Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt. Romeinen 8:34 Verder lezen: Romeinen 6:1-11
Christus was in Zijn dood de Borg voor het volk van God. Hij was de Vertegenwoordiger van al Zijn uitverkorenen. Toen Christus aan het hout werd vastgebonden, zag ik mijn eigen zonden daar vastgebonden. Toen Hij stierf, stierf letterlijk iedere christen in Hem. Toen Hij begraven werd, werden wij in Hem begraven en toen Hij in het graf was, was Hij als het ware Gods Borg voor heel Zijn kerk, voor allen die ooit in Hem zouden geloven. Welnu, zolang als Hij in de gevangenis was, kon er reden tot hoop zijn, maar dat was slechts als licht gezaaid voor de rechtvaardigen; maar toen de Borg eruit kwam, ziedaar de eerste vruchten van de oogst! Toen God zei: ‘Laat Mijn Gezalfde vrijuit gaan, Ik ben voldaan en tevreden met Hem’, toen ging ieder uitverkoren vat vrijuit in Hem. Toen werd ieder kind van God vrijgelaten uit de gevangenis om nooit meer te hoeven sterven, om tot in eeuwigheid geen gevangenschap of boeien meer te kennen. Ik zie grond voor hoop als Christus gebonden is, want Hij is gebonden voor mij. Ik zie reden tot vreugde als Hij sterft, want Hij sterft voor mij en in mijn plaats. Ik zie een aanleiding tot betrouwbare voldoening in Zijn begrafenis, want Hij is begraven voor mij – maar als Hij uit het graf komt, nadat Hij de dood verslonden heeft tot overwinning, dan barst mijn hoop uit in een vreugdevol gezang. Hij leeft, en omdat Hij leeft zal ik ook leven. Hij is bevrijd en ik ben ook bevrijd. De dood heeft geen heerschappij meer over Hem en geen heerschappij meer over mij. Zijn vrijlating is de mijne. Zijn vrijheid is voor altijd de mijne. Nogmaals, ik herhaal het, de gelovige zou hier veel vertroosting uit moeten putten. Christus is opgestaan uit de dood, hoe kunnen wij dan verdoemd zijn?
Ter overdenking
De werkelijkheid van met Christus verenigd te zijn in Zijn dood, begrafenis en opstanding moet worden zichtbaar gemaakt in de doop van de gelovige; maar ze moet ook worden zichtbaar gemaakt in het dagelijks leven van de gelovige (1 Pet. 3:21-4:2).