Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijven in der eeuwigheid. Johannes 14:16
Voor de komst van Zijn Zoon openbaarde de grote Vader Zichzelf aan de gelovigen van ouds en was Hij aan Abraham, Isaak en Jacob bekend als God de Almachtige. Toen kwam Jezus en de van eeuwigheid af gezegende Zoon was in eigen Persoon de lust voor de ogen van Zijn volk. Op het moment dat de Verlosser ten hemel voer, werd de Heilige Geest het hoofd van de huidige bedeling en Zijn macht kwam op en na de Pinksterdag op een heerlijke manier aan het licht. Tot op dit ogenblik blijft Hij de vertegenwoordiging van Immanuël – God met ons, die in en bij Zijn volk woont, hen verlevendigt, leidt en regeert. Wordt Zijn tegenwoordigheid erkend zoals dat het geval zou moeten zijn? Wij kunnen Zijn werking niet beheersen; Hij is in al Zijn werkzaamheden soeverein, maar verlangen wij wel vurig genoeg naar Zijn hulp en zijn we wel voldoende waakzaam om te voorkomen dat Hij Zijn hulp zou terugtrekken? Zonder Hem kunnen wij niets doen, maar door Zijn almachtige kracht zijn we tot buitengewone dingen in staat. Alles is afhankelijk van Zijn openbaring of verberging van Zijn kracht. Zien we altijd wel in gepaste afhankelijkheid naar Hem op voor zowel ons innerlijk leven als voor ons uiterlijk dienstbetoon? Lopen we niet dikwijls op Zijn roeping vooruit en handelen we niet vaak zonder Zijn hulp in te roepen? Laten we ons vanavond verootmoedigen voor ons tekortschieten in het verleden, opdat de dauw des hemels weer op ons zal rusten, de heilige olie ons zal zalven en het hemelse vuur weer in ons zal gaan branden. De Heilige Geest is geen tijdelijke gave, Hij blijft bij alle heiligen. We moeten Hem slechts op de juiste manier zoeken dan zal Hij Zich door ons laten vinden. Hij is jaloers, maar tevens medelijdend; als Hij Zich in toom terugtrekt, keert Hij in genade terug. In Zijn ontferming en liefde wordt Hij ons niet moe, maar wacht Hij ons opnieuw genadig te zijn.
De zonde heeft mijn hart gesmeed
Tot, een onbruikbaar metaal;
Och dat Uw liefde met haar gloed
Van boven het bestraal!