Hier is een man die net tot geloof gekomen is. Hij is niet veroordeeld. Maar hij heeft vijftig jaar in de zonde geleefd en heeft allerlei kwaad gedaan. Zijn zonden, die vele zijn, zijn hem vergeven. In Gods oog is hij nu even onschuldig als wanneer hij nooit had gezondigd. Zo groot is de kracht van Christus’ bloed, dat wie gelooft, niet veroordeeld wordt. Gaat dit over wat er zal gebeuren op de oordeelsdag? Lees Gods Woord eens goed. Er staat niet: ‘Die gelooft, zal niet veroordeeld worden’, maar: ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld.’ Hij wordt nu niet veroordeeld. En als hij nu niet veroordeeld wordt, zal dat nooit gebeuren. Omdat hij in Christus geloofd heeft, is die belofte nog steeds van kracht. Ik geloof dat ik vandaag niet veroordeeld wordt en over vijftig jaar luidt die belofte nog hetzelfde: ‘Die (in Hem) gelooft, wordt niet veroordeeld.’
Zodra een mens in God gaat geloven, is hij vrij van het oordeel – in het verleden, het heden en de toekomst. Vanaf die dag is hij in Gods ogen zonder vlek of rimpel. ‘Maar hij zondigt toch’, zegt u. Dat doet hij zeker, maar zijn zonden worden hem niet toegerekend, omdat ze op Christus zijn gelegd en God kan de overtreding niet aan twee personen toerekenen – eerst aan Christus en dan aan de zondaar. ‘Maar hij valt zo vaak in de zonde.’ Dat mag zo zijn. Als de Geest van God in hem is, zondigt hij echter niet meer zoals hij vroeger deed. Hij zondigt uit zwakheid, niet uit liefde tot de zonde, want nu haat hij de zonde.
Zeg het maar op uw eigen manier, als u wilt. Dan zal ik u antwoord geven. Hoewel hij zondigt, is hij toch niet meer schuldig in Gods oog, want al zijn schuld is van hem afgenomen en op Christus gelegd – echt, letterlijk en daadwerkelijk van zijn schouders genomen en op Christus gelegd. Ziet u de Joodse gastheer? Hij brengt een zondebok naar buiten. De hogepriester belijdt de zonden van het volk boven de kop van de bok. De zonden worden allemaal van het volk afgenomen en op de zondebok gelegd. Dan gaat de zondebok weg, de woestijn in. Is er nog enige zonde achtergebleven op het volk? Als dat zo is, heeft de zondebok de zonde niet weggedragen. De zonde kan niet hier en daar tegelijk zijn.
De zonde kan niet weggedragen en achtergebleven zijn. U zegt: ‘Nee, de Schrift zegt dat de zondebok de zonde wegdroeg. Er bleef geen zonde op het volk achter als de zondebok de zonde weggedragen had.’
Zo neemt Christus onze zonde weg als we door het geloof onze hand op Zijn hoofd leggen, of niet? Als Hij dat niet doet, dan heeft het geloof geen nut. Maar als Hij echt onze zonde wegneemt, dan kan onze zonde niet op Hem zijn en tegelijk op ons rusten. Als de zonde op Christus ligt, zijn wij vrij, verlost van schuld, aangenomen en gerechtvaardigd. Dit is de echte leer van de rechtvaardigmaking door het geloof. Zodra een mens in Christus Jezus gelooft, is hij bevrijd van zijn zondelast. Zijn zonden zijn voor eeuwig van hem afgenomen. Ze zijn nu uitgewist.
Stel u voor dat een man honderd pond schuldig is. Als hij een kwitantie heeft ontvangen, is hij vrij. Zijn schuld is uitgewist, doorgehaald in het boek. Hij heeft geen schuld meer. Zelfs als de mens zondigt, is hij geen schuldenaar meer voor de wet van God. De schuld was immers al betaald vóór hij zich schuldig had gemaakt. Zegt de Schrift niet dat God de zonden van Zijn volk in de diepten van de zee geworpen heeft? Als ze in de diepten van de zee zijn, kunnen ze niet tegelijkertijd op Zijn volk liggen. Geprezen zij Zijn Naam. Op de dag waarop Hij onze zonden in de diepten van de zee werpt, zijn wij rein in Zijn ogen en zijn we begenadigd in de Geliefde. (Ef. 1:6) Hij zegt: ‘Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons.’ (Ps. 103:12) Als onze zonden zijn weggenomen, kunnen ze niet meer op ons rusten.
Als u in Christus gelooft, bent u in Gods oog geen zondaar meer. U bent aangenomen alsof u volmaakt bent, alsof u de wet gehouden had, want Christus heeft de wet gehouden en Zijn gerechtigheid wordt u toegerekend. U hebt de wet overtreden, maar uw zonde is Zijn zonde en Hij is daarvoor gestraft. Dwaal niet langer. U bent niet meer wat u was. Als u gelooft, staat u op de plaats van Christus, zoals Christus eens op uw plaats gestaan heeft. Het is een volkomen verandering; een echte en eeuwige verwisseling. Zij die in Jezus geloven, worden evenzeer door God de Vader aangenomen als Zijn eeuwige Zoon. Zij die niet geloven, kunnen doen wat ze willen. Ze kunnen blijven proberen om hun eigen gerechtigheid te bewerken, maar ze blijven onder de wet en zijn nog steeds onder de vloek. Wie in Jezus gelooft, mag over de aarde gaan in deze heerlijke, grote waarheid. U was een zondaar in uzelf, maar nu bent u gewassen in het bloed van Christus.
David zegt: ‘Was mij en ik zal witter zijn dan sneeuw.’ U hebt de sneeuw zien vallen. Zo zuiver! Zo wit! Wat zou er witter kunnen zijn? Een christen is nog witter dan sneeuw. U zegt: ‘Hij is zwart.’ Ik weet dat hij net zo zwart is als elk ander mens, even zwart als de hel. Maar de bloeddruppel valt op hem en hij is wit, witter dan sneeuw. De volgende keer dat u de sneeuwwitte kristallen uit de hemel ziet vallen, moet u daarnaar kijken en zeggen: ‘Ik moet belijden dat ik in mijzelf onwaardig en onrein ben. Toen ik in Christus geloofde, heeft Hij mij echter Zijn gerechtigheid zo volkomen gegeven, dat ik zelfs witter ben dan de sneeuw die neerdaalt uit Gods schatkamer.’ Als het geloof dit mag aannemen! Als het geloof ons doet triomferen over twijfel en vrees en ons zet in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft! U die in Christus gelooft, ga vanavond naar bed en zeg: ‘Als ik sterf in mijn bed, kan ik niet veroordeeld worden.’ Als u morgenochtend weer mag ontwaken, ga dan de wereld in en zeg: ‘Ik ben niet veroordeeld.’ Als de duivel woedt en tiert, zeg hem dan: ‘U kunt mij wel beschuldigen, maar ik ben niet veroordeeld.’ Als uw zonden opspelen, zeg dan: ‘Ik ken jullie, maar jullie zijn voor eeuwig weggeworpen. Ik ben niet veroordeeld.’ En als de dood komt, zult u uw ogen in vrede sluiten.
Onbevreesd zult u daar staan in die grote dag,
Want wie zal iets tegen u kunnen inbrengen?
U zult ten slotte door genade volkomen vergeving ontvangen. Alle verschrikkelijke vloeken en beschuldigingen van de zonde zullen worden wegenomen, maar niet om iets wat u hebt gedaan. Ik smeek u, doe alles wat u voor Christus kunt doen uit dankbaarheid. Maar zelfs als u dat alles hebt gedaan, moet u daar niet op rusten. Rust dan nog op Christus’ borgwerk en offer. Wees wat Christus was in het oog van Zijn Vader. Als uw geweten dan ontwaakt, kunt u zeggen dat Christus alles voor u heeft gedaan wat u had moeten doen. Hij heeft al uw straf gedragen en nu kan gerechtigheid u niet meer treffen. Recht en genade hebben de handen stevig ineengeslagen om de man te redden die in het kruis van Christus gelooft.