Wast dan op in de genade en de kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. 2 Petrus 3:18
U zult kunnen opmerken dat dit vers onmiddellijk volgt op het 17e, waar de apostel zegt: ”Gij dan, geliefden, zulks tevoren wetende, wacht u, dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid. Maar wast op in de genade”. Hij plaatst deze achter elkaar, alsof het één het middel voor het ander moet zijn. In de dagen van de apostel waren er geweest die enige moeilijke gezegden in de brieven van de apostel Paulus verdraaid hadden, en wel tot hun eigen verderf. Daarom waarschuwt de apostel de christenen; hij waarschuwt de geliefde zonen en dochters van God: ’’Wacht u, dat gij niet door de verleiding van de gruwelijke mensen mee afgetrokken wordt en zo uitvalt van uw vastigheid”. ’’Wast op in de genade,” want de manier om staande te blijven is te groeien, de manier om standvastig te blijven is voortgang te maken. Staan is alleen mogelijk door vordering in geloof. Een fiets blijft alleen overeind zolang hij rijdt, maar als een hemelse beweging kon ophouden, zou de christen uit zijn vastigheid vallen. Tot eer van God wordt hij vastgehouden en zal onstraffelijk gesteld worden voor Gods troon. Dus de manier om staande te blijven is voortgang maken. De manier om levend te blijven volgens de apostel is ”op te wassen in de genade en de kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus”.
Eerst zullen we enige opmerkingen maken over de groei in de genade in het algemeen; vervolgens enige opmerkingen over de groei in de genade die nauw verbonden is met de ’’opwas in de kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus”.
Eerst zullen we dan enige opmerkingen maken over ”De opwas in de genade in het algemeen”. Wat zullen we erover zeggen?
De eerste opmerking die we maken is dat in een bepaalde betekenis er geen sprake kan zijn van groei in de genade. Als u onder het woord genade verstaat de vrije gunst en de liefde van God voor Zijn volk, kan er helemaal geen groei zijn. Op het ogenblik dat een zondaar gelooft en vertrouwt op zijn gekruisigde God. Dan is hij door Gods genade gerechtvaardigd en volmaakt in Jezus. En al leeft hij tot zijn haar grijs is, hij zal nooit méér gerechtvaardigd en nooit méér geliefd zijn dan hij op hetzelfde ogenblik is dat hij in God gelooft. Zodra ik een levensgemeenschap met het lam, heb ben ik in de genade. Laat mij doorleven, laat mijn genade groeien, laat mijn geloof toenemen, laat mijn ijver warmer worden, laat mijn liefde vuriger worden, toch zal ik niet méér in de genade zijn dan ik was. God zal me niet méér liefhebben. Hij zal niet een diepere en zuiverder genegenheid in Zijn hart hebben dan Hij heeft op het eerste moment dat ik me tot Hem bekeer.
Zijn genade zal mij ook niet minder rechtvaardigen, of mij minder aannemen op het eerste ogenblik dat ik beladen met al mijn zonden tot Hem kom, dan wanneer ik voor de Troon sta. Wij groeien nooit in de genade van de verkiezing. Wij zijn altijd verkoren naar de voorkennis van God de Vader. In die zin is er nooit groei of verachtering in de genade. Dit geldt ook voor de rechtvaardiging. In vereniging met het Lam waren en zullen de heiligen altijd vrij van veroordeling zijn. En zij zijn te allen tijde even gerechtvaardigd als zij op een bepaald ogenblik zijn. Ben ik vandaag gerechtvaardigd – morgen zal ik gerechtvaardigd zijn – gisteren was ik gerechtvaardigd. Zodra ik mijn vertrouwen op de Heiland stelde, werd ik in dat opzicht volmaakt in de genade; volmaakt in Christus Jezus. Ik kan niet meer dan volmaakt zijn en daarom kan ik in dat opzicht niet in de genade groeien. Ik kan niet meer rechtvaardigende barmhartigheid ontvangen. Ik kan niet meer schuldvergevende genade ontvangen, want ik heb alles in één keer gekregen en ben zo in Christus volmaakt geworden.
Maar u zult opmerken dat onze tekst niets zegt over groeiende genade. Hij zegt niet dat genade groeit. Het zegt dat wij moeten ’’opwassen in de genade”. Er is een groot verschil tussen genade die groeit en onze opwas in de genade. Gods genade groeit nooit. Zij is altijd oneindig; zij kan niet meer doen. Zij is altijd eeuwig, zonder bodem, oeverloos. Zij kan niet meer zijn; de natuur van God zou niet toelaten dat zij minder was. De tekst zegt dat wij moeten opwassen in de genade. Wij zijn in de zee van Gods genade. Wij kunnen niet in een diepere zee zijn; maar laten wij nu groeien nu we er in zijn. Wij kunnen er niet méér in zijn dan we altijd geweest zijn. Wij zijn in Gods genade. Wij zijn in het verbond. Wij zijn in het verlossingsplan. Wij zijn met Jezus verenigd. Wij kunnen dat niet meer of minder zijn, want wij zijn veilig door het bloed van onze Heiland. Maar terwijl wij daar niet meer in kunnen groeien en dit niet kan toenemen, kunnen wij opwassen ”in de genade”.
Ik moet nog een opmerking maken. Het is zeker dat terwijl Gods genade tot ons niet groeit, er toch zoiets bestaat als de ontwikkeling van de genade.Er zijn mensen die veel bezwaar maken tegen toename in heiligmaking en tegen wat lijkt op opwas in de genade. Mijn broeders mogen bezwaar maken wat ze willen, maar ik weet zeker dat als zij de Schrift lezen (zij hebben vast geen bezwaar tegen Schriftuurlijke uitdrukkingen) zullen ontdekken dat er herhaaldelijk over opwas in de genade gesproken wordt. Als dat niet zoiets betekent als toename in de heiligmaking, versta ik de term ’’opwas in de genade” helemaal niet. Het is heel zeker dat er graden zijn in de ontwikkeling van de genade. Men zal niet zeggen dat de jongeman die de laatste paar maanden pas tot bekering gekomen is, evengoed weet wat genade is, evenveel verstaat, evenveel geloof en liefde heeft als de man die de laatste twintig en dertig jaar in dienst van zijn Meester gestaan heeft. U wilt toch niet zeggen dat een man die u nauwelijks in het huis van God ziet evenveel genade heeft als een man die voor Zijn Meester werkt, wiens liefde door ieder gezien wordt en wiens geloof zichtbaar is in de hele gemeente. U wilt toch zeker niet zeggen dat het christelijke leven altijd op een en hetzelfde niveau staat. Als u mij dit wilt zeggen, zeg ik u dat u geen ogen hebt of dat u niet om u heen kijkt. Want het is zeker dat sommigen verder gevorderd zijn dan anderen. Sommigen hebben een groter geloof dan anderen. Er zijn ’’sterkgelovigen” en ’’kleingelovigen”. Mensen met veel liefde en met weinig liefde. Er zijn vurige geesten in wie de genade meer ontwikkeld is dan in anderen. Weliswaar heeft God niet meer liefde voor hen dan voor anderen; zij zijn niet meer gerechtvaardigd, ook niet meer begenadigd, want in dit opzicht staan we gelijk en is er geen verschil. Maar wat de groei in de genade betreft en de mate waarin de genade in de ziel tot openbaarheid komt, moet iedereen wel toegeven dat er verschil is tussen verschillende heiligen. Ik kan niet zien dat er verschil is in Gods dienstknechten, als het niet komt door de verschillende mate van genade. Sommigen zijn juist begonnen en hebben iets gezegd over de verlossing, maar zij zijn niet zover gevorderd dat zij over de verkiezing kunnen spreken, of althans niet over de levensgemeenschap van elk vrijgekocht kind van God met Immanuël. Of zou dit wel het geval zijn, dan kunnen ze nog niet spreken over de eeuwige veiligheid van de heiligen aan de borst van Jezus, en hoe zij allen tegen wind en tijde op de hemel aan varen. Hiervoor zijn ze nog niet genoeg opgewassen in de genade. Zal iedereen niet toestemmen dat er verschillen zijn in de mate van de opwas in de genade? Toch is het waar dat niemand meer gerechtvaardigd, meer door God uitverkoren en door Hem bemind wordt dan anderen.
Maar nu de derde opmerking: groei in de genade kan niet worden gemeten in weken en maanden en jaren.Er zijn mensen die kijken hoe oud een mens is om te kunnen zeggen hoeveel hij afweet van goddelijke zaken. Sommigen zeggen: ”Wat zou die of die jonge man afweten van de genade van God? Er zit hier een grijsaard; die zal vast veel meer weten”. U zult vaak ontdekken dat u het mis hebt. God heeft er een vermaak in om te laten zien hoe Hij de onderscheidingen die mensen maken minacht en ermee spot. Hij heeft er een vermaak in hoe Hij jonge mensen wijsheid geeft en dat Hij kinderen kennis en onderscheidingsvermogen geeft. Hij heeft altijd geroemd dat ”Hij uit de mond van de kinderkens en van de zuigelingen sterkte gegrondvest heeft om de vijand en de wraakgierige te doen ophouden”. Weliswaar geloven wij en horen we te geloven dat er meer kennis is onder de grijze haren. In het algemeen is dat zo. Toch heeft God, om Zijn soevereiniteit te doen blijken, het zo beschikt dat Hij soms Zijn schatten in aarden vaten legt, die slechts een paar jaar gevormd zijn. Meen niet dat men overeenkomstig leeftijd in de genade opwast. Sommigen wassen sneller op in de genade dan anderen in vijftig jaar. Ik geloof dat sommige kinderen van God in vijf minuten sneller in de genade opwassen dan anderen in twaalf maanden of twaalf jaar.
Ik mag over mijzelf spreken. Soms heb ik meer opwas gehad in een uur dan op andere tijden in een week, een maand of een jaar, toen het God in Zijn oneindige wijsheid behaagd heeft een gezicht op de Heiland te geven, of mijn verdorvenheid bloot te leggen of de bronnen van de boosheid op de bodem van de ziel open te breken. Ik leerde in een uur meer, toen de hand van de Heilige Geest op mij was, dan enkel met mijn studie in weken en maanden. Groei in genade heeft niets te maken met tijd. Gods volk groeit niet op dezelfde manier als bomen. Soms groeien ze plotseling op; op andere tijden groeien zij naar beneden. Soms slaapt het sap kennelijk in de tak – het wordt winter en de boom slaapt. Beste vrienden, meent niet dat u groeit in de genade omdat u ouder wordt. Men waarschuwt jonge mensen voortdurend voor gevaren. Zo zijn wij in gevaar. Maar laat ik u eraan herinneren dat er in de Heilige Schrift geen voorbeeld staat van een jonge man die een smet wierp op zijn belijdenis, maar wel van mannen op middelbare leeftijd en ouden. Dat ligt zo: wij die jong zijn bevinden ons in het grootste gevaar en daarom bewaart God ons om Zijn heerlijkheid te tonen. Maar u, ouden, denkt dat u niet in gevaar bent en daarom laat God u vallen om een vlek te leggen op uw trots en om u te laten zien dat er niets in het vlees is, hetzij leeftijd of staat of rang of stand. Maar Hij houdt de nederigen staande en werpt de hoogmoedigen neer. David viel pas in de zonde toen hij volwassen geworden was en in de bloei van zijn leven; toen zondigde hij met Bathseba. Lot zondigde pas toen hij een oude man geworden was.
Als u de Schrift opslaat, waar een betreurenswaardige val plaatsgevonden heeft – Petrus of een ander – ging het om een volwassen man, omdat God ons wilde tonen dat het niet slechts de jaren zijn die ons genade leren. Wel dat jaren en leeftijd en geleerdheid en talenten niets met genade te maken hebben. Als Hij wil, kan Hij een kind van zes jaar nemen en wijsheid en kennis uitstorten op de lippen van dat kind om zo de zieners van de wereld in verwarring te brengen. Dat wil Hij doen. Hij neemt altijd de minst geschikte mensen omdat men zegt dat bevindelijke predikanten grijze haren moeten hebben. Hij zegt: ”Nee, een jonge man zal de schare leiden; het zal een kind zijn. In zijn mond zal Ik woorden van wijsheid leggen, want Ik zal alle menselijke heerlijkheid verduisteren en de mens laten zien dat hij niets betekent in de prediking zonder God. Ik zal laten zien dat het niet is desgenen die wil, maar des ontfermenden Gods. Hij is de man niet, maar God is de Man. Hij kon de mens wel missen. In ieder geval, zal Hij de man hebben die Hem behaagt, op de leeftijd die Hem behaagt en hem de bekwaamheid geven die Hem behaagt.
Nog eenmaal: opwas in de genade wordt niet beoordeeld naar onze gevoelens.Er zijn er onder u, geliefden, die denken dat u niet opwast in de genade omdat u zich niet zo levendig voelt als vroeger. U zegt: ’’Toen ik jong was, was alles nog goed. Welk een vredige uren genoot ik toen. Geen heggen en sloten hielden me tegen als ik het Evangelie wilde horen; het hinderde niet. Ik had zo’n intens verlangen om te horen van God en Jezus Christus, zulk een liefde voor het Evangelie! Wanneer ik maar een dominee hoorde preken, maakte het me niet uit wie hij was, het scheen me allemaal heerlijk toe. Maar nu ben ik zo neerslachtig dat ik niet zo van de woorden kan genieten als vroeger”. Denk nu niet dat u niet gevorderd bent, nu u die wilde vurige liefde niet meer hebt. Als we een vuur aansteken leggen we altijd stro en dergelijke onderaan. Als we het eerst aansteken zijn er grote vlammen en veel rook. Maar als daarna de kolen ontbrand zijn is er niet zo’n laaiend vuur, maar er is wel meer hitte. Een gedeelte van de vlammen en de rook kunnen weg zijn, maar dan komt er een meer gestadig vuur. We warmen liever onze handen aan de kolen dan aan de stro, want dat is zo weg. Zo gaat het ook met de genade. Het begint met een vlam; de lichtere stoffen vatten vlam; de verbeelding en de hartstochten raken in brand. Maar later spreekt zij het verstand aan en maakt de mens een vaste klomp vuur. Het is niet gelijk een vlammetje dat opflakkert zodat de wind met een vlaag het kan doven, maar het wordt zo’n sterk vuur dat de wind de vlam slechts aanwakkert en de hitte intenser maakt. Zo gaat het ook met u. Misschien bent u krachtiger geworden, hoewel u minder vurig bent. Denk niet dat er geen groei is, nu u terneergeslagen bent. Veel van Gods planten groeien het best in het donker en Hij plaatst ze vaak in het donker om ze te laten groeien. Als u opschiet, bedenk dan ook dat er zoiets bestaat als neerwaartse groei. Gisteren had u misschien een Godsontmoeting die u naar de top van de lieflijke bergen bracht. U moet niet denken dat u groot bent omdat u hoog staat, want dwergen boven op de Alpen blijven dwergen. Als u erg klein bent wordt u niet groter door bovenop de Pauluskerk te gaan zitten. U zou nog even klein zijn. Als u diep in een mijn staat, denk dan niet dat u daarom kleiner bent. Ik zeg u dat u vaak sneller groeit in een kerker dan bovenop een berg; maar het is geen aangename plaats. Als wij door Gods Geest aan onze verdorvenheid, aan de woesternij van onze geest, onze grote hopeloosheid en onmacht ontdekt worden, groeien we, geloof ik, sneller dan als we het voorrecht hebben op de vleugelen van serafs de hoogte in te gaan. Meet de groei in genade niet af naar u gevoel. Sommigen van u maken een soort barometer van uw gevoel. Doet dat niet. Als wij in Christus zijn, zijn we dat door het geloof en niet door gevoel. Bedenk dat u niet meer of minder kind van God bent naar dat uw gevoel goed of slecht is. Zondaar, uw geloof verenigt u met het Lam, niet uw gevoel. Vertrouw op Hem in duisternis, vertrouw op Hem in nood, steun op Hem als u Hem niet kunt zien: als er niets schijnt om op te lopen, loop dan toch want de grond onder de voet van het geloof is vast.
Denk ook niet dat u opwast in de genade, omdat u toevallig uitwendig iets meer voor de Kerk doet.Wij bedenken vaak: ”Nu maak ik vorderingen, niet waar? Ik werk hard in het zondagschoolwerk; ik preek; ik doe dit en dat: nu maak ik vorderingen”. Het is een goede zaak heel ijverig te zijn in goede werken en overvloedig in de werken der gerechtigheid, maar als u gaat zeggen: ”Nu groei ik,” om dit of dat, maakt u een grote fout. Het gebeurt vaak dat als wij heel druk zijn met werk in het openbaar dat wij erg tekort schieten in het binnenkamerwerk. Ik moet dat zelf bekennen – en dat is erg betreurenswaardig – dan is er niet echt sprake van groei. Een mens kan de handen meer dan vol hebben in het openbaar en denken dat hij veel doet; maar hij groeit helemaal niet. Denk niet dat dit een excuus is voor mensen die niet veel doen. Mensen die op Issaschar lijken, zoals ”een sterk gebeende ezel, neerliggende tussen twee pakken, te lui om ze te dragen,” wil ik geen woord van troost geven. U wast niet op, want u doet niets. En zij die iets doen mogen niet pochen op hun groei. Het heeft meer te maken met binnenkamerwerk dan met de openbare godsdienstoefening. Het heeft meer te maken met meditatie dan met dienen in het openbaar. Wij moeten meer kijken naar de inwendige mens en beslist de binnenkamer niet uit het oog verliezen. Wij moeten ijverig de Schrift lezen en er voor zorgen dat we daarin volharden. Als we dat niet doen worden we niet rijker, hoezeer we ook uitwendig vorderingen maken. Wij maken slechts dunner plaatgoud van het kleine beetje dat we hebben en bedekken daarmee de oppervlakte. Hoe meer wij doen voor Christus, des te meer zal Hij voor ons doen. Maar laten we oppassen dat, terwijl wij de wijngaarden van anderen besproeien, die van ons verwaarloosd wordt en de stenen ervan verwijderd worden. God geve u, broeders, te groeien in de genade.
Nu komen wij tot de tweede gedachte: Opwas in de genade is nauw verbonden met de groei ”in de kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus”. In wezen kan er helemaal geen genade zijn tenzij wij Christus kennen en er kan geen groei in de genade zijn, behalve wanneer wij groeien in de kennis van Christus. Op deze manier kunnen wij onze groei altijd wel toetsen: Ken ik vandaag meer van Christus dan gisteren? Leef ik dichter bij Christus dan enige tijd geleden? Toename van de kennis van Christus is de toets en de oorzaak van toegenomen groei in genade. Om dit te bewijzen wil ik enige christelijke deugden nader bezien en u zult zien dat wij erin moeten toenemen naarmate wij meer genade kennen. In betrekking tot de liefde zeggen sommigen onder ons: ”Wat hebben wij Christus weinig lief’. Hoevelen onder u zingen: ”Het is een punt dat ik verlang te weten. Vaak maakt het mij onrustig. Heb ik de Heere lief of niet? Behoor ik Hem toe of niet?”
Dat is een heel goed lied. Ik vind er niets verkeerds aan. Maar houd het kort, alstublieft. Blijf dat lied niet lang zingen. Nu en dan is het heel goed, maar beëindig het zo snel als u kunt. Ik had liever dat u dat lied zong: “Als schuldenaar aan genade alleen, zing ik van verbondsgenade. Bekleed met uw gerechtigheid vrees ik niet U mijn persoon en offer te bieden”.
U zegt: ’’Groeide ik maar in de liefde. Ik wil weten of ik Jezus liefheb. Ik wil voelen dat mijn hart naar Hem uitgaat”. Wel, de weg om in liefde te groeien is meer van Christus te kennen. Hoe meer u van de Heiland kent, des te meer zult u Hem liefhebben. Hoe meer u ontdekt van Zijn schoonheid, van Zijn uitnemendheid, van Zijn deugden, van Zijn volmaaktheden en van Zijn heerlijkheid, des te meer zal uw ziel in Hem zijn. IJ die Christus helemaal niet liefhebt; dat komt omdat u Hem niet kent. Want als u iets van Hem kende zou u Hem liefhebben in verhouding tot uw kennis. Hoe beter u uw Meester kent, hoe meer zult u Hem liefhebben. U hebt slechts een tip van de sluier opgetild die Zijn voorhoofd bedekt. U hebt slechts een gedeelte van Zijn aangezicht gezien en nu hebt u Hem lief. O, als u het geloof had om de sluier helemaal weg te nemen en Zijn aangezicht zag, om Zijn majestueuze lieflijkheid op Zijn hoge voorhoofd op te merken. Als u eens kon zingen van Zijn ogen ”die zijn als de vijvers te Hesbon bij de poort van Bath-rabbim”. Als u kon zeggen dat alles aan Hem totaal begeerlijk is, dan zou u Hem te meer liefhebben. Zalig zijn zij die in kennis toenemen! Jezus Christus is één van die Gezegenden; hoe meer u Hem leert kennen, hoe meer u Hem zult beminnen. Lieve Jezus! Toen ik U het eerst zag had ik U lief! Toen Uw gewonde hand en Uw bloedende zijde voor het eerst aan mij geopenbaard werden, had ik U lief. Maar die liefde is niets vergeleken met die ik nu heb. En o, wanneer zal ik U zien, zoals U bent – als mijn ziel helemaal in liefde veranderd zal zijn, zal de liefde die ik nu schijn te hebben slechts een vonk zijn. Deze liefde zal zelfs haat lijken in vergelijking met de liefde die ik dan tot U zal hebben!
Leer Christus meer kennen. Lees meer over Hem. Denk meer aan Hem. Vraag meer naar Hem, omdat u zeker in de genade van de liefde zult groeien naarmate u Christus beter leert kennen.
Dit is ook zo in betrekking tot het geloof. Wat is de reden dat zovelen van ons zuchten omdat ons geloof zo klein is? Dat komt omdat we niet genoeg van Christus kennen. Er zijn veel mensen die veel over Jezus willen weten. Zij denken dat zij meer geloof zouden hebben, als zij meer over Jezus wisten. De één zegt: ”Als ik op mezelf zie, denk ik: ‘Wat moet er van mij worden’. Dan wil ik zien of er niet enige kenmerken zijn. Ik denk: ‘Wel die zijn er en het ziet er goed uit.’” Helemaal fout. Helemaal verkeerd! Daar moet u helemaal niet naar kijken! U wast niet op in het geloof door naar uzelf te kijken. Eén blik op Jezus is meer waard dan vijftig op uzelf. Als u meer geloof wilt, houd dan het oog op Jezus. De wonden van Christus op Golgotha zijn de moeders van het geloof. Dit zijn de borsten waar het geloof zijn voeding uit haalt. Als u groeit in het geloof moet u dichtbij het kruis leven. De lieflijke bloem van het geloof werd het eerst gezaaid door een druppel bloed en elke dag moet zij ermee natgemaakt worden. Leer Christus meer kennen; denk meer aan Hem en uw geloof zal toenemen. Uw klein geloof zou sterker worden, als u meer uit Jezus leefde. Als u snel Groothart wil worden en die grote reuzen verschrikkelijke klappen wil geven zoals Groothart vroeger deed, leef dan dicht bij Jezus. Leef met Jezus. Vier feest aan Zijn feesttafel. Want geen voeding is zo versterkend als het vlees van mijn Heere. Geen wijn geeft zoveel kracht als het bloed van Jezus Christus onze Heiland.
Dit is ook het geval met betrekking tot onze moed, want dat is een christelijke genade, waarin velen verschrikkelijk te kort schieten. Onze christelijke moed zal altijd toenemen naarmate we Christus kennen. Wij hebben soms kleine christenen, die niet genoeg christelijke moed hebben om, ik zou haast zeggen, tegen een luis te spreken. Zij zouden voor het kleinste schepsel in de wereld niet voor de naam van Christus kunnen uitkomen. Zij zouden zich schamen om bijna tegenover kale muren te zeggen dat zij de Heiland liefhadden, uit angst dat een vogel hen zou horen en het doorvertellen. Zij schamen zich voor hun eigen geloof (en toch is het echt geloof), dat zij nauwelijks durven te spreken. Over het kleinste steentje op de weg zouden zij struikelen. Een strootje zou bijna net zo groot zijn als een bergketen als de Himalaya’s. Zij zouden volledig uit het veld geslagen zijn bij het minste vooruitzicht dat zij een schaduw moesten passeren. Dat komt omdat we, als we Christus niet kennen, voor alles bang zullen zijn. Ik geloof dat als we Christus leren kennen, wij helemaal nergens hang voor hoeven te zijn. Zullen wij bang zijn van een mens? Nee, maar we zullen zeggen: ’’Oordeelt gij of het recht is voor God u meer te horen dan God”. Zullen wij bang zijn van de duivel als we Christus kennen? Nee, wij zullen zeggen: ’’Christus heeft de duivel aan de ketting en I li| kan altijd de hond terugtrekken als hij probeert te bijten. Christus heeft de draak vast en deze kan geen diepere wonden toebrengen dan Christus wil”. Wij zullen de dood niet vrezen, want wij zullen hem beschouwen als een engel van het verbond om Gods volk naar de hemel te halen.
De moed zal altijd toenemen naarmate wij Jezus beter kennen. Als wij Christus elke dag en elk uur bij ons hebben, geloof ik dat alle helse legers, m slagorde opgesteld, ons geen schrik meer zouden aanjagen dan een vlucht vogeltjes die neerstrijkt op ons pad. Wij zouden echter zeggen: “Staat op, dorst de bergen en vermaalt ze; want de wind zal ze wegnemen”. Als u meer moed wilt hebben, leer dan Jezus Christus beter kennen.
Zo is het ook met onze ijver, een genade waaraan deze dagen veel gebrek is.Als we meer ijver willen hebben, moeten we dichter bij Christus leven. Als de Zoon des mensen op aarde zou komen, zou Hij ijver op de aarde vinden? Er staat: ”Zou Hij geloof vinden?” Maar zou Hij ijver vinden?
Het zou Hem veel moeite kosten voor Hij er veel van onder de christenen zou ontdekken. Er zou goede gezonde rechtzinnigheid zijn, maar geen
ijver. Er is onrechtzinnigheid, maar geen ijver. Waar vind je ijver? Slechts hier en daar. Er is een overblijfsel naar de verkiezing der genade dat ijverig is voor God. Maar deze dagen, het spijt ons dit te moeten zeggen, is liet dienen van God ontaard in een soort formaliteit. Het is mode om godsdienstig te zijn. Wij zijn voortgegaan op hetzelfde spoor als anderen. Er was een oud wagenspoor en wij volgen het allemaal. Wij zijn dezelfde gang gegaan als onze vaderen. Maar o, als we Christus beter kenden zouden we meer ijver hebben. Ik kan me niet voorstellen dat men ijver kan missen als men Christus kent. Men zou dan zeggen: ’’Heeft mijn Heiland Zijn bloed voor mij gestort en zal ik bang zijn om voor Hem te sterven? I leeft Hij die grote reis gemaakt om een ziel te winnen en zal ik dit dan niet meer uitdragen? Zouden wij zoveel luie dominees hebben als ze meer van Christus in het hart hadden? Als zij meer van Christus verstonden, zouden zij dan zoveel aan hun gezondheid denken en bang zijn om voortdurend te preken? Als men Jezus beter kende, zouden wij dan zoveel luie en trage leden in onze kerken hebben? Zovelen die liever elke verontschuldiging aanpakken dan voor Christus werken een oplossing heeft voor elk smoesje om niets behoeven te doen. Nee, broeders, als wij de Heiland beter kenden, als we vaker een gezicht op Hem hadden, als we Hem vaker aan het kruis zagen en aan Vaders rechterhand met de kroon op Zijn hoofd, zouden we zeggen: ”Ik zweer wraak aan mijn luiheid; ik zal denken dat alles wat ik doe te weinig is voor zo’n goede Heere. Als ik enige terughoudendheid zou betrachten en de plicht mij niet zou roepen, zal ik mijn God liefhebben met een ijver die zo groot is dat ik Hem alles zou geven”.
Het heeft geen zin om meer ijver te krijgen behalve op de juiste manier Christus beter te leren kennen. En wij zoeken in ijver toe te nemen met enige eigen denkbeelden, enige ’’opwekkingen” zoals zij genoemd worden, en al die onzin, dan hebben we een enorme ijver. Die zal meer kwaad dan goed doen. Misschien is er wat vuur en wat licht. Langzamerhand sterft het weg tot zwarte as en zal het de kerken overal vergiftigen. Ik heb in Engeland opwekkingen gezien. En ik kan altijd zien waar er ’’opwekkingen” geweest zijn door de verkoolde toestand van de plaatsen erna. Wat men ’’opwekkingen” noemde, begon met bepaalde buitengewone vergaderingen en opgezweept door bepaalde predikers die vreemde leerstellingen bedachten. Zij preekten hel en verdoemenis en riepen de mensen onophoudelijk op om zich te bekeren, zich te bekeren en zeiden niets van Gods genade. Zij hebben een tijd de mensen in beroering gebracht tot een soort religieus enthousiasme en zij hebben een ware woestijn achtergelaten. Voor hen was er een hof van de Heere, maar achter hen een wildernis. De kerk is verdeeld geraakt. Er is reactie gekomen; zij zijn gezonken tot een zeer beklagenswaardige toestand. Als wij de echte ijver zouden willen, een echt ’’liefdesfeest”, kan dat niet anders dan door de prediking van de goede oude leer, de goede oude waarheid en de prediking van Christus; niets anders. Wat ergens anders vandaan komt, komt van de duivel. Het voert naar de hel. De uitkomst wordt verwoesting en geen zaligheid. Maar als wij de waarheid van God hebben, hebben wij ’’opwekking” genoeg. Wij hebben niets anders nodig dan het Evangelie, het goede, ouderwetse Evangelie om de wereld weer op te wekken. Hoewel men nieuwe stelsels uitgeprobeerd heeft, zal God toch een smet op hun eer leggen. Al die ketterijen moeten weggevaagd worden en het echte Evangelie genade die onderscheid maakt overeenkomstig Gods soevereine verkiezing – moet weer gepreekt worden. En wanneer die gepreekt wordt in al zijn volheid dan zal de kerk ijverig worden; dan zal Zion opstaan, het stof van zich afschudden en haar heerlijke kleren aandoen.
Nog één gedachte. Als wij ook willen groeien in broederlijke liefde, moeten we Christus beter leren kennen. Geliefden, wij moeten weer klagen. Er is te weinig broederlijke liefde. Er is een heleboel van dat flauwe soort broederlijke liefde die hierin bestaat: ”Wij mogen nooit iets zeggen waar een ander het niet mee eens is. Als we een dwaling zien, mogen we hem niet aan de kaak stellen, omdat de liefde tot onze broeder inhoudt dat wi| het niet zouden zeggen als ze ongelijk hebben”. Maar ik denk dat echte broederliefde altijd de waarheid moet preken en onze broeders zeggen waar ze ongelijk hebben en hun de rechterhand der gemeenschap geven; le preken wat we geloven dat de waarheid is en vast te houden wat God ons geleerd heeft en dan toch te zeggen: ”Wel, broeder, u verschilt met mij van mening. Ik ben niet onfeilbaar; ik heb u evenwel lief’. Maar het is geen liefde de waarheid te verbergen. Ware liefde maakt ons eerlijk, ijverig en liefhebbend. Waarom hebben wij elkaar niet lief zoals het moet? Dat komt omdat wij de Heiland niet genoeg liefhebben en niet genoeg van Hem gezien hebben. Als we meer van de Heiland gezien hadden dan zouden we Hem vast en zeker meer liefhebben. Ik las onlangs iets vreemds in de oude Burrough. Hij zegt: ”Als Jezus Christus nu naar beneden kwam om Zijn kerk te bezoeken, zou Hij sommigen van Zijn kinderen met blauwe ogen zien en anderen met schrammen op hun gezicht en sommigen met builen. Hij zou zeggen: ’’Waar bent u geweest?” Het antwoord zou zijn: ’’Heere, ik heb met mijn broeder gevochten en dit heeft hij gedaan”. Hij zou dan zeggen: ’’Kinderen die vechten; de vogels uit één nest zijn het niet met elkaar eens. Wat verdrietig!”
Een vreemde gedachte om over na te denken, want als Jezus Christus komt en Zijn volk in onenigheid en ruziënd aantreft, wat zal Hij dan zeggen? U weet het verhaal nog dat ik eerder verteld heb. Een oude Schotse ouderling had op een ouderlingen vergadering met zijn predikant een twistgesprek gehad. Hij zei harde dingen en brak bijna het hart van de predikant. Daarna ging hij naar huis en de dominee ook. De volgende morgen kwam de ouderling naar beneden en zijn vrouw zei tegen hem: ”Hé Jan, wat zie jij er vanmorgen verdrietig uit. Wat is er aan de hand?” Hij antwoordde: ”Jij zou ook verdrietig zijn als je zo’n droom gehad had”. ”Wel, waar heb je van gedroomd?” ”O, ik droomde dat ik op een ouderlingen-vergadering was en ik zei enige harde dingen en ik heb de dominee verdriet aangedaan. Toen hij naar huis ging dacht ik dat hij stierf en naar de hemel ging. Veertien dagen later dacht ik dat ik ook stierf en naar de hemel ging. En toen ik aan de hemelpoort kwam, kwam de dominee, stak zijn hand uit en trok me naar binnen en zei: Kom mee, Jan, hier wordt geen ruzie gemaakt en ik ben blij je te zien. De ouderling ging meteen naar de dominee om vergeving te vragen, maar deze was dood en hij trok het zich zo aan dat hijzelf ook binnen veertien dagen stierf. En ik zou er niet van opkijken als hij de dominee inderdaad aan de poort van de hemel ontmoette en hem hoorde zeggen: ”Kom mee, Jan, hier wordt geen ruzie gemaakt”. Het zou goed voor ons zijn als we bedenken dat daar geen ruzie gemaakt wordt. Verheerlijkte heiligen maken onder elkaar geen ruzie. Wij zouden elkaar als broeders en zusters liefhebben als we meer aan de hemel en aan de gezegende Jezus dachten. Tenslotte is er nog een genade waarin wij moeten groeien; dat is de genade van ootmoed.Ik weet zeker dat we daarin zouden toenemen als we dichter bij Christus leefden. Ootmoed! wat bent u toch dierbaar, toch zeldzaam! Wie er het meest over praat heeft er het minst van. Wie er het best over preekt ondervindt vaak het minst de kracht ervan. Ootmoed! Soms heb ik gedacht dat u een hersenschim was en dat trots werkelijkheid was. Ootmoed, waar bent u? De diepten van de armoede zeggen: ”U bent in mij niet”, want de armen zijn vaak trots. De hoogten van de rijkdom zeggen: ’’Hier bent u niet”, want de rijken zijn ook vaak hoogmoedig. Ootmoed! U wordt niet gevonden in de wetenschappen, want filosofie maakt opgeblazen. U wordt in de onwetendheid niet gevonden, juist de moeder van de hoogmoed. Ootmoed, waar kan ik u vinden? Waar bent u? Nergens kan ik u zien of weten wie u bent, tenzij ik zit aan de voeten van Jezus en mijzelf zie als een verloren, ondergegane zondaar, gekocht door goddelijke liefde. Als u ootmoedig wilt zijn, moet u naar uw Heiland kijken.
U zult u nooit zo’n worm voelen als wanneer u uw Heiland ziet sterven. U zult nooit uw eigen nietswaardigheid zo goed kennen als wanneer u de grootheid van uw Heiland ziet. Als u groeit in Gods genade dan zult u vast groeien in ootmoed. Groeiende christenen achten zichzelf niets te zijn, maar volwassen.
Christenen achten zich minder dan niets en hoe dichter wij bij Jezus komen hoe kleiner het eigen ik zal blijken te zijn. Het eigen ik en Christus kunnen nooit samengaan. Als ik dicht bij mijn eigen ik sta, is Christus klein; als ik dicht bij Christus sta, is het eigen ik klein. Geve God u op te wassen in de kennis van Christus. Lees de Schrift meer. Zoek meer de invloed van de Heilige Geest bij het lezen ervan. Breng meer tijd in meditatie door. Wees vaker op de berg van de verheerlijking, in de hof van het lilden, in de zaal der smarten, onder het kruis. Leef met en bij Jezus. En zo door de aanwezigheid van de Heere van heerlijkheid tot heerlijkheid veranderd, zal een ieder van u groeien tot de volkomenheid des mans in Christus Jezus.
Amen.