Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. Joh. 14:18
Hij verliet ons, en toch zijn wij geen wezen gelaten. Hij is onze Troost en Hij is weggegaan, maar wij zijn niet zonder troost. Onze troost is, dat Hij weer tot ons zal komen, en dit is voldoende vertroosting om ons tijdens zijn langdurige afwezigheid staande te houden. Jezus is reeds op weg; Hij zegt: “Ik kom haastig”: Hij komt met grote spoed naar ons toe. Hij zegt: “Ik kom weder” en niemand kan Zijn komst verhinderen of ook maar een kwartier tegenhouden. Hij zegt in het bijzonder: “Ik kom weder tot u; en dat zal Hij. Hij komt vooral tot en voor Zijn eigen volk. Dit woord is bedoeld om hen in het heden te troosten, terwijl zij treuren omdat de Bruidegom nog niet verschijnt. Wanneer wij het vreugdevolle gevoel van zijn aanwezigheid verliezen, dan treuren wij. Maar wij mogen niet bedroefd zijn, alsof er geen hoop was. Onze Heere heeft Zich in een kleine toorn voor een ogenblik verborgen, maar Hij zal met Zijn volle gunst terugkeren. Hij verlaat ons in zekere zin, maar dan ook slechts in een zekere zin. Wanneer Hij weggaat, laat Hij een pand achter, dat Hij zal wederkomen. O, Heere, kom haastig! Er is geen leven in dit aardse bestaan als Gij weg zijt. Wij smachten naar de terugkeer van uw vriendelijke glimlach. Wanneer zult Gij tot ons komen? Wij zijn er zeker van, dat Gij zult verschijnen, maar wees als een ree of een jong hert. Vertoef niet, o onze God!