… wateren waar men door zwemmen moest… Ezechiël 47:5
Het visioen kunnen we ook op onze kennis van het Evangelie betrekken, en op onze ervaring ervan. Eerst werd in symbolen en typen voor de gelovigen van weleer het Evangelie in het Oude Testament geleidelijk geopenbaard, als in een schets. Daarna heeft onze Heere het geleerd, en verder hebben de discipelen, geleid door de Heilige Geest, de bijzonderheden ervan als het ware in die schets opgenomen. De kennis van het Evangelie begint voor onze ziel dus niet ineens te schitteren. Er is een dageraad vóór de middaghoogte. Er is een halm, een tere groene halm, voordat het volle koren in de aar is. De zuigeling weent in de boetvaardigheid, voordat de volkomen man in Christus Jezus het lied van de verzekerdheid zingt. Misschien zijn we nog niet zo ver gekomen dat we de hoogte, de diepte, de lengte en de breedte van de liefde van Christus kennen. Misschien hebben we tot nu toe evenmin ontdekt hoe buitengewoon ruim het Evangelie is; maar wat we nu niet weten, zullen we later verstaan. Beperkte begrippen zullen we achter ons laten, zoals een vogel de schaal afwerpt waarin hij was opgesloten. Vage ideeën zullen verdwijnen, zoals bij die man van wie de ogen helemaal geopend werden: hij zag de mensen niet langer ‘als bomen wandelen.’ De kennis van een kind maakt dat we dromen het Evangelie in de palm van onze hand te kunnen houden, maar als we een man worden, doen we weg dat wat van het kind is, en zullen we merken dat het Evangelie uit wateren bestaat om in te zwemmen.