En zij deden niet alleen, gelijk wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelf eerst aan de Heere en daarna aan ons, door de wil van God. 2 Korinthe 8:5
Er zijn mensen die altijd proberen aan te tonen wat er gebruikelijk is in de christelijke kerk. Ze zijn altijd op zoek naar voorvallen en tradities. Het ergste daarbij is dat veel van deze mensen zoeken naar oude dingen die nog niet oud genoeg zijn – oude dingen uit de rooms-katholieke kerk, bijvoorbeeld, en middeleeuwse gewoonten en gebruiken, die niets anders zijn dan boerenbedrog. Als ze de echte oude beproefde dingen willen, dan zouden ze terug moeten gaan naar de apostolische tijd. Het beste kerkgeschiedenisboek waaruit men rituelen, echte rituelen, kan afleiden is de Handelingen der Apostelen.
Als de christelijke kerk daarop terugvalt, in plaats van te onderzoeken wat de christenen uit de tweede of de derde eeuw deden, dan zal ze veel dichter bij de waarheid komen van wat ze behoort te doen. Welnu, onze tekst vertelt ons van een oud gebruik uit de tijd van de apostelen. Degenen die christen werden, gaven zichzelf eerst aan de Heere en daarna gaven ze zichzelf aan de kerk, door de wil van God. Laten we deze dingen eens in die volgorde overdenken. Vanzelfsprekend staan we eerst stil bij het belangrijkste: die handeling die waarde en schoonheid geeft aan alles wat erop volgt en die ook de vrucht ervan is.
De hoogste gave van de ziel
Het eerste wat de christenen uit oude tijden deden, uit de tijd van de Heilige Geest, was: “zij gaven zichzelf aan de Heere”. Dit is essentieel, de ene, allerbelangrijkste gave. Hebben wij allen die belijden dat we volgelingen van Christus zijn ons al echt aan de Heere gegeven? Zijn er geen mensen in dit gebedshuis die daar nog nooit over nagedacht hebben, of anderen die zelfs de gedachte eraan al minachtend afwijzen? Och, toehoorders, de dag zal komen waarop u naar deze zaken in een heel ander licht zult kijken. In het hiernamaals zal het duidelijk worden dat het zeer wijs van u zou zijn geweest om zich aan de Heere te hebben geven en ontzettend dwaas om voor eigen rekening te hebben geleefd.
Toen deze vroege christenen zich aan de Heere gaven, was het eerste wat duidelijk werd dat het geven en de gave echt gemeend waren. Laten de aanwezigen die zich aan de Heere gegeven hebben zich eens afvragen of hun gave echt gemeend was. Deze eerste gelovigen meenden wat ze zeiden. Hun toewijding was heel oprecht: zij gaven zich aan Jezus Christus over om helemaal de Zijnen te zijn. Vergeet niet dat dit in die tijd veel meer betekende dan wat er ooit van ons gevraagd zal worden. Iemand die zich in die tijd aan Christus gaf, werd uit de synagoge gezet als hij Jood was. Hij werd uit de gemeenschap gestoten als hij heiden was. Hij werd voor de rechtbank gesleept.
Hij werd in de gevangenis gezet. Hij kreeg dikwijls zweepslagen en werd vaak door het vuur of met het zwaard gedood. En hoewel deze eerste christenen wisten wat er zou gebeuren, gaven ze zich toch welbewust aan de Heere. Och, geliefde belijdende leden hier aanwezig, was de gave van uzelf aan Christus net zo oprecht? Of hebt u alleen maar belijdenis gedaan omdat anderen het ook deden? En bent u trouw aan die belijdenis gebleven, hoewel het een leugen was, omdat u zich ervoor schaamde toe te moeten geven dat u een fout gemaakt had? Was het nu echt gemeend of niet? Als dat niet zo is, moge God het dan zo maken, want alleen iets wat echt uit het hart komt, kan op de oordeelsdag bestaan. Heere, verlos ons van alle godsdienst die niet uit het hart komt!
Vervolgens was de gave van zichzelf aan de Heere een gewillige gave.Alle christenstrijders zijn vrijwilligers en toch zijn ze allemaal tot krijgsdienst gedwongen. De genade van God dwingt mensen om christen te worden, maar ze dwingt hen alleen in overeenstemming met de inzichten van hun gemoed. De vrijheid van onze wil is net zo’n grote waarheid als de uitverkiezing van God. De genade van God maakt, zonder onze wil geweld aan te doen, mensen gewillig op de dag van Gods heerkracht en zij geven zich aan Jezus Christus. U kunt niet tegen uw wil christen zijn! Kind van God tegen zijn wil?
Nee, dat is nooit zo geweest en dat zal nooit gebeuren. Nu vraag ik u, christenen, of u niet opgewekt, blij en onvoorwaardelijk dienaren van God bent. Ik weet dat het zo is en de verbintenis die u jaren geleden aanging ergert u nu niet. Als u echter een oprechte heilige bent, dan herhaalt u die belijdenis vanavond en hoopt u die in leven en sterven steeds weer na te zeggen. Want u bent een gewillig en juichend eigendom van de Heere.
Wat deze eerste christenen schonken was verder een verstandige gave.In de dagen van Paulus waren de mensen die zich bij de kerk voegden geen domme mensen. Ze wisten dat het niet te koop was. Ze wisten, zoals men van alle verstandelijke mensen mag verwachten, dat de dienst aan Jezus Christus niet daar kan bestaan waar er geen duidelijk begrip van zaligmakende genade is.
Alleen daar waar begrepen werd dat de zaligmaking door Jezus geschiedde, kon men geestelijk leven en de waarachtige bekering aantreffen. Geen godsdienstig ritueel, ceremonie of sacrament zou dat kunnen schenken. Ik heb dominees hun gemeente horen vertellen: “U bent in uw kinderjaren christen geworden en u behoort de geloften toen voor u gedaan trouw te blijven.” Het is duidelijk dat een ieders geweten hem zegt dat er geen enkele grond is voor een dergelijke redenering. Wat heb ik daarmee te maken? Wat geef ik om geloften die voor mij gedaan zijn toen ik nog klein was? Waren de geloften goed of slecht? Mijn verzorgers hebben mij nooit geraadpleegd.
Ik had er toen niets mee te maken en ook in de toekomst wil ik dat niet. Of ze nu beloofden dat ik God zou dienen of de duivel, ik wijs hun verantwoordelijkheid en steun evenzeer van de hand. Als redelijk wezen getuig ik van mijzelf voor God en niemand anders doet dat voor mij. Als ik aan Moloch gewijd was, zou ik dan als volwassene die toewijding moeten aanvaarden? God verhoede het! En zelfs als ik aan Christus gewijd was, zou ik geen toewijding willen aanvaarden waarvan ik wist dat Christus die niet zou aanvaarden omdat Hij er nooit om gevraagd had. Hij vraagt om mijn persoonlijke toewijding. Hij vraagt slechts om begrijpende liefde, om verstandige dienst. En ik weet zeker dat velen van u tot Christus kwamen wetend wat u deed, wat berouw hebben inhield, wat geloven inhield, nadat u berekend had wat leven in heiligheid u zou kosten. En welbewust, als mensen met inzicht en verstand, zei u: “O Vorst, we nemen dienst onder Uw banier! O Immanuël, schrijf onze naam op Uw rol want we zullen vanaf nu tot in eeuwigheid Uw dienaren zijn!” Het was een welgemeende gave, het was een gewillige gave en het was een verstandige gave waarmee deze eerste christenen zich de Heere toewijdden.
Broeders en zusters, het was bovendien een volledige overgave van hen.Geen enkele christen gaf zich in die tijd gedeeltelijk aan de Heere en hield een ander deel voor de afgoden of voor zichzelf. Als ze dat al geprobeerd zouden hebben, dan zouden ze zeker afgewezen zijn, want Christus eist van de kerk alles of niets. U moet als christen helemaal christen zijn, of helemaal niet. U kunt zich niet opdelen tussen God en de duivel, tussen rechtvaardigheid en zonde. Die overgave moet zonder voorbehoud zijn, zonder beperkingen. Als u zich waarlijk aan de Heere hebt overgegeven, dan hebt u Hem uw lichaam gegeven. Dat zal dan niet meer met zonde verontreinigd worden maar een tempel van de Heilige Geest zijn. U hebt Hem uw geest gegeven om niet meer een vrijdenker te zijn, een slaaf van de twijfelzucht. U hebt uw verstandelijke vermogens gegeven om daarmee aan de voeten van Christus te zitten en van Hem te leren, Zijn onderwijs als waarheid aan te nemen en Zijn Woord te houden als het enige hof van beroep voor al uw vragen. U houdt Hem ontegenzeglijk voor uw Leraar en Zijn leer als zuivere waarheid. U hebt Hem ook uw tong gegeven om voor Hem te spreken, uw handen om voor Hem te werken, uw voeten om voor Hem te lopen, iedere gave van uw lichaam en geest om in heerlijke gemeenschap Hem te dienen.
Wat uw wedergeboren, hemelse, geestelijke natuur betreft, die moet van de Heere zijn en zal altijd de koninklijke en heersende kracht binnen in u zijn. U bent vandaag met de drieëenheid van uw natuur – lichaam, ziel en geest – helemaal van Christus en als u een oprecht christen bent, omvat dat alles wat u hebt: al uw talenten, al uw tijd, al uw bezit, al uw invloed, al uw relaties, al uw mogelijkheden. U houdt vanaf nu niets meer voor uzelf, maar u zegt met de bruid: “Ik ben van mijn Liefste, en mijn Liefste is van mij”.
En verder is de overgave die iedere ware christen doet een overgave aan de Heere. Dat is waarmee het moet beginnen: met de Heere. We moeten ons pas aan de kerk overgeven nadat we ons eerst aan de Heere hebben overgegeven. Laten we ons alstublieft niet aan de priesters overgeven. Dat verafschuw ik! Van alle schurken op aarde zijn de priesters het ergst. Van alle vervloekingen die ooit op aarde gevallen zijn – ik zal zelfs de duivel niet buiten beschouwing laten is de geestelijkheid de ergste. Het kan me niet schelen of het gaat om een afgescheiden voorganger, een geestelijke uit de staatskerk, een rooms-katholiek, een mohammedaan of een heiden. Geen mens kan uw godsdienst voor u beoefenen.
Als iemand doet alsof hij dat wel kan, alsof hij uw zonde kan vergeven of iets voor u bij God kan bewerkstelligen, schuif hem terzijde: zo’n man is een gemene oplichter. Geef uw denken of uw geest nooit over aan enig mens. Speld uw opvattingen nooit aan de mouwen van een mens. Zorg ervoor dat uw overgave aan de Heere volledig en overvloedig is: aan Zijn waarheid, aan Zijn wet, aan Zijn evangelie. Maak uw overgave zo volkomen alsof u zich tot slaaf overgaf, of tot stenen om door Zijn hand gegraveerd te worden. U zult in waardigheid toenemen als u in egoïsme afneemt. U zult vrij worden al naar gelang u Gods banden draagt. U zult groot worden als u klein wordt in uzelf. Geef uzelf helemaal over aan God. Let wel, het is aan Hem. Niet aan enig mens, niet aan enige belijdenis, niet aan enige sekte, maar geheel en al aan de Heere, Die u liefheeft gehad van voor de grondlegging der wereld. Aan de Heere, Die u met Zijn bloed gekocht heeft. Aan de Heere, Wiens Geest uw aanneming in uw ziel verzegeld heeft.
Vergeet dit dus niet. Het is de eerste stap bij alle openlijke godsdienstige handelingen: u moet zich eerst aan de Heere geven. U hebt pas het recht om erover te praten zich bij een christelijke kerk te voegen als u dat gedaan hebt – “eerst aan de Heere”. U hebt pas het recht om gedoopt te worden als u dat gedaan hebt – “eerst aan de Heere”. U hebt pas het recht om aan de Avondmaalstafel te zitten als u dat gedaan hebt – “eerst aan de Heere”. Geef u eerst aan de Heere, met ongeveinsd berouw over uw zonde, met een kinderlijk en hartelijk vertrouwen in Jezus. En als u zich volledig aan de Heere gegeven hebt, dan mag u naar ieder geheiligd deel van de dienst komen, naar ieder bijzonder feest der liefde – maar niet eerder. Och, uw sacramenten en uw ceremoniën, God verafschuwt ze totdat u Hem eerst uw hart gegeven hebt. Ijdel zijn uw offeranden, uw wierook is Hem een gruwel. Het is een kwaad, ja erger dan een kwaad. Het is een bespotting van God, een belediging van Hem, als uw hart zich niet eerst aan Jezus overgeeft. Uw man-zijn wordt het rechtmatige eigendom van God als u het gewillig aan Hem overgeeft.
Ik kan op deze zaak verder niet ingaan door iedere aanwezige er vragen over te stellen. Maar toch zou ik u allen, en in het bijzonder iedere belijdende christen, willen vragen om in uw geweten deze vraag te beantwoorden: “Mijn ziel, hebt u zich, door de genade van God, overgegeven om de Heere toe te behoren?” Meent u dat echt of is het een schijnvertoning? Is het voor u werkelijkheid geworden of slechts namaak? Voelt u vanavond een verlangen in uw hart om uw overgave meer volkomen te maken? Bidt u om genade om het in de toekomst te vervolmaken? Rust u alleen in het kostbare bloed van Jezus? Wenst u God te verheerlijken zolang u leeft? Dan gaat het goed met u en kunt u met mij de volgende stap zetten. Maar als dat niet zo is, blijf dan van alle ceremoniën af, blijf dan van alle beloften af! Er staat niets voor u in de Bijbel en er is niets voor u in de kerk, als u niet eerst met God verzoend wordt door de dood van Jezus Christus.
Laten we nu kort de tweede manier overdenken waarop de ziel zich overgeeft.
De gave die op de eerste volgt
Ik wil deze passage goed begrijpen en ik denk dat ik het nu weet. “Zij gaven zichzelf eerst aan de Heere en daarna aan ons” – dat wil zeggen: ze gaven “zichzelf’ aan ons – “door de wil van God”. Nadat ware christenen zich aan de Heere gegeven hebben, zou hun volgende stap moeten zijn om zich aan de christelijke kerk te geven. Ze zouden, zoals Paulus eens, meteen moeten proberen om met de gemeente van Christus verenigd te worden. Een pasbekeerde gelovige moet in de wijk waarin hij woont, als er daar een christelijke kerk staat, meteen gemeenschap met anderen zoeken die zijn Heere liefhebben omdat ze ook door Zijn genade behouden zijn. De beste manier om dit te doen is door zichzelfte geven. Niet zijn naam, zijn geld, zijn aanwezigheid alleen, zijn meeleven, zijn actieve dienst-dit zijn allemaal onderdelen van de gave. Maar de kern van de zaak is om zichzelf te geven. Met hart en ziel moet hij zijn invloed, persoonlijkheid en talent, in zoverre God hem dat schenkt, aan de kerk geven. Wat houdt dat in, zich aan de christelijke kerk over te geven? Ik zal het nogmaals zeggen om zo het geheugen van veel leden hier die het vergeten zijn op te frissen. Het is uw plicht zich bij de christelijke kerk te voegen. Wat betekent dat? Welke verplichtingen brengt dat met zich mee?
Allereerst, zuiverheid in doen en laten.Als u geen belijdenis van uw geloof doet en leeft zoals het u goeddunkt, dan zult u dat op de oordeelsdag moeten verantwoorden. Maar als u zich bij een christelijke kerk voegt, moet u oppassen hoe u leeft, want uw handelingen zullen dubbel zo goed bekeken worden en dubbel zo zondig zijn als u tot inconsistentie vervalt. Als u als bediende bij een familie werkt en lid van een christelijke kerk bent, moet u de mensen niet naar de ogen kijken; er dient niets aan u te zien te zijn wat een goede dienaar van Jezus Christus oneer zou brengen. Als u echtgenoot bent, hebt u niet het recht om een slechtgehumeurde, dominante dictator ten opzichte van uw vrouw te zijn; en als u dat wel bent, hoort u helemaal geen lid van een christelijke kerk te zijn. Als u echtgenote bent, moet u geen slonzige, luie vrouw zijn die romannetjes leest en uw huishoudelijke plichten verzaakt; en als u dat wel doet – en het maakt me niet uit welke cursussen u volgt of welke gebedsbijeenkomsten u bezoekt dan hebt u niet het recht om u zo te gedragen en toch belijden christen te zijn.
U bent christen, zegt u, en u hebt zich bij de kerk gevoegd? Dan hebt u op uw werk niet het recht om tot kunstjes en streken te vervallen die de mensen overal heel gewoon vinden. Als u niet kunt leven zonder bedrieger te zijn, doe dan geen belijdenis van uw geloof. Het zou voor u net zo goed zijn om meteen naar de hel te gaan, zoals u bent, met een molensteen om uw nek. Want u hebt een onechte en goddeloze belijdenis gedaan, van een vroomheid die u niet in de praktijk gebracht hebt. Nee, als u niet in de kracht en de geest van Gods genade oprechtheid in uw manier van doen wilt nastreven, hebt u niet het recht om te praten over zich aan de kerk te geven. Dat zou u alleen maar oneer brengen. Uw zonde zou u alleen maar in een diepere verdoemenis werpen. Houd u er daarom ver bij vandaan.
Het volgende wat van ieder lid van Christus’ kerk verwacht wordt is de genademiddelen niet te verachten.En dan bedoel ik niet alleen aanwezigheid bij de zondagse diensten. Alle schijnheiligen komen op zondag, maar niet alle schijnheiligen komen bij mijn weten naar de gebedsbijeenkomst op maandag en ook niet naar de doordeweekse avonddienst op donderdag. Ik ben hier vrij zeker van, hoewel sommigen van hen er misschien toch zijn. Doordeweekse bijeenkomsten en diensten vormen een goede test. Velen kunnen niet komen, en dat weet ik, en ik vraag u ook niet om uw huishoudelijke plichten op te offeren voor een kerkdienst. Toch zijn er die wel aanwezig zouden kunnen zijn, maar gewoon niet komen. En u allen behoort te komen, voor zover u gelegenheid hebt en binnen redelijke afstand woont. Zorg ervoor dat u in dat opzicht niet nalatig wordt.
Een andere plicht van alle leden is om elkaar te helpen en te vertroosten. Net zoals bij de vrijmetselaars – pak stevig aan en u krijgt een vriendelijk woord en broederlijke erkenning -, zo moet het ook onder christenen zijn, alleen in nog hogere mate. We moeten de rouwdragenden vertroosten, de armen helpen en in het algemeen op elkaars belangen zien, want in de kerk zijn we allen leden van één familie. U moet “goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs”. Geef uw kruimels aan de mussen buiten, maar laat uw broeders en zusters het meeste en het beste ontvangen van wat u kunt geven. Dit is gewoon de plicht van iedere christen.
Verder moet ieder kerklid zich ook aan de kerk geven in de zin van deelnemen aan het kerkenwerk.Ieder kerkmens die geen post bezet, die niet gul is om te geven, niet vlijtig is met zijn handen, niet ernstig van hart, niet vriendelijk van tong, moet zich schamen. U kunt niet alles tegelijk doen, maar een ieder moet zijn plekje innemen, want iemand die niets doet is als een dar in een bijenkorf, die weldra verdreven zal worden. Ik hoop, geliefden, dat ik van mijzelf mag zeggen dat ik dit gedaan heb toen ik me bij de kerk van Christus voegde. Ik kan me goed herinneren hoe ik erbij kwam, want ik heb mijzelf toegang tot de kerk van God verschaft door de dominee te vertellen – hij was nonchalant en traag – nadat ik vier of vijf keer gebeld had en ik hem niet te spreken kreeg, dat ik mijn plicht gedaan had.
En als hij me nog niet wilde ontvangen, zou ik zelf een vergadering bijeen roepen en de mensen vertellen dat ik in Christus geloofde en hun vragen of ze me wilden hebben. Ik weet dat ik, toen ik dit deed, het ook echt meende. Ik weet dat er niemand was die het toen serieuzer meende en ik meen het nog steeds. Ik geef mijzelf over aan Christus en aan de dienst van Christus. Ik vind het niet erg om over zaken uit de politiek te spreken die het christelijk geloof raken. Ik vind het niet erg om de algemene zaak van de menslievendheid te bevorderen, noch iets anders voor het goed van mijn medemensen. Toch is er niets waaraan ik mijzelf met mijn hart en ziel geef dan om de kennis van Christus’ naam alom te verspreiden. Ik denk dat dit voor een christen het allerbelangrijkste zou moeten zijn.
Dekt uw godsdienst uw vlag, of dekt uw vlag uw godsdienst, hoe zit dat? U bent politicus? Prima. Ik ben blij dat er op die plaats een eerlijke man staat. Dekt uw godsdienst echter uw politiek of verslindt uw politiek uw godsdienst? En u bent een harde werker? Goed, u hebt een eerbare positie en niets dan lof voor een harde werker. Maar dringt uw godsdienst door uw harde werk en geeft het er kwaliteit aan? Hebt u er Christus mee lief? Vindt u dat u boven alles christen moet zijn? Dan maakt het niet uit wat u bent: smid of schoorsteenveger, koning of papierprikker – dat is van ondergeschikt belang. Allereerst moet u christen zijn en al het andere moet daaraan onderworpen worden, want de christelijke kerk heeft het recht om dit te verwachten.
Nu weet ik dat er enkelen van u zullen zeggen: “Nou, ik hoop dat ik mijzelf aan de Heere gegeven heb, maar ik ben niet van plan om me aan de kerk te geven, want…“. Welnu, waarom niet? “Omdat ik christen kan zijn zonder de kerk” Weet u dat heel zeker? U kunt net zo’n goed christen zijn door de geboden van de Heere ongehoorzaam te zijn als door ze te onderhouden? Stel dat iedereen hetzelfde deed. Stel dat alle christenen op aarde zouden zeggen: “Ik voeg me niet bij de kerk.” Dan zouden er helemaal geen zichtbare kerk en sacramenten zijn. Dat zou heel erg zijn. En toch, als één het doet – wat goed is voor één, is goed voor allen -, waarom zouden we het dan niet allemaal doen? Gelooft u dan dat u, als u iets deed wat de neiging heeft de zichtbare kerk van God te vernietigen, net zo’n goed christen zou zijn als wanneer u uw best deed om die kerk op te bouwen? Ik geloof er niets van en u ook niet!
U huldigt die mening niet; het is slechts een smoes voor iets anders. Daar ligt een baksteen, een erg goede. Waar is die baksteen voor gemaakt? Om er een huis mee te bouwen. Het zou onzin zijn als die baksteen u vertelt dat hij rondslingerend op de grond net zo’n goede baksteen is als in het huis. Het is een onnutte baksteen. Pas als hij in de muur gebouwd wordt, is hij nuttig. Dus u, rondslingerende christenstenen, ik geloof niet dat u aan uw doel beantwoordt. Uw leven is in strijd met dat leven waarvan Christus wil dat u het leeft en u bent verantwoordelijk voor de schade die u berokkent.
“O,” zegt er iemand, “hoewel ik hoop dat ik de Heere liefheb, toch, als ik me bij de kerk zou voegen, zou ik het zo’n grote verplichting vinden.” Dat is precies wat u hoort te vinden. Behoort u niet te vinden dat u nu verplicht bent tot heiligheid en tot Christus? Och, die gezegende banden! Als er iets is wat me meer tot heiligheid zou verplichten dan wat ik nu heb, dan zou ik die boeien willen voelen, want ik voel me slechts vrij als ik me verplicht weet tot vroomheid, oprechtheid en een nauwgezet leven.
“O,” zegt iemand anders, “als ik me bij de kerk zou voegen, ben ik bang dat ik dat niet zou kunnen volhouden.” U verwacht dat u, veronderstel ik, het buiten de kerk wel zou volhouden, dat wil zeggen: u voelt zich veiliger om Christus ongehoorzaam te zijn dan om Hem te gehoorzamen! Dat is een vreemde opvatting! U kunt maar beter zeggen: “Mijn Meester, ik weet dat Uw heiligen met elkaar in gemeenschap verenigd moeten worden, want de kerken zijn door Uw apostelen ingesteld. En ik vertrouw erop dat ik de genade heb om die verplichting uit te voeren. Ik heb geen kracht in mijzelf, Meester, maar mijn kracht is in U. Ik zal U volgen waarheen U mij leidt en het verder aan U overlaten.”
“Maar,” zegt weer een ander, “ik kan me niet bij de kerk voegen, want zij is zo onvolkomen.” Natuurlijk, want u bent zo perfect! Als dat zo is, dan adviseer ik u naar de hemel te gaan en u daar bij de kerk te voegen. Want u bent zeker niet geschikt om u bij de kerk op aarde te voegen en u zou zich er helemaal niet thuis voelen.
“Ja,” zegt een ander, “maar ik zie zoveel foute dingen bij christenen.” Er is niets fout bij u, veronderstel ik? Ik kan slechts zeggen, dat als de kerk van God niet beter is dan ik, dat ik er dan medelijden mee heb. Ik voelde dat ik, toen ik me bij de kerk voegde, veel meer goeds zou ontvangen dan ik er waarschijnlijk aan toe zou kunnen voegen. En bij alle fouten die ik de afgelopen twintig jaar of meer in de christelijke kerk heb ontdekt, kan ik toch zeggen, als oprecht man, dat de leden van de kerk de voortreffelijken op aarde zijn. Ik verheug me in hen, hoewel ze niet volkomen zijn, verre van dat. Als er onder de hemel mensen gevonden worden die echt dichtbij God leven, dan zijn het wel de leden van de kerk van Christus.
“Ach,” zegt er iemand, “maar het is een raar stel schijnheiligen. U bent zelf zeker erg degelijk en oprecht? Ik geloof u wel, maar dan moet u zich ook bij de kerk voegen en uw eigen degelijkheid aan die van de kerk toevoegen. Ik ben er zeker van, geliefde vrienden, dat niemand van u zijn winkel morgenochtend zal sluiten of zal weigeren een gouden pondstuk aan te nemen als er een klant binnenkomt, omdat er toevallig schurken zijn die in valse munten handelen. Nee, u niet. En u gelooft die verhalen ook niet dat, omdat sommige christenen schijnheilig zijn, ze dat daarom allemaal zijn. Dat zou hetzelfde zijn als wanneer u zegt dat als sommige gouden pondstukken vals zijn, ze daarom allemaal vals zijn. U zou dat fout hebben, want als alle gouden pondstukken vals waren, zou het de valsemunter nooit lukken om zijn namaakmunten uit te geven. Het is juist de hoeveelheid goed metaal die de valse verdrijft. Er is nog een flink aantal respectabele gouden christenen op aarde en in de kerk, wees daar maar zeker van.
“Nou,” zegt een ander, “ik denk niet dat ik – hoewel ik hoop dat ik een dienaar van God ben – me bij de kerk kan voegen. Weet u, de mensen kijken er zo op neer.” Wat een gezegende minachting is dat! Ik ben echt van mening dat er geen grotere eer in de wereld te behalen is dan om geminacht te worden door wat in dit land de “hogere kringen” genoemd wordt. De meeste mensen zijn slaaf van wat ze “fatsoenlijkheid” noemen. Fatsoenlijkheid! Als iemand ’s zondags een jas aantrekt waarvoor hij betaald heeft, als hij God dag en nacht dient, of de mensen het nou zien of niet, als hij een eerlijk, rechtlijnig man is – het kan me niet schelen hoe weinig hij verdient -, dan is hij een fatsoenlijk mens en hoeft hij nooit te buigen voor dit denkbeeld van de hogere kringen met hun kunstmatige fatsoenlijkheid.
Al deze flauwekul, want anders is het niet, weerhoudt velen ervan zich bij de kerk te voegen, omdat ze bang zijn dat de fatsoenlijke mensen uit het land dan op hen neerkijken. Ik heb juist gisteren in de krant gelezen dat het geen zin heeft om Afgescheiden edellieden te benoemen, want de volgende generatie zou niet langer Afgescheiden zijn en fatsoenlijk in hun godsdienst worden. Ik ben helaas bang dat dit waar is\Het is een grote schande dat mensen, zodra ze in een hogere maatschappelijke positie komen, de kerk vaarwel zeggen waaraan ze zich gegeven hadden toen ze zich aan de Heere gaven.
De tijd zal komen dat de armste christen boven de trotste edelman die God niet vreest verhoogd zal worden, wanneer God uit de krotten en hutten van Engeland een majesteitelijk adeldom tevoorschijn zal brengen dat alle koningen en prinsen der aarde zal beschamen. En dezen zal Hij hoger dan de serafim zetten, als anderen van voor Zijn aangezicht verworpen zullen worden. Ik zeg tot een ieder van u die zich niet bij deze kerk wil voegen omdat daardoor uw fatsoenlijkheid zou afnemen, dat ik u er dan ook helemaal niet om zal vragen. En Christus ook niet. Als dit de góden zijn u die dient – de hogere kringen en de fatsoenlijkheid – ga dan maar tot die armoedige góden en dien die dan maar. God zal uw ziel op de dag der afrekening echter wel van uw hand eisen. Er bestaat niets beters dan het dienen van Christus. Veracht te worden, op straat nagewezen en nagefloten, allerlei verwensingen naar het hoofd geslingerd te krijgen, dit alles zou ik veel eerder aanvaarden dan enige ridderorde, als de zaak van Christus mij daartoe zou nopen. Want dit is het ware onderscheidingsteken voor een christen als hij zijn Meester waarachtig dient.
De dag zal komen waarop de Heere onderscheid zal maken tussen degenen die Hem liefhebben en die Hem niet liefhebben. En elke dag komt die uiteindelijke scheiding dichterbij. Vanavond wordt die scheiding gemaakt en ze wordt in de prediking van het evangelie volbracht. Laat ieder mens zijn plaats bepalen en zich de vraag stellen: behoor ik Christus toe of Belial? Behoort u God, Christus, Zijn dierbare bloed toe, of gaat u nog steeds op in zondig vermaak en genot? Aangezien u deze vraag zult moeten beantwoorden als de hemelen branden, de aarde wankelt en de oordeelsbazuin u voor de grote witte troon daagt, beantwoord hem dan nu maar! En u, onverschrokken zielen, die uw Zaligmaker liefhebt, als u zich nog niet bij Zijn leger aangesloten hebt, meldt u zich dan nu maar aan. En u, liefdevolle zielen, die toegenegen zijt en zich een tijdje op de achtergrond gehouden hebt, kom nu maar naar voren.
Gij strijders, zijt dan moedig, weerstaat de boze macht; hij kan niet overwinnen, want Jezus geeft u kracht.
Rijst vandaag op voor Jezus. Weest vandaag bereid om ter wille van Zijn naam verstoten te worden. Maar als Hij in heerlijkheid verschijnt, zal de vergelding voor u zijn, een vergelding die al het verlies dat u vandaag lijdt ruim goed zal maken.
“Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” “Die met het hart gelooft, en met de mond belijdt, zal zalig worden.” Geloof in de Heere Jezus Christus. En moge Zijn zegen op u rusten.
Amen.