Soms verdraagt het kind van God eenzaamheid als gevolg van de afwezigheid van een christelijke samenleving. Het kan zijn dat hij zich in de vroege dagen veel onder genadige personen mengde, in staat was om veel van hun samenkomsten bij te wonen en van mens tot mens te spreken, maar nu is zijn lot geworden als een mus die zich alleen op het dak bevindt. Geen anderen in de familie denken zoals hij, hij geniet geen vertrouwde gesprekken meer over zijn Heere en heeft niemand die hem raad geeft of troost. Hij wenst vaak dat hij vrienden kon vinden aan wie hij zijn ziel kon openen. Hij zou zich verheugen als hij een christelijke predikant of een gevorderde gelovige zou zien, maar, zoals Jozef in Egypte, is hij een vreemdeling in een vreemd land. Dit is een zeer grote beproeving voor de christen, een beproeving van het meest ernstige karakter, zelfs de sterke kan het vrezen en de zwakken worden er erg door geschokt. Aan zulke eenzame worden de woorden van onze Heere verkondigd, “en nochtans ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij (Johannes 16:32).” Als u treurt over uw eenzaamheid, bestrijd het dan door hemels gezelschap te zoeken. Als u hierbeneden geen metgezellen hebt die heilig zijn, zoek des te meer om te communiceren met de dingen die in de hemel zijn, waar Christus zit, aan de rechterhand van God.