Een verslag van de Nederlandse J. Kneppelhout die de kerkdienst van Spurgeon in Londen 14 Juni 1857 bijwoonde.
Het is natuurlijk zo, dat een stad als Londen, uit een heel leger van predikanten bestaat, uit alle richtingen, partijen, schakeringen die het protestantisme aanhangen. En zij leiden hun kudde langs verschillende wegen naar dezelfde wateren. Maar Spurgeon is de man, naar wie ieder vreemdeling terstond wordt verwezen, als hun geestelijke behoefte tenminste iets buitengewoons wil horen. Om Victoria niet te hebben gezien zou er nog mee door kunnen, maar bij de clerical Zion niet ter kerk te zijn geweest….!
De staat draagt natuurlijkerwijze zorg voor haar evangelieleraars. Wie niet tot de Staatskerk behoort, beproeft de weg van zijn geluk. Ik kan het niet beter zeggen, dan dat hij zich, net als een jonge doctor of advocaat, neerzet als dominee en ziet, of hij een praktijk kan krijgen. Hij huurt een kapel en probeert zo, of hij er in slagen zal klanten te trekken, ik bedoel dan mensen, die naar hem willen luisteren. Het komt dus voornamelijk op talent aan. Of er misschien niet wel eens geoorloofde middelen gebruikt worden, om onder de aandacht van de menigte te komen, zou ik niet durven zeggen: de menselijke natuur is zwak.
Maar, bij het talent, dat de jeugdige prediker ontwikkelt, komt nog iets heel belangrijks kijken; zaak is het namelijk en voornamelijk, dat zijn hoorders volgelingen worden, dat ze hem lief leren krijgen, dat zijn toespraak niet onvruchtbaar blijkt, dat zijn troost, zijn raad, hem als de ware christen en herder tonen en hij zich zo langzamerhand een vaste kudde verwerft, die zijn stem hoort en kent, en hem, als de kapel voor de toenemende gemeente te klein is geworden, een ruim en deftig kerkgebouw sticht, waarin hij zijn werk op aanzienlijker en uitgebreider voet kan voortzetten en kan spreken voor een grotere menigte. In deze omstandigheid verkeert thans Spurgeon.
Hij is een baptist, een voorstander van de doop der volwassenen‘. Spoedig werd zijn kapel te klein, zodat er aan een groter gebouw moest worden gedacht dat voor Godsverering bestemd en ingericht was. Spurgeon kwam op de gedachte, om de concertzaal Surrey-gardens te huren, en in die tuin voor volksvermaak, bekleed met decoratieve rotsgevaarten en omgeven door reusachtige aanplakbiljetten van nachtfeesten, vuurwerken en muziekperformances, zijn gewijde legertent op te slaan en daar de vaandel van Christus te planten. Maar kan de Heere ook op andere plaatsen gediend worden dan in tempels die in het bijzonder tot Zijn verering ontworpen?
Wij, Protestanten, zeggen: ja! De Rooms Katholiek is door de wijding aan zijn muren gebonden, en door het ostensorium, waarin de ouwel, Christus zelf, is ten toon gesteld. Maar bij ons wordt de kerk, eenvoudig een bedehuis door de verzamelde gemeente, en wel degelijk de tempel, waarin Zijn gestalte troont. Maar de Bijbel leert integendeel, dat de Heere niet woont in tempelen met handen gemaakt. De hageprekers riepen Hem aan onder de blote hemel, in de vrije open lucht, en wij weten dat Hij in het midden is van hen, waar twee of drie vergaderd zijn in Zijn Naam. De kerk van Engeland was evangelisch genoeg, om het ook zo te begrijpen, zij was onbekrompen genoeg, om het door een jeugdige prediker gegeven voorbeeld te volgen, en zo gaf Spurgeon aanleiding, dat de Exeterhall, op Zondagavond tot godsdienstoefening zou worden ingericht.
De openbare ochtenddienst begint hier overal om elf uur. Van Regentstreet, waar wij wonen, tot de Surrey-gardens is het minder dan een half uur rijden, maar toch kwam het rijtuig reeds om half tien aan. Toen we in de buurt van de tuinen naderden, kondigde deze zich al spoedig aan door de lange reeks van rijtuigen van allerlei soorten, van de aristocratische koets met staatsiebok tot de plebeïsche cab, en aan de ingang zien we de gretige toehoorders bij honderden en met snellen passen de lanen binnenstappen, terwijl men gehele drommen ongelukkigen opmerkt, die wezenlijk gevaar lopen tegen de gesloten hekken te worden doodgedrukt. Om dit gedrang enigszins in te perken, moet ik u zeggen dat er de nodige voorzorgen zijn genomen. Toen namelijk de toeloop inderdaad zorgwekkend werd, kwam men op het idee, tevens met het doel deze zo mogelijk enigszins te doen verminderen, geld te laten betalen voor enkele voorrechten, hetgeen in de Engelse kerken normaal niet gebeurt: men gaat gewoon zitten. Door twee soorten van tickets uit te geven, die bij onderscheidenen boekverkopers verkrijgbaar waren, kon men tickets van f 3 kopen voor een plaats op het platform, en een ticket van twaalf stuivers dat alleen recht gaf op vrije toegang, beide waren een maand geldig. De overige mensen, degene die van geen ticket voorzien waren, moesten geduld hebben tot de deuren zouden geopend worden.
Na een vijftig passen de tuin binnen te zijn, zien we links een pad dat door een heg is gescheiden; en aan de ene kant een biljet, waarop met grote letters te lezen staat: for tickets only, aan de anderen een wakende engel, in de gedaante van een politieman; en langs veelkleurige aankondigingen van ices, refresment-rooms en concerten van Jullien, langs allerlei‚ uithangborden van wereldse genieting en kwakzalverij, komt men in de uitgestrekte zaal aan. Het was kwart over tien, nog drie kwartier voor de dienst zou beginnen; de zaak leek zo goed als vol, ik zei, leek, want er stroomden na ons nog honderden binnen; de hoofden pakten steeds meer samen, maar zitten kon men al niet meer. Gelukkig was ik er in geslaagd een plekje in te nemen, van waar ik de prediker behoorlijk zou kunnen zien en verstaan, en dank zij een uitmuntende ventilatie, was er voor benauwdheid geen vrees. Waar ik ook keek, geen hoekje dat niet geütiliseerd was, en geen plekje dat niet was bezet.
Beneden wiegelde het als een zee, de eerste galerij, wie weet hoe vele rijen diep, hoofd aan hoofd; de tweede hetzelfde. Was er een derde? Omdat ik precies onder de galerijen stond, kon mijn oog het plafond van de zaal niet bereiken. Op het platform was de zogenaamde pulpit (preekstoel) geplaatst, zo hoog, dat een er een trap naar toe leidde. Het had iets, ik kan het niet beter omschrijven, van een soort van vierkant, gebruineerd houten hok‚ en was van onder halverwege met rode stof bekleed. Om die zonderlingen preekstoel groepeerden zich en stalden zich de mensen die de drie guldens voor de tickets betaalde zich uit, zij hadden de gedaante van elegante heren en dames. Omdat de preekstoel zoveel mogelijk naar voren was gebracht, zouden de meesten van hen de redenaar eigenlijk niet goed kunnen waarnemen en was het voor hun eigenlijk meer een achterrecht als een voorrecht.
Zo stonden wij daar geduldig te wachten, toen er plotsklaps een geruis en geschuifel door de zaal ging, wat iedereen het hoofd deed omkeren, alsof er iets onrustwekkend gaande was. Het waren de hekken, die geopend werden, waardoor het publiek gelegenheid vond binnen te stromen, maar hoe het plaatsvond is onbegrijpelijk. De hoofden drongen steeds een beetje dichter tegen elkander aan. Men stond in de portalen, en weldra buiten de deuren, want meer dan negenduizend zielen waren verenigd, en het is bekend, dat de zaal geen groter aantal kan bevatten. In iedere kerk gaat in Engeland terstond de hoed af; maar dat was hier bij niemand het geval; want de Surrey-gardens hield niemand voor een echt kerkgebouw, tenminste, zolang Spurgeon niet was opgetreden. Precies om elf uur verving plotseling het gemurmel de diepste stilte en alle hoofden ontbloten zich.
Ik verbeeldde mij om een kandidaat in de Godgeleerdheid te zien, die zijn voorstel ging doen. Maar hij was eenvoudig, innemend, en zeer jeugdig, men geeft hem niet meer dan drie en twintig jaar, zo waren in ieder geval zijn gelaatstrekken. Zijn kleding was als ons gewone donkere pak; er was geen noemenswaardig onderscheid. Zijn gehele uiterlijk was in een woord vrijwel overeenkomend met de afbeeldingen van de prentverkopers die op elke hoek van de straten in foto’s, staalgravure en steendruk aangeboden werden. Na een ogenblik ingekeerd te zijn tot zichzelf, nodigde hij de gemeente tot een gebed, hetwelk zeer kort was, en las toen met beknopte tekstverklaring het hoofdstuk uit 1 Koningen over de driejarige droogte en de offeranden van Elia en de Baäl priesters. Toen deed hij wederom en ditmaal een langer en zeer indrukwekkend gebed. Zijn tekst was: How long halt you between two opinions? If the Lord be God, follow Him; if’ Baal, then follow him (1 Kings XVIII, 21).
Terstond begon Spurgeon zich met ernstige vermaningen tot de gemeente te wenden. Hij hoopte, dat er velen onder zijn toehoorders waren, die God diende, maar hij wist maar al te goed, dat er zich ook velen onder hen bevonden, die Baäl dienden; verreweg de meesten nochtans zouden wel hinken op twee gedachten. Die dit doen, zijn zij, die ’s zondags deftig in de kerk zitten, hun huisgodsdienst beoefenen, en tegelijkertijd naar de wedrennen snellen, geen danspartij overslaan en nergens gemist worden, waar er ook maar een vermakelijkheid valt na te jagen; in het bijzonder zij, die met een uitgestreken gezicht naar Exeterhall gaan, evangelische bijeenkomsten bijwonen, maar hun naasten in handel of politiek proberen een poot uit te rukken. Eigenlijk zijn zij tegen zichzelf gekeerd, want wanneer zij zich onder de wereldlingen bevinden, dan zeggen ze: kijk, die vrome, die uitverkorenen, ze willen wel graag, maar van harte durven ze toch niet mee te doen, uit angst om hun karakter te grabbelen te gooien; en komen zij onder de echte dienaars van God, dan zeggen ze op hun beurt: wat zijn die wereldse mensen toch onstandvastig! Hoe kunnen zij dat toch met hun geweten overeen komen? Satan zal van hen zeggen: ze kunnen mij beter openlijk en eerlijk volgen, dan hebben zij ten minste wat meer plezier in hun leven; nu wringen zij zich onophoudelijk in een lastige dwangbuis, en na hun dood wacht hen Gods rechtvaardige straf.
Waarom moeten wij God dienen? Omdat God de Heere is; omdat wij de zekerheid hebben, dat Hij is God, de Almachtige, niet omdat wij er enig voordeel in zien. Als wij Baal tot onze God kiezen;en denken dat als we de wereld dienen, en in ijdelheden en wellusten baden het beste is, laat ons dat dan doen, maar beide tegelijk dienen kan niet, net zo min dat als men in de politiek twee tegenovergestelde meningen zou kunnen aanhangen. Dienen wij God, dan behoren wij het te doen uit volle overtuiging, gegrond op onderzoek, niet omdat wij godsdienstig zijn opgevoed en wij onze ouders levenslang naar de kerk hebben zien gaan. Wij moeten onze ouders liefhebben en eerbiedigen boven alles op de wereld, maar God staat boven onze ouders, en als wij zien, dat er iets beters was dan wat ons onze ouders ons geleerd hebben, dan moeten wij dat betere volgen.
God toonde zich de Heere door vuur; had Hij het laten regenen, dan zou de indruk al spoedig verloren zijn gegaan, want het zou een genadeblijk zijn geweest, en genade blijken zijn, helaas! spoedig uit het hart van de mensen uitgewist. In vuur zal Hij zich op nieuw vertonen, ook aan de hinkenden op twee gedachten, aan de tweifelende tussen Hem en Baäl, van deze tijd, en na hun dood. Hoe zullen wij onze keus voor goed bepalen? Want hoeveel zijn er niet, die, hoe graag zij ook God zouden wensen te dienen, steeds blijven hinken, uitstellen en verschuiven! Vlees en bloed kunnen dit ook niet; de Almachtige God alleen kan het in ons werken; het vuur van zijn Heilige Geest moet in onze harten neerdalen, om het altaar van het koude hart aan te steken, het hout en de stenen van onze zonden en wereldsgezindheid te verbranden, het water van onze onverschilligheid te doen verdampen.
Hij eindigde met een plechtig gebed om ’s Heeren zegen en bijstand, opdat velen van zijn toehoorders nog op dezen dag de goede keuze mochten doen. Spurgeons manier is, zoals u ziet, zeer vrij, zeer populair en gemeenzaam, zo veel zelfs, dat menigeen gedurende de preek somtijds niet kon nalaten te glimlachen, maar hij is eigenlijk nooit plat en altijd vol ernst en dringende ijver. Zijn Engels is duidelijk en eenvoudig, zijn zinsnede kort, zijn uitspraak fraai, zijn dictie rijk, zijn elocutie gemakkelijk. Hij spreekt uit het hoofd, maar zijn vorm en zijn uitdrukking weigeren nooit hun dienst, en in woorden en gebaren ligt een ongemaaktheid, een onbestudeerdheid, die innemen en boeien. Zijn stem heeft al de kracht en frisheid van de jeugd en neemt ongezocht de welluidende buigingen aan. Hij zou daarom, denk ik, zijn stem ook iets minder luid hoeven uit te zetten, zodat er wel eens iets minder schors in zijn stemgeluid komt.
Toen ik mij nogmaals naar Surrey-hall begaf, was de aandrang zo geweldig, dat de politie, uit vrees voor ongelukken, het kort na onze aankomst genoodzaakt vond de toegangen van de tuin voor later aansnellende mensen te sluiten en niemand, voorzien van tickets of niet, meer binnen te laten. De leerrede was symbolisch: het lied van Mozes, het zinnebeeld van het lied des Lams in het nieuw Jeruzalem. Het volk Israël dat het lied van Mozes aanhief, was bevrijdt uit de banden van de Egyptische slavernij, op weg naar Kanaän, het land van de vrijheid, en zag haar laatste vijanden verslagen worden. De tekst was: And they sing the song of Moses the servant of God, and the song of the Lamb, saying, Great and marvellous are thy works, Lord God Almighty; just and true are thy ways, thou King of saints. (Revelation, XV: 3).
Hier en daar liet Spurgeon allersmaakvolst de esthetische en muzikale schoonheden van de zang van Mozes uitkomen. De volgende zinsnede trof mij:—zij trokken moedig de zee in met wapperende vaandels, met slaande trom en schetterende trompetten, met hun wagens en hun paarden, en dachten aan geen gevaar, toen eensklaps God, zonder dat Hij van Zijn troon opstond, door de enkele kracht van Zijn kalme majesteit en het onmerkbare geblaas van Zijn neus, de kristallen watermuren over hun hoofden deed omkeren en het paard met zijn ruiter in de zee wierp. — Spurgeon toonde ook de overeenkomst aan tussen de kinderen Israëls na het droogvoets overtrokken van de zee en van Gods Israël op aarde. Eenmaal wordt het lied van Mozes hier boven voortgezet. Ook nu hebben de uitverkorenen strijd te voeren tegen meerdere vijanden, maar aan de zalige kusten zal er geen strijd meer zijn en de laatste vijand zal te niet zijn gedaan. Stichtelijk in de meer beperkten zin is Spurgeon eigenlijk niet; hij is meer krachtig dan gemoedelijk, hij spreekt meer tot de verbeelding dan tot het hart, maar hij heeft verrukkelijke ogenblikken.
Ik herinner mij o.a. zijn schildering van het slagveld, waar al de vijanden van Jehovah verslagen liggen; hij ging rond in zijn spreekgestoelte en hij noemt ze bij naam. Hier liggen ze allen bevroren in de dood, roerloos in de schrik; hier het ongeloof, daar de wereldgelijkvormigheid, ginds, hij die twistte met God en de Heere durfde uit te dagen. De grote schare der wederspannige ziet hij in de toekomst neergeworpen over de aarde, en alleen al door zijn uitvoering gaat er voor uw geest een fantastisch tafereel op; dan ineens schiet de maan haar stralen over het vreselijke feit, en dan weer aanschouwt men een reusachtig zwart kunstschilderij, of staat men voor een half-Byzantynsche fresco van Giotto of van Cimabue.
In het lied van Mozes geen woord tot zijn eer, noch tot eer van de kinderen Israëls. Zo zal ook de triomfzang in het nieuw Jeruzalem zijn. Daar geen Mozes, geen Luther, geen Whitefield meer, of de lof gezangen van enig ander uitverkoren vat: als de zon opgaat, verdwijnen de sterren. Jehovah, niets dan Jehovah; alles versmolten in de lof van de Eeuwige, in het dankakkoord van de alleen Prijzenswaardige, Die ons gewassen heeft van onze zonden door Zijn bloed.
De prediker eindigde welsprekend met de tegenstelling van de zang van Mozes en het behouden Israël aan den ene, de vloekkreten en het kermen van wanhoop aan de anderen kant van de met zijn legermacht omkomende Farao. O, riep hij uit, mocht eenmaal de zegezang ter ere van het Lam door u allen worden aangeheven en niemand het vergeten, dat er tegenover deze Hemelse muziek andere tonen staan, het tandgeknars en nooit eindigend geklaag van degene over wie de wateren van Gods wraak zich onherroepelijk gesloten hebben!
Zie ik heb u een onvolledig en hoogst oppervlakkig bericht gegeven omtrent een man, die op dit moment in hoge mate de aandacht trekt.
Ten slotte, dit is wat ons een knappe vrouw over Spurgeon meedeelde: „Spurgeon is one of the celebritíes of the day. By many he is called the modern Whitfield. For sometime he has been preaching once on the sunday in the large musichall in the Surrey-gardens, because no chapel can be found large enough to contain his auditors. He has been very useful in bringing multitudes of the careless and indilïerent under the sound of the gospel, and though perhaps pre-eminently the’preacker qf the people, numbers of statesmen, nobles and bishops go to hear him, attraeted by the fame of his wonderful pulpittalents. He has his peculiarities, but he preaches the truth, his eloquenee appears to be that of the spirit of God, end of his earnestness and sincerityno man aan doubt. I trust in the Lords hands he will be a great blessíng.”