Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Mattheüs 27:43
Deze beschimping van Jezus lijkt heel logisch. Als God beloofd heeft om ons te redden en wij hebben openlijk beleden dat we die belofte geloven, dan is het logisch dat anderen zeggen: ‘Laten we eens kijken of Hij hem ook zal redden. Deze Mens gelooft dat de Heere Hem zal helpen; en Hij moet Hem ook helpen, anders is Zijn geloof een illusie.’ Vóór onze bekering zouden we anderen aan een soortgelijke beproeving hebben onderworpen en we hebben er geen bezwaar tegen om zelf op een soortgelijke manier beproefd te worden. Het is bijzonder pijnlijk om je deze harde conclusies in dit uur van verdriet te moeten uitleggen. In een tijd van moedeloosheid is het moeilijk als je geloof in twijfel wordt getrokken of als de grond waarop het rust tot een twistpunt wordt gemaakt. Dwalen in je geloof, geen echt geloof hebben of de grond waarop je geloof rust zien falen, is iets buitengewoon pijnlijks. Maar omdat onze Heere niet gespaard bleef van deze pijnlijke beproeving, kunnen wij niet verwachten dat we gespaard zullen blijven. Satan weet heel goed hoe hij deze vragen zo moet formuleren dat hun gif het bloed in vuur en vlam zet. Hij slingert deze vurige uitdaging in de ziel totdat de persoon ernstig gewond is en het nauwelijks nog kan uithouden. Er wordt veel nadruk gelegd op het feit dat het in de tegenwoordige tijd is: ‘Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen’.
Zo valt satan ons aan, hij gebruikt onze huidige beproevingen als de weerhaken van zijn pijlen. Een christen kan geslagen worden in zijn onderneming, hij kan niet aan alle eisen voldoen, en dan roept satan: ‘Laat Die hem nu verlossen.’ De arme man heeft twee of drie maanden zonder werk gezeten, heeft door de straten van Londen gelopen tot hij zijn laarzen versleten had; hij is tot zijn laatste cent geraakt. Ik denk dat ik het gelach van de vorst der duisternis hoor, terwijl hij roept: ‘Laat Die hem nu verlossen.’ In andere gevallen is de gelovige lichamelijk erg ziek en depressief, waarop satan brult: ‘Laat Die hem nu verlossen.’ Sommigen van ons zijn in zeer moeilijke posities terecht gekomen. Wij werden met verontwaardiging bewogen vanwege een dodelijke dwaling, en wij spraken duidelijke taal, maar de mensen weigerden te horen. Degenen op wie wij vertrouwden, lieten ons in de steek; goede mensen zochten hun eigen gemak en wilden niet met ons optrekken, en wij moesten alleen getuigenis afleggen voor de waarheid die veracht werd, totdat wij zelf werden veracht. Toen riep de tegenstander: ‘Laat Hij hem nu maar verlossen.’ Het zij zo! Wij zullen de beproeving niet ontwijken. Onze God, die wij dienen, zal ons verlossen. Wij zullen niet buigen voor de moderne geest, noch het beeld aanbidden dat de menselijke wijsheid heeft opgericht. Onze God is een God van heuvels en dalen.
Hij laat zijn dienaren niet in de steek, zelfs niet als Hij hen lang op Hem laat wachten, zodat Hij hun geloof op de proef kan stellen. We durven de beproeving onder ogen te zien en te zeggen: ‘Laat Hij ons nu verlossen.’ Ja, deze beproeving zal zich keer op keer herhalen. Laat de spot van onze tegenstanders ons alleen maar voorbereiden op de zwaardere beproevingen van het komende oordeel. Beste vrienden, onderzoek jullie godsdienst. Sommigen van jullie zijn er vol van, maar wat is de kwaliteit ervan? Kan jullie godsdienst de toets van armoede, schandaal, vervolging en minachting doorstaan? Kan het de proef doorstaan van wetenschappelijk sarcasme en geleerde minachting? Kan jouw religie de test doorstaan van langdurige ziekte en de neerslachtigheid die veroorzaakt wordt door zwakte? Wat doe je te midden van de gewone beproevingen van het leven? Onderzoek je geloof goed, want alles hangt ervan af. Er zijn sommigen onder ons die weken achtereen op bed hebben moeten liggen, turend door het dunne gordijn wat ons scheidt van het verborgene, en die hebben moeten voelen dat niets anders ons zal voldoen dan de belofte die de spotternij beantwoordt: ‘Laat Die hem nu verlossen.’