En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Lukas 23:42-43
De gekruisigde misdadiger was de laatste metgezel van onze Heere op aarde. Wat een droevig gezelschap had onze Heere gekozen tijdens Zijn verblijf in deze wereld! Hij ging niet om met de godsdienstige Farizeeën, maar stond bekend als ‘een Vriend van tollenaars en zondaars’. Wat een vreugde geeft mij dat! Het verzekert mij ervan dat Hij ook mij niet zal afwijzen. Toen de Heere Jezus mij tot vriend maakte, heeft Hij zeker geen keuze gemaakt die Hem eer bracht. Denk je dat Hij enige eer verwierf toen Hij jou tot vriend maakte? Hebben wij Hem ooit enig voordeel gebracht? Integendeel, wij zijn dankbaar dat Hij zei: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.’
Als Grote Geneesheer bracht onze Heere veel tijd door bij de zieken. Hij ging daar waar ruimte was voor Zijn helende zorg. Niet iedereen voelde de behoefte aan de Geneesheer; velen konden Hem niet waarderen en boden geen gelegenheid voor Zijn werk. Daarom bezocht Hij hun woonplaatsen niet. Onze Heere maakte een gelukkige keuze toen Hij jou en mij redde, want in ons vond Hij overvloedige ruimte voor Zijn barmhartigheid en genade. Er was ruimte voor Zijn liefde om te werken in de diepe leegte van onze noden en zonden, en daarin heeft Hij grote dingen voor ons gedaan.
De man die aan het kruis geloofde, was een veroordeelde misdadiger. Hij had in een cel gezeten en werd op dat moment terechtgesteld voor zijn misdaden. De laatste omgang die onze Heere hier op aarde had, was met een veroordeelde misdadiger. Wat een liefde heeft Hij voor schuldige mensen! Wat heeft Hij zich diep gebogen tot de slechtsten onder de mensen! Tot deze onwaardigste van allen sprak de Heere der heerlijkheid met ongeëvenaarde barmhartigheid. Hij sprak wonderlijke woorden die, als men de Schrift doorzoekt, nooit overtroffen kunnen worden: ‘Heden zult u met Mij in het paradijs zijn.’
Niemand van u is uitgesloten van de oneindige liefde van Jezus, hoe groot uw zonden ook zijn. Als u in Jezus gelooft, zal Hij u redden. Ik denk niet dat deze man eerder serieus over de Heere Jezus heeft nagedacht. Maar nu, plotseling, komt hij tot het besef dat de Man die naast hem sterft, meer is dan een mens. Hij leest de titel boven Zijn hoofd en gelooft dat deze waar is: ‘DIT IS JEZUS, DE KONING VAN DE JODEN.’ Begrijpt en gelooft u deze waarheid? Namelijk dat op het moment dat iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, hij onmiddellijk zijn vertrouwen in Hem kan stellen en zalig kan worden?
Een zekere prediker vroeg eens: ‘Gelooft u, die vijftig jaar in zonde hebt geleefd, dat u in een ogenblik rein gemaakt kunt worden door het bloed van Jezus?’ Mijn antwoord daarop is: ‘Ja!’ Wij geloven dat in één ogenblik, door het kostbare bloed van Jezus, de zwartste ziel wit kan worden gemaakt. Wij geloven dat in een enkel ogenblik de zonden van zestig of zeventig jaar volledig vergeven kunnen worden en dat de oude natuur, die steeds verder verdorven werd, in een oogwenk haar doodssteek kan krijgen, terwijl het eeuwige leven direct in de ziel wordt ingeplant.
Deze man had het einde van zijn krachten bereikt, maar plotseling ontwaakte hij in de vaste overtuiging dat de Messias naast hem was. Gelovig keek hij naar Hem en leefde. Ik ontmoet vaak mensen in een soortgelijke toestand: zij hebben een leven geleid van baldadigheid, buitensporigheid en zorgeloosheid. Nu beginnen zij de vuurvlammen van Gods toorn op hun vlees te voelen; zij verkeren in een aardse hel—een voorspel van eeuwige ellende.
Hun wroeging steekt hen als een slang en zet hun bloed in vuur en vlam; zij kunnen geen rust vinden en worden dag en nacht gekweld. ‘Weet dan dat uw zonde u zal vinden!’ Zij worden geconfronteerd met hun zonden en voelen de zware last van veroordeling. Deze man bevond zich in die afschuwelijke toestand. De kruisiging zou hem zeker noodlottig worden; binnen korte tijd zouden zijn benen gebroken worden om een einde te maken aan zijn ellendige bestaan. Hij had slechts enkele uren te leven—slechts de tijd tussen het middaguur en zonsondergang. Maar dat was lang genoeg voor de Verlosser, Die machtig is om te redden.
Dit is de heerlijkheid van Christus’ genade. Deze man werd gered door Christus terwijl hij geen goede werken meer kon doen. Als redding door goede werken zou komen, had hij nooit gered kunnen worden; want hij was met handen en voeten gebonden aan het kruishout van het verderf. Zijn tijd om goede werken te doen was voorbij; het was voor hem onmogelijk om nog iets te doen behalve enkele woorden uit te spreken. Als zijn redding had afgehangen van een werkzaam leven vol dienstbaarheid en goede werken, zou hij zeker nooit gered hebben kunnen worden.
Hij was ook een zondaar die geen langdurig berouw kon tonen, omdat hij nog maar zo kort te leven had. Hij kon geen maanden- of jarenlang berouw ervaren; zijn tijd werd gemeten in ogenblikken terwijl hij aan de rand van het graf stond. Zijn einde was zeer nabij, en toch kon de Zaligmaker hem redden. En Hij redde hem zo volkomen dat de zon niet onderging voordat deze man met Christus in het paradijs was.