En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Mattheüs 28:18, 19
Terwijl ik persoonlijk over deze tekst mediteerde, werd ik meegenomen door de kracht ervan. Ik was nauwelijks meer in staat om rustig na te denken over de woorden of over de redenering van de tekst. Het gebod waarmee de tekst eindigt, herhaalde zich steeds en steeds weer in mijn oren, tot ik niet meer in staat was om te studeren. Mijn gedachten gingen heen en weer en stelden duizend vragen, bedoeld om me te helpen een antwoord te vinden op de ernstige vraag: ‘Hoe moet ik heengaan en alle volken onderwijzen, hen dopende in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest?’ De praktische les leek in mijn geest de redenering te overweldigen waarvan die les slechts de conclusie is. ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken.’
Mijn oren schenen het te horen alsof Christus het op dat moment tot mij sprak. Ik werd Zijn aanwezigheid gewaar. Ik dacht dat ik Hem kon zien terwijl Hij Zijn doorboorde hand ophief, dat ik Hem kon horen spreken, zoals Hij gewoonlijk sprak, met gezag en toch zachtmoedig. ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopende in de Naam van de alzalige God.’ O, ik wilde dat de kerk de Zaligmaker nu deze woorden tot haar kon horen spreken. Want de woorden van Christus zijn levende woorden. Ze hadden niet alleen gisteren kracht, maar ook vandaag. De bevelen van de Zaligmaker moeten gehoorzaamd blijven worden. Ze waren niet alleen voor de apostelen bindend, maar ook voor ons en voor elke christen op wie dit juk valt: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’
Vandaag worden wij niet uitgezonderd van de dienst van de eerste volgelingen van het Lam. Onze marsorders zijn dezelfde als die van hen. En onze Kapitein eist van ons even prompt en precies gehoorzaamheid als van hen. O, dat deze boodschap niet tot dovemansoren was gericht of door onaandoenlijke zielen werd gehoord!
Broeders, de heidenen vergaan. Zouden wij hen laten vergaan? Zijn Naam wordt onteerd. Zouden wij stilzwijgen? De eer van Christus wordt in het stof vertrapt en Zijn vijanden honen Zijn persoon en weerstaan Zijn gezag. Zouden wij, Zijn soldaten, dat verdragen? Zouden onze handen het gevest van ons zwaard niet grijpen, het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God? Onze Heere stelt Zijn komst nog uit. Zouden wij in slaap vallen of eten en dronken worden? Zouden wij niet liever de lendenen van ons verstand omgorden en tot Hem roepen: ‘Kom, Heere Jezus, kom haastig’?
De spottende sceptici van deze laatste dagen hebben gezegd dat het winnen van de wereld voor Christus Die wij verwachten slechts een droom is of een wens die de geest van onze Leider doorkruiste, maar die nooit zal worden vervuld. Door sommigen wordt gesteld dat het bijgeloof van de heidenen te sterk is om neergeslagen te worden door ons onderwijs en dat de vestingen van satan onneembaar zijn voor onze aanvallen. Zou dat zo zijn? Zouden wij tevreden zijn met dwaas stilzitten? Nee, laten we liever het probleem onderzoeken, laten we de belofte van God beproeven, laten we zien of de woorden van Jezus waar zijn, laten we de werkzaamheid van Zijn bloed en de onoverwinnelijkheid van Zijn Geest aantonen door in de geest van het geloof alle volken te onderwijzen en hen in te winnen voor de gehoorzaamheid aan Christus onze Heere.
Ik weet niet hoe ik vanmorgen mijn preek moet beginnen, maar het schijnt me toe dat ik, terwijl ik hier sta, die stem hoor zeggen: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken.’ Soms dorst mijn ziel naar de vrijheid om Christus te preken waar Hij nog nooit eerder gepreekt is. Soms verlang ik om niet te bouwen op het fundament van een ander, maar naar onbetreden land te reizen, naar een wildernis waar nog nooit een voetstap werd gezet door een dienaar van Christus, zodat de woestijn gaat bloeien als een roos. Ik heb het tot mijn ernstige vraag gemaakt of ik niet in China of in India moest getuigen van de genade van Jezus. En voor het aangezicht van God heb ik antwoord gegeven.
Ik voel ernstig dat mijn positie in Engeland niet toelaat dat ik wegga uit de omgeving waar ik nu ben. Anders zou ik mezelf morgen nog aanmelden als zendeling. O, hoort nu niemand van u vanmorgen deze roeping? U bent vrij van dat grote werk dat mij is opgelegd, u die gaven heeft die op dit moment niet aan een bijzonder doel worden gewijd, u die kracht heeft zonder dat die tot nu toe aan een bepaalde zaak wordt geofferd, u die zich nog niet gegeven heeft aan een bepaalde plek. Hoort u mijn Meester niet klagen, met een autoriteit die niet kan worden genegeerd: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest’?
O, ik wilde wel kunnen preken zoals Petrus van Amiens, voor een betere kruistocht. Waren menselijke lippen toch in staat om de duizenden van ons Israël in beweging te brengen om ineens te verschijnen, eendrachtig en onweerstaanbaar, om de wereld te veroveren zoals een geweldige vloed uit de diepten van de oceaan opkomt en de verlaten stranden overspoelt die er op dit moment doods en verlaten en bij liggen. Dat toch nog eenmaal de donderende stem gehoord werd en de lichtende Geest ieders hart doordrong, zodat de hele kerk als één man de marsorder van haar Heere gehoorzaamde en uitging om alle volken te onderwijzen en hen te dopen in de Naam van Israëls God! O Heere, als wij nalaten te spreken, laat U dan niet na om te spreken. En als wij niet weten hoe we Uw last kunnen dragen of Uw schrikwekkende gedachten uit kunnen drukken, spreekt U dan met die alles doordringende en tegelijk stille stem die geoefende oren kunnen verstaan en maak Uw dienaren gehoorzaam, omwille van Christus!
Waak op, Gij Geest der oude helden,
Der eerste heilsgezanten van de Heer,
Die fier den vijand tegensnelden,
En onvermoeid getuigden tot Zijn eer!
O, werd weldra hun levenwekkend woord
In elke taal, door ieder volk gehoord!
Geef, zaaiers die van geestdrift branden;
Geef, maaiers die vol vreugd’de sikkel slaan,
Gewiekte voeten, nijv’re handen;
Daar golft een zee van welig rijpend graan.
Gord, Heer des oogstes, gord uw volk met macht!
Uw werk is groot, maar klein is onze kracht.
Wij knielen voor Uw zetel, Vader!
Den smeektoon op de lippen, dien Uw Zoon
Ons heeft geleerd: ‘O Heer, vergader
Een ongetelde schare om Uw troon!’
Een bede rijst van heel het wereldrond.
Wij wachten op het ‘Amen’ uit Uw mond.
Verscheur den band, verbreek den kluister,
Dien satan om der volken lenden spant!
Geef aan Uw heilmaar nieuwe luister;
Zend boden tot in ‘t verste heidenland.
Heel ‘t aardrijk word’Uw eigendom, o Heer!
Giet stroomen van den Geest der waarheid neer!
Uw heilig woord zal triomfeeren;
‘t Zal schijnen in den donkren heidennacht;
‘t Zal on- en bijgeloof verneêren.
Reeds naakt de dag, zoo hijgend ingewacht,
Dat al wat leeft Uw grooten Naam belijdt
En in Uw heil zich eindeloos verblijdt!
Deze morgen zullen we eerst even stilstaan bij het gebod en vervolgens wat langer bij de redenering die daaraan voorafgaat. Er is een betoog, want u ziet staan: ‘Ga dan heen, onderwijs alle volken.’
I. In de eerste plaats, broeders, en inderdaad heel kort, een paar dingen over het gebod.
We moeten eerst opmerken hoe bijzonder liefdevol dit gebod is. Stelt u zich voor dat Mohammed op zijn sterfbed tegen zijn volgelingen zegt: ‘Aan mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.’ Wat zou zijn gebod dan zijn? ‘Ga dan heen, met scherpe kromzwaarden en overreed mensen tot geloof in de profeet of dood hen als zij kiezen voor het verschrikkelijke alternatief. Wreek mij van de mannen die stenen gooiden naar de profeet, maak van hun huis een mesthoop en hak hen in stukken, want mij komt de wraak toe en Gods profeet moet worden gewroken van zijn vijanden.’
Maar Christus werd zoveel erger bespot en vervolgd door de mensen en Hij heeft echte macht. Dat had die ingebeelde profeet niet. Christus zegt tot Zijn discipelen als Hij naar de hemel opvaart: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’ Dat is de stem van de liefde, niet van de wraak. ‘Ga en onderwijs hen over de kracht van Mijn bloed om te reinigen, de gewilligheid van Mijn armen om te omhelzen, het verlangen van Mijn hart om te redden! Ga en onderwijs hen. Onderwijs hen om Mij niet meer te verachten, om niet meer over Mijn Vader te denken als een boze en meedogenloze God. Onderwijs hen om hun knie te buigen en de Zoon te kussen en in Mij rust te vinden voor al hun moeite en zalf voor al hun pijn. Ga. Spreek zoals Ik heb gesproken. Ween zoals Ik weende. Nodig zoals Ik nodigde.
Spoor hen aan, overreed, smeek en bid hen, zoals Ik dat eerder deed. Zeg hun tot Mij te komen als ze vermoeid en belast zijn. Ik zal hun rust geven. En zeg tot hen: ‘Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft!’ (Ezechiël 33:11). Wat is het gebod uit de tekst vriendelijk en genadig: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’
Let er ook op hoe overduidelijk dit gebod is: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken.’ De Roomse Kerk heeft dit niet goed begrepen. Zij zegt: ‘Ga heen, bedek alle volken. Laat in hun oren een taal klinken die ooit leefde, maar nu dood is. Breng hun het Latijn en laat dat prachtig harmonisch klinken. Dan zullen ze bekeerd worden. Richt een weelderig altaar op. Kleed de priesters in mystieke gewaden. Vier geheime rituelen en laat de heidenen zich verbazen. Verbijster hen door pracht. Verbaas hen door geheimenissen.’
Maar Christus zegt: ‘Nee, ga en onderwijs.’’ Dat moet een moeder doen voor haar kind. Dat moet een onderwijzer doen voor een jongen of een meisje. ‘Ga en onderwijs.’ Wat een eenvoud! Illustreer, leg uit, licht toe, instrueer, informeer, vertel. Neem de duisternis van onwetendheid bij hen weg. Laat hun het licht van de openbaring zien. Onderwijs! Wees tevreden met te gaan zitten en hun de meest duidelijke en gewone dingen te vertellen. Het is niet uw uitnemendheid die hen zal bekeren. Het zijn niet uw opgesmukte taal en gepolijste stiltes die hun verstand in beweging zullen brengen.
Ga en onderwijs hen. Onderwijs hen! Nogmaals, mijn hoorders, dat woord heeft te maken met de eerste beginselen. We preken niet tot kinderen. We onderwijzen hen. We moeten ook niet zozeer preken tot de naties. Dat woord schijnt te groot voor de onbeschaafde, kinderlijke volken. Ga en onderwijs hen eerst de heel eenvoudige waarheden van het kruis van Christus.
En let erop hoe Hij het vervolgens zegt. Wie moeten worden onderwezen? ‘Ga dan heen, onderwijs alle volken.’ De Grieken hebben filosofen, onderwijs hen. Het zijn slechts kinderen. Het zijn dwazen, ook al denken ze zelf dat ze wijs zijn. Er zullen vriendelijke landen zijn met een literaire ontwikkeling die die van de christenen verre te boven gaat. Onderwijs hen toch. Ze moeten worden onderwezen.
En tenzij ze gewillig zijn om de positie van een leerling in te nemen en te worden als een kind, zullen ze in geen geval het Koninkrijk der hemelen binnengaan. Ga niet met hen in debat. Redetwist niet. Probeer niet op hun niveau de strijd over bepaalde dogma’s aan te gaan. Sta vast op het feit dat Ik jullie gezonden heb, gezonden om de meest hoogstaande en best onderwezen mensen te onderwijzen. En als u die positie inneemt, zal Ik altijd bij jullie zijn om jullie te ruggensteunen. Mensen zullen gewillig zijn om aan jullie voeten te zitten en te worden onderwezen in de Naam van Jezus.
Ik weet niet of al onze zendelingen de gedachte van Christus hebben begrepen om alle volken te onderwijzen, maar velen van hen hebben dat wel. Zij zijn beloond met veel bekeringen. Hoe meer zij echt eenvoudige onderwijzers zijn en geen westerse filosofen, geen ijverige strijders voor het een of andere Engelse dogma, ik zeg hoe eenvoudiger ze uit zijn gegaan als onderwijzers die door God zijn gezonden om de wereld te onderwijzen, hoe meer vrucht ze hebben gedragen.
‘Ga dan heen, onderwijs.’ Sommigen denken misschien dat het minder moeilijk is om geschoolde mensen te onderwijzen dan onbeschaafde barbaren. Maar dezelfde plicht geldt voor beiden: ‘Ga en onderwijs.’ ‘Maar zij staan te dansen met hun tomahawk.’ Onderwijs hen en ga in hun hutten slapen. Ze zullen zich verbazen over je onverschrokkenheid en je leven sparen. ‘Maar ze eten elkaar op en vieren bloedige feesten rond de kookpot waarin een menselijk lichaam als afschuwelijk maal ligt te pruttelen.’ Onderwijs hen en ze zullen hun oorlogsketel legen, hun zwaarden begraven, voor u buigen en Koning Jezus erkennen. ‘Maar ze zijn verruwd, ze hebben nauwelijks een taal, een paar klikgeluiden is alles wat ze kunnen voortbrengen.’ Onderwijs hen en ze zullen de tale Kanaans spreken en het gezang van de hemel zingen.
Het is bewezen, broeders, dat ieder volk onderwezen kan worden. Ieder volk is daarna zelfs in staat om anderen te onderwijzen. Negerslaven bezweken liever onder aframmelingen dan dat ze hun Meester verloochenden. Eskimo’s hebben ploeterend hun kale hellingen beklommen en zo hebben ze Jezus gevolgd. Hindoes hebben het verlies van alle dingen geduldig gedragen, omdat ze Christus meer liefhadden dan wat dan ook. Zwakke vrouwen uit Malaga waren gewillig om te lijden en te sterven. Ze waren blij dat ze mochten lijden omwille van Christus. Elk land heeft zijn helden voor Christus. Mensen van elke kleur en van elk ras zijn voor Hem gestorven. Op Zijn altaar wordt het bloed gevonden van alle geslachten die op de aardbodem wonen.
O, zeg toch niet dat ze niet onderwezen kunnen worden! Mensen, ze kunnen onderwezen worden om te sterven voor Christus. En dat is meer dan sommigen van u hebben geleerd. Ze kunnen de hoogste les uit de christelijke godsdienst opzeggen: die zelfopoffering die zichzelf niet kent, maar alles opgeeft voor Hem. Vandaag zijn er zendelingen uit de Karen die onder de Karen preken met evenveel passie en welsprekendheid als Whitefield. Er zijn Chinezen die Chinezen onderwijzen op Borneo, Sumatra en Australië, even ijverig als Morisson en Milne aanvankelijk in China onderwezen. Er zijn hindoe-evangelisten die zich niet schamen dat ze de dreiging van de Brahma losgelaten hebben en eten met paria’s en samen met hen te spreken over de rijkdommen van Christus. Mannen uit elke klasse en van elke soort blijken niet alleen onderwezen te kunnen worden, maar zijn ook in staat om zelf onderwijzers te worden, zelfs heel goede onderwijzers van de genade van de Heere Jezus Christus. Toen Christus zei: ‘Ga dan heen, onderwijs alle volken’, was dat gebod heel goed met de feiten te onderbouwen.
Maar de tekst zegt ook: ‘hen dopend.’ Ze moeten worden onderwezen en daarna moeten ze worden gedoopt. Ik weet niet waarom we neigen naar het bijgeloof van onze christelijke broeders en het woord ‘baptize’^ willen gebruiken. Dat is geen Engels, maar Grieks. Het heeft slechts één betekenis, die niet verbreed kan worden. In de klassieken kan het zonder uitzondering nooit anders worden vertaald dan door onderdompeling. En omdat we dat geloven en weten, zullen we de vertaling vanmorgen maar helemaal afmaken: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen onderdompelend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’
Ons zendingsgenootschap was er het eerste – voordien was er alleen de Moravische zending. We zouden ook voorop moeten gaan in zuiverheid. Deze tekst kunnen we in elk land uitvoeren: eerst onderwijs, daarna doop. We snappen de filosofie niet waarbij eerst wordt gedoopt en daarna onderwezen. Wij houden ons eraan dat we eerst moeten onderwijzen en daarna, als mensen discipelen zijn geworden, hen moeten dopen. We moeten de volken niet dopen. Dat is niet wat het Grieks bedoelt. We moeten degenen die discipelen zijn, dopen in de heilige Naam. We menen dat onze broeders het Evangelie ernstig schade toebrengen door kinderen te dopen. Hun dwaling is geen kleinigheid. We weten dat het geen wezenlijk punt is, maar we geloven dat de kinderdoop de steunpilaar van het pausdom is.
Als we die wegnemen, wordt het pausdom meteen een onmogelijkheid. Als je onbekeerde mensen niet meer bedient met christelijke instellingen, heb je de hele idee van een nationale godsvrucht en een nationale religie weggenomen. We zien niet welk kwaad eruit voort zou komen als onze broeders hun fout zouden erkennen. Maar we zien hoeveel misbruik hun vergissing veroorzaakt. En met alle vriendelijkheid en als broeders tekenen we opnieuw ernstig protest aan tegen het bedienen van de doop aan anderen dan aan discipelen, aan anderen dan aan degenen die het Lam volgen. Ze halen hun heggen omver. Avondmaal en doop voor mensen die Christus niet toebehoren? Ze breken hun muren af, ze nemen hun stellingen weg. God verhoede dat!
Tenzij iemands hart vernieuwd is, durven we hem niet toe te laten tot de instellingen die aan Christus’ kerk behoren. O, het is noodlottig om onbekeerde kinderen christenen te noemen of om iets te doen wat hun begrip verzwakt van het grote feit dat zij part noch deel hebben aan deze zaak tenzij ze worden bekeerd. Broeders, als u hierin van mij verschilt, verdraag me dan, want mijn geweten staat me niet toe om deze ernstige waarheid te bedekken. En tot u die het met me eens bent, zeg ik dat we ons schamen moeten om hierin te verzwakken, ook al kunnen onze vrienden meer dan wij. En we verheugen ons in hun inspanningen en we danken God van harte dat zij meer ijver hebben getoond dan wijzelf.
Maar wij zijn een lichaam van christenen die eerlijk en zuiver kunnen onderwijzen en dopen. We kunnen dit gebod van Christus in het buitenland gehoorzamen op de manier waarop we het thuis doen, zonder dat we onze praktijk hoeven aanpassen aan de plek waar we zijn. Zo moeten we doen en als we dat niet doen, zal schaamte ons bedekken vanwege onze onwaarachtigheid.
Ik zeg nogmaals: Ik hoor die stem in baptistenoren klinken, meer nog dan in die van andere mensen: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’ Ik heb geprobeerd om kort te zijn, maar ik merk dat ik er lang over heb gedaan. Daarom ga ik nu meteen verder met de redenering waarmee de tekst begint.
II. De redenering is deze: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.’
Hierover drie dingen. Christus heeft geleden. Hij bloedde aan het kruis en is gestorven. Nu is Hij uit de dood opgestaan. Als gevolg van Zijn volbrachte werk heeft Hij als Middelaar alle macht in hemel en op aarde gekregen. Er is hier geen verwijzing naar de macht van Zijn wezen, Zijn geboorterecht. Als God heeft Hij alle macht in hemel en op aarde. Maar de tekst verwijst naar Hem als Middelaar. Als Middelaar had Hij Zijn macht niet meteen. Hij was zwak. Hij werd veracht. Hij werd zelfs door Zijn God verlaten. Maar nu Hij het werk dat Hem was gegeven om te doen heeft volbracht, eert Zijn Vader Hem. Hij gaat Hem bijna tot Zijn rechterhand opnemen. Hij geeft Hem, als gevolg van de opstanding, alle macht in hemel en op aarde. Drie dingen dus. In de eerste plaats is dit het beeld van de geschiedenis van de kerk. Ten tweede is dit het recht van de kerk. In de derde plaats is dit de macht van de kerk. En om al deze redenen moet de kerk de volken onderwijzen.
1. In de eerste plaats is dit het beeld van de kerk. Christus lijdt, bloedt, sterft. Geeft u Zijn zaak nu op? Kijkt u ernaar als naar een verloren en verlaten zaak? Hij werd aan het hout genageld. De wereld spuugt Hem uit. Dwazen staren, zondaren lachen. Legt u nu uw wapens neer en zegt u dat het zinloos is om een Man als Hij te verdedigen? Nu is alles voorbij. Hij buigt Zijn hoofd aan het kruis. ‘Het is volbracht’, zegt Hij. En zegt uw ongelovige hart nu: ‘Ja, inderdaad, het is over. Zijn carrière is voorbij. Zijn hoop is verwoest, Zijn vooruitzichten zijn vergaan’? Ach, u begrijpt niet dat Zijn schaamte de moeder van Zijn toekomstige heerlijkheid was. Dat Zijn struikeling Zijn opstanding betekende, dat Zijn doornenkroon in feite een vruchtbare tak was, waaruit Zijn eeuwige kroon van heerlijkheid groeide. Hij werd in het graf gelegd. Zegt u dat dat het graf was van alles wat uw geloof kon geloven en uw hoop kon bedenken? Hij staat op, broeders, en Zijn opstanding maakt Zijn dood en begrafenis vruchtbaar.
Ziet u het beeld niet? In deze achttienhonderd jaar hebben we helden van het kruis uitgezonden. Op vele stranden zijn ze geland om te sterven. De koorts heeft er honderden genomen. Wrede mensen hebben er heel wat verslagen, vanaf de eerste dag tot nu toe. De zendingsgeschiedenis is met bloed geschreven. Hier of daar zullen er altijd martelaren voor Christus zijn. Het schijnt alsof de kerk nooit een golf kon nemen zonder dat de speren eruit spetterden. Nog steeds wordt de kerk in Madagaskar vervolgd, gepijnigd, gemarteld. Haar predikanten worden opgejaagd als patrijzen op de bergen. Haar bloed stroomt uit de geslagen wonden.
Geeft u alle hoop op? Zullen we, als we kijken naar de graven van onze zendelingen, zeggen dat Christus’ zaak dood is? Broeders, als u de lange rol ontrolt en de namen leest, de een na de ander, van hen die in Jezus zijn ontslapen, zegt u dan: ‘Laten we de deuren van het zendingshuis maar sluiten, laten we stoppen met onze bijdrage, het is duidelijk dat de zaak hopeloos is, het zal nooit lukken’? Nee, het is juist zo dat de kerk moet lijden, wil zij regeren. Ze moet sterven om te leven. Ze moet met bloed bezoedeld worden, wil ze in purper worden gekleed. Ze moet in de aarde gelegd worden, schijnbaar begraven en vergeten, opdat de aarde de vrouw te hulp kan komen om het mannelijke kind te baren. Moed! Moed! Moed! Het verleden geeft ons hoop, want ondanks dat het voor het oog zo hopeloos kan schijnen, gaat het om een heerlijke zaak, juist omdat die zo schandelijk is. Laten we nu, nu de vruchten inzamelen van het bloedige zaaien, laten we de oogst binnenhalen van het diepe ploegen in strijd en lijden, dat onze voorvaderen hebben verdragen.
Ik denk dat een christen die het hart op de juiste plek heeft nooit een onderneming opgeeft die God op hem gelegd heeft omdat hij vreest voor het resultaat. ‘’Difficult’? is geen Frans’, zei Napoleon. ‘Twijfelachtig’ is geen christelijk woord. We weten dat het zal lukken. Het Evangelie moetoverwinnen. Het is mogelijk dat hemel en aarde voorbijgaan, maar het is niet mogelijk dat Gods Woord faalt. Daarom is het absoluut onmogelijk dat er een natie of geslacht of taal is die het uiteindelijk uithoudt tegen de aanvallen van liefde en de invasie van het leger van Koning Jezus.
U ziet dus dat de tekst goed kan worden onderbouwd. Zoals Christus voor Zijn volk een beeld is van wat zij moeten zijn, zoals Hij door Zijn lijden alle macht kreeg in hemel en op aarde, zo zal de kerk, na het lijden, na de wonden van haar martelaren en de dood van haar belijders, de macht gegeven worden in hemel en op aarde en ze zal met Christus over de volken in heerlijkheid regeren.
2. We kijken nog eens naar de redenering. Dit is het recht van de kerk. Alle macht in hemel en op aarde is aan Christus gegeven. Wat dan? Nou, dit: koningen en prinsen, heersers en machthebbers, weet u dat uw tronen weggegeven zijn? Weet u, gekroonde hoofden, dat uw kronen weggegeven zijn aan Iemand Die zegt de Koning der koningen en de Heere der heren te zijn? Gaat u grenzen over om te verbieden dat het Evangelie zal worden gepreekt? We lachen u uit! U heeft geen macht om het tegen te houden, want alle macht in hemel en op aarde is aan Christus gegeven. Zegt u dat de zendeling geen recht op uw stranden heeft? De maagdelijke dochter van Sion schudt haar hoofd over u en lacht u uit. Ze heeft overal rechten. Ze heeft onbegrensd recht in de hemel en rechten op de aarde zonder grenzen, want alle macht in hemel en op aarde is aan haar Hoofd gegeven. Ze heeft patent, haar claim kan niet ter discussie worden gesteld, om alle landen en alle koninkrijken voor zichzelf te nemen, omdat de macht aan Christus is gegeven.
Wat doet die man op dat strand daarginds? Hij is op een eiland in de Zuidzee aangekomen. Hij is een indringer, stuur hem direct weg! Heren, let op wat u doet, want u strijdt tegen God. Maar de man wordt weggestuurd. Hij komt echter terug, of mogelijk niet hij, maar een ander. Ditmaal wordt er een strenger edict uitgevaardigd: ‘Laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden’ (Mattheüs 21:38). Maar er komt een ander, en weer één en nog één.
Waarom staat u op en spant u samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde? (Psalm 2:2). Deze mensen zijn geen indringers, het zijn ambassadeurs die vrede willen sluiten. Nee meer nog, het zijn gezanten van de hemel, ze komen om het rechtmatige erfdeel van Koning Jezus te onderwijzen. Als u hen wegstuurt als indringers ontkent u de rechten van Christus. U kunt die ontkennen, maar niet ontkrachten. Hij heeft nog steeds recht op u. En daarom heeft de zendeling nog steeds een recht om te komen waar hij wil en de ondoorgrondelijke rijkdommen van Christus te verkondigen.
Eén of twee keer in mijn leven heb ik wat ellendige domineetjes ontmoet die, toen ik in een dorp kwam om er te preken, mijn recht om daar te preken ter discussie stelden, omdat ik het eerst aan hen had moeten vragen. Kunnen christelijke mensen een gebied als hun domein beschouwen en Gods knechten zien als stropers op hun grondgebied, rovers op hun territorium? Is er een plek op deze aarde die aan een mens toebehoort, zodat hij Gods dienaren buiten kan sluiten? We zetten eens en voor altijd onze voet op zo’n belachelijke aanspraak. Overal waar mensen gevonden worden, staat het de dienaar vrij om te preken.
De hele aarde is onze gemeente. We weten niet van boeien om onze voeten of een klem op onze lippen. Ook al overtreden koningen wetten, de dienaren van Christus kunnen de straf dragen, maar ze kunnen hun Meester niet ongehoorzaam zijn. Ook al zou de keizer zeggen dat het Evangelie in Frankrijk niet mag worden gepreekt door niet-geau- toriseerde denominaties, zoals ik pas hoorde zeggen, we geven niks om hem. Wat geeft de kerk om duizend keizers? Hun wetten zijn een dwaasheid, hun verordeningen kladpapier. De kerk was nooit vazal van de staat of slaaf van hoogheden en machten. Dat kan en wil ze niet zijn. Ze lacht om wetten van staten en staat die ten zeerste tegen als ze de wet van Christus in de weg staan, Die zegt: ‘Onderwijs het Evangelie aan alle schepselen.’
Broeders, ik zeg dat de kerk overal en altijd het recht heeft om te prediken. Niet omdat het toegestaan wordt, niet omdat de wet het goedvindt, het Woord gaat ertegen in. Gods knechten hebben een recht om te preken. O, dat ze dat recht zouden opeisen en Jezus Christus voortdurend zouden onderwijzen en prediken op elke plaats!
3. Ten slotte schijnt het me toe dat de onderbouwing van de tekst gaat over de macht van de kerk. ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.’ U heeft de macht om te onderwijzen, vrees niet. Laat dit u bemoedigen. U zult succes hebben, u zult overwinnen. Behalve Christus heeft er nooit iemand geleefd die zeggen kon: ‘Mij is gegeven alle macht op aarde.’
Koning Knut zette zijn troon op het strand, maar de golven maakten hem nat en zo bewees hij aan zijn vleiende hovelingen dat hij slechts een mens was.^ Welke macht hebben koningen over de bliksem of over stormwinden? Kunnen ze de getijden beheersen of de maan gebieden stil te staan? Aan de mens is geen macht gegeven, zelfs niet op aarde. Veel minder nog kunnen mensen zeggen dat ze alle macht in de hemel bezitten. Dit is een bijzondere uitdrukking, een die slechts door Christus kan worden gebruikt. Als iemand anders die zou proberen te gebruiken, zou dat aanmatigend zijn, godslasterlijk. Maar de Heere Jezus Christus kan op dit moment, evenals toen, zeggen: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.’
Laten we er dus over nadenken dat alle macht in de voorzienigheid aan Christus is gegeven. Hij heeft de absolute autoriteit over gewone, dagelijkse gebeurtenissen. U bent de zee opgegaan, op zendingsreis. Hij beheerst de golven en stuurt de wind. Vrees niet, de woeste stormen zijn Zijn sidderende slaaf. U nadert een strand, maar er zijn verborgen riffen en onder de oppervlakte liggen rotsen. Vrees niet, alle macht in de ondiepte is aan Hem gegeven om u veilig te leiden en u in de gewenste haven te brengen. Op het strand ontmoet u bandieten. Ze zwaaien met hun wapens. U bent ongewapend. U heeft niets anders dan het Woord. Nu zult u bewijzen dat die bij ons zijn, meer zijn dan die bij hen zijn (2 Kon. 6:16). Ga in deze kracht van u (Richt. 6:14). Alle macht is aan Christus gegeven – macht over de wil van mensen zowel als macht over de golven van de zee.
Maar politieke gebeurtenissen weerhouden u ervan om aan land te gaan in een bepaalde regio. Er zijn verdragen, of er is gebrek aan een verdrag. Er is geen ruimte voor zending in dit of dat rijk. Bid en de poorten zullen opengaan. Pleit en de zware metalen versperringen zullen in tweeën geslagen worden. Christus heeft de macht over de politiek. Hij kan oorlog maken en vrede scheppen met het oog op de voortgang van het Woord. Hij kan het hart van prinsen veranderen en neemt plaats in de Senaat. Hij kan ervoor zorgen dat naties die lang gesloten bleven, opengaan voor de waarheid. En wat hebben we er de laatste tijd bijzonder bewijs van gekregen dat alle macht aan Christus toebehoort. Menselijke wijsheid werd ingespannen voor de wagen van het Evangelie. Broeders, hoe wonderlijk zijn de uitvindingen van de laatste jaren! Hoe hadden we anders het Evangelie aan alle volken kunnen verkondigen. Hoe hadden we kunnen weten dat Amerika bestond, als de Heere Columbus niet had ingefluisterd om de Nieuwe Wereld te ontdekken?
Wat zou het vermoeiend zijn als we met de gewone, langzame zeevaart van de antieke tijd alle landen hadden moeten bereizen! Maar nu worden we zo snel over de golven gedragen dat de afstand verdwijnt en de tijd wordt vergeten. Werkelijk, God heeft de wereld geopend en hem op onze stoep gelegd. Of Hij heeft de wereld verkleind. Of in ieder geval heeft Hij hem handzamer gemaakt en dichterbij gebracht.
Kijk hoe landen die ooit onbereikbaar waren nu voor ons openliggen. De hemelse koning van China, die rebelse prins, nodigt ons uit om te komen preken. Hij staat het niet slechts toe, hij nodigt ons uit en bouwt plaatsen om te aanbidden. Hij zegt dat hij er klaar voor is dat zijn broeders komen om hem en al zijn onderdanen te onderwijzen, want ze zijn nog niet volledig onderwezen in de dingen van God. En de keizer van China nodigt ons dan wel niet uit, maar hij staat de zendelingen toe om zich onder zijn miljoenen te begeven. We hebben volkomen vrijheid om aan vierhonderd miljoen mensen die nooit eerder het licht van Golgotha aanschouwden het Evangelie te preken.
En ook India is ons gegeven. De oude compagnie die ons altijd dwarszat. is in haar lijkwade gerold en in het graf gelegd. En er zijn andere landen en plekken die eens omringd schenen door ondoordringbaar gebergte, maar nu is er een weg gelegd. O, was er toch de wil om ons over die wegen te haasten op de witte paarden van verlossing! O, was er het hart, de geest en de ziel om onszelf te bedienen van die gouden gelegenheid en Christus te preken waar Hij nog nooit eerder gepreekt werd! Want we zien duidelijk dat alle macht over alles in deze wereld aan Christus gegeven is en gebruikt wordt voor de voortgang van Zijn waarheid.
Maar broeders, laten we ons herinneren dat niet alleen op aarde, maar ook in de hemel macht gegeven is aan Christus. Alle engelen buigen voor Hem. De cherubim en de serafim staan klaar om Zijn hoge bevelen te gehoorzamen. Hem is macht gegeven over de volheid van de Heilige Geest. Hij kan die geheime kracht zo overvloedig uitstorten dat volken in één dag kunnen worden geboren. Hij kan Zijn dienaars kleden met heil en Zijn priesters van vreugde doen roepen. Hij heeft macht om bij God tussen te treden. Hij zal nu mensen uitzenden om te preken, op dit moment mensen een hart geven om te luisteren en aan hoorders de wil geven om te gehoorzamen. Vandaag staat onze Leider in ons midden. Hij is niet van ons weggegaan. Al zijn Zijn vlees en bloed afwezig. Hij leeft zowel naar het lichaam als naar de geest, gekroond met de dauw en de schoonheid van Zijn jeugd.
De leider van de moslims is al lang verrot in zijn kist. Maar onze Leider leeft. En omdat Hij leeft, leeft ook Zijn waarheid en leeft Zijn zaak. Vandaag hebben we een Leider Wiens macht niet minder geworden is, Wiens invloed in de hoogste hemelen niet is aangetast. Hij is overal Heere. O, laten onze pogingen de macht die Hij beloofd heeft waardig zijn. Laat onze ijver in zekere zin lijken op Zijn ijver en laat onze kracht bewijzen dat de goddelijke kracht zich nooit teruggetrokken heeft.
Ik wilde dat ik vanmorgen preken kon. Maar hoe ernstiger ik me voel, hoe schraler de woorden zijn die mijn emoties uitdrukken. Ik heb God gebeden, een gebed dat ik zal herhalen tot ik sterf, ik heb gebeden dat uit deze gemeente veel zendelingen uit zullen gaan. Ik zal nooit tevreden zijn met een gemeente of kerk of zelfs met dominees. Velen zijn er al uit ons midden uitgegaan. Nee, we hebben zendelingen nodig die uit deze gemeente uitgaan. Overal zal Gods volk mij helpen om jonge soldaten op te leiden voor het leger van mijn Meester. God zal de mannen sturen en het geloof zal de middelen vinden. We zullen onze eigen mannen uitzenden om de Naam van Jezus te verkondigen.
Broeders, het is vreemd, maar vaak zijn het de meest ongeschikte jonge mannen die het in hun hoofd halen om naar het buitenland te willen. Ze missen de kracht en de mogelijkheid. Ik zou willen dat de goddelijke roeping nu tot een aantal begaafde mannen kwam. Misschien heeft u wat rijkdom. Zou u een beter levensdoel kunnen bedenken dan uzelf en uw bezit te geven aan de zaak van de Verlosser? U, jongeman, u heeft geweldige vooruitzichten en nog niet de zorg om een gezin te onderhouden, zou het niet edel zijn om uw vooruitzichten over te geven en een nederige prediker van Christus te worden? Hoe groter het offer, hoe meer eer voor uzelf en hoe liever Hij het heeft.
Ik heb mijn eigen geweten bevraagd, maar ik denk niet dat ik deze plicht om in het buitenland het Woord te verkondigen, op me kan nemen. Ik kan mijn werkveld hier niet verlaten. Maar ik denk dat veel van mijn broeders die nu thuis werken met veel voordeel hun zaak van de hand kunnen doen en dit land, waar ze nauwelijks gemist zullen worden, kunnen verlaten om naar een plek te gaan waar hun aanwezigheid even waardevol is als de aanwezigheid van duizend mensen hier. En o, ik verlang ernaar dat jonge mensen die net van de universiteit komen, studenten van het gymnasium, artsen, advocaten, handelaren en geschoolde handwerkslieden alles opgeven wat ze hebben als God hun hart aanraakt, om Christus te onderwijzen en te prediken.
We willen nieuwe Vanderkistes, Judsons en Brainerds. Het heeft geen zin om mensen naar de heidenen te zenden die thuis niet nuttig zijn. We kunnen geen mensen sturen met weinig vaardigheden. We moeten de hoogsten, de besten sturen. De moedigsten moeten de voorhoede vormen. O God, zalf Uw knechten, smeken we U. Geef een vuur in hun harten dat niet kan worden geblust. Maak dat zo heet in hun beenderen dat ze moeten sterven of preken, dat ze vergaan met gebroken hart of vrij zijn om Christus te preken waar nooit over Hem werd gehoord. Broeders, benijd ieder onder u die naar China mag, dat land dat recent voor ons werd geopend. Ik zeg in waarheid dat ik u benijd. Ik zou graag met u ruilen. Ik zou mijn aandeel in een zaak in dit land graag opgeven en ik zou de verantwoordelijkheden van zo’n grote gemeente als deze met plezier verzaken als ik mocht delen in uw eer. Ik meen dat zendelingen op het veld – als ik zulke grote dingen met zulke kleine mag vergelijken – tot u kunnen zeggen, zoals de Engelse koning sprak tot zijn soldaten bij de Slag van Azincourt’ – ik verander de woorden even:
Ik wed dat predikers in Engeland menen dat ze vervloekt zijn omdat ze hier niet waren en niets meer geven voor hun mannelijkheid als iemand die op deze heerlijke dag met ons vocht hun daarover vertelt.
Is er nu niemand onder onze zestienhonderd leden – niemand uit deze gemeente van zesduizend – die kan zeggen: ‘Hier ben ik, zend mij’? Jezus! Is er niet één? Moeten de heidenen vergaan? Moeten de góden van de heidenen op hun troon blijven zitten? Moet Uw Koninkrijk het onderspit delven? Zijn er niet die U ter beschikking staan, die Uw rechtmatige zaak handhaven? Als er geen zijn, laten we dan huilen, ieder van ons, omdat er zo’n ramp over ons gekomen is.
Maar als er zijn die alles aan Christus willen overgeven, laten wij die gedwongen zijn om thuis te blijven dan ons best doen om hen te helpen. Laten we erop toezien dat het hun aan niets ontbreekt, want we kunnen hen niet zonder buidel of voedsel uitzenden. Als God het hart van mannen vult, laten wij dan hun beurs vullen en tijdelijk zorg voor hen dragen als we het aan God overlaten om hen geestelijk te bewaren.
Moge de Heere, de goddelijke Meester, Zijn zegen geven over de zwakke woorden die ik heb gesproken. Ik wil niet eindigen voor ik heb gezegd, want ik moet u onderwijzen, en dit is het onderwijs van God: ‘Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden’ (Hand. 16:32). Vertrouw Hem met uw ziel en Hij zal u redden. Want ‘wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden’ (Mark. 16:16).
Amen