In 1863 bracht Charles Spurgeon een bezoek aan Nederland. De prins der predikers predikte tijdens zijn bezoek ook in de Pieterskerk te Leiden. Deze preek is tijdens het uitspreken gestenografeerd door de heer James P.
LEIDEN, 24 April 1863.
De heer Spurgeon opende de bijeenkomst met het lezen van de twaalf eerste verzen van het vijftiende hoofdstuk uit het Johannes Evangelie, die hij aldus verklaarde: Veel is er gestreden over de vraag, wat de ware kerk is. Hier wordt ze beantwoord: Ik ben de ware wijnstok. ” Wie is de wijngaardenier, de opzichter? Mijn Vader.”
Iedereen kan van naam christen genoemd worden; maar wanneer wij geen goede vruchten voortbrengen, moeten wij verwijderd en weggenomen worden, omdat wij nutteloos zijn. Een kerk, die niets doet ter verheerlijking van God, is geen kerk. Het snoeien is nuttig, ja, noodzakelijk voor de groei van de boom. De onnodige, onnutte takken moeten worden afgesneden, zodat de jeugdige twijgen meer sappen zullen ontvangen. Lijden en beproeving zijn de toetssteen voor de kerk in het algemeen, zowel voor haar leden als voor ieder in ‘t bijzonder. Blijft (in Mij). Wat een veel betekenend woord is dit!
Sta vast, wees sterk. Gelukkig is de mens, die met zijn voeten vast staat op de Rots. In Christus blijvende, standvastig en onbeweeglijk in de waarheid, zoals wij ze hebben ontvangen, kunnen wij vruchten voortbrengen. Maar let wel op de gelijkenis. De takken van een eik, olm, es of enig andere boom kunnen worden gebruikt tot het bouwen van huizen of andere doeleinden, maar die van de wijnstok zijn, zodra zij van de stam gescheiden zijn, tot niets nuttig. Zij worden opzij geworpen en verbrand. Wanneer de christen in Christus blijft is hij tot alles bekwaam. De kracht van zijn gebeden is niet te bepalen. Een zeker iemand zag Maarten Luther eens door de straat gaan, en zei van hem: ” deze man krijgt alles, wat hij van God vraagt.” Zulk een mens vermag veel, want wanneer hij tot God bidt, wordt hij niet alleen gehoord, maar krijgt hij ook antwoord. In de verhoring van onze gebeden zien wij eigenlijk het grootste van alle wonderen. Er zijn mensen, die de mogelijkheid van wonderen ontkennen.
Maar dat komt, omdat zij bij de wetten van de levenloze onbezielde natuur blijven stilstaan, en de hogere natuurwetten, van de barmhartigheid, majesteit en wijsheid van God, niet kennen. Wonderen zijn, naar ons begrip, meestal wanordelijkheden in de natuur, welke desniettemin juist uit de hogere wetten van de natuur zelf verklaard moeten worden. Dit zijn inderdaad de wonderen, die God verheerlijken en het welzijn van mensen bevorderen. Een boom wordt niet verheerlijkt door de kleine appel, die aan zijn hoogste tak groeit, maar door de menigte van vruchten, die zijn takken naar beneden buigt. Het geloof van Calvijn is vandaag nog even machtig, ter verheerlijking van God, als het was, toen de grote hervormer het verkondigde in de hoofdkerk te Genève. Jezus heeft niet maar weinig lief. Hij heeft veel lief, en Hij had Zijn kerk zo lief, dat Hij haar aanwees als Zijn bruid. En nog heeft Hij haar lief. Als er een mens is in de wereld die reden heeft tot blijmoedigheid, dan zal dat voorzeker de christen zijn.
Velen van Gods volk zijn zoals de kleine vogels, zij zingen het mooiste wanneer zij in een kooi gevangen zitten. De christen mag niet zwaarmoedig zijn en geen lang gezicht tonen. Hij behoort altijd een vrolijk gelaat te tonen, hij heeft ook alle reden om vrolijk te zijn. Als we een dienstbode met een lang gezicht en somber uiterlijk zien, zijn we al gauw geneigd, van hem te zeggen, dat hij een slechte meester heeft. Maar dit is niet het geval met de christen; deze heeft een goede Meester, en het moet zijn doel zijn, om dit aan de wereld te laten weten en te laten zien.
Na gezang en gebed, waarin de prediker de Goddelijke bijstand aanriep bij de verkondiging van het Woord, en bad om de uitstorting van de Heilige Geest; om de herstelling van de ware godsdienst in Holland, het land der martelaren, om haar uitbreiding en heerschappij, om de geestdrift en de moed van de apostelen voor hare dienaren, koos hij tot tekst zijn rede: Joh. 14: 6. Ik ben de weg.
1. Ik ben de weg
Charles Haddon Spurgeon
Wat een eenvoudig woord is dit toch! Hierin is niets nieuws of wonderbaarlijks! Er is geen grote geleerdheid of diepe kennis voor nodig. Al wat ik weet, is, dat de dwaasheid van de prediking een kracht Gods is tot zaligheid. De tekst is eenvoudig; het Evangelie is eenvoudig, en niet opgesierd. Veronderstel, dat u verdwaald was in een bos en omringd door allerlei gevaren, u zou natuurlijk verlangen, daaraan te ontkomen, maar wie zal u de weg wijzen? Als er een geleerd man nadert, roept u zijn hulp in. Deze man is in staat om u in zestien verschillende talen de weg uit te leggen, en hem te beschrijven met de meeste sierlijkheid van stijl en kracht van uitdrukking, maar u verstaat niet één van die talen.
Er zijn mensen, die een Evangelie verkondigen, dat de wereld niet verstaat. Leer mij,” zegt de zondaar, de weg kennen van de hel naar de hemel.” Wegwijzers zijn altijd van grote duidelijke letters voorzien, zodat iedereen, die lezen kan, de opschriften kunnen begrijpen en niet zullen verdwalen. En zo moet ook de prediking zijn. Zij moet zo duidelijk zijn, dat zij niet alleen verstaan kan worden, maar dat zij onmogelijk misverstaan kan worden. Het is een eer voor elke prediker als hij de lof krijgt die Melanchton aan zijn medehervormer Justus Jonas gaf – namelijk, dat hij een man was, die de woorden van de tekst heerlijk en duidelijk kon uitspreken, verklaren en ter markt kon brengen.
De prediking moet zijn als de apostelen, het brood brekende en uitdelende in zulke stukken, als het volk kon meenemen en verteren door er voedsel uit te trekken. Hoeveel kan door één’ mens gedaan worden, die één ding goed verstaat. Ik wil u iets vertellen uit het leven van de heer W. Jay van Bath, die enige jaren geleden predikant was bij de Argyle Chapel in die stad. Hij was een man, die, door de leden van zijn sekte, de Independents, als een vader geëerbiedigd werd, maar in zijn jeugd te Marlborough als metselaarsjongen stenen en kalk had gedragen.
Op een reis van Londen naar Bath zat de heer Jay naast de koetsier. Hij vroeg deze telkens, aan wie de verschillende huizen, landgoederen, kastelen enz., welke zij voorbijreden, toebehoorde, maar op iedere vraag kreeg hij als antwoord: ik weet het niet.” Uiteindelijk vroeg de geestelijke aan de bestuurder maar wat weet u dan wel?” Wel mijnheer!” was het antwoord, ik weet, hoe ik u van Londen naar Bath moet brengen, en dat is iets, dat niet iedereen weet.” Hij kende de weg en wist met paarden om te gaan. Dit was zijn werk. Het is het werk van de prediker, om aan zondaren de weg naar de hemel te wijzen, hen op Christus te wijzen, die gezegd heeft: Ik ben de weg.” ‘ Als u deze tekst hoort, voel u zich dan niet getroffen door de bepaaldheid en het uitsluitende van dat ik en de.
Er zijn predikers, die soms in een vergelijk willen treden. Christus niet. Gun de waarheid slechts een klein hoekje in een huis, en zij zal duizend dwalingen uitdrijven. Wij horen veel spreken over liberalisme: vrijgevigheid met eigen overtuiging en gelijk recht geven aan de denkbeelden van anderen. Wees liberaal op het gebied van de staatkunde, in wijsgerige stelsels, en in de wetenschap. Maar in het godsdienstige bent u aan God onderworpen. Voor God bestaat er geen liberalisme. Jezus zegt: Allen, zo velen als er voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en moordenaars.”, Niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.” Er is onder de hemel geen andere Naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden.”
We moeten de Heere om Zijn schonen en eerlijke eenvoud bewonderen. Er is geen vergelijking mogelijk. Stel je eens voor: ik wist, dat er iemand op sterven lag en ik bezat een middel, waarvan ik wist dat het middel het enigste middel was dat kan genezen, zou ik dan zeggen: ” daar zijn twintig anderen, die hun middelen aanbevelen, beproef ze,” terwijl ik wist dat ik het enige ware bezat?
2. De zekerheid van de tekst:
Ik ben de weg. Hier is geen sprake van misschien of waarschijnlijk. Het is gewis, ontwijfelbaar zeker. Sommigen mogen dit woord gebiedend noemen. Ik bemin het gebiedende ervan. Ik zou wel wensen, dat God ons meer op die wijze toesprak. Wij, leraars, kunnen nooit de wereld bewegen, zolang wij toestaan, dat de wereld ons beweegt, zolang wij ons door iedere wind laten voortdrijven. Wij hebben een punt nodig, waarop wij de hefboom kunnen steunen. Wanneer het schip tegen een storm worstelt, of tussen gevaarlijke ondiepten door gestuurd moet worden, is het nodig, dat er een vastberaden en bekwaam stuurman aan boord is, iemand van wie zijn woord voor allen een wet is.
3. Het persoonlijke in de tekst:
Ik ben de weg. Ik, en niet mijn leer, of mijn voorschriften, is de weg. Velen denken, dat de kerk, het kerkgaan, de sacramenten, hun eigen goede werken of rechtvaardigheid de weg tot de zaligheid is. Mensen vertrouwen op hun eigen deugd als de weg tot behoud. Maar Christus had een bondgenoot als dit niet nodig. Hij had aan zichzelf genoeg. Hij sprak, en het was er, Hij gebood, en het stond er.” Hij had de wijnpers alleen getreden.” Als Christus alleen stond, denkt u dan, dat Hij iets van u hulp zou willen hebben? Christus verlost ons volkomen. Iedereen? Nee, alleen Zijn uitverkorenen. Voor hen was Zijn werk aan het kruis volbracht; en toen Hij, na al Zijn lijden, uitriep: het is volbracht!” maakte Hij een einde aan de macht der zonde. – De enige weg tot zaligheid.
Wij wijzen op Zijn doornenkroon, het bloedige zweet, druppelend op de grond, de doodangst, die Hij uitstond, de wonden van de nagels in Zijn handen en voeten, de vensters, door welke wij kunnen opzien tot God om vergeving voor onze zonden, op de stroom vloeiende uit Zijn doorboorde zijde, om ons te reinigen van ongerechtigheid. Jezus is de weg. De beker van de hel was Hem gegeven, om te drinken. Hij dronk die voor ons; Hij bleef drinken, tot Hij hem ten laatste in een verschrikkelijke teug leeg maakte, geen enkele druppel menselijke ellende er in achterlatende. God kon ons, zoals wij waren, niet tot een volk aannemen. Als Rechter kon Hij ons niet vergeven, maar als Vader wilde Hij dit wel.
Christus stelde zichzelf in de plaats van de zondaars. En zo mag de zondaar in de plaats van Christus voor de Vader staan. Christus neemt Gods gehele toorn over de zondaar op zich. Met Zijn lijden was alles volbracht. Laat de gedachte toch varen, dat er maanden nodig zouden zijn, om een ziel te redden. Vergeving volgt onmiddellijk op geloof. Vijf jaren geleden kwam ik tot de overtuiging, dat ik een zondaar was. Ik was de ellendigste mens uit de hel. Hoe kon ik vergeving krijgen? Ik wist, dat Christus aan de Goddelijke rechtvaardigheid had voldaan. Wij hebben gehoord van de elektriciteit, van het galvanisme. Wij kennen de macht daarvan en bemerken de uitwerkselen. Ik had een galvanische schok gevoeld. Ik was bewust van de waarheid. De waarheid moet worden gevoeld, overwinnende alle andere dingen, net zoals Aarons staf, die al de staven van de tovenaars verslond. Zij brengt vrede aan.
4. Ik ben de weg.
De gehele weg, niet maar een gedeelte, of een klein eindje. Bij het maken van een reis zijn wij dikwijls verplicht, om gebruik te maken van verschillende vervoersmiddelen. Een deel van onze weg moet te voet worden afgelegd, en verder moeten spoorweg, wagen en boot gebruikt worden. Wanneer u bijvoorbeeld van hier naar Amsterdam wilt gaan, moet u eerst de poort uit en aan het station van de spoorweg een treinkaartje kopen, om door de trein naar Amsterdam vervoerd te worden, en aan het station aldaar moet u naar verdere middelen omzien om uw bestemming te bereiken. Christus vraagt u niet, om een deel van de weg met Hem te gaan. Hij verschaft u de middelen, om uw bestemming in een keer te bereiken. Van de plaats, waar u zich nu bevindt, is slechts één weg tot God, dat is: door Jezus Christus. Gelooft in Hem en verlaat u geheel op Hem. In het ogenblik, dat u gelooft, bent u op de weg.
Sommige mensen menen, dat Christus hen slechts een gedeelte van de weg geleidt, dat zij hun eigene goede werken, hun eigen rechtvaardigheid of iets anders nodig hebben. Dit is niet waar. Ik zou dit kunnen ophelderen door een verhaal, hetwelk de bekende prediker Weaver uit zijn eigen ondervinding heeft gedaan. Deze mens, hoewel hij een handarbeider was, heeft veel gedaan in Engeland, om zijn medemensen op de rechte weg te brengen, en is zeer geacht onder de bedienaars van Christus’ Evangelie in zijn graafschap. Op zekere dag was hij te Dublin, met de bedoeling, om het rijk van zijn hemelse Meester uit te breiden. Toen hij naar Londen wilde terugkeren, bemerkte hij, dat hij geen geld genoeg had voor deze lange reis. Hij riep dus de hulp in van een vriend, die hem naar een kantoor bracht, en voor hem een kaartje kocht in de eerste klasse voor de gehele weg naar Londen. Weaver, die gekleed was in zijn werkpak, stapte in het rijtuig, verwachtende, dat hem gevraagd zou worden, hoe hij daar kwam, en dat men hem zou zeggen, dat, zoals hij gekleed was, in zulk een fatsoenlijk gezelschap niet thuishoorde. Maar hem werd niets anders gevraagd, dan zijn kaartje te tonen. Op de boot ging het eveneens zo.
Het geloof in Christus is het 1″ klasse-kaartje voor de ganse weg naar de hemel. Wie ter wereld kan iets aanvoeren ter rechtvaardiging, dat zo zeer voldoet als het geloof in Jezus Christus. De Geest zal nederdalen op diegene die Christus rechtvaardig maakt. Laat mij u nog iets anders van diezelfde Weaver vertellen. Een werkman, die in Weavers huis aan het werk was, moest plotseling in fatsoenlijk gezelschap verschijnen, maar, zoals hij gekleed was, kon hij zichzelf niet vertonen. Weaver liet hem bij zich boven komen en gaf hem water, om zich te reinigen en gaf hem kleding van zichzelf, om aan te trekken. De man deed wat hem gezegd werd, en vertoonde zich daarna aan Weaver, en vroeg hem of hij er nu fatsoenlijk uitzag; Toen Weaver dit toestemde, zei de man, dat komt, omdat ik uw kleren aanheb. En zo is ook de Christen bekleed met de rechtvaardigheid van Christus als met een bruiloftskleed. Het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van Christus, mijn Heere. Christus is een volkomen en voldoende Zaligmaker. Als laatste wil ik zeggen, dat de tekst rijk is aan toepassing.
Hij is gericht tot iedereen. Het is dezelfde weg, en hetzelfde Evangelie voor de koning als voor de bedelaar, voor de geleerde als ook voor de eenvoudige. Hij is gericht tot allen in dit uur. Ik voer het woord niet tot een vergadering, waarvan slechts de helft behouden kan worden. Is er iemand onder u, die zegt, o God, wees mij zondaar genadig!” tot hem, wat ook zijn stand of beroep of kundigheden mag zijn, is het woord gericht, op de man af en duidelijk: Jezus is de weg tot behoud. Het Evangelie van Christus is de kracht van God tot behoud. Het is nu hetzelfde, als het altijd geweest is. Het kruis heeft dezelfde kracht, als het had, toen het door Calvijn in de hoofdkerk te Geneve werd opgericht, en toen hij stierf, droeg hij het over aan een ander, en deze weer aan een ander, en zo is het tot u in Holland gebracht. In Holland, dat zo edel gestreden heeft tegen geestelijke onderdrukking. Holland, dat menigmaal overwinningen heeft behaald voor het zuivere en eenvoudige geloof in Jezus Christus. De Heilige Geest, die nog even krachtig is, als Hij ooit was, zal nederdalen, om dat geloof krachtig te doen werken.
Net als overal, zo ook hier, zal de zalige geloofservaring van de harten, die de Heere kennen, in de volheid van Zijn verlossende genade, zich aldus uitspreken:
Ik kom, gelijk ik ben – ik pleit
Slechts op Uw kruis, dat mij bevrijdt,
En op Uw stem, die roept en leidt –
Lam Gods, – ik kom!
Ik kom, gelijk ik ben – bewust
Van zonde en vlek, die op mij rust,
Maar op Uw dierbaar bloed gerust:
Lam Gods – ik kom.
Ik kom, gelijk ik ben – ‘k verkeer
In blindheid, armoë, naaktheid, Heer,
Maar ‘k vind in U, wat ik ontbeer:
Lam Gods – ik kom.
Ik kom, gelijk ik ben – ik weet,
Dat, wie ‘t op Uw belofte deed,
In U, rein en behouden heet.
Lam Gods – ik kom.
Ik kom, gelijk ik ben – ‘k weersta,
Niet langer, Jezus, Uw gena
Maak mij den uwe’ en ik volg U na;
Lam Gods – ik kom!
Mocht iemand beweren, dat dit Evangelie strijdig is met de zedelijkheid, dat het de mensen losbandig van leven zou maken, dan moet ik u zeggen, niets vereist zuiverder zeden, niets bevordert meer de zedelijkheid dan juist de beginselen van liefde, die dit Evangelie inprent. Menigeen zal misschien zeggen: Ik heb dit Evangelie lang verkondigd, maar de mensen zijn niet tot inkeer gekomen, ik zie geen vrucht op mijn arbeid!” U, die aldus klaagt, wijs ik op de kracht van het gebed, ter bevordering van de werking van het Evangelie. Vergun mij ten slotte de mededeling van een gesprek op de weg. Iemand, die bezig was met het breken van stenen, werd aangesproken door een voorbijganger, een predikant, die de vlugheid en de gemakkelijkheid van de man, waarmee hij met één slag van zijn hamer de grootste stenen in kleinere verdeelde, bewonderde.
Zeg mij, goede man, hoe u dat doet? Menigmaal heb ik dit werk beproefd, maar ik sloeg en ik sloeg, zonder dat het mij baatte. Zie, zei de man, als ik zulke grote harde stenen moet breken, ga ik op de knieën liggen, en in die houding ben ik beter in staat, de slag op de juiste plaats toe te brengen, en zo doe ik mijn werk. Indien u eveneens doet, zult u waarschijnlijk even goed stenen breken als ik. Zie, M. H.! in dit gebed ligt het geheim der kracht van de prediking. Bidt alzo, zodat de waarheid aan uw eigen hart betuigd worde en zo bij anderen ingang zal vinden. De Heere geve u en mij deze genade! AMEN.
Zie ook: Spurgeons bezoek aan Nederland