Ik, Ik ben het, die u troost: wie zijt gij, dat gij vreest voor de mens, die sterven zal, en voor een mensenkind, dat hooi worden zal, en vergeet de HEERE, die u gemaakt heeft, die de hemelen heeft uitgebreid en de aarde gegrond heeft, en vreest gedurig de ganse dag vanwege de grimmigheid des benauwers, wanneer hij zich bereidt om te verderven? Waar is dan de grimmigheid des benauwers? Jes. 51:12,13
Laat de tekst zelf worden beschouwd als het gedeelte voor vandaag. Het is niet nodig erover uit te weiden. Bevende ziel, lees hem, geloof hem, voed u ermee, en pleit erop voor de HEERE. Hij, voor wie ge vreest, is tenslotte maar een mens, terwijl Hij, die u belooft te troosten, God is, uw Maker, en de Schepper van hemel en aarde. Oneindige troost bedekt meer dan voldoende een zeer beperkt gevaar. “Waar is de grimmigheid van de benauwer? ” Hij is in de hand van de HEERE. Zij is slechts de grimmigheid van een stervend schepsel; de grimmigheid zal eindigen zodra de adem uit de neusgaten weg is. Waarom zouden wij iemand duchten, die even broos is als wijzelf? Laten wij onze God niet onteren door een god te maken van een nietig mens. Wij kunnen een afgod maken van een mens zowel door hem buitengewoon te vrezen als door hem buitensporig lief te hebben. Laten wij de mensen als mensen behandelen, en God als God; en dan zullen wij rustig voortgaan op het pad van onze plicht, terwijl wij de HEERE vrezen, en niemand anders.