Hierna Jezus, wetende, dat nu alles volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden, zei: Mij dorst. Johannes 19:28
Het is nuttig voor ons dat elk woord dat de Jezus aan het kruis uitsprak, opgeschreven en bewaard is. Zoals er niet één been van Hem gebroken mocht worden, zal er ook geen enkel woord van Hem verloren gaan. De Heilige Geest heeft er bijzondere zorg aan besteed dat al Zijn heilige uitspraken in de geschiedenis bewaard zouden blijven. Er zijn, zoals u wel weet, zeven laatste woorden. Zeven is het getal van de volheid en volmaaktheid; het is het getal waarin de drie der oneindige Godheid en de vier van de volmaakte schepping zich verbinden. Onze Heere was ook in Zijn doodsuit- roepen, zoals in alles, de volmaaktheid zelf. De betekenis van elke uitspraak is zo groot, dat die door geen mens helemaal uitgelegd kan worden en samen vormen zij een diepte, die door geen mens gepeild kan worden. Hier moeten we zeggen: ’’Nooit heeft een mens gesproken zoals Hij”. Middenin alle zielsangst blijkt uit Zijn laatste woorden dat Hij volkomen Meester bleef van zichzelf en volledig trouw was aan de volgende zaken: aan Zijn vergevende natuur, aan Zijn koninklijk ambt, aan Zijn Kindzijn, aan Zijn God, aan Zijn liefde tot het geschreven Woord, aan Zijn heerlijke werk en aan Zijn geloof in Zijn Vader.
Het verbaast me niets dat deze laatste woorden zo dikwijls opnieuw het onderwerp van overdenking waren voor kerkvaders, belijders, predikers en godgeleerden. Ze zijn allereerst erg nauwkeurig overgeleverd en bovendien schitteren ze als de zeven gouden kandelaren of als de zeven sterren in de Openbaring. Zij waren voor veel mensen het licht dat hen tot de Spreker ervan bracht. Nadenkende mensen hebben er een schat aan betekenis in gevonden, en ze in verschillende groepen verdeeld. In het bijzonder werd ik getroffen door twee verschillende manieren om de laatste woorden van de Heere te bekijken.
De eerste manier zegt dat de kruiswoorden alle leerstellingen van ons heilig geloof bevestigen. Vader, vergeef het hen; want zij weten niet wat zij doenis het eerste kruiswoord. Hier heb je de vergeving van de zonde: vrije vergeving als antwoord op het pleiten van de Heiland. Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijngeeft de zekerheid dat de gelovige onmiddellijk na zijn overlijden in de tegenwoordigheid van de Heere zal zijn. Vrouw! zie uw zoonlaat op indrukwekkende wijze Zijn menselijkheid zien omdat Hij tot het einde toe erkent dat Hij een zoon van Maria is. Eloï, Eloï, Lama Sabachtaniis het vierde kruiswoord en laat ons de straf zien, die onze Plaatsbekleder moest ondergaan, toen Hij onze zonde droeg en door God werd verlaten. Het ontzettend smartelijke, dat door deze woorden wordt uitgedrukt, kan door geen woorden volledig omschreven worden. De smart is als de punt van het zwaard, die door Zijn ziel ging. Mij dorstis het vijfde kruiswoord en hiermee wordt de waarheid van de Bijbel aangetoond. Want er staat dat Hij dit moest uitspreken, opdat de Schrift vervuld en alles volbracht zou worden. Dat de Heilige Schrift de grondslag van ons geloof blijft, wordt bevestigd door iedere daad van onze Verlosser. Het voorlaatste kruiswoord is: Het is volbracht.Dit woord wijst op de volkomen rechtvaardigmaking van de gelovige, omdat het werk waardoor Hij die rechtvaardigheid verkrijgt, volkomen uitgevoerd is. Het laatste kruiswoord is ook uit de Bijbel genomen en laat zien waarmee Hij Zijn ziel voedde: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.In die uitroep zien wij de verzoening met God. Hij, die in onze plaats stond heeft al Zijn werk volbracht en nu keert Zijn geest terug tot de Vader en neemt ons met Hem mee. Ieder woord leert ons dus een grote basiswaarheid van ons zaligmakend geloof. Die oren heeft om te horen, die hore.
Een tweede manier om de zeven kruiswoorden te bekijken is om er de persoon en de ambten van de Heere in te zien. Het kruiswoord Vader, vergeef het hen; want zij weten niet wat zij doenlaat ons de Middelaar zien, die voor ons tussenbeide treedt. Jezus staat voor de Vader en pleit voor de schuldigen. Voorwaar, ik zeg u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn.Dit is de Heere Jezus in Zijn koninklijk machtsbetoon, die met de sleutel van David deuren opent die niemand sluiten kan en toegang verleent aan de ziel, die Hem aan het kruis beleden heeft, om de poorten van de hemel binnen te gaan. Gezegende Koning in de hemel, U verleent toegang tot uw paradijs aan wie u wilt. U stelt geen wachttijd in, maar zet de poort, bestaand uit parels, op hetzelfde moment wijd open; U hebt alle macht in de hemel en op aarde. In Vrouw, zie uw zoonzien wij de Zoon des mensen in zijn lieflijke zorg voor Zijn treurende moeder. In het vorige kruiswoord zagen we de Zoon van God, nu zien we Hem, die geboren was uit een vrouw en geworden was onder de wet. Nog stelt Hij zich onder de wet, want Hij eert Zijn moeder en zorgt nog voor haar in zijn stervensuur.
Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?laat ons Zijn menselijke ziel zien, vol van angst en benauwdheid, haast overlopend van verdriet omdat Zijn Vader Zichzelf verbergt. In Mij dorstzien we dat Zijn menselijk lichaam gefolterd wordt door een smart, die ondraaglijk is. Het is volbrachtis het voorlaatste kruiswoord en we zien de volkomen Zaligmaker, de overste Leidsman van onze zaligheid, die het werk volbracht heeft dat Hij op zich genomen had. Die de overtreding en de zonde heeft weggedaan en een eeuwige gerechtigheid heeft aangebracht. Zijn laatste kruiswoord, waarin Hij zijn geest aan de Vader overgeeft als Hij sterft is het bewijs van de aanneming van Hem en ons. Zoals Hij Zijn Geest in de handen van Zijn Vader legt, brengt Hij allen, die geloven, in de nabijheid van God. Voortaan zijn wij in de handen van de Vader en niemand zal ons eruit rukken. Is dat geen gedachte om bij stil te staan? Ik hoop dat de Heilige Geest ons leidt om er de vmchten van te mogen plukken.
Onze tekst bevat het kortste kruiswoord dat op Golgotha is uitgesproken. In onze taal zijn er twee woorden voor nodig, maar in het Grieks is één woord al voldoende. Ik kan niet zeggen dat het kort en lieflijk was, want het was de bitterheid zelf voor onze Heere Jezus. Toch geloof ik dat zoetheid het gevolg is van die bitterheid. Hoewel het bitter was voor Hem om deze woorden uit te spreken is het voor ons aangenaam om deze woorden te horen. Zo aangenaam dat we er onze bittere beproevingen door zullen vergeten, als we denken aan de edik met gal die Hij dronk.
We zullen met de hulp en bijstand van de Heilige Geest de woorden Mij dorstop vijf verschillende manieren bekijken.
Allereerst zien we erin het bewijs van zijn echt menszijn. Jezus zei: Mij dorsten dit is de klacht van een mens. Onze Heere is de Schepper van de oceaan en alle wateren, die boven het uitspansel zijn. Zijn hand opent of sluit de sluizen van de hemel; Hij is het die het doet regenen over bozen en goeden. Ook de zee is Zijn eigendom, omdat Hij haar gemaakt heeft. Alle fonteinen en waterbronnen heeft Hij ‘gegraven’. Hij giet de beken en de stromen uit, die door de heuvels stromen en van de bergen afstorten. Het zijn Zijn rivieren die de vlakten vruchtbaar maken. Het zou dus aannemelijker geweest zijn dat Hij niets van Zijn dorst gezegd zou hebben omdat de wolken en de regen blij waren om Zijn voorhoofd te bevochtigen en de beken en waterstromen vrolijk tot aan Zijn voeten gestroomd zouden zijn.
Het tegendeel is waar, omdat Hij, hoewel Hij Heer was over alles, volledig dienstknecht en zó gelijk aan ons zondig vlees geworden was, dat Hij met zwakke stem moest roepen: Mij dorst.Wat een waarachtig Mens was Hij! Hij was echt ’’been van ons been, en vlees van ons vlees” en deelde onze zwakheden. Ik vraag u om eerbiedig en liefdevol de ware mensheid van onze Heere Jezus te overdenken. Jezus bewees waarachtig mens te zijn door de pijnen en smarten te lijden, die aan de mensheid zijn verbonden. Engelen kunnen geen dorst hebben, maar Jezus leed werkelijk door de dorst. Niet omdat Hij zo’n teer en gevoelig gestel had, maar omdat Hij heftige lichamelijke pijnen leed.
Dorst is een aards verschijnsel dat door armen of bedelaars gevoeld kan worden. Dorst is geen ingebeelde of gedroomde, maar werkelijke pijn. Dorst is geen koninklijke, maar een echt menselijke pijn. Jezus is gelijk geworden aan de armste van het menselijk geslacht. Maar onze Heere leed aan een bijzondere zware dorst want het was geen gewone dorst, maar de dorst van iemand die sterft. En Hij stierf geen gewone dood, maar de dood van allen drukte op Hem. Die dorst werd waarschijnlijk veroorzaakt door bloedverlies en koorts vanwege zijn vier zware wonden. De nagels werden in de vier gevoeligste delen van Zijn lichaam gedreven en de wonden verwijdden zich omdat Hij aan het kruis hing. Die uiterste spanning veroorzaakte een brandende koorts. Het was een pijn die Zijn mond opdroogde zodat Hij in Psalm 22 verklaart: Mijn tong kleeft aan Mijn gehemelte.Het was een dorst, die niemand van ons ooit gekend heeft omdat wij ons nog niet bevonden in het stervensuur. We zullen die dorst dan wellicht in een geringe mate kennen, maar nooit in die mate zoals Hij die ervaren heeft. Onze Heere voelde de pijnlijke uitdroging van de afsterving, waarbij al het vocht verdwijnt en het vlees terugkeert naar het stof van de aarde. Dat wordt gekend door hen, die de doodsvallei ingaan. Jezus onderging als mens alle ziekten en plagen die de mens in zijn dood moet ondergaan. Het is in alles geweest: God met ons.
Als we het bovenstaande geloven, moeten we er eens aan denken hoe nauw verwant Jezus aan ons was. U bent ziek geweest en ook hebt u de koortsige dorst ervaren, zodat u ook zei dat u dorst had. Uw pad loopt dicht langs dat van de Meester, die ook Mij dorstuitriep zodat iemand Hem te drinken zou geven. U verlangde ook naar een verkoelende slok, terwijl u daar zo hulpeloos lag. Is het mogelijk voor u om te voelen hoe dicht Jezus tot ons genaderd is, als Zijn lippen bevochtigd moeten worden met een spons en Hij zo afhankelijk is van anderen dat Hij drinken moet vragen? Wanneer u nog een keer met uw droge, koortsachtige lippen fluistert: ”Ik heb heel erg dorst”, zeg dan tegen uzelf: ”Dit zijn geheiligde woorden, want mijn Heere heeft ze ook gesproken”. De woorden Mij dorst zijn heel gewoon als de dood dichterbij komt in een ziekenkamer. De beelden van de mensen die gingen sterven, laten mij nooit meer los. Sommigen van hen, die me zeer lief waren, lagen daar volstrekt hulpeloos. Het koude doodzweet parelde op hun voorhoofd en het was een teken van hun aanstaande overlijden dat ze geplaagd werden door een allesoverheersende dorst. Met moeite fluisterden ze dan: ’’Geef me toch wat te drinken”. Onze Heere was zo waarachtig mens, dat al onze smarten aan Hem herinneren. Als we weer dorst hebben, kunnen we op Hem zien. Telkens als we iemand in doodsstrijd dorst zien lijden, is het alsof we de Heere zien. Hoe nauw was de dorstende Heiland aan ons verbonden. Laten we Hem meer en meer liefhebben.
Hoe groot was de liefde, die Hem er toe leidde om zich in die toestand te begeven. We moeten de oneindige afstand tussen de Heere der Heerlijkheid op Zijn troon en de Gekruisigde, die smacht van de dorst, eens goed beseffen. Een stroom van het water des levens gaat nu uit van de troon Gods en van het Lam, en toch riep Hij toen uit: Mij dorst.Hij is Heer van alle fonteinen en diepten, maar geen beker koud water werd aan Zijn lippen gebracht. Als Hij in de nabijheid van Zijn engelen geklaagd had over dorst zouden zij zeker hun best gedaan hebben om als Davids helden een weg te banen door de vijanden heen naar de bron van Bethlehem, die binnen de poort was, om er met gevaar voor hun leven water uit te scheppen voor hun Koning. Wie van ons zou zijn ziel er niet voor overhebben om de dorst van de Heere te lessen? En toch heeft Hij zich om ons in die toestand van schande en lijden begeven, waar niemand Hem wilde dienen, want toen Hij uitriep Mij dorstgaven ze Hem edik te drinken. Heerlijke vernedering van onze Overste! Heere Jezus, we beminnen en aanbidden U. Wij willen Uw naam groot maken bij de dankbare herinnering aan de diepte, waarin U Uzelf begaf.
Terwijl wij zo Zijn nederbuigende goedheid bewonderen, denken we ook met blijdschap aan het begrip dat we nu zeker van Jezus kunnen verwachten. Want als Jezus zei: Mij dorst kent Hij onze zwakheid en ellende uit ervaring. En als we nu weer pijn lijden of terneergeslagen zijn, moeten we er aan denken dat de Heere alles begrijpt, omdat Hij het persoonlijk ervaren heeft. We worden in de lichamelijke pijnen of in de bedruktheid van ons hart niet verlaten door onze Heere, omdat Zijn pad ook die richting gekend heeft. De pijl, die u doorboort, werd eerst met Zijn bloed geverfd. De beker die u moet drinken, werd, zo bitter als hij is, eerst gedronken door Hem. Hij betrad voor u deze donkere weg en elke voetstap die u drukt staat naast de Zijne in de aarde gedrukt. Waardeer Christus’ medelijden bijzonder omdat Hij zei: Mij dorst.
We moeten proberen om nederigheid aan te leren, omdat we verlangend moeten zijn naar het dragen van een kruis; Hij droeg dit immers ook al voor ons? Als onze Meester riep: Mij dorstmoeten wij niet verwachten dat we elke dag uit Libanons stromen kunnen drinken. Hij was onschuldig en had toch dorst. Dan moet het ons niet verwonderen dat wij, als schuldigen, nu en dan gestraft worden. Hij bezat helemaal niets, want zelfs Zijn kleren werden verloot toen Hij aan het kruis hing. Zijn vrienden waren gevlucht en Hij had dorst. Moeten wij dan klagen als we armoede of gebrek hebben? Er is nog brood op uw tafel, en er zal ook zeker nog een beker koud water zijn. U bent dus nog niet zo arm als Hij. Klaag dan niet. Zal de dienstknecht boven zijn Heer, een discipel boven zijn Meester verheven worden? Leer volmaakt berustend te zijn. U lijdt en draagt misschien zelfs een dodelijke ziekte onder uw leden, die uw krachten afbreekt. Jezus nam daarentegen al onze krankheden op zich en Zijn beker was daardoor veel bitterder dan de uwe. Luister naar de smartelijke kreet van uw Heere, als u ziek bent en laat uzelf erdoor ontroeren. Schep weer moed en zeg: ’’Zegt Hij: Mij dorst? Dan zal ik ook dorst lijden en niet klagen. Dan zal ik ook lijden en niet opstandig zijn.” De uitroep van de Verlosser bevat een diepe les voor Zijn kinderen die beproefd worden.
Vervolgens moeten wij bij deze uitroep, waardoor Hij Zijn menselijkheid bewijst, bedenken dat we onszelf moeten verloochenen, zodat we op Hem gaan lijken. Moeten we onszelf niet schamen over onze eigenvoorrechten als Hij zegt: Mij dorst?Moeten we niet minder waarde hechten aan onze goedgevulde tafel, als we Hem zo behoeftig zien? Zullen we verongelijkt zijn als we niet helemaal voldaan zijn, terwijl Hij zei: Mij dorst?Zullen we toegeven aan al onze lichamelijke lusten; zullen we ons lichaam verwennen, als Hij zei: Mij dorst?Hebben we de moed om te klagen als we droog brood moeten eten of vies smakende medicijnen in moeten nemen? Als Christus ons deel is, moeten we tevreden zijn met droog brood en onszelf verheugen in de zelfverloochening die we beoefenen. Een christen die toegeeft aan dierlijke lusten, die gulzig is in het eten en drinken, is de naam van christen niet waard. We moeten onze lusten proberen te overwinnen en ons lichaam zien te onderwerpen omdat ook onze Heere uitriep dat het Hem dorstte, voordat Hij de grootste hoogte bereikte door te zeggen: Het is volbracht! Het moet ons doel zijn om een groot werk voor de Heere te verrichten en daarvoor moeten we voor anderen kunnen lijden en in staat zijn onszelf te verloochenen. Dit is ons doel dat bereikt moet worden in dit leven en hierin is Jezus ons grote Voorbeeld en onze kracht.
In de tweede plaats zien we in de woorden Mij dorsteen bewijs van Zijn plaatsbekledend lijden. De grote Borg zegt: Mij dorst omdat Hij in de plaats van zondaars gesteld is en voor de goddelo- zen de straf van de zonde moet dragen. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?wijst op Zijn zielenangst, terwijl Mij dorstZijn lichaamslijden laat zien. Beiden waren nodig omdat de rechtvaardige God beide lichaam en ziel kan verderven in de hel. De door de wet geëiste straf raakt beiden. Let erop dat waar de zonde begint zij ook eindigt. Ze begon met de zondige begeerte en ze eindigt, als een gelijksoortige begeerte verloochend wordt. Onze eerste ouders hebben de verboden vrucht geplukt en door haar te eten is de dood over het hele geslacht gekomen. De begeerlijkheid van de mond was de deur waardoor de zonde binnenkwam en daarom moest de Heere ook hierin lijden. Met Zijn Mij dorst is het kwaad vernietigd en verzoend. De vleselijke lust van het lichaam en de voldoening van het verlangen naar voedsel heeft ons eerst onder de eerste Adam gebracht en nu worden wij door de smarten van de dorst en de verloochening van de lichaamsbehoeften weer in onze eerste positie hersteld.
Wij weten door ervaring dat het gevolg van de zonde bij de daders een zielendorst is. Die dorst is dan symbool voor de onvoldaanheid, het verlangen van de geest naar iets, wat gemist wordt. Onze Heere zegt: Zo iemand dorst heeft, die kome tot Mij en drin- ke.Deze dorst is het gevolg van de zonde. Aan het kruis hangt Christus in plaats van de goddeloze en lijdt dorst. De Heere geeft zelf aan ons door dat dorst ook het eeuwig gevolg zal zijn van de zonde. Want in een gelijkenis vertelt Hij van de rijke man, die in de hel zijn ogen opendoet en pijn lijdt. Het verzoek van de rijke man aan Abraham om Lazarus te zenden, die dan zijn vinger in het water moet houden en zijn tong moet verkoelen, wordt geweigerd. Als Christus geen dorst geleden had, zouden wij allemaal voor eeuwig ver van God moeten lijden aan de dorst, met een onoverbrugbare kloof tussen ons en de hemel. Onze zondige tong zou verdrogen en voor eeuwig brandend moeten blijven, als niet zijn tong in onze plaats door dorst gekweld zou zijn geweest. Ik ga ervan uit dat Mij dorstzachtjes, nauwelijks hoorbaar uitgesproken werd, dit in tegenstelling tot de kruiswoorden Eloï, Eloïen de triomfkreet Het is volbracht.Toch heeft die nauwelijks hoorbare uitroep voor ons een eind gemaakt aan de dorst, die eeuwig ons deel had moeten zijn. Wat is de plaatsbekleding van onze Rechtvaardige God voor onrechtvaardige mensen, van de volmaakte Christus voor schuldige rebellen, toch wonderlijk. Laten we de naam van onze Verlosser groot maken en verheerlijken.
Het is voor mij heel bijzonder dat Mij dorstals het ware een eind maakt aan de opeenvolgende folteringen. Want zodra Hij dit woord gesproken en de edik gedronken had, klonk het van Zijn lippen: Het is volbracht.Alles was voorbij: de strijd was gestreden en de overwinning voor altijd behaald. De dorst van onze grote Bevrijder was het teken dat Hij de laatste vijand had verslagen. De vloed van Zijn lijden was boven het peil gestegen, maar begon nu af te nemen. Ik zou haast durven zeggen dat Zijn uitroep Mij dorstde aankondiging was van het feit dat Zijn lijden begon te minderen, zodat Hij in staat was om op geringere smarten acht te slaan. Als de mens middenin een hevige strijd is, vergeet hij meestal zijn dorst en zwakheid, maar als het hoogtepunt voorbij is, voelt hij dit lijden weer. De grote zielsbenauwdheid veroorzaakt door de verlating van Zijn Vader was voorbij en nu al deze spanning geweken was, voelde Hij Zijn zwakheid en behoefte. Ik vind het een aangename gedachte dat de Heere Het is volbrachtgelijk na Zijn uitroep Mij dorstuitgesproken heeft. Hij dronk de edik en na de bereikte verzadiging klonk de kreet van de overwinnaar: Het is volbracht.Zo verliet Hij het slagveld als een overwinnaar, overladen met eer. Laten we juichen omdat we onze Plaatsbekleder Zijn werk zien voleindigen tot op het laatste bittere ogenblik toe om dan met Het is volbrachtterug te gaan naar Zijn Vader. O zielen, beladen met zonde, rust hier en leef!
In de derde plaats zien we in Mij dorstde manier waarop de mens Zijn Heere heeft behandeld. Het was een bevestiging van wat de Bijbel zegt over de vijandschap van de mens tegen God. Volgens de denkwijze van vandaag is de mens een mooi en redelijk wezen, steeds bezig om zichzelf te verbeteren. De mens moet bewonderd en geëerd worden omdat zijn zonde een zoeken naar God en zijn bijgeloof een worstelen om licht genoemd wordt. Omdat de mens zo belangrijk is en die eer verdient, moet de waarheid naar de mens worden veranderd; het Evangelie moet aangepast worden aan de smaak en behoefte van de mensen, die elkaar opvolgen. De hele wereldorde moet ondergeschikt gemaakt worden aan de mens. De gerechtigheid moet het veld ruimen, omdat dit uitstekende en knappe wezen geen streng gezicht verdient. Over straf moet gezwegen worden, omdat het beschaafd en gevoelig oor licht beledigd is. Eigenlijk is het de bedoeling om de mens boven God te verheffen; de mens verdient de hoogste plaats. Maar deze waardering van de mens is niet volgens de Bijbel. Daar is de mens een gevallen schepsel met een aardsgezinde geest, die niet met God verzoend wil worden. Een schepsel dat dieper gezonken is dan een dier omdat het kwaad voor goed in de plaats zet en God met brutale ondankbaarheid behandelt. Helaas! De mens is de slaaf en het slachtoffer van satan; hij is een verrader van God. Hebben de profeten niet gezegd dat de mens de Heere Jezus op aarde gal te eten geven en edik te drinken zou geven? En deze voorspelling kwam uit. Hij kwam op aarde om mensen te behouden en de mens heeft Hem afgewezen. Al aan het begin was er geen plaats voor Hem in de herberg en aan het einde was er geen slok water om Zijn dorst te lessen.
Elk mens dat aan zichzelf overgelaten wordt, verwerpt, kruisigt en bespot de Christus Gods. En het brengen van de spons, gevuld met edik, naar de mond van de Heere Jezus was nog wel een daad van medelijden, dus de mens op het gunstigste moment. Ik geloof dat die Romeinse soldaat dat wel goed bedoelde, zeker voor een ruw soldaat met weinig kennis en licht. Maar hoewel die soldaat medelijden liet zien, zou hij hetzelfde gedaan hebben voor een hond. Want eerbied liet hij niet zien, alleen spot. Er staat: Ook de krijgsknechten tot Hem komende, bespotten Hem en gaven Hem edik te drinken.Nadat de Heere het Eloï, Eloïuitgeroepen had, weerklonk het Mij dorst.Spottend werd er om stilte gevraagd om te kijken of Elia zou komen om Hem van het kruis af te nemen. Volgens Markus spotte de soldaat, die Hem de edik gaf, ook mee. Hij had wel medelijden met de Lijder, maar zag zo weinig waarde in Hem, dat hij rustig meespotte. Zelfs als de mens medelijden voelt met de lijdende Christus -en je moet haast een onmens zijn om deze gevoelens niet te hebben- kan hij de Heere blijven verachten. Zelfs de beker die dan gegeven wordt kan er zowel een van medelijden als van spot zijn, want de barmhartigheden van de goddelozen zijn wreed.De mens op zijn best mengt bewondering voor de Heiland met verachting voor Zijn rechten en eisen. Hij schrijft boeken om Christus voor te stellen als een voorbeeld, maar loochent tegelijkertijd Zijn Godheid. Hij is het ermee eens dat Hij een man vol van wonderen was, maar Hij ontkent Zijn heilige missie. Hij waardeert Zijn opvattingen over goed en kwaad, maar vertreedt Zijn bloed. En op deze manier geeft de mens Hem te drinken, maar is de drank edik. Zorg ervoor dat u Jezus niet tegelijkertijd prijst en Zijn zoenoffer ontkent. Pas ervoor op Hem tegelijkertijd te eren en te onteren.
Ik kan dit punt niet behandelen zonder ook naar onszelf te kijken. Hebben wij Hem niet vaak edik te drinken gegeven? Deden wij dit al niet voordat wij Hem kenden? Wij werden geëmotioneerd als we aan Zijn lijden dachten, maar verlieten onze zonden niet. We dachten Hem lief te hebben als we hoorden over Zijn sterven. En toch veranderden we ons leven niet; we stelden geen vertrouwen in Hem, zodat we Hem edik te drinken gaven. En dat is nog niet alles, want zelfs onze beste werken, gevoelens en gebeden zijn aangetast door de zonde. Ze lijken meer op scherpe edik dan op edele wijn. En toch neemt Hij hen aan, en ontvangen we vriendelijkheid als we hen aanbieden. Eenmaal veranderde Hij water in wijn. Zo verandert Hij nog zo vaak onze wrange drankoffers in iets lieflijks. Daarom kunnen wij tot Hem komen. Want God brengt ons zo graag tot bekering, zodat wij op Hem zullen zien, die wij doorstoken hebben. Dan zullen we rouwen als met de rouwklacht over een enig kind. Toch moeten we blijven vechten tegen de zonde.
Ten vierde geloof ik dat in de uitroep Mij dorstook de verborgen verlangens van Zijn hart te zien zijn. Ik kan niet geloven dat Hij toen alleen lichamelijke dorst voelde. Natuurlijk had Hij behoefte aan water, maar ook Zijn ziel had een geestelijke dorst. Hij was altijd in harmonie met zichzelf, en Zijn lichaam leed ook door de smart van Zijn ziel. Mij dorstbetekent ook dat het Zijn grote behoefte was om mensen te behouden. Deze dorst voelde Hij al aan het begin van Zijn leven; Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijn Vader? En tegen Zijn discipelen zei Hij: Ik moet met een doop gedoopt worden, en hoe word Ik geperst, totdat het volbracht zij.Hij dorstte ernaar om ons te verlossen van de hel, om ons rantsoen te betalen en ons te bevrijden van de eeuwige veroordeling. En toen Zijn verzoeningswerk bijna voleindigd was aan het kruis, was Zijn dorst nog niet bevredigd. Dat was pas zo nadat Hij gezegd had: Het is volbracht.Het is bijna volbracht, o Christus Gods, U hebt Uw volk bijna behouden. U moet alleen nog maar sterven en daarom hebt U zo’n sterk verlangen naar het einde en naar het volbrengen van Uw werk. U werd verdrukt totdat de laatste foltering geleden en het laatste woord uitgesproken was, en daarom moest U het uitroepen: Mij dorst.
In het verleden voelde, maar ook nu nog voelt de Meester altijd de dorst naar liefde van Zijn volk. Herinnert u uzelf niet hoe sterk die dorst was in de dagen van de profeten? Denk maar aan de klacht uit het vijfde hoofdstuk van Jesaja: Nu zal ik mijn Beminde een lied van mijn Liefste zingen van Zijn wijngaard: Mijn Beminde heeft een wijngaard op een vette heuvel. Hij heeft die omtuind en van stenen gezuiverd en hij heeft hem beplant met edele wijnstokken en hij heeft in het midden ervan een toren gebouwd, en ook een wijnbak daarin uitgehouwen.Wat verwachtte hij nu van zijn wijngaard en wijnpers? Dat kan alleen maar het sap van de druiven geweest zijn, om zijn dorst ermee te lessen. En hij heeft verwacht dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht –edik, maar geen wijn. Het gevolg was zijn dorst. Uit het vijfde hoofdstuk van het Hooglied leren we, dat als Hij dronk, Hij in de hof van Zijn kerk verzadigd en opgefrist werd. Wat zegt Hij? Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o mijn bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij, Ik heb Mijn honingraten met Mijn honing gegeten, ik heb Mijn wijn evenals Mijn melk gedronken. Eet, vrienden, drink, en word dronken, o liefste.In hetzelfde lied spreekt Hij van Zijn kerk en zegt: Uw gehemelte is als goede wijn, die recht tot Mijn beminde gaat, doende de lippen van de slapenden spreken.En in het achtste hoofdstuk zegt de bruid: Ik zou u van specerijwijn te drinken geven, en van het sap van mijn granaatappelen.Hij is zo graag samen met Zijn volk; zij zijn Zijn lusthof en hun liefde is de melk en de wijn, die Hem een genot zijn om te drinken. Christus heeft altijd gedorst om mensen zalig te maken en om door de mensen te worden bemind. En een voorbeeld van Zijn levensverlangen zien we als Hij bij de fontein zit en tegen de Samaritaanse vrouw zegt: Geef mij te drinken.Er lag een diepere betekenis in verborgen, die zij en de discipelen niet kenden. Dit blijkt uit wat Hij Zijn discipelen zegt: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.Zijn ziel werd verkwikt en voldaan door het feit dat Hij deze vrouw had gewonnen en gered.
En nu heeft onze gezegende Heere dorst naar gemeenschap met elk van u, die tot Zijn volk behoort. Niet omdat u goed voor Hem bent, maar omdat Hij goed voor u kan doen. Hij heeft een groot verlangen ernaar om u te zegenen en om uw dankbare liefde terug te ontvangen. Hij dorst er naar om te zien, dat u uw geloofsoog op Zijn volheid richt en uw leegheid door Hem laat vervullen. Hij zegt: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.Waarom klopt Hij? Om met u te kunnen eten en drinken, want Hij belooft dat, als de deur opengaat, Hij zal binnenkomen en met u avondmaal zal houden en u met Hem. Kijk, Hij dorst nog altijd naar onze armelijke liefde, hoe zouden we die kunnen achterhouden? Waarom heeft Hij ons zo lief? Dat weet ik ook niet, de enige reden is Zijn eigen grote liefde. Hij moet liefhebben, het is Zijn natuur. Hij moet Zijn uitverkorenen liefhebben, die Hij eens begon lief te hebben. Want Hij is dezelfde, gisteren en heden en tot in eeuwigheid. Zijn grote liefde doet Hem dorsten naar onze nabijheid; Hij zal niet rusten voordat iedere verloste buiten het bereik van de vijand is. Vader! Ik wil dat waar Ik ben ook die bij Mij zijn zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen.Hij verlangt naar u, om u helemaal te bezitten. Kom tot Hem in gebed; kom met Hem in gemeenschap; kom tot Hem door een volledige toewijding; kom tot Hem door u helemaal onder de invloed van de Heilige Geest te stellen. Zit met Maria neer aan Zijn voeten. Leun, met Johannes, aan Zijn borst. Kom met de bruid in het Hooglied en zeg: Hij kusse mij met de kussen van Zijn mond; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn.Daarom vraagt Hij: ’’Wilt u het Mij niet geven?” Bent u zo koud dat u geen beker water hebt om uw Heere aan te bieden? Bent u lauw? Als Hij zegt: Mij dorsten u Hem een lauw hart brengt, is dat nog erger dan edik, omdat Hij gezegd heeft dat Hij u uit Zijn mond zal spuwen. Edik kan Hij ontvangen, maar lauwe liefde niet. Kom, geef Hem een warm hart en laat Hem uit die zuivere kelk drinken, zoveel als Hij maar wil. Schenk Hem al uw liefde. Ik weet dat Hij het graag ontvangt, want Hij heeft zelfs genoegen in het schenken van een beker koud water aan één van Zijn discipelen. Hoeveel te meer zal Hij er dan een behagen in hebben, als u zichzelf helemaal aan Hem overgeeft! Terwijl Hij op deze manier dorst, moet u Hem op dit moment te drinken geven.
In de vijfde plaats zien we in de uitroep Mij dorsthet voorbeeld van ons gestorven zijn met Hem. U, die Hem liefhebt, weet toch wel dat u met Hem gekruisigd bent? En betekent die uitroep dan niet dat wij óók moeten dorsten? Ik bedoel niet die zelfde dorst als vroeger, die een ware beproeving was. Hij zei immers: Zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem zal geven, die zal in eeuwigheid niet dorsten.Ik bedoel dan ook een andere dorst, te weten de dorst naar de Heere. Gezegende Meester, als wij werkelijk met U gekruisigd zijn, geef ons dan naar u te dorsten met een dorst, die alleen door de beker van het Nieuwe Testament in Uw bloed kan gelest worden. Sommige filosofen hebben eens gezegd dat ze de zoektocht naar de waarheid prefereerden bóven de kennis van de waarheid zelf. Ik denk hier heel anders over, maar wel zeg ik: ”Na het werkelijk genieten van de tegenwoordigheid van God is het voor mij de grootste zaligheid om naar Hem te hongeren en te dorsten”. Ik zou steeds meer behoefte willen hebben om de Heere te zien, en als ik veel van Hem geniet, zou ik nog meer van Hem willen genieten. Mijn hart zal niet tevreden zijn, voordat Hij alles in alles voor mij is geworden, voordat ik mij volkomen in Hem heb kunnen verliezen. Mocht mijn geest verruimd worden, zodat ik telkens met ruime teugen mag drinken van Zijn liefde, want ons hart kan niet verzadigd zijn. Mij dorstis het woord van mijn ziel, gericht tot haar Heere.
Jezus had dorst, laat ons dan ook maar dorst hebben in dit dor en dorstig land, waar geen water voorhanden is. Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Ik hoop dat we allemaal een hevig verlangen zullen voelen naar de ziel van onze medemensen. Ik zei u al dat dit de verborgen betekenis was van de dorst van onze Heere. Laat dat ook zo bij ons zijn. De één naar de ziel van zijn werknemers en de ander naar die van de kinderen op school. We moeten er allemaal naar staan om mensen te bekeren. Als dat niet zo is, moet u ontwaken uit uw slaap. Hecht u aan iemand die God niet kent, en verlang naar zijn heil, totdat hij bekeerd is. Als de zalige ‘dorst’ naar zielen gevoeld wordt door hen, die zelf behouden zijn, zullen er velen tot Christus gebracht worden. Denk aan de woorden van Paulus: Ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn geweten mij mede getuigenis gevende door de Heilige Geest), dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is. Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broeders, die mijn familie zijn naar het vlees.Hij zou zich zelf hebben willen opofferen om zijn landgenoten te behouden. Zo hartelijk wenste hij hun eeuwig welzijn. Laat die geest ook in u zijn.
En wat uzelf betreft: Streef naar volkomenheid. Honger en dorst naar de gerechtigheid, want u zult verzadigd worden. Haat de zonde, walg ervan, en streef ernaar om net zo heilig te zijn als God. Streef ernaar om eer toe te brengen aan Zijn heilige naam door volkomen eenswillend te zijn met Hem.
Ik bid de Heilige Geest om het volmaakte beeld van de gekruisigde Christus in u te werken. Hem zij de lof en eer tot in eeuwigheid.
Amen.