Een prediking uitgesproken op zondag 1 juli 1888, door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
Toen David terugkwam om zijn gezin te zegenen, kwam Michal, de dochter van Saul, naar buiten, David tegemoet en zei: Wat zal de koning van Israël vandaag geëerd zijn, die zich vandaag voor de ogen van de slavinnen van zijn dienaren heeft uitgekleed, zoals een leegloper zich schaamteloos uitkleedt! Maar David zei tegen Michal: Voor het aangezicht van de HEERE, Die mij uitgekozen heeft boven jouw vader en boven heel zijn huis door mij aan te stellen als een vorst over het volk van de HEERE, over Israël, ja, voor het aangezicht van de HEERE heb ik gehuppeld! En ik zal mij nog geringer gedragen dan dit en nederig zijn in eigen oog, maar met de slavinnen over wie je sprak, met hen zal ik geëerd worden. 2 Samuel 6:20-22
David was verheugd als een arend. Wellicht had hij in zijn leven nog nooit zo intens genoten van de openbare aanbidding van God. In zijn vreugde over het overbrengen van de ark des Heeren naar zijn eigen stad, waar hij een tabernakel had voorbereid als rustplaats voor de ark, vergat hij alles om zich heen. Die dag had hij zich volledig ingezet voor de vreugdevolle dienst aan de Heere. Hij was hierin niet alleen; het gehele volk verenigde zich met hem in de lofprijzing van Jehovah, de God van hun voorouders. Het was een bijzondere dag geweest, een ware hoogtijdag, zoals het volk die in zijn hele geschiedenis nog niet had meegemaakt.
Toen de koning huiswaarts keerde om zijn gezin te zegenen, verlangde hij ernaar dat zijn hele familie in zijn vreugde zou delen. Op datzelfde moment kwam zijn vrouw Michal, de dochter van Saul, hem tegemoet. Zij had met afkeer gezien hoe haar man, gekleed als een gewone Leviet en vooroplopend tussen het volk, zich had gedragen. Gevuld met woede en minachting sprak zij hem aan. Haar woorden moeten voor David als een emmer koud water in het gezicht hebben gevoeld. Met sarcasme, en door zijn daden op schandelijke wijze te overdrijven en hem zaken toe te schrijven die hij nooit had gedaan, berispte zij de man die zij verachtte. Men kan zich voorstellen hoe David zich op dat moment gevoeld moet hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommigen zijn antwoord als enigszins bitter hebben ervaren. Men dient daarbij niet te vergeten dat David geen Jezus was, maar slechts David.
Wees altijd waakzaam voor gevaar wanneer u een overvloed aan vreugde ervaart. Hoewel dit wellicht paradoxaal klinkt, is het waar, en de ervaring bevestigt het: zelden bevinden wij ons zo dicht bij de verzoekingen van de duivel als wanneer wij juist een diepgaande ontmoeting met God hebben gehad. Toen onze Verlosser met Zijn discipelen op de berg der Verheerlijking was geweest, trof Hij aan de voet van de heuvel direct een vader aan met een kind dat door een boze geest werd gekweld. Wees daarom op uw hoede wanneer u een periode van bijzondere gemeenschap met God beleeft en vervuld bent van grote vreugde. Juist dan zal de wereld zich van haar slechtste kant laten zien, wanneer u het dichtst bij de eeuwige troon bent geweest. Zoals piraten hun aandacht richten op rijk beladen schepen, zo is het gevaar het grootst na geestelijke hoogtepunten. Waarschijnlijk had Michal nooit eerder op deze wijze tot David gesproken, maar David had ook nooit eerder voor de ark des Heeren gedanst. Hier stond de man Gods tegenover iemand wiens gevoelens het tegenovergestelde waren van de zijne. Als een koude ijsberg kruiste zij het pad van dit machtige schip en bracht een kilte teweeg als die van een arctische winter.
Deze gebeurtenis bracht David ertoe zijn geloof in God te bevestigen en nog nadrukkelijker te uiten. Zoals veel van de mooiste woorden van onze Heere Jezus werden uitgelokt door de Farizeeën, zo werd ook een van de meest indrukwekkende uitspraken van David over de uitverkoren liefde geboren uit de scherpzinnigheid van Sauls dochter. Moge het ons deze ochtend tot zegen zijn om hierover na te denken. David rechtvaardigde zijn handelen door te wijzen op Gods keuze voor hem. Indien hij zich als een Leviet had gekleed en met al zijn kracht voor de ark had gedanst te midden van het volk, dan was dat, zo zei hij, ‘Voor het aangezicht van de Heere, Die mij uitgekozen heeft boven jouw vader en boven heel zijn huis door mij aan te stellen als een vorst over het volk van de HEERE, over Israël, ja, voor het aangezicht van de HEERE heb ik gehuppeld!’
Dierbare broeders, er schuilt een grote kracht in het besef van de waarheid van de uitverkiezing, wanneer een mens deze kan bevatten. Wanneer iemand door onweerlegbaar bewijs weet dat de Heere hem heeft uitverkoren, breekt er een lofzang van Goddelijke aanbidding uit zijn hart. Zijn ziel wordt verheven en hij brengt God eerbetoon dat anderen niet zouden durven brengen. De Heere Jezus heeft Zich aan hem geopenbaard op een wijze die de wereld niet kent; daarom handelt hij jegens de Heer Jezus zoals de wereld dat nooit kan doen, en verricht hij daden die de wereld nooit zal begrijpen. Ik richt mij tot u die in de Heere Jezus Christus gelooft, want u bent uitverkoren: geloof is het zekere teken van uitverkiezing. Indien u in Jezus gelooft en uw rust in Hem vindt, is dat het bewijs dat God u vóór de grondlegging der wereld heeft uitverkoren. Nog nooit heeft iemand waarachtig geloof in Christus gehad zonder dat dit hem door God is geschonken, en deze gave van God is het teken dat Hij ook alle andere reddende gaven zal schenken en dat Hij die mens heeft uitverkoren tot eeuwige zaligheid. Het effect dat het besef van uw uitverkiezing door God op u zal hebben, zal vergelijkbaar zijn met het effect dat het op David had toen hij wist dat de Heere hem had uitverkoren om over Israël te regeren.
I. Welk effect had deze leer, deze ervaring, deze innerlijke overtuiging op David? ALLEREERST MAAKTE HET GOD TOT DE BELANGRIJKSTE GEDACHTEN IN ZIJN LEVEN.
Ik ben ervan overtuigd dat, telkens wanneer iemand door de Heilige Geest innerlijk overtuigd is van Gods uitverkiezing, het onmiskenbare en zekere gevolg is dat de Heere voor hem in een helder licht verschijnt en de grootste kracht en drijfveer in zijn leven wordt. Let erop hoe David tot Michal sprak: ‘Het was voor het aangezicht van de Heere.’ Door het hele hoofdstuk heen lezen we steeds dat David dit en dat ‘voor het aangezicht van de Heere’ deed. In vers veertien staat: ‘David huppelde uit alle macht voor het aangezicht van de HEERE.’ Zo zal het zijn: God zal in elke fase van ons leven aanwezig zijn. Heeft de Heere mij uitverkoren om de Zijne te zijn? Dan zie ik Zijn hand in mijn afkomst, in mijn geboorte, in mijn opvoeding; ik zie Zijn hand in mijn roeping uit de wereld en in mijn bekering. Ik zie de Heere in Zijn voorzienigheid, in Zijn bescherming tegen het kwaad; kortom, ik zie de Heere overal. In de geschriften van de puriteinen, die sterk geloofden in de leer van de Goddelijke uitverkiezing, merkt u dat zij Gods hand in alles zagen.
Zij wisten weinig van natuurwetten, maar des te meer van de aanwezigheid van God. In mijn ogen hebben wij er slecht aan gedaan om de Heere in te ruilen voor Zijn wetten, en onze filosofie zo te richten dat God verder van ons af lijkt dan onze voorouders dachten. Ik vind het nog steeds heerlijk om God te zien bij het ontwaken, en gedurende de dag te geloven dat ik Hem zie in alles wat er gebeurt. In het onweer hoor ik de stem van God en zie ik Zijn heerlijkheid in de bliksem. Ik geniet ervan te beseffen dat God ons de weldadige regen en de vrolijke zonneschijn zendt; hoewel alles door natuurwetten verklaard kan worden, ben ik eenvoudig genoeg om God te zien in plaats van de wet. De mens die gelooft dat God hem heeft uitverkoren, ziet vanaf dat moment een levende God in de natuur, in de voorzienigheid en in de genade: de Heere wordt alles voor hem.
Dit gold in het bijzonder voor David in zijn toewijding. Op die dag aanbad David God in geest en in waarheid. Velen zijn, wanneer zij zich naar de samenkomst begeven, vooral bezig met uiterlijke zaken als hoofddeksels of kleding. De gedachte dat iemand wellicht hun kleding zal opmerken, kan zwaar op hun gemoed drukken. Ik heb mensen horen zeggen dat zij niet naar een plaats van aanbidding durfden te gaan omdat zij niet over gepaste kleding beschikten; voor hen was hun uiterlijk van groter belang dan de aanbidding zelf. Wat een schrijnend contrast tussen eerbied voor God en de voorkeur voor de kleermaker! Vaak zitten mensen in het huis van gebed en beweren zij God te aanbidden, terwijl zij in werkelijkheid letten op wie er aanwezig is, of zich laten afleiden door kleine onvolkomenheden in de taal van de predikant.
Hun gedachten dwalen af naar alles en iedereen, behalve naar God. Dit was echter niet het geval bij David: voor hem stond de Heere centraal in de eredienst. Hij zei tot zichzelf: ‘Hoewel ik koning van Israël ben, zal ik vandaag, om te tonen dat ik een ware dienaar van Jehova ben, een linnen kleed aantrekken, zoals een gewone Leviet.’ Dit deed hij ‘voor het aangezicht van de Heere’. De Heere, die de harten doorgrondt, wist wat David bedoelde met zijn kleding, zijn harpspel, en zijn dansen en springen te midden van het volk. Het was ‘voor het aangezicht van de Heere’ dat hij zijn intense vreugde uitte; en hoewel anderen wellicht toeschouwers waren, wees hij hen niet af, maar hield hij zich evenmin in. Als de Heere hem, zijn offers en zijn lofprijzingen aanvaardde, was dat voor David voldoende, ongeacht of de menigte of de vorsten van Israël hem accepteerden.
De mens die gelooft dat de Heere hem voor Zichzelf heeft uitverkoren, zal uitsluitend de Heere aanbidden en geen schepsel vereren, noch zelfs maar een blik op het schepsel werpen tijdens de aanbidding van zijn Schepper. Het is onze roeping om altijd te aanbidden, en niemand anders dan Jehova te vereren. Ik aanbid Jehova; ik neem Zijn Woord ter hand, lees het in het geloof dat het door Hem is geïnspireerd, en ik zit niet als een rechter, maar als een discipel; ik bekritiseer niet, maar aanbid. Ik richt mijn blik op Christus aan het kruis en aanbid God in Christus Jezus: ik twijfel niet aan de rechtvaardigheid van de verzoening, maar aanbid de wijsheid en de genade die daarin geopenbaard zijn. Wie gelooft dat God hem heeft uitverkoren, heeft zo’n hoge achting voor God dat Hij zijn Alles in Alles wordt. De Heere zegt: ‘Dit volk heb Ik voor Mijzelf geformeerd’; en wij antwoorden: ‘Deze God is onze God voor eeuwig en altijd.’
Het effect van deze waarheid op David was ook dat, nu de Heere de grootste invloed in zijn leven en het voornaamste doel van zijn aanbidding was geworden, Hij voor David tevens zijn allerhoogste Heere werd. Let op de bewoordingen van vers 21: ‘De Heere die mij heeft uitverkoren om als een vorst over het volk van de HEERE, over Israël te stellen.’ David sprak niet over ‘mijn volk’; hij erkende dat het niet zijn volk was, maar het volk van Jehova. Hij beschouwde zichzelf slechts als plaatsvervangend bestuurder; de Heere bleef de ware Koning van Israël. O, geliefde vrienden, als u zich bewust bent van Gods verkiezing, erkent u dat Jehova uw Heer en Koning is. U beseft uw rentmeesterschap en erkent dat u Gods dienaar bent.
Als u bezit hebt, is dat niet van uzelf, maar van Hem die u heeft uitverkoren. Bekleedt u een ambt in kerk of staat, dan is het de Heere die u heeft uitverkoren en die soevereine rechten over u heeft, rechten die u dagelijks erkent, terwijl u slechts betreurt dat u niet volmaakt gehoorzaamt en, wanneer u alles hebt gedaan, uzelf slechts als een onnutte dienstknecht beschouwt. Volledige onderwerping aan God is het verlangen van ieder mens die vreugde vindt in het uitverkoren zijn door de Heere. O, mochten wij dit steeds meer beoefenen! Zij die uitverkoren zijn, behoren de Heere toe en leven niet voor zichzelf. Zij die hopen door eigen verdiensten gered te worden, werken voor zichzelf om hun loon te verdienen; maar zij die de gave van God, het eeuwige leven, hebben ontvangen, leven uitsluitend voor de Heere, om hun dankbaarheid voor Zijn Koninklijke liefde te tonen. Ons hart is moedig tegenover mensen, maar in de tegenwoordigheid van de Heere buigen wij ons in het stof; de woorden van anderen beoordelen en wegen wij, maar bij het Woord van Jehova beven wij. Ieder mens die zichzelf als door God uitverkoren erkent, zal de glorieuze Heere die hem heeft uitverkoren, trouw dienen.
Het is niet aan ons om onze eigen wil, wensen of grillen te volgen, maar om onze levensopdracht te vervullen, ongeacht de kosten, in het besef dat Hij die ons daartoe heeft aangesteld het absolute recht heeft om met het Zijne te doen wat Hem behaagt. Het grote systeem dat bekendstaat als ‘de leer der genade’ stelt God, en niet de mens, centraal in het denken van degene die deze leer werkelijk aanvaardt. Het gehele schema van deze leer richt zich op God als het beginpunt en beschouwt het heilsplan als primair bedoeld tot eer van de Allerhoogste. Indien u gelooft dat alles afhankelijk is van de vrije wil van de mens, los van enig Goddelijk raadsbesluit, zult u vanzelfsprekend de mens centraal stellen in uw wereldbeeld; maar als u gelooft dat de keuze bij de Heere ligt, krijgt God een prominente plaats in uw gedachten.
Wie zijn redding zoekt in eigen werken, zal veel van zichzelf denken; wie gelooft dat geloof en bekering tot hem zijn gekomen zonder het werk van Gods Geest, zal zichzelf hoog achten; en wie meent dat zijn volharding uitsluitend van zichzelf afhangt, zal op eigen wijsheid en kracht vertrouwen. Leerstelsels die niet op genade zijn gebaseerd, leiden weg van God en richten de mens op zichzelf. Daarentegen, wie volledig gelooft in de leer die Jona in de buik van de grote vis leerde – ‘het heil is des Heren’ – zal op God vertrouwen, op God hopen, God liefhebben, God aanbidden, God dienen, en God zal voor hem zijn als de opgaande zon, die steeds helderder schijnt tot de volle dag.
Ik bid dat God groot zal zijn en zeer geprezen wordt in het hart van ieder van ons. Mogen wij Hem met blijdschap dienen en met dankbaarheid tot Hem naderen, want wij zijn Zijn volk en de schapen van Zijn weide.
II. Ten tweede zal deze overtuiging in ons een juiste MINACHTING VOOR MENSELIJKE MENINGEN TEWEEGBRENGEN.
Zoals reeds gezegd, liet David zich in zijn aanbidding niet beïnvloeden door de mening van anderen. Hij aanbad ‘voor het aangezicht van de Heere’, en daar liet hij het bij. Mensen konden hem belachelijk maken, zoals Michal deed, of hem veroordelen als fanatiek of overdreven, maar dat was voor hem als kaf op de dorsvloer. Als iemand hem in zijn hart verachtte, raakte hem dat niet; zolang hij wist dat zijn hart oprecht was voor God en zijn aanbidding door God werd aanvaard, liet hij anderen naar eigen inzicht prijzen of bekritiseren. Gods uitverkoren dienaar is geen dienaar van mensen. Hij kan niet twee heren dienen en tracht dat ook niet. In heilige vrijheid van geest gaat hij de zaken van zijn Meester tegemoet, want zijn banden met de mensen zijn losgemaakt.
Hij zocht geen eer bij de massa. U zult zich ongetwijfeld Saul herinneren en wat hij tegen Samuel zei. Toen Samuel zich verontwaardigd van hem afkeerde en wilde vertrekken, greep Saul hem vast en sprak: ‘Eer mij voor het volk.’ Dat was het grote streven van Saul: ‘Eer mij voor het volk; laat het volk goed van mij denken. O profeet van God, breng mij niet in verlegenheid voor de ogen van de menigte, maar zorg ervoor dat het volk mij blijft respecteren.’ David daarentegen zocht niet de eer die van mensen komt. Sommigen zouden wellicht hebben gedacht dat, wanneer de koning zich als een gewone Leviet kleedde, zich onder het volk mengde en zelfs de heilige dans leidde, het gewone volk in hun hart zou zeggen: ‘Is dit een koning? Waarom zouden wij een man gehoorzamen die zich als een van ons gedraagt?’
Machthebbers omringen zich doorgaans met pracht en praal en houden zich op afstand, opdat zij eer genieten in de ogen van mensen. Maar David kwam niet op het idee zich tegen een dergelijk gevaar te wapenen wanneer het de eer van God betrof. Het volk mocht denken wat het wilde: hij was Gods uitverkorene en daarom bekommerde hij zich niet om zijn aanzien bij het volk. In de tegenwoordigheid van God paste het hem zich te vernederen, en dat deed hij, ongeacht of dit politiek verstandig was of niet. Voor God zijn koningen slechts mensen, en hoe schitterend hun kronen ook mogen zijn en hoe hoog hun tronen ook staan, wanneer zij God aanbidden, dienen zij hun uiterlijke vertoon en hoogmoed af te leggen en zich in het stof voor Jehovah te buigen. Dat deed koning David, zonder vrees dat het volk hem daardoor minder zou achten. O kind van God, koester een heilige minachting voor die [1] Vox Populi die godslasterlijk Vox Dei wordt genoemd, maar die eens riep: ‘Kruisig hem, kruisig hem.’
[1]. Vox populi kan verwijzen naar: Vox populi, vox Dei. Latijnse uitdrukking. De stem van het volk is de stem van God.
David liet zich zelfs niet leiden door het oordeel van enkelen. Natuurlijk had hij een kleine kring van vertrouwelingen, de elite van Israël, die grote waarde hechtte aan het koningschap en de bijbehorende waardigheid. Michal was de vertegenwoordiger van deze groep. Toen zij uit het raam keek, keek zij in dubbele zin neer op David, want zij kon het niet verdragen een koning te zien die gekleed was als een dienaar, een koning die danste voor de ark. Zij vond hem lichtzinnig en frivool, zo niet ronduit dwaas. Ongetwijfeld zijn er verfijnde en voorname mensen die Gods uitverkorenen zullen veroordelen wanneer zij volledig leven tot lof van Hem; zij zullen hen excentriek, ouderwets, koppig of zelfs absurd noemen. Vanuit het raam van hun vermeende superioriteit kijken zij op ons neer. Stel dat zij dat doen. Zij kunnen wachten tot het hun beurt is om op te kijken, en dat moment zal sneller komen dan zij denken. De man die zegt: ‘God heeft mij uitverkoren,’ kan het zich veroorloven anderen te laten denken en spreken naar hun eigen aard. Zijn roeping is om zich te onderscheiden en bewust en overtuigend te doen wat hij juist acht, terwijl hij de velen of de weinigen laat handelen naar hun eigen inzichten.
Geliefden, de leerstellingen van de genade maken het idee van menselijke eer voor ons volstrekt onaanvaardbaar. Luister eens naar bepaalde predikers en hoor hoe zij de waardigheid van de menselijke natuur ophemelen. Mijn vriend dr. Pierson, die zojuist heeft gebeden, heeft daarentegen weinig van de moderne leer aanvaard, want hij heeft voor God beleden dat wij niet beter zijn dan de wormen die wij vertrappen. Wat zegt u daarvan? Volgens die uitspraak zijn wij niet bepaald waardige schepselen, en ik onderschrijf dat volledig. Waardigheid van de menselijke natuur! Waardigheid van het vlees dat vergaat en tot wormen wordt! Laat degenen die het schepsel van een uur verheerlijken, ik zal de Schepper verheerlijken, die eeuwig is. De gevallen menselijke natuur verdient geen lof. Het is nauwelijks mogelijk woorden te vinden die vernederend genoeg zijn om de diepte van onze val door de zonde te beschrijven, de hulpeloosheid waarin de zonde ons heeft gebracht, en de absolute noodzaak van soevereine genade om ons te redden van de eeuwige ondergang. Als iemand meent dat wij de mens moeten verheerlijken, verschillen wij van mening; wij verwonderen ons er juist over dat de Heer aan hem denkt en hem bezoekt.
De Heere der heerscharen zal niet dulden dat de mens zichzelf verheerlijkt, want Hij heeft zich voorgenomen de trots van alle heerlijkheid te vernederen en al het voortreffelijke op aarde te verachten. Trotse mensenaanbidders zullen u verachten als u de leerstellingen der genade aanhangt: zij verlangen naar iets nieuws en bespotten u als ouderwets. Wees tevreden met ouderwets te zijn, want Gods keuze voor u is ouder dan welke mode ook, en daarom kunt u gerust vasthouden aan de waarheid ervan. Sommigen zullen u verachten om uw eenvoud en suggereren dat u gebrek aan cultuur en wetenschap hebt, en slechts oude dogma’s herhaalt die alleen door ongeletterden worden geloofd. Dit weerlegt zichzelf, want werkelijk wijze mensen tonen nooit minachting voor anderen. Gods waarheid is immers dieper dan alle menselijke speculaties. ‘Het dwaze Gods is wijzer dan de mensen.’ Houd vast aan Gods waarheid, laat niemand die betwisten.
Als u in Gods Woord een leerstelling vindt die de menselijke natuur vleit, laat het mij weten. Ik vind daarin grote waarheden die onze natuur onder de zieken, de veroordeelden en de doden plaatsen, maar geen enkele die haar prijst. De Schrift zegt dat wij wedergeboren moeten worden en door een wonder uit onze geestelijke dood moeten worden opgewekt; zij leert ons dat wij niet door onze werken worden gered, en dat ‘het niet afhangt van hem die wil, noch van hem die loopt, maar van God die Zich ontfermt.’ Wij worden gered door genade, en genade alleen; en die genade is vrij en soeverein, overeenkomstig dat wonderlijke woord: ‘Ik zal genadig zijn wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen wiens Ik Mij ontfermen zal.’ U ziet dus dat het effect van deze leer, wanneer zij werkelijk wordt begrepen, is dat de Heere hoog in de ziel wordt geplaatst, terwijl de mening van mensen op de achtergrond raakt.
III. Ten derde leidt HET BESEF VAN UITVERKIEZING TOT EEN NEDERIGE GEZINDHEID.
David zei: ‘Ik zal mij nog geringer gedragen dan dit en nederig zijn in eigen oog.’ David verlangde ernaar zichzelf steeds meer te vernederen voor de Heere. Hij besefte dat, wat Michal ook van hem mocht denken, het niet vernederender kon zijn dan zijn eigen beeld van zichzelf. Broeder, als iemand slecht over u denkt, wees dan niet gekrenkt, want u bent slechter dan hij vermoedt. Als hij u op een bepaald punt vals beschuldigt, wees dan tevreden, want als hij u beter kende, zou hij zijn beschuldiging wellicht intrekken, maar u zou er niets mee winnen. Als u een moreel portret van uzelf laat schilderen en het is onaangenaam, wees dan tevreden, want met slechts enkele donkere streken zou het nog dichter bij de waarheid komen. ‘Ik zal nederig zijn in eigen oog.’ Dat was wijs gesproken. Had David dit wellicht nog vollediger in praktijk gebracht en was hij waakzamer gebleven, dan had het hem mogelijk voor zijn grote val behoed. Het besef van uitverkoren liefde zal u in uw eigen ogen klein maken. Ik zal u uitleggen waarom.
Ten eerste zult u nooit begrijpen waarom de Heere u heeft uitverkoren. U zult dikwijls zingen:
‘Wat was er in mij dat achting verdiende,
Of de Schepper vreugde gaf?
‘Het is zo, Vader,’ moet ik steeds weer zingen,
‘Omdat het goed was in Uw ogen.’
Hoe zekerder u bent van de Goddelijke uitverkiezing, en hoe beter u die begrijpt, hoe meer u zult vragen: ‘Waarom is mij dit gegeven?’
Ik durf te stellen dat David in enkele vluchtige gedachten zijn vroegere leven aan zich voorbij zag trekken. Hij herinnerde zich hoe hij als jonge herder slechts een paar schapen in de woestijn hoedde. Hij zag zichzelf haastig naar huis geroepen worden, omdat Samuel om hem had gevraagd. De profeet was gekomen om een van de zonen van Isaï te zalven, en ieder van de oudere broers dacht dat hijzelf wel de uitverkorene van de Heere zou zijn; maar hun hoop werd de bodem ingeslagen toen de profeet telkens opnieuw verklaarde: ‘Ook deze heeft de Heere niet uitverkoren.’ Uiteindelijk moest David worden gehaald. Wat een ommekeer: van een eenvoudige herdersjongen met een stuk brood in zijn tas tot een koning die onder het hele volk, onder de gehele menigte van Israël, zowel onder de vrouwen als onder de mannen, aan ieder een stuk brood, een stuk vlees en een fles wijn uitdeelde! David kon zich deze verandering niet voor de geest halen zonder diep te beseffen dat hij zo’n goedheid niet waardig was. Is het bij ons niet precies hetzelfde?
Vervolgens herinnerde de koning zich de gevaren en moeilijkheden die hij had doorstaan. O, dat sommigen die zo hoogmoedig spreken, maar iets van de harde kant van het leven zouden kennen! Achtervolgd als een patrijs in de bergen, dagenlang met zijn leven in de waagschaal, was David uiteindelijk aan de vervolging ontsnapt en tot erkend koning over heel Israël geworden. Omdat de Heere hem had uitverkoren, had Hij hem bijgestaan en uit de hand van al zijn vijanden gered. Zijn bittere ervaringen maakten dat hij zijn eer met nederigheid droeg.
Broeder in het geloof, als u door een beproeving bent gegaan, zult u daarop terugkijken met diepe dankbaarheid en zelfvernedering. De tranen zullen u in de ogen staan wanneer u zingt over oordeel en genade, en in overvloed de herinnering aan Zijn grote goedheid uitspreekt. Ik kan mijzelf niet verheffen, noch wijzen op mijn eigen werken, gebeden, verlangens, of zoeken naar de Heere, of op iets dat van mijzelf is; want mijn redding is geheel uit genade, en de Heere heeft al het goede in mij bewerkt. De leer van de onderscheiding der genade vernedert ons, en onze ervaring daarmee vernedert ons nog meer; wij kunnen ons niet diep genoeg buigen voor de Heere.
Davids hoge positie moet hem tot nederigheid hebben gebracht toen hij besefte aan Wie hij alles te danken had. Wanneer een mens beetje bij beetje voorspoed ontvangt, kan hij eraan wennen en trots worden; maar wanneer de Heere ons met Zijn gaven overlaadt, zijn wij als de boot van Petrus, die zo vol vis was dat hij begon te zinken. Wij mogen ons terecht klein voelen door de grote barmhartigheid van de Heere. ‘Ziet, hoe groot is de liefde die de Vader ons heeft gegeven, dat wij kinderen van God genoemd worden.’ Nog niet zo lang geleden waren wij erfgenamen van de toorn, net als alle anderen. Hoe kon de Heere zulke arme schepselen aannemen? Ik kan het niet bevatten. Ik, die eens de zonde liefhad, ben nu gedwongen haar te haten. Ik, die een vreemdeling was voor God en Zijn dienst, ben nu verrijkt met toegang tot Zijn troon. Ik, die geen kracht had, ontvang nu genade om alles te doen door Christus, Die mij kracht geeft. O, de grootheid, de onuitsprekelijke grootheid van de almachtige liefde!
Broeders en zusters, als dit u niet nederig maakt, dan bent u geen ware gelovigen. Indien u werkelijk de genade van het verbond hebt ontvangen door Gods genadige keuze, zal de wetenschap hiervan u nederig maken en nederig houden, en uw roep zal zijn: ‘Waarom ik, Heere; waarom ik?’ Ik had eens een dierbare vriend, een man Gods die nu in de hemel is, een geestelijke van de Anglicaanse Kerk, genaamd Curme. Met een vriendelijke glimlach deelde hij zijn naam altijd op in twee lettergrepen: ‘Cur me, wat in het Latijn betekent: Waarom ik?’ ‘Waarom moest ik Uw stem horen, en binnenkomen terwijl er plaats was; terwijl duizenden een ellendige keuze maken en liever verhongeren dan binnenkomen?’
David had altijd een diep gevoel van persoonlijke onwaardigheid. Hij kende zijn eigen hart niet volledig – niemand doet dat – maar hij kende zichzelf voldoende om zichzelf in zijn eigen ogen gering te achten, want hij kon zich nooit waardig achten voor Gods keuze en alles wat daarmee gepaard ging. Ons hart aanbidt en verwondert zich wanneer wij nadenken over Gods uitverkiezing. Naarmate wij groeien in de zekerheid van de Goddelijke keuze, daalt onze eigenwaardering.
IV. EEN GELOOF IN GODS UITVERKIEZING WEKT EEN GEVOEL VAN HEILIGE BROEDERSCHAP.
Daar staat David, gekleed als een eenvoudige Leviet; hij bevindt zich te midden van het volk en leidt hen in de heilige dans voor de ark van de Heere. Men zou kunnen zeggen: ‘David, u had toch meer zelfrespect moeten hebben om u zo te gedragen! Koningen dienen zich afzijdig te houden. Waardigheid vraagt om eerbied en afstand.’ Toch voelt David zich allerminst vernederd door zich onder het volk van de Heere te begeven. Het is opmerkelijk hoe democratisch de leerstellingen van de genade zijn, en tegelijkertijd hoe aristocratisch. De uitverkorenen zijn allen koningen, en wanneer wij ons onder de nederigste van hen begeven, zijn wij koningen onder koningen. Vrije genade ontneemt de hoogmoedigen hun trots, maar siert de nederigen. Als wij kunnen delen in het lot van Gods volk, zijn wij tevreden. Wij verachten geen van Christus’ kleinsten. David was een dienaar van de Heere, net als de anderen, en hij schaamde zich daar niet voor; integendeel, hij verheugde zich daarin en sprak: ‘Och HEERE, voorzeker, ik ben Uw dienaar,. ik ben Uw dienaar, een zoon van Uw dienares;. U hebt mijn boeien losgemaakt.’
Vooral de banden van trots waren van hem afgenomen, en hij ervoer het als een vreugde gerekend te worden tot de nederigsten van Gods volk. David eerde de geringsten onder de uitverkorenen van de Heere; want toen Michal sprak over wat de slavinnen van zijn dienaren zouden zeggen, antwoordde hij: ‘Maar met de slavinnen over wie je sprak, met hen zal ik geëerd worden.’ Door hen gewaardeerd worden was voor hem een troost. Ik verkies de achting van de dienstmaagd die de Heere liefheeft boven het respect van haar meesteres die vreemd is aan het Goddelijke leven. Het is beter de liefde te ontvangen van de armste man in het armenhuis, als hij een kind van God is, dan de eer van de meest vooraanstaande mensen die de Heere niet kennen. Wij beoordelen u niet, geliefde toehoorders, naar de omvang van uw rijkdom of de uitgestrektheid van uw bezittingen: voor ons bestaan er slechts twee klassen – het volk van de Heere en de vijanden van de Heere. Tot welke behoort u? Indien u niet tot zijn gelovige volk behoort, moge de Heere u genadig zijn en u tot Zijn voeten brengen; maar als u tot de erfgenamen van de genade behoort, waarderen wij u boven het goud van Ofir.
Hoe prachtig is het om te zien hoe door Gods genade geleerden en ongeletterden, groten en kleinen tot één familie worden gemaakt! Het is wonderlijk welke kracht hiervan is uitgegaan in de christelijke kerk; en ik bid dat deze kracht steeds sterker mag worden, totdat alles wat op kaste en klasse lijkt in de Kerk van God verdwijnt en wij werkelijk broeders en zusters zullen zijn. Als uitverkorenen van God zijn onze namen in hetzelfde boek geschreven, zijn wij met hetzelfde bloed verlost, worden wij door dezelfde Geest geroepen, zijn wij door hetzelfde leven levend gemaakt en hopen wij elkaar spoedig in dezelfde hemel te ontmoeten. Dit is het ware verbond: de vereniging van harten in onze gemeenschappelijke Heere. Als uitverkorenen van God breken wij met de wereld, maar worden wij één lichaam in Christus.
V. Ik heb mij over dit punt kort uitgelaten, want de tijd vliegt met zes vleugels, en ik wil even stilstaan bij mijn derde punt. HET GEVOEL DOOR GOD GEKOZEN TE ZIJN WEKT HET VERLANGEN OM GOD TE DIENEN.
Een dergelijke dienst zal persoonlijk zijn. Kijk naar David: hij voelde de noodzaak om God zelf te dienen. Hij kon deze taak niet volledig overlaten aan de priesters en Levieten; ook hij moest, als een Leviet, zijn eigen rol vervullen. Velen laten hun predikanten God namens hen dienen, of sluiten zich aan bij verenigingen, zodat zij via een comité God op afstand kunnen dienen. Maar wie door God is uitverkoren, moet een persoonlijke relatie met God hebben en persoonlijk dienstbaar zijn. De vrouw aan wie veel was vergeven, kwam niet naar Petrus met de vraag: ‘Meneer Petrus, ik heb een albasten flesje met zalf; wilt u dat op een geschikt moment over de Meester uitgieten?’ Nee, zij moest zelf het flesje breken en de zalf uitgieten. Ook David kon geen genoegen nemen met alles wat de priesters en Levieten voor hem deden; hij moest de Heere persoonlijk eren.
Deze persoonlijke dienst zal bovendien vreugdevol zijn. David ging heen en bracht de ark van God met vreugde uit het huis van Obed-Edom naar de stad van David. Wie zou er meer reden tot blijdschap hebben dan Gods uitverkorenen? Als de Heere mij heeft uitverkoren, heeft Hij een klokkenspel in de toren van mijn ziel geplaatst. Laat hen die hun redding proberen te verdienen Hem met somberheid en angst dienen; maar ik, aan wie de redding vrijelijk is geschonken, wil met dankzegging voor Zijn aangezicht verschijnen en met lofprijzing Zijn voorhoven binnengaan. De olie van vreugde die over onze Heere Jezus, het Hoofd, is uitgegoten, vloeit ook tot de nederigste onder ons. Wie werkelijk door God is uitverkoren, zal vreugde vinden in alles wat hij voor Hem mag doen. Zijn plicht wordt zijn vreugde.
U zult nooit genoeg kunnen doen voor uw Heere; zelfs als u het meeste hebt gedaan, verlangt u naar meer. De gaven die u mag geven en de daden die u mag verrichten, vormen het grootste genoegen van uw leven. Deze dienst zal altijd verbonden zijn met het grote offer. David diende God door offers te brengen; overal waar hij de ark bracht, liet hij een spoor van bloed achter – het bloed van brandoffers en vredeoffers. Wie God op de juiste wijze dient, zal altijd het kruis gedenken en de plaatsvervangende dood die daar voor onze verlossing werd volbracht. Wij mogen slechts hopen dat ons geloofsleven aanvaard wordt door dat ene grote offer voor de zonde. Wij hebben meer van Jezus nodig in alles wat wij voor onze God doen.
Deze dienst moet doordacht zijn. David ging aan het werk en schreef psalmen ter ere van de Heere die hem had uitverkoren. Wie God liefheeft, is bereid tot alles: hij zal zingen, zegenen, bidden, prediken en nog duizend andere dingen, als hij daartoe in staat is. Geen enkele snaar van mijn harp mag roesten. U weet nog niet waartoe u in staat bent; probeer eens meer te doen voor uw Heere. Schrijf sonnetten ter ere van Zijn wonderbare genade, als u dat kunt.
Deze dienst moet ook gehoorzaam zijn. David was die dag zorgvuldig om de ark op de juiste wijze naar de tent terug te brengen; alles werd volgens de wet gedaan. De uitverkorene van God voelt zich verplicht om nauwgezet te zijn in het volgen van de wil van Hem die hem heeft uitverkoren. Als God iets gebiedt, moet het worden gedaan. Het kan zijn dat hij tot een kerk behoort die dat niet inziet, maar als hij het zelf inziet, verschuilt hij zich niet achter de blindheid van anderen. Als hij gelooft dat de Heere iets heeft geboden, ook al wordt beweerd dat het niet essentieel of slechts van ondergeschikt belang is, gehoorzaamt hij toch. Gods geboden zijn bindend voor Zijn uitverkorenen, en zij vinden vreugde in het volgen daarvan.
Deze dienst moet tot slot praktisch zijn. Kijk naar wat David deed om zijn liefde voor God te tonen: hij voedde het volk van God. Heeft er ooit zo’n kudde bestaan? Hoeveel miljoenen het ook waren, David voorzag hen allen van voedsel. ‘Weid mijn schapen,’ zei Christus tegen Petrus. David voedde de kudde die hem die dag was toevertrouwd. Broeders, laten wij zorgdragen voor de schapen en lammeren en nooit moe worden hen te voeden met wat voor hen goed is. De Heere heeft ons immers met een doel uitverkoren: om Zijn volk te voeden.
Deze dienst moet allereerst zichtbaar zijn in het eigen huis. Indien u door God bent uitverkoren, zult u, net als David, uw gezin tot zegen zijn. U zult ernaar verlangen uw zonen en dochters tot God te brengen. Hoe zult u, zoals Abraham, tot God roepen: “Och, mocht Ismaël voor uw aangezicht leven!” En hoe groot zal uw vreugde zijn als uw kind een Isaak blijkt te zijn! Wanneer u zich bewust bent van Gods uitverkiezing, zal er gezinsgebed in uw huis zijn. Want de Heere zou van u kunnen zeggen wat Hij over Abraham sprak: ‘Want Ik heb hem uitgekozen, opdat hij aan zijn kinderen en zijn huis na hem bevel zou geven om de weg van de HEERE in acht te nemen.’ Het is kenmerkend voor Gods volk dat zij nooit een tent opslaan zonder een altaar te bouwen. Een huis mist zijn ware dak als het dagelijkse gebed wordt verwaarloosd. Heiligen zullen God een plaats geven in hun huis, voor hun kinderen en hun huisgenoten, evenals voor zichzelf.
Moge de uitverkiezing door de Heere u aansporen tot Zijn voortdurende dienst.
VI. Nu kom ik bij mijn laatste punt. EEN GEVOEL VAN GODDELIJKE UITVERKIEZING ZAL HEILIGE ENTHOUSIASME OPWEKKEN.
David kende een diepe innerlijke vreugde in God; God was zijn buitengewone blijdschap. Ook ik ervaar een overvloedige vreugde in de leerstellingen van de eeuwige, onveranderlijke liefde. Het is een bron van gelukzaligheid te weten dat de Heere mij heeft uitverkoren. Wanneer ik moedeloos ben, zoek ik juist die oude boeken op die, net als de Heere Jezus, vol zijn van genade en waarheid. U die zich veilig en comfortabel voelt in Sion, kunt wellicht volstaan met de oppervlakkige moderne theologie; maar wanneer uw hart zwaar is, en vooral wanneer uw geweten door zonde wordt gekweld, zult u deze twee spijzen op tafel willen hebben: vrije genade en stervende liefde – en u zult niet zonder kunnen. Wij hebben een verzoenend offer nodig, en vrije genade om daarvan deel te hebben.
Ik kan de leerstellingen van de genade niet loslaten, want zij zijn mijn leven. Het is niet zozeer dat ik hen vasthoud, als wel dat zij mij vasthouden. De vijf vingers van de grote leerstellingen van de genade hebben mijn hart omsloten. Ik kan sterven, maar ik kan de onvergankelijke waarheid niet ontkennen. De leerstelling van de eeuwige uitverkiezing verspreidt vreugde zoals mirre en kassie hun geur verspreiden. Moge u allen deze vreugde kennen!
In het geval van David kwam zijn innerlijke vrede tot uiting in een heilige opwinding. Voor de ark zong hij, bespeelde hij zijn harp, aanbad hij, en uiteindelijk kon hij zijn vreugde niet anders dan uitdrukken in de vreugdevolle bewegingen van zijn lichaam. Zijn lichaam danste omdat zijn ziel danste. Deze vorm van aanbidding was in oosterse landen bekend, en we treffen haar ook aan toen Mirjam een tamboerijn nam en met de dochters van Israël naar voren trad, terwijl zij zong: ‘Zingt voor de Heere, want Hij heeft glorieus gezegevierd; Hij heeft het paard en zijn ruiter in de zee geworpen.’ Omdat Michal niet voorop wilde gaan, zoals zij eigenlijk had moeten doen, nam David zelf het initiatief. Ik meen hem te horen zingen, juichen en opnieuw zingen; ik zie hem voor me, zijn hele ziel leggend in de vreugdevolle bewegingen waarmee hij zijn jubelende blijdschap uitdrukt.
De leer van de uitverkiezing zet de ziel in vuur en vlam met enthousiaste vreugde in God. Sommige leerstellingen zouden nog geen muis in beweging brengen, maar de grote, oude leerstellingen van genade doen ons bloed sneller stromen, versnellen onze hartslag en vervullen ons hele wezen met heilig enthousiasme. Zij geven mij het gevoel dat ik voortdurend zou willen zingen. Vrije genade wekt mij ‘s nachts en doet mij wensen dat ik een nachtegaal was, en overdag wens ik dat ik een engel was, zodat ik nooit zou ophouden met lofprijzen. O mijn vrienden, laten wij de Heere prijzen.
‘Kom, geef alle eer aan Zijn heilige Naam,
Aan Hem komt alle eer toe;
Laat het onze vreugde zijn om Zijn roem te verkondigen,
En Hem te loven in elk van onze liederen.’
Als mijn redding het gevolg was van mijn eigen verdienste, zou ik mijzelf terecht kunnen prijzen. Als ik er ook maar enig aandeel in had gehad, zou ik mijzelf kunnen roemen. Als ik de hemel uit eigen kracht en verdienste had bereikt, zou ik met recht mijn hoed kunnen werpen op de gouden straten voor de cherubijnen. Maar, broeders, het is alles genade, van het begin tot het einde: daarom juichen en verheugen wij ons, en springen wij van vreugde terwijl wij de naam van God loven en zegenen!
Tot slot was Davids vreugde zo groot dat hij wilde dat iedereen wist hoe blij hij was met God. Hij deelde zijn vreugde met de menigte om hem heen en zong die dag: ‘Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen.’ Er wordt wel eens gesproken over de vermeende bekrompenheid en egoïsme van de Hebreeën, maar David bezat een missionaire geest, die in zijn psalmen vaak tot uiting komt.
Men beweert dat degenen die geloven in de uitverkiezing door God, bekrompen en egoïstisch zijn. Wij zullen het tegendeel bewijzen door onze ijver voor het Evangelie. De grootste zendelingen uit de geschiedenis waren overtuigd van Gods uitverkiezende genade; en in plaats van dat deze leer tot passiviteit leidde, is zij altijd een onweerstaanbare drijfveer geweest – en dat zal zij opnieuw zijn. Zij was de geheime kracht achter de Reformatie. Doordat de vrije genade op de achtergrond is geraakt, zien wij op veel plaatsen zo weinig geestelijk leven. In Gods hand ligt de grote kracht die de kerk tot in haar diepste wezen kan beroeren. Dit leidt misschien niet tot oppervlakkige opwekkingen, maar voor diepgaand werk is het van onschatbare waarde. Samen met het bloed van Christus is het de hoop van de wereld.
Hoe kan men beweren dat de leer van de onderscheidende genade mensen onverschillig maakt voor zielen? Heeft men nooit gehoord van de evangelische groep die bekendstond als de Clapham-sekte? Was Whitefield een man die onverschillig stond tegenover de redding van mensen? Hij, die als een serafijn door Engeland en Amerika trok en onvermoeibaar de genade van God verkondigde – was hij egoïstisch? Toch was hij een uitgesproken prediker van de vrije genade. Had Jonathan Edwards geen zorg voor de zielen van anderen? O, hoe bad en waarschuwde hij, en riep hij hen op tot bekering!
De tijd zou tekortschieten om te spreken over allen die hun naaste liefhadden en deze waarheid omarmden. Deze leerstelling verzekert de mens eerst dat hij van de Heere is, en vervult hem vervolgens met het verlangen om tienduizenden voor de Heere te zien buigen. O, dat de Heere spoedig het getal van Zijn uitverkorenen zou volmaken! O, dat Christus de vrucht van Zijn ziel zou zien en tevreden zou zijn! O, geliefde toehoorders, hoe wens ik dat u allen in de Heere Jezus zou geloven tot eeuwig leven! Indien u nog niet in Hem gelooft, bid ik dat u dat vandaag nog zult doen, zodat u met mij kunt delen in de jubelende vreugde dat God u heeft uitverkoren vóór de grondlegging der wereld. De Heere zegene u, omwille van Jezus!