… wateren waar men door zwemmen moest… Ezechiël 47:5
Is dit niet onze troost dat God, ja, de Heere Die niet veranderd wordt, ons met een eeuwige liefde heeft liefgehad? Tot nu toe heeft het ons aan niets ontbroken. Hij heeft ons beloofd dat al het goede voor ons zal zijn naardat we het nodig hebben — en zo is het nog. Is dit niet onze troost, dat Hij ons Christus heeft gegeven, en daarin alles? Kan Hij ons nu iets ontzeggen nadat Hij ons Zijn eigen lieve Zoon heeft gegeven? We moeten bedenken hoe dierbaar we Christus zijn, hoeveel we Hem hebben gekost, en hoe kostbaar we zijn in Zijn ogen. Kan Hij ons vergeten? We moeten maar eens nadenken over de manier waarop de Heere ons tot nu toe is verschenen in tijden waarin het moeilijk was, en ons heeft geholpen in dagen van gevaar. We slaan het Boek op, en zien dat er geschreven staat: ‘Want Ik, de Heere, word niet veranderd.’ Laat dat ons troost geven voor de toekomst, en laten we onze weg vervolgen in het vertrouwen dat alles goed komt. Alle beloften van het verbond zijn bedoeld om ons te troosten. Alle gaven van soevereine genade zijn bedoeld om ons vreugde te schenken. Gods eigenschappen vormen de oorsprong van onze troost. De menselijke natuur van Christus, waarin Hij dicht bij ons komt, is een bron van gelukzaligheid. De goedheid en de mildheid van de Heilige Geest, Die in ons woont om onze Trooster te zijn, zijn heerlijke dingen om ons in te verheugen. Zeker, als we terneergeslagen zijn, moeten we onszelf de schuld geven. Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven.’ De vertroostingen van de Heilige Geest zijn ‘wateren om in te zwemmen.’