handhaaft is een kerk van Christus, ongeacht vele fouten waarin zij vervallen kan zijn. De strijd gaat werkelijk tussen de pauselijke leer van verdienste en de protestantse leer van genade. Geen mens die zichzelf een protestant noemt kan de kwestie logischerwijs met ons en onze vrienden bediscussiëren.
We zullen nog iets verder gaan. Het bezwaar is niet gericht tegen Moody en Sankey, maar tegen alle evangelicale predikanten. Niet alleen tegen hen, maar tegen ons algemene protestantisme, en meer nog, het is gericht tegen het geïnspireerde Woord van God. Want als dit Boek iets onder de hemel leert, dan leert het zeker dat mensen behouden worden door geloof in onze Heere Jezus Christus. Lees de Galatenbrief. Ook al zou uw oordeel heel verwrongen zijn, dan nog kunt u niet, als u de woorden tenminste niet sterk verdraait, deze leer uit de brief verwijderen. Hij werd geschreven om die waarheid duidelijk voor het voetlicht te brengen en volledig te verdedigen. U kunt die leer evenmin verwijderen uit het hele Nieuwe Testament. U zult niet alleen merken dat hij in alle brieven te vinden is, maar ook dat ze er in positieve zin van verzadigd zijn, zodat als u hoofdstuk voor hoofdstuk neemt, u daaruit, als uit het vlies van Gideon, deze ene waarheid kunt wringen: gerechtigheid voor God komt tot stand door geloof en niet door de werken der wet. Dus het bezwaar is gericht tegen de Bijbel. En laat hen die hun pijlen afschieten, begrijpen dat ze tegen de eeuwige Geest van God vechten en tegen het getuigenis dat Hij door Zijn profeten en apostelen heeft gegeven. Ontken de leer van de inspiratie en u hebt een basis om op te staan. Maar als u de Bijbel gelooft, moet u geloven in de rechtvaardiging door geloof.
Tegelijkertijd moet ik erkennen dat er nogal wat onverstandig en misleidend gepraat is door onwetende verdedigers van vrije genade. Bovendien ben ik bang dat veel mensen weliswaar denken dat ze in Jezus Christus geloven, terwijl ze dit niet werkelijk doen. We verdedigen geen ondoordachte beweringen en ontkennen niet het bestaan van slappe gelovigen; maar we vragen erom gehoord en serieus genomen te worden.
Sommige mensen zeggen: ‘U vertelt deze mensen dat ze behouden zullen worden als ze in Christus geloven.’ Precies. ‘Maar meneer, wilt u zo vriendelijk zijn om me te vertellen wat u bedoelt met ‘behouden worden’?’ Jazeker, met veel genoegen. We bedoelen niet dat deze mensen als ze sterven ongeacht hun karakter naar de hemel zullen gaan. Wanneer we zeggen dat als ze in Jezus geloven zij behouden worden, dan bedoelen we dat ze behouden worden van het leven waaraan ze gewend waren; dat ze behouden worden van het zijn zoals ze nu zijn, behouden van wellust, oneerlijkheid, dronkenschap, zelfzucht en iedere andere zonde waarin ze hebben geleefd.
De kwestie kan werkelijk worden beproefd. Als kan worden aangetoond dat degenen die in de Heere Jezus hebben geloofd, behouden zijn van een leven in zonde, dan hoort geen weldenkend mens enig bezwaar te koesteren tegen het prediken van een dergelijke behoudenis. Behouden worden van wangedrag is precies de zaak die iedere moralist zou moeten aanbevelen en niet afkeuren, en dat is het behoud dat wij prediken. Ik ben bang dat sommigen zich inbeelden dat ze alleen het een of ander hoeven te geloven om als ze sterven naar de hemel te gaan, en dat ze alleen een bijzondere ervaring hoeven te krijgen, waarna het met hen in orde is.
Welnu, als iemand van u tot die dwaling is vervallen, moge God in Zijn genade u er dan uit leiden, want niet ieder geloof redt, maar alleen het geloof van Gods uitverkorenen. Niet iedere soort emotie verandert het hart, maar alleen het werk van de Heilige Geest. Het stelt weinig voor om in een pastoraal gesprek te zeggen ‘ik geloof’; zo’n belijdenis bewijst helemaal niets en kan zelfs vals zijn. Dit is het bewijs: als u op een goede manier in Jezus Christus gelooft, zult u vanaf dat moment een ander mens worden dan u tot dan toe was. In uw hart en ziel, in uw gedrag en levenswandel zal een verandering zichtbaar zijn. En als u zo veranderd bent, zullen degenen die oprecht bezwaar maken deze bezwaren spoedig laten varen. Ze zullen namelijk in net zo’n positie verkeren als degenen die de man zagen die genezen bij Petrus en Johannes stond, en die er daarom niets tegen in konden brengen. De wereld vraagt feiten, en die moeten we bieden. Het is zinloos om ons medicijn met woorden alleen aan te prijzen, we moeten verwijzen naar genezingen. De verandering in uw leven zal het grootste argument voor het Evangelie zijn, als uw leven de betekenis van mijn tekst zichtbaar maakt: ‘Die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden.’
Laten we de tekst op een apologetische manier bespreken, in de hoop om als God het geeft vooroordelen te overwinnen.
I. Merk allereerst op dat het door het geloof aannemen van Jezus als zodanig een openlijke belijdenis is dat we het vlees met zijn bewegingen en begeerlijkheden hebben gekruisigd. Als het geloof een dergelijke belijdenis is, hoe valt dan staande te houden dat het niet samengaat met een heilig leven?
Laat me aantonen dat dit het geval is. Geloof is het aanvaarden van Jezus Christus. In welke opzichten? Wel, voornamelijk als Plaatsvervanger. Hij is de Zoon van God en ik ben een schuldige zondaar. Ik verdien de dood. De Zoon van God staat in mijn plaats en lijdt voor mij, en als ik in Hem geloof aanvaard ik Hem als Degene Die in mijn plaats staat. Wat in Jezus geloven inhoudt, werd prachtig zichtbaar gemaakt in de oude ceremonie van de wet, toen de persoon die een offer bracht, zijn handen op het hoofd van de stier of het lam legde en daarmee accepteerde dat het slachtoffer in zijn plaats stond, zodat het slachtoffer zou lijden in plaats van hijzelf. Ons geloof aanvaardt Jezus Christus als staande in onze plaats. De kern van het vertrouwen van het geloof ligt hierin: ‘Hij droeg de rechtvaardige toorn van Zijn Vader, zodat ik die nooit zou hoeven te dragen.’ Christus voor mij, Christus in mijn plaats.
Welnu, probeer de volgende gedachte te begrijpen. Als u gelooft, aanvaardt u Christus als staande in uw plaats en belijdt u dat Hij wat Hij deed, deed voor u. Maar wat deed Christus aan het hout? Hij werd gekruisigd en stierf. Volg de gedachtegang en merk op dat u door geloof uzelf als dood met Hem beschouwt, gekruisigd met Hem. U begrijpt niet echt wat geloof is, tenzij u dit begrijpt. Met Hem leed u onder de toorn van God, want Hij leed in uw plaats. U bent nu in Hem (gekruisigd met Hem, dood met Hem, begraven met Hem, opgestaan met Hem en naar de heerlijkheid gegaan met Hem) omdat Hij u vertegenwoordigt, en uw geloof heeft dit aanvaard. Ziet u dan niet in dat u op het moment dat u in Christus geloofde een verklaring ondertekende dat u voortaan dood zou zijn voor de zonde? Wie zal zeggen dat ons Evangelie mensen leert om in zonde te leven als het geloof dat wezenlijk is voor de zaligheid, de openlijke belijdenis inhoudt dat we eraan gestorven zijn? Het eerste wat de bekeerling doet, is ermee instemmen om met Christus als dood voor de zonde te worden beschouwd. Hebben we hier niet de hoeksteen van heiligheid?
Merk ook op dat als hij het gebod van Christus volgt, de eerste stap die een christen neemt nadat hij de positie aanvaardt die de Heere Jezus voor hem heeft ingenomen een andere belijdenis is, nog openlijker dan de eerste: namelijk, zijn doop. Door geloof heeft hij Christus aanvaard als dood in plaats van hem, en hij beschouwt zichzelf als gestorven in Christus. Welnu, iedere dode behoort vroeger of later begraven te worden. Als we naar voren komen en Christus belijden, worden we ‘met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.’ Hoewel de doop als ceremonie geen nut heeft, aangezien hij geen kracht of werkzaamheid in of van zichzelf heeft, leert hij ons echter als symbool dat ware gelovigen dood en begraven zijn met Christus.
Zo ziet u dat we onszelf overeenkomstig het Evangelie daadwerkelijk en openlijk op twee manieren aan Christus overgeven: door geloof en door de doop. ‘Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.’ Welnu, de essentie van het geloof is Christus aanvaarden als Degene die mij in Zijn dood vertegenwoordigt. En het wezen van de doop is met Christus begraven worden omdat ik dood ben met Hem. Dus bij de drempel van het christelijk geloof, in zijn eerste innerlijke daad en zijn eerste uiterlijke symbool, vindt u de gedachte dat gelovigen voortaan van de zonde gescheiden moeten zijn en geheiligd in hun leven. Wie echt gelooft en weet wat het is om echt met Christus begraven te zijn, is begonnen met -nee, hij heeft dit in een zeker opzicht volledig volbracht- wat de tekst omschrijft als de kruisiging van het vlees met zijn bewegingen en begeerlijkheden.
Want lieve vrienden, vergeet nooit dat het grote doel waarmee wij Christus aangrijpen de dood van de zonde is. Wie onder ons heeft in Christus geloofd om de kwellingen van de hel te ontgaan? O broeder, u hebt maar een heel armzalig idee van de reden waarom Jezus Christus in de wereld gekomen is. Over Hem wordt gezegd dat Hij een Zaligmaker is ‘Die Zijn volk zal verlossen van hun zonden.’ Dit is het doel van Zijn komst naar deze wereld. Zeker, Hij komt om vergeving te schenken, maar Hij doet dit nooit zonder daarbij ook bekering te schenken. Hij komt om te rechtvaardigen, maar Hij rechtvaardigt niet zonder ook te heiligen. Hij is gekomen om ons te bevrijden, niet van u alleen, o dood, noch van u alleen, o hel! Maar van u, o zonde, de moeder van de dood, de verwekker van de hel! De Verlosser legt Zijn bijl aan de wortel van alle ellende, door de zonde te doden, en zo maakt Hij, voor zover wij erbij betrokken zijn, een einde aan de dood en aan de hel. God zij hierom geprezen!
Welnu, mij lijkt dat als het begin van het christelijk geloof zelf zo duidelijk verbonden is met dood ten opzichte van de zonde, de mensen ons droevig onrecht doen die veronderstellen dat wij door geloof in Jezus Christus te preken de moraal of de deugden veronachtzamen, of dat we gering over zonde en kwaadaardigheid denken. Dat doen we niet, maar we verkondigen de enige methode waardoor moreel kwaad ter dood kan worden gebracht en kan worden weggedaan. Het aannemen van Christus is een openlijke belijdenis van de kruisiging van het vlees met de bewegingen en begeerlijkheden. Wat kan de zuiverste moralist nog meer verlangen? Wat zou hijzelf nog meer openlijk kunnen belijden?
II. Maar in de tweede plaats, het ontvangen van Christus gaat samen met het kruisigen van de zonde. Ik zal nu mijn eigen ervaring aanvoeren toen ik in Jezus geloofde. En terwijl ik dit doe, verblijdt het me om te bedenken dat er in dit gebouw honderden, zo niet duizenden zijn die hetzelfde hebben ervaren, en in deze wereld zijn er miljoenen, en in de hemel nog miljoenen meer die de waarheid kennen van wat ik verklaar. Vanaf het moment dat ik geloofde dat Jezus de Christus was en ik mijn ziel op Hem liet rusten, voelde ik in mijn hart een intense haat jegens zonde van ieder soort. Voordien had ik van de zonde gehouden, vooral van bepaalde zonden, maar die zonden werden vanaf dat moment het meest afschuwelijk voor me. Ook al bestond de neiging ertoe nog steeds, de liefde ervoor was toch helemaal verdwenen. En als ik op een bepaald moment zondigde, voelde ik een innerlijke smart en afschuw van mezelf omdat ik dingen deed die ik mezelf voorheen toestond en waarin ik mezelf zelfs had verheugd. Mijn verlangen naar de zonde was verdwenen. De dingen die ik ooit liefhad, verafschuwde ik en ik schaamde me als ik eraan dacht.
Toen begon ik mijn zonden na te speuren. Ik zie nu een parallel tussen mijn ervaring met betrekking tot de zonde en de gebeurtenissen rond van de kruisiging van Christus. Ze stuurden Judas naar de hof om naar onze grote Plaatsvervanger te zoeken, en op eenzelfde manier begon ik naar mijn zonden te zoeken, zelfs naar de zonden die verborgen lagen in de dichte duisternis van mijn ziel. Ik kende ze niet en wist niet dat ze zonde waren, want het was nacht in mijn ziel. Maar toen ik werd opgewekt om het kwaad te vernietigen, leende mijn berouwhebbende ziel lantaarns en fakkels en ging erop uit om de dief op te sporen. Ik doorzocht de hof van mijn hart grondig, met een intens verlangen om iedere zonde te vinden. En ik liet God mij helpen met de woorden: ‘Doorgrond mij, o God, beproef mij en ken mijn gedachten.’ Ik stopte niet voordat ik mijn verborgen overtredingen op het spoor was gekomen.
Deze innerlijke zoektocht is een van mijn voortdurende bezigheden. Ik doorzoek mijn natuur grondig om deze misdadigers op te sporen, deze verafschuwde zonden, zodat ze met Christus kunnen worden gekruisigd. O gij in wie ongerechtigheid schuilgaat onder de dekmantel van uw geestelijke onwetendheid, wek uzelf op tot een grondig onderzoek van uw natuur. Verdraag niet langer dat uw hart de schuilplaats van kwaad is.
Ik herinner me nog dat ik mijn zonde vond. Toen ik hem vond, greep ik hem en sleepte hem naar de rechterstoel. Ach broeders, u weet wanneer u dat overkwam, en hoe streng was het oordeel dat uw geweten uitsprak. Ik oordeelde mezelf. Ik nam mijn zonden mee naar het ene en naar het andere gerechtshof. Ik beschouwde ze ten opzichte van mijn medemensen en beefde bij de gedachte dat mijn slechte voorbeeld de zielen van andere mensen had kunnen verwoesten. Ik beschouwde mijn zonden ten opzichte van God en ik verfoeide mezelf in stof en as. Mijn zonde was in Zijn ogen zo rood als karmozijn, en in mijn eigen ogen eveneens. Ik oordeelde mijn zonden en ik veroordeelde ze; ik veroordeelde ze als misdadigers tot de dood van een misdadiger.
In mij hoorde ik een stem die, net als Pilatus, ervoor pleitte: ‘Ik zal hem kastijden en loslaten. Laat hem een beetje te schande worden gemaakt. Laat die verkeerde daad niet zo heel vaak worden gedaan. Laat de lust worden ingetoomd en in bedwang gehouden.’ Maar ach, mijn ziel zei: ‘Laat ze gekruisigd worden! Laat ze gekruisigd worden!’ En niets kon mijn hart van dit voornemen afbrengen. Zo mogelijk wilde ik alle moordenaars van Christus ter dood brengen en niet een ervan laten ontsnappen, want mijn ziel haatte hen met een dodelijke haat en zou hen graag aan het hout spijkeren.
Ik herinner me ook hoe ik de schande van de zonde begon te zien. Zoals mijn Heere bespuwd, belasterd en kwaadaardig behandeld werd, zo begon mijn ziel alle trots van zonde te verfoeien, zijn belofte van plezier te verachten en hem van duizend misdaden te beschuldigen. Hij had me bedrogen, me richting de afgrond geleid, me bijna vernietigd. Ik verafschuwde hem en verfoeide zijn omkoperijen en alles wat hij aan genoegen en plezier aanbood. O zonde, wat een schandelijke indruk maakte u op mij! Alles wat laag, gemeen en verachtelijk is, zag ik in u samengebald. Mijn hart geselde de zonde door berouw, sloeg hem met berispingen en kwelde hem met zelfverloochening. Toen werd hij tot een voorwerp van schande en minachting gemaakt.
Maar dit was niet voldoende: de zonde moest sterven. Mijn hart treurde om wat de zonde had gedaan, en ik was besloten om de dood van Heere op mijzelf te wreken. Mijn ziel zong zijn besluit als volgt uit:
‘O, wat haat ik deze lusten van mezelf,
die mijn God kruisigden; die zonden die
Zijn vlees doorboorden en aan het
kruishout nagelden.
Ja, mijn Verlosser, ze zullen sterven,
zo besloot mijn hart.
Noch zal ik de schuldige zaken sparen
die mijn Zaligmaker lieten bloeden.’
Toen leidde ik mijn zonden verder naar de kruisigingsplek. Ze wilden graag ontsnappen, maar de kracht van God verhinderde dit en begeleidde ze als een soldatenwacht naar de dodelijke galg. De hand van de Heere was aanwezig en Zijn alles openbarende Geest ontkleedde mijn zonden zoals Christus ontkleed was. Hij stelde ze mij voor ogen, zelfs mijn verborgen zonden in het licht van Zijn aangezicht. O, wat een schouwspel was het terwijl ik ernaar keek! Ik had eerder zijn bevallige kleding gezien en de kleuren waarmee hij zichzelf had opgesmukt, om er even mooi uit te zien als Izebel toen zij haar gezicht verfde. Nu echter zag ik zijn naaktheid en verschrikking en ik was de wanhoop nabij. Maar mijn geest richtte me op, want ik wist dat ik vergeving had ontvangen en ik zei: ‘Christus Jezus heeft mij vergeven, want ik heb in Hem geloofd, en ik zal het vlees ter dood brengen door het aan Zijn kruis te laten sterven.’
Ik herinner me het inslaan van de spijkers, en hoe het vlees worstelde om zijn vrijheid te behouden. Een, twee, drie, vier, de spijkers gingen erin en bevestigden de vervloekte zonde aan het hout met Christus, zodat hij niet kon vluchten noch regeren. En nu, lof zij God: ook al is mijn zonde niet dood, hij is gekruisigd en moet uiteindelijk sterven. Daar hangt hij. Ik kan zien hoe het leven eruit wegstroomt. Soms worstelt hij om naar beneden te komen en probeert hij de spijkers los te wrikken, want hij zou graag ijdelheid najagen. Ach, hij sterft een trage dood, die samengaat met veel pijn en worstelen. Toch sterft hij. Spoedig zal zijn hart met de speer van de liefde van Christus doorboord zijn en zal hij geheel de geest geven. Dan zal onze onsterfelijke natuur niet meer door het lichaam dezes doods belast worden, maar ze zal zuiver en smetteloos opwaken en voor eeuwig Gods gelaat aanschouwen.
Welnu, ik spreek niet allegorisch over dingen die werkelijkheid behoren te worden maar die in de praktijk slechts ideeën blijven. Ik beschrijf in beeldspraak wat in werkelijkheid gebeurt. Ieder mens die in Jezus gelooft, gaat namelijk onmiddellijk aan het werk om van de zonde af te komen. En u kunt weten of iemand in Jezus Christus heeft geloofd of niet, door te zien of er een verandering zichtbaar is in zijn motieven, gevoelens, leven en gedrag.
Zegt u dat u dit betwijfelt? U kunt betwijfelen wat u wilt, maar feiten spreken voor zich. Ik durf te zeggen dat er voordat deze week voorbij is -zoals bijna iedere week van mijn leven is gebeurd- mensen naar me toe zullen komen die verslaafd waren aan de drank en die in één keer matig zijn geworden door in Jezus Christus te geloven. Vrouwen die eens een onkuis leven leidden, maar die zuiver en kuis geworden zijn door in Jezus te geloven. Mannen die dol waren op alle soorten van slecht plezier, en die zich er onmiddellijk van hebben afgekeerd en alle verleiding zijn blijven weerstaan omdat ze in Christus Jezus een nieuw schepsel zijn. Het fenomeen bekering is bijzonder, maar het effect van bekering is nog bijzonderder, en dit is niet iets dat op een onopvallende plek gebeurt, maar het valt iedere dag te zien. Als het alleen maar opwinding was waardoor mensen zich verontrust voelden en vervolgens dachten dat ze vrede hadden en gelukkig werden omdat ze zelfvoldaan waren, dan zou ik daar niets goeds in zien. Als het echter waar is dat wedergeboorte de voorkeuren en gevoelens van een mens verandert, dat ze een mens kortom radicaal verandert en helemaal nieuwe schepsels maakt, dan moge God ons duizenden bekeringen zenden! En dat dit zo is, daar zijn we heel zeker van, want we zien het voortdurend.
III. In de derde plaats gaan we een stap verder en zeggen dat in het hart ontvangen van Jezus Christus door een eenvoudig geloof bedoeld is om het vlees te kruisigen. Als een mens in Jezus gelooft, is het eerste punt dat hem helpt om het vlees te kruisigen dat hij het kwaad van de zonde gezien heeft, voor zover hij heeft gezien dat Jezus, zijn Heere, vanwege de zonde stierf. Mensen denken dat zonde niets is, maar wat zal zonde uitwerken? Wat zal zonde niet uitwerken? Het virus van de zonde, wat zal het vergiftigen? Ach, wat zal het niet vergiftigen? De invloed ervan is zo rampzalig geweest als maar denkbaar is. De zonde heeft de wereld door oorlogen met bloed en tranen overstroomd. De zonde heeft de wereld bedekt met onderdrukking en zo de velen een onmenselijke behandeling bezorgd en de harten van tallozen gebroken.
De zonde verwekte slavernij, tirannie, gekonkel, rebellie, laster en vervolging. Op de bodem van alle menselijke smarten lag altijd de zonde.
Maar het toppunt van de kwaadaardigheid van de zonde was toen God Zelf in de gedaante van een mens naar de aarde kwam, zuiver, volmaakt, met de bedoeling een boodschap van liefde te zenden. Hij kwam om wonderen van genade en om verzoening te werken. Toen kon de zondige mens niet rusten totdat hij zijn mens geworden God gekruisigd had. Toen de regeringspartij de koning van Engeland executeerde, werden de verantwoordelijken ‘koningsmoordenaars’ genoemd. Nu moeten we een woord bedenken om zonde te beschrijven: zonde is een ‘godsmoord’. Iedere zondaar zou als hij het kon God vermoorden, want hij zegt in zijn hart: ‘Geen God.’ Hij bedoelt dat hij wil dat er geen is. Hij zou inderdaad blij zijn als hij met zekerheid kon weten dat God niet bestond. In feite is het schrikbeeld van zijn leven dat er een God bestaat, en dat het een rechtvaardige God is. Die hem in het oordeel zou brengen. Zijn geheime wens is dat er geen godsdienst en geen God is, want dan kan hij leven zoals hij wil.
Wanneer een mens gaat inzien dat zonde in wezen het vermoorden van Immanuël (God met ons) is, dan haat zijn vernieuwde hart de zonde vanaf dat moment. ‘Nee’, zegt hij, ‘ik kan niet in zulk kwaad voortgaan. Als dit de ware betekenis van iedere overtreding van de wet van God is, dat God Zelf als dit mogelijk was erdoor om het leven zou worden gebracht, dan kan ik dat niet verdragen.’ Zijn geest deinst vol afschuw terug als hij voelt:
‘Mijn zonden hebben de wraak
op Zijn schuldeloze hoofd laten neerkomen.
Breek, breek, mijn hart; o mijn ogen, laat tranen stromen, en
laat mijn smarten bloeden.
Sla, machtige genade, mijn onbuigzame ziel, totdat
smeltende wateren vloeien en diep berouw mijn ogen laat
verdrinken in ongeveinsd verdriet.’
Vervolgens, in de dood van Christus heeft de gelovige ook een verbazingwekkend voorbeeld van de grote genade van God gezien. Want als zonde een poging is om God te vermoorden -en dat is het-, wat is het dan wonderlijk dat de schepselen die deze zonde bedreven niet in één keer werden vernietigd. Wat bijzonder dat God het de moeite waard vond om een plan voor hun herstel uit te denken. Toch deed Hij dat, met onovertroffen bekwaamheid. Hij maakte een plan dat het overgeven van Zijn eniggeboren en zeer geliefde Zoon inhield. Ook al was dit een onovertroffen opoffering, toch ging Hij er niet omheen. Hij ‘had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf, opdat eenieder die in Hem gelooft niet zou verderven, maar eeuwig leven zou hebben’ – en dat voor een geslacht van mensen die de vijanden van hun goede en genadige God waren. ‘Vanaf nu’, beseft de mens die in Christus gelooft, ‘kan ik niets met zonde te maken hebben, aangezien die een zo genadige God veracht. O vervloekte zonde, om uw dolk in het hart te drijven van Hem Die een en al genade en barmhartigheid was! Dit maakt de zonde bijzonder zondig.’
Verder heeft de gelovige zicht gekregen op de gerechtigheid van God. Hij ziet dat God de zonde intens haat, want toen Zijn eniggeboren Zoon de zonde op Zich nam, wilde God zelfs Hem niet sparen. Die zonde was niet van Hemzelf; in Hem was geen zonde – maar toen Hij de zonde vrijwillig op Zich nam en voor ons tot een vloek werd gemaakt, spaarde de Rechter van de hele aarde Hem niet. Uit Zijn wapenrusting van wraak nam Hij Zijn bliksemschichten en Hij slingerde die naar Zijn Zoon, want Zijn Zoon stond in de plaats van zondaren. Er was voor de Plaatsvervanger van de zondaar geen genade. Hij moest roepen zoals Hij nooit eerder of later deed: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Golven van smart gingen door Zijn geest. Het oordeel van de zonde overweldigde Hem. Al Gods baren en golven gingen over Hem heen.
Als een mens dit wonderlijke feit ziet, kan Hij niet langer gemakkelijk over overtreding denken. Hij beeft voor de driemaal heilige Jehova en roept vanuit het diepste van zijn hart: ‘Hoe kan ik zondigen als God er zo over denkt? Als Hij de zonden in Zijn gerechtigheid zo nietsontziend bestrafte, ook al werden ze alleen door toerekening op Zijn Zoon gelegd, hoe zal Hij ze dan straffen als de daadwerkelijke schuld ervan op mij ligt? O God, verlos me ervan.’
De gelovige heeft nog één inzicht meer gehad, dat mogelijk zijn houding tegenover de zonde krachtiger verandert dan welk ander inzicht dan ook. Hij heeft de verbazingwekkende liefde van Jezus gezien. Hebt u die ooit gezien, toehoorder? Zo ja, dan zult u nooit opnieuw van zondigen houden. Bedenk dat Hij Die de Meester was van al de hemelse majesteit neerkwam om alle menselijke ellende onderworpen te zijn! Hij kwam naar Bethlehem en woonde bij ons. Meer dan dertig jaar was Hij op een afmattende manier gehoorzaam aan de wil van Zijn Vader; en uiteindelijk bereikte Hij het hoogtepunt van Zijn leed, de bekronende smart van Zijn menswording. Zijn bloedige zweet en doodsstrijd. Het was een plechtig Pascha dat Hij met Zijn discipelen at, terwijl Hij Golgotha vlak voor Zich zag. Toen stond Hij op en ging naar Gethsémané.
‘Gethsémané, de olijvenpers
(en waarom het zo genoemd is, kunnen christenen wel raden).
Gepaste naam, gepaste plaats waar de wraak worstelde met de
liefde en haar pijnigde.
Het was daar dat de Heere van het leven verscheen en zuchtte,
kreunde, bad en vreesde.
Hij verdroeg alles wat God kon verdragen.
Hij had er kracht genoeg voor, maar ook niet meer dan dat.’
Zie hoe Hij ons liefhad. Hij werd naar de rechtszaal van Pilatus geleid en werd daar gegeseld, gegeseld met die verschrikkelijke Romeinse zwepen. Die zwepen waren verzwaard met kleine loden kogeltjes en gemaakt van de in elkaar gevlochten pezen van ossen, waar ze ook kleine splinters bot in stopten, zodat bij iedere zweepslag het vlees werd afgerukt. Onze geliefde Heere moest dit keer op keer verdragen, aangezien Hij zo vaak werd geslagen als het vers lijkt aan te duiden dat zegt: ‘Hij werd om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden werd Hij verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.’ Toch hield Hij van ons, nog steeds hield Hij van ons. Vele wateren konden Zijn liefde niet uitdoven, noch konden de stromen haar verdrinken. Toen ze Hem aan het hout spijkerden, hield Hij nog van ons.
Toen al Zijn beenderen waren ontwricht en Hij in een droevige alleenspraak uitriep: Ik ben uitgestort als water; al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden’ – toen hield Hij nog van ons. Toen de honden Hem omsingelden, toen stieren van Basan Hem omringden, hield Hij nog van ons. Toen de vreselijke zwakheid over Hem kwam totdat Hij in het stof des doods werd gebracht en Zijn hart smolt als was in het midden van Zijn ingewanden, toen hield Hij nog van ons. Toen God Hem verliet en de zon niet meer scheen, maar het op de middag middernachtelijk donker was en er een nog dichtere duisternis over Zijn geest kwam (een duisternis als die van Egypte, die gevoeld kon worden), toen hield Hij nog van ons. En toen het licht op Zijn gelaat viel en Hij kon zeggen ‘Het is volbracht’, toen scheen dat licht op een gelaat dat ons nog steeds liefhad.
Welnu, ieder mens die het gegeven is in Jezus te geloven en Zijn liefde te kennen zegt: ‘Hoe kan ik Hem kwetsen? Hoe kan ik Hem verdriet doen? Er zijn dingen in het leven waarin ik anders zou kunnen zwelgen, maar dat durf ik nu niet, want ik ben bang mijn Heere te bedroeven.’ En als u zegt: ‘Niet durven? Bent u dan bang van Hem?’ dan luidt het antwoord: Ik ben niet slaafs bang, want ik kan nooit naar de hel gaan. Waar ben ik dan bang van? Ik ben bang vanwege dat liefdevolle gelaat waarop ik de sporen van tranen zie die Hij eens voor mij stortte. Ik ben bang vanwege dat lieve hoofd dat de doornenkroon voor mij droeg. Tegen zo’n vriendelijkheid kan ik niet in opstand komen, Zijn stervende liefde ketent me. Hoe kan ik iets zo verdorvens doen dat ik mijn stervende Heere te schande zou maken?’
Voelt u dit niet, geliefde broeder? Als u ooit de Heere Jezus hebt vertrouwd, dan knielt u aan Zijn voeten neer en kust u de littekens van Zijn spijkers, uit pure liefde. En als Hij u als voetbank zou willen gebruiken, wanneer Hem dat iets meer zou verhogen, dan zou u dit de hoogste eer van uw leven achten. Ja, als Hij u vroeg voor Hem de gevangenis en de dood in te gaan, als Hij dat Zelf tegen u zou zeggen en Zijn doorboorde hand op u zou leggen, dan zou u daar zo blijmoedig heengaan als engelen naar de hemel vliegen. Het vlees is weliswaar zwak, maar als Hij u vroeg om voor Hem te sterven, dan zou uw geest bereid zijn; en het vlees zou ook sterk genoeg worden gemaakt, als Jezus maar naar u keek. Hij kan immers met één blik onze zelfzucht en lafheid verdrijven, en alles wat ons ervan weerhoudt om volkomen brandoffers voor Hem te zijn. Is dit niet waar?
‘Spreek over leefregels, bloedend Lam.
De beste leefregel is het liefhebben van U.’
Als we eenmaal van liefde tot U vervuld zijn, Jezus, wordt zonde de draak waartegen we een levenslange strijd voeren. Heiligheid wordt ons edelste streven, en we zoeken ernaar met heel ons hart, onze ziel en onze kracht. Als onpartijdige geesten de godsdienst van Jezus Christus eerlijk willen beschouwen, dan zullen ze zien dat christenen de zonde moeten haten als ze oprecht zijn in hun geloof. Ik zou hier nog verder over kunnen uitweiden, maar dat doe ik niet.
IV. Het laatste van alles is dit. De Heilige Geest vergezelt het Evangelie, en waar Hij is, moet heiligheid worden bevorderd. Het Jezus door een eenvoudig geloof aannemen, is een openlijke belijdenis van dood zijn voor de zonde; het zorgt ervoor dat we de zonde gaan haten en is daar ook voor bedoeld. Maar vergeet nooit dat er nog iets is. Lieve vrienden, als er in enig werk van opwekking of in een gewone bediening niets meer was dan wat u kon zien of horen, dan denk ik dat veel kritiek en haarkloverijen op z’n minst redelijk zouden zijn. Maar zo is het niet. Want één belangrijk feit maakt ze voor altijd onredelijk. Telkens als Jezus Christus wordt gepredikt, is er Eén aanwezig Die hoog van rang en stand is. U zult niet denken dat ik het over enige aardse heerser heb. Nee, ik heb het over de Heilige Geest, de eeuwig gezegende Geest van God. Nooit wordt het Evangelie door een ernstig hart gepredikt of de Heilige Geest is er en neemt van de dingen van Christus en openbaart ze aan mensen. Als een mens zijn ogen op Jezus richt en Hem eenvoudig vertrouwt (want we houden eraan vast dat dit de belangrijkste zaak is), dan wordt die daad vergezeld door – nee, ik moet mezelf verbeteren: dan is de oorzaak van die daad een wonderbaarlijke, bovennatuurlijke kracht die een mens in één moment verandert, zo volledig alsof deze hem tot niets terugbracht en hem vervolgens tot nieuw leven wekte.
Als dit waar is, dan is in Christus geloven iets heel wonderbaarlijks. Welnu, als u naar het derde hoofdstuk van het Evangelie naar Johannes gaat, en ook naar zijn brieven, dan zult u zien dat geloof altijd met wedergeboorte of de nieuwe geboorte verbonden is, en die nieuwe geboorte is het werk van de Geest van God. Hetzelfde derde hoofdstuk van Johannes dat ons vertelt: ‘U moet wedergeboren worden’, vervolgt met de woorden: ‘En zoals Mozes de slang verhief in de woestijn, zo moet de Zoon des mensen verheven worden; opdat wie in Hem gelooft niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.’ Overal waar geloof in Jezus Christus is, is in het hart een wonder van reiniging gewerkt. Ontken dit en u ontkent het getuigenis van de Schrift, die duidelijk zegt dat ‘wie gelooft dat Jezus is de Christus, uit God geboren is.’ ‘En wie uit God geboren is zondigt niet, maar hij bewaart zichzelf en de boze vat hem niet.’
Waarom twijfelt u hieraan? Wij, die hier persoonlijke voorbeelden van zijn, kunnen u verzekeren dat het in ons geval zo geweest is. Ik bedoel niet dat ikzelf en een of twee anderen dit bevestigen, maar honderden en duizenden kunnen hiervan getuigen. Ze stellen allemaal dat de kracht van de Heilige Geest de richting van hun verlangens heeft veranderd en hen de dingen heeft doen liefhebben die heilig, rechtvaardig en waarachtig zijn. Daarom, of u het gelooft of niet, wees zo vriendelijk één ding heel goed van ons te begrijpen: als het slecht is om behoud door geloof alleen te prediken, dan zijn we van plan om nog slechter te worden. Als ons standpunt juist is, kunt u ons ongetwijfeld niets verwijten. Als de prediking van het kruis, ook al is deze dwaasheid voor hen die verloren gaan, voor hen die in Christus geloven de kracht en de wijsheid van God is, dan zullen we het niet laten om Christus voor u te prediken. Als het zo is dat mensen nieuwe schepselen worden gemaakt en dat terwijl anderen over moraal praten, ons Evangelie deze moraal inplant en voorbrengt, dan zullen we arbeid niet inwisselen voor praten, noch de krachtige werking van het Evangelie voor de spitsvondigheden van de filosofie.
Het kruis op de voorgrond, broeders, meer en meer. Stel de gekruisigde Christus in uw scholen en op uw preekstoelen steeds duidelijker voor als de hoop van de zondaar. Vraag de zondaar om op Jezus te zien. Zie en leef! Het Evangelie is de grote bevorderaar van sociale orde, de grote terugbrenger van de verschoppelingen en zwervers van de maatschappij, de verheffer van het menselijke ras. Deze leer van vrije vergeving en genadige vernieuwing, die aan de meest waardelozen gratis wordt gegeven als ze in Jezus geloven, is de hoop van de mensheid. Er is geen balsem in Gilead, en die is er ook nooit geweest; maar dit is de balsem van Golgotha, want daar is het ware medicijn en Jezus Christus is de onfeilbare Geneesheer.
Probeer het maar, zondaren! Probeer het maar! Zie op Jezus, en de lusten die u op een andere manier niet kunt overwinnen, zullen zwichten voor Zijn reinigende kracht. Geloof in Jezus, en de dwaasheden die u aankleven en die u als wurgslangen verpletteren, zult u te boven kunnen komen. Ja, ze zullen sterven bij één blik van Jezus en van u afvallen. Geloof in Jezus, en u hebt de bron van uitnemendheid, het bezit van reinheid, de bron van deugd, de vernietiging van het kwaad, de bloesemknop van volmaaktheid.
God geve ons om de kracht van de Heere Jezus in ons eigen leven zichtbaar te blijven maken en om Zijn kracht te verkondigen aan allen die om ons heen zijn.
‘Gelukkig als we met onze laatste adem Zijn naam maar
mogen noemen.
Verkondig Hem aan allen, en roep tot in de dood toe uit:
Zie, zie het Lam! ’