veronderstellende dat het de hovenier was. Johannes 20:15, Eng. vert.
Veertien dagen geleden zat ik in een prachtige tuin, midden tussen allerlei soorten bloemen die uitbundig bloeiden. Terwijl ik mijzelf beschutte tegen de hitte van de zon onder de overhangende takken van een olijfboom, keek ik naar de palmen en bananen, de rozen en camelia’s, sinaasappels en aloë, lavendelstruiken en heliotroop. De tuin was vol kleuren, schoonheid, geuren en vruchten. De tuinman, wie hij dan ook was, die deze prachtige plek had aangelegd en onderhouden, verdiende zeker een groot compliment.
Terwijl ik daar zat, kwam het in mijn gedachten om te mediteren over Gods kerk als een tuin. Ik stelde me de Heere Jezus voor als hovenier, en bedacht wat er zeer waarschijnlijk zou gebeuren als dit inderdaad zo was. ‘Veronderstellende dat Hij de Hovenier was’, zag ik in gedachten een paradijs voor me waarin bekoorlijke dingen opbloeiden en alle kwaad ontworteld was. Als een gewoon mens al zo’n schoonheid bewerkstelligde als in deze tuin, hoe veel groter heerlijkheid zou Hij kunnen voortbrengen wanneer we Hem zagen als de Hovenier! U weet Wie de ‘Hij’ is Die we bedoelen: de gezegende Zoon van God, Die Maria Magdalena in onze tekst bij vergissing hield voor de hovenier. Voor één keer willen we Maria Magdalena volgen op het pad van haar vergissing. Gaandeweg zullen we dan ontdekken dat we ons op de goede weg begeven. Zij vergiste zich toen ze ‘veronderstelde dat Hij de hovenier was’. Toch zullen we onder leiding van Zijn Geest geen vergissing maken wanneer we ons nu overgeven aan een stille meditatie over onze gezegende Heere als de Hovenier.
Het is zeker geen geforceerde voorstelling, want we mogen in waarheid zingen: ‘Wij zijn als een ommuurde tuin. Verkoren en gemaakt tot bijzondere grond.’
En deze beeldspraak vraagt om een hovenier. Zijn wij niet allen de planting van Zijn plantende rechterhand? Hebben wij niet allen water en verzorging nodig door Zijn voortdurende en genadige zorg? Hij spreekt: ‘Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Landman’, maar we mogen ook zingen: ‘Mijn Beminde heeft een wijngaard op een vette heuvel. En Hij heeft die omtuind en van stenen gezuiverd, en Hij heeft hem beplant met edele wijnstokken’. We zien Hem dus aan het werk als Hovenier. Daarom heeft Jesaja ons geleerd om een lied te zingen van de Beminde Die Zijn wijngaard bewerkt. We lezen over onze Heere in de volgende woorden: ‘O gij bewoonster der hoven! De metgezellen merken op uw stem.’ Om welke andere reden zou Hij in de wijngaard verblijven dan om te zien hoe de wijnstokken groeien en om te zorgen voor al de planten? Dit beeld is zeker niet onnatuurlijk; het spreekt zelfs sterk tot de verbeelding en is vol van nuttig onderwijs. We gaan niet tegen de harmonie van de natuur in als we Hem ‘houden voor de Hovenier’.
Het beeld is ook niet on-Schriftuurlijk, want in een van Zijn eigen gelijkenissen stelt onze Heere Zichzelf voor als de Wijngaardenier. We lazen zojuist die waarschuwende gelijkenis. Toen die ‘zekere man’ kwam en zag dat de vijgenboom geen vruchten voortbracht, zei hij tegen de wijngaardenier: ‘Houw hem uit; waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde?’ Wie was het anders die bemiddelde tussen de onvruchtbare boom en de bijl dan onze grote Middelaar en Plaatsvervanger? Hij is het Die voortdurend aangeeft: ‘Heer, laat hem ook nog dit jaar, totdat ik om hem gegraven en mest gelegd zal hebben.’ In dit geval neemt Hijzelf het karakter van de wijngaardenier aan, en wij hebben het dus niet bij het verkeerde eind als we veronderstellen dat Hij de hovenier is.
Als we ondersteuning willen van een voorafschaduwing, dan is het zo dat onze Heere de naam ‘tweede Adam’ aanneemt, en de eerste Adam was een hovenier. Mozes vertelt ons dat de Heere God de mens in de hof van Eden plaatste om die te bearbeiden en te bewaren. De mens in zijn rechte staat moest in deze wereld niet in een paradijs van gezapige luxe leven, maar in een hof waar zijn moeite beloond werd. Bedenk dat de kerk het Eden van Christus is, bewaterd door de stroom des levens en zo vruchtbaar gemaakt dat voor God allerlei soorten vruchten voortgebracht worden. Onze Tweede Adam wandelt in dit geestelijke Eden om te bearbeiden en te bewaren. Dus door deze voorafschaduwing zien we dat we het juist hebben als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is.
Ook Salomo dacht zo over Hem toen hij de koninklijke Bruidegom beschreef als Iemand Die met Zijn bruid naar de hof ging toen de bloemen gezien werden in het land en de vijgenboom zijn jonge vijgjes voortbracht. Hij ging met Zijn geliefde uit om de hof te beschermen en zei: ‘Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge druifjes.’ Noch de natuur, noch de Schriftuur, noch de voorafschaduwing, noch het lied verhindert ons om over onze aanbiddelijke Heere Jezus te denken als over Iemand Die zorg draagt voor de bloemen en de vruchten van Zijn kerk. We dwalen niet wanneer we over Hem spreken als ‘de Hovenier’. En zo zat ik stil, en koesterde de voorgestelde gedachtelijn die ik nu voor u herhaal in de hoop dat ik zo ook voor uw harten vele wegen ter meditatie mag openen. Ik zal niet proberen om een onderwerp als dit diepgravend te doordenken, maar slechts aangeven in welke richting u naar een kostbare goudader kunt zoeken.
1. In de veronderstelling dat Hij de Hovenier is, hebben we de sleutel tot vele wonderen in de hof van Zijn kerk.
Het eerste wonder is dat er een kerk Is in deze wereld; een hof die bloeit in het midden van deze onvruchtbare vuilnis. Op een harde steenachtige rots doet de Heere het Eden van Zijn kerk groeien. Hoe is het mogelijk dat er een oase van leven is in een woestijn van dood? Hoe ontstaat geloof te midden van ongeloof, hoop waar alles slaafse vrees is en liefde waar haat in overvloed aanwezig is? ‘Kinderkens, gij zijt uit God, en de gehele wereld ligt in het boze.’ Waar komt dit ‘van God zijn’ vandaan, wanneer alles daarnaast is toegevallen aan de duivel? Hoe ontstond er een volk voor God, afgescheiden, geheiligd en toegewijd, en gesteld om vruchten voort te brengen tot eer van Zijn Naam? Zeker, dat volk zou niet aanwezig zijn als het aan de mens over was gelaten. Wij begrijpen het bestaan hiervan als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, maar niets anders kan het verklaren. Hij kan de sparrenboom doen bloeien in plaats van de doornstruik en de mirte in plaats van de wilde roos en niemand anders kan zo’n verandering bewerkstelligen.
De tuin waar ik in zat, was aangelegd op een kale rots en vrijwel al de grond waarvan de terrassen gemaakt waren, was door ijverige mensenhanden vanaf beneden naar boven gebracht. Zo was er op de rots een voedingsbodem gecreëerd. Het was niet door de natuur zelf dat de tuin daar op die plaats was ontstaan. Die was daar gevormd door kundigheid en arbeid van mensen. Evenzo moest de kerk van God opgebouwd worden door de Heere Jezus, Die zowel de Schepper als de Onderhouder van Zijn hof is. Pijn lijdend, met gewonde handen, heeft Hij ieder terras aangelegd, ieder perk geordend en elke plant gepoot. Alle bloemen moesten bewaterd worden met Zijn bloedige zweet en bewaakt door Zijn betraande ogen. De littekens in Zijn handen en de wond in Zijn zijde zijn de tekenen van wat het Hem kostte om een nieuw Paradijs te maken. Hij gaf Zijn leven voor het leven van iedere plant die in de hof staat en er had er daar niet één gestaan als Hij niet de Hovenier was geweest.
Daarnaast is er een ander wonder. Hoe kan de kerk van God in zo’n klimaat bloeien? Deze tegenwoordige boze wereld is zeer nadelig voor de groei van genade en de kerk is niet in staat om vanuit zichzelf de kwade invloeden die haar omringen te weerstaan. De kerk heeft in zichzelf elementen die, indien ongemoeid gelaten, neigen naar haar eigen ontregeling en vernietiging. Evenals een tuin heeft ze in haar bodem alle kiemen van onkruid. De beste kerk die Christus op aarde heeft, zou binnen een paar jaar van de waarheid afvallen als de Geest van God haar zou verlaten. De wereld zal de kerk nooit helpen; ze staat gewapend tegenover haar. Ook is er niets in de lucht en de voedingsbodem van de aarde te vinden dat de kerk ook maar enigszins vruchtbaar zou kunnen maken. Hoe is het mogelijk dat ondanks dit alles, de kerk een goede hof is voor God? Dat er zoete specerijen groeien in haar perken en lieflijke bloemen door de Goddelijke hand worden verzameld uit de bloembedden? De continuïteit en de voorspoedigheid van de kerk kan alleen verklaard worden wanneer we veronderstellen dat Hij de Hovenier is.
Almachtige kracht wordt aangewend voor iets wat anders onmogelijk zou zijn: een heilig volk in stand houden onder de mensen. Almachtige wijsheid is nodig voor dit probleem dat anders onoverwinnelijk zou zijn. Luister naar het Woord des Heeren en leer daaruit de oorzaak voor de groei van de kerk hier beneden. ‘Ik, de HEERE, behoede dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoe- ke, zal Ik hem bewaren nacht en dag.’ Dat is de reden waarom er een geestelijk volk bestaat te midden van een goddeloos en verdorven geslacht. Dit is de oorzaak van een genadige verkiezing in het midden van omringende onzedelijkheid, wereldsgezindheid en ongeloof. Als ik veronderstel dat Hij de Hovenier is, kan ik inzien hoe er vruchtbaarheid, schoonheid en zoetheid kan zijn, zelfs in het middelpunt van de woestenij der zonde.
Ook een ander mysterie wordt door deze veronderstelling opgehelderd. Het is een wonder dat u en ik ooit onder de planten van de Heere zijn geplaatst. Waarom mogen wij groeien in de hof van Zijn genade? Waarom ik, Heere? Waarom ik? Hoe kan het dat we daar zijn verzorgd en verdragen in onze dorheid, terwijl Hij al lang geleden had kunnen zeggen: ‘Houw hem uit; waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde?’ Wie anders zou zo’n dwarsheid als de onze verdragen? Wie zou zo’n oneindig geduld aan de dag kunnen leggen? Wie zou ons met zo’n zorg kunnen omringen? En als er zo weinig dankbaarheid is voor die zorgzaamheid, wie zou haar dan zolang van dag tot dag kunnen vernieuwen en kunnen vasthouden aan voornemens van grenzeloze liefde? Wie had meer voor Zijn wijngaard kunnen doen? Wie had zoveel kunnen en willen doen? Een gewoon mens zou zijn goede bedoelingen hebben opgegeven, beledigd als hij zou zijn door onze ondankbaarheid. Niemand anders dan God kan zo’n geduld hebben met sommigen van ons!
Wat een wonder dat we niet als onvruchtbare ranken van de wijnstok afgesneden zijn, maar dat we aan de stam zijn gelaten in de hoop, dat we uiteindelijk vruchten zullen vóórtbrengen. Ik weet niet waarom we gespaard zijn, behalve op grond hiervan: veronderstellende dat Hij de Hovenier was. Want Jezus is een en al vriendelijkheid en genade, zo langzaam met Zijn mes, zo traag met Zijn bijl, zo vol hoop als we maar één of twee knoppen of één klein zuur besje voortbrengen. Hij hoopt dat dit de voortekenen kunnen zijn dat er in de loop der tijd iets beters ontstaat. Oneindig geduld! Onmetelijke lankmoedigheid! Waar bent u te vinden dan in het hart van de Geliefde? Zeker, de schoffel heeft velen van ons enkel en alleen gespaard omdat Hij Die zachtmoedig en nederig van hart is, de Hovenier is.
Geliefde vrienden, er is met betrekking tot onze kerk één genade waarvoor ik vaak God heb moeten danken, namelijk dat kwade dingen zo’n lange tijd zijn buitengesloten. Gedurende de periode waarin we als pastor en gemeente samen zijn, en dat is nu zo’n 29 jaar, hebben we ononderbroken voorspoed genoten, van kracht tot kracht gaande in het werk van de Heere. Ach, we hebben zoveel andere kerken gezien die even hoopvol waren als de onze, maar die verscheurd zijn door strijd, achteruitgegaan zijn door verval of ten val gebracht zijn door ketterij. Ik hoop dat we hun fouten niet te gemakkelijk streng veroordelen, maar we moeten dankbaar zijn dat wij behoed zijn voor het kwaad dat hen heeft bezocht. Ik weet niet hoe het mogelijk is dat we in liefde bij elkaar gehouden zijn, geholpen om overvloedig te zijn in ijver en ertoe in staat gesteld om krachtig te zijn in het geloof, behalve dan door die bijzondere genade die over ons heeft gewaakt.
Wij zijn vol gebreken, we hebben niets om ons op te beroemen, en toch is er geen kerk meer door God begunstigd. Ik verwonder mij erover dat de zegening zo lang voortduurt en ik kan het niet verklaren tenzij ik veronderstel dat Hij de Hovenier is. Ik kan onze voorspoed zeker niet herleiden tot de predikant, zelfs niet tot mijn geliefde vrienden ouderlingen en diakenen, zelfs niet tot de besten van u met uw vurige liefde en heilige ijver. De reden is denk ik dat Jezus de Hovenier is geweest. Hij heeft de deur gesloten wanneer ik bang ben hem opengelaten te hebben. Hij heeft het wild zwijn uit het bos weggejaagd als hij gekomen was om de jonge plantjes te ontwortelen. Hij moet er ’s nachts zijn geweest om de rondsluipende dieven weg te houden. Hij moet er ook geweest zijn in de middaghitte om diegenen van u die in aards opzicht voorspoedig waren te beschermen tegen de gloed van een te felle zon. Ja, Hij is met ons geweest, gezegend zij Zijn Naam!
Vandaar al deze vrede, deze eenheid en dit enthousiasme. Laten we Hem nooit bedroeven zodat Hij Zich van ons zal afkeren, maar laten we Hem bij Hem aandringen: ‘Blijf bij ons, Gij Die verblijft in de hoven, laat dit een van de hoven zijn waarin U wilt blijven totdat de dag aanbreekt en de schaduwen wegvluchten.’ Zo is onze veronderstelling een sleutel tot vele wonderen.
2. Laat uw voorstellingsvermogen samengaan met dat van mij terwijl ik zeg dat de veronderstelling dat Hij de Hovenier is een prikkel moeten zijn tot het uitvoeren van vele plichten. Een van de plichten van een christen is ‘vreugde’. Het is een gezegende godsdienst die mensen onder meer opdraagt blij te zijn. Als vreugde een plicht wordt, wie zou deze plicht dan negeren? Zeker, het zou ieder klein plantje moeten helpen om het zonlicht in te drinken wanneer er onder de bloemen wordt gefluisterd dat Jezus de Hovenier is. U zegt: ‘Ik ben zo’n kleine plant, ik groei niet goed. Ik produceer niet zoveel bladeren, en ook heb ik niet zoveel bloemen als vele om mij heen!’ Het is heel goed dat u klein denkt over uzelf; misschien vormt het laten hangen van uw hoofd een deel van uw schoonheid. Veel bloemen zouden niet half zo lieflijk als nu wanneer zij hun kopjes niet lieten hangen. Maar als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, dan is Hij evenzeer een Hovenier voor u als voor de meest voorname palmboom in het hele gebied.
In de tuin van Menton groeide recht voor mij de sinaasappelboom en de aloë en andere verfijndere en meer opmerkelijke planten, maar aan een muur aan mijn linkerhand groeiden gewone muurbloemen, steen- breek en kleine kruiden zoals we die vinden op onze eigen rotsachtige plaatsen. Welnu, de hovenier had voor alle planten gezorgd, voor de kleine evengoed als voor de grote. In feite waren daar honderden soorten van de meest onbeduidende gewassen, die allemaal in goede orde benoemd en beschreven waren. De kleinste steenbreek kan zeggen: ‘Hij is mijn hovenier, net zozeer als hij de hovenier is van de mooiste planten.’ Zwak kind van God, de Heere zorgt voor u!
Uw hemelse Vader voedt de raven en leidt de vlucht van de spreeuwen. Zou Hij niet veel meer zorg besteden aan u, o gij kleingelovigen? O kleine planten, u zult goed genoeg groeien. Misschien groeit u op dit moment meer naar beneden dan naar boven. Onthoud dat er planten zijn waarvan we de ondergrondse wortel meer waarderen dan het omhulsel boven de grond. Misschien past het niet bij u om zeer snel te groeien; u bent wellicht van nature een langzaam groeiende struik. Het zou niet gezond zijn wanneer u te snel zou verhouten. Hoe dan ook, laat het uw vreugde zijn dat u in de tuin van de Heere staat. Omdat Hij de Hovenier is, zal Hij het beste van u maken. U kunt niet in betere handen zijn.
We hebben nog een andere opdracht: de aanwezigheid van de Heere waarderen en erom bidden. We behoren telkens als de zondagmorgen aanbreekt onze Geliefde te bidden om in Zijn hof te komen en Zijn aangename vruchten te eten. Wat kunnen we doen zonder Hem? De hele dag zouden we tot Hem moeten roepen: ‘O Heere, aanschouw en bezoek deze wijnstok en de wijngaard die Uw rechterhand heeft geplant.’ We behoren met Hem te worstelen, dat Hij komt en Zichzelf aan ons openbaart zoals Hij dat aan de wereld niet doet. Want wat is een hof als de Hovenier haar nooit betreedt? Wat is het verschil tussen een tuin en de wildernis, als de Bezitter ervan nooit een spade of een snoeischaar gebruikt? Daarom hebben we het nodig dat Christus met ons is, veronderstellende dat Hij de Hovenier is. Het is onze gelukzaligheid dat Christus tussen onze bedden en borders wandelt. Hij let op iedere plant, verzorgt ze allemaal en doet ze op de juiste tijd tot volle wasdom komen. Het is juist om te veronderstellen dat Hij onze Hovenier is, want uit Hem zijn onze vruchten. Gescheiden van Hem zijn wij niets. Alleen als Hij over ons waakt, kunnen wij vruchten vóórtbrengen.
Laten we afzien van het vertrouwen op mensen. Laten we iedere poging laten varen om bewijzen van zijn geestelijke aanwezigheid te verkrijgen door routine of hoogdravende taal, ritualisme of lawaaierige drukte. Laten we daarentegen de Heere bidden om altijd met ons te zijn en om door Zijn aanwezigheid onze hof te doen groeien.
Als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, is er nog een andere plicht: laten ieder van ons zichzelf geheel aan Hem overgeven. Een plant weet niet hoe hij verzorgd moet worden; hij weet niet wanneer hij water moet krijgen of wanneer hij droog gehouden moet worden. Een vruchtboom beslist niet wanneer hij het nodig heeft om gesnoeid, omgegraven of bemest te worden. Het verstand en de wijsheid van de hof ligt niet in de bloemen en de struiken, maar in de Hovenier. Dus, wanneer u en ik hier vandaag zijn met welk eigenzinnig en vleselijk oordeel over onszelf dan ook, laten we dan proberen om dat terzijde te leggen opdat we geheel en al onze Heere ter beschikking mogen staan. U zou uzelf misschien niet graag impliciet in de hand van een gewoon mens willen leggen (en het zou triest zijn als dit moest); maar voorzeker, plant van de planting door de rechterhand van de Heere, u kunt uzelf zonder vraag in Zijn geliefde hand leggen. Als u veronderstelt dat Hij de Hovenier is, kunt u wel zeggen: ‘Ik wil mijn eigen wil, verlangen, zinnen en grillen opzijzetten en ik wil als niets zijn in de handen van de Hovenier, opdat Hij mijn wijsheid en mijn alles moge zijn. Hier, vriendelijke Hovenier, Uw arme plant buigt zichzelf voor U neer. Vorm mij zoals U wilt.’
Wees er zeker van, geluk is nauw verbonden aan de geest van het volkomen rusten in de wil van God. Het zal gemakkelijker zijn om die volkomen rust te beoefenen als we veronderstellen dat de Heere Jezus de Hovenier is. Als de Heere dat gedaan heeft, wat moet een heilige dan zeggen? O aangevochtene, de Heere heeft het gedaan: had u het anders gewild? Bent u niet dankbaar dat het zo is omdat het de wil is van Hem in Wiens hand uw leven en al uw wegen zijn? De plicht tot onderwerping is zeer duidelijk wanneer we veronderstellen dat Hij de Hovenier is.
Nog één plicht wil ik noemen, hoewel er ook gedachten aan andere naar boven komen. Als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, laten we dan vruchten voor Hem voortbrengen. Ik spreek deze ochtend niet tot een volk dat het niet uitmaakt of het God dient of niet. Ik geloof dat de meesten van u ernaar verlangen om God te verheerlijken. Gered door genade voelt u een heilige ambitie om de lof te verkondigen van Hem, Die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn heerlijk licht. U wilt anderen tot Christus brengen omdat u zelf in Hem tot leven en vrijheid bent gebracht. Laat het feit dat Jezus de Hovenier is u aansporen om vrucht te dragen. Als u tot nu toe één tros hebt voortgebracht, breng er dan honderd voort, veronderstellend dat Hij de Hovenier is. Als Hij er de eer van behoort te ontvangen, werk er dan aan om dat te doen wat Hem grote roem bezorgt. Wanneer onze geestelijke staat aan onszelf zou worden toegeschreven, of aan onze dominee of aan sommige van onze medechristenen, dan zouden we misschien niet voelen dat we vruchtbaar moesten zijn. Maar als Jezus de Hovenier is, Die of de schuld of de eer moet dragen van wat wij voortbrengen, laten we onszelf dan tot het uiterste inspannen om de Heere voor Zijn opofferend werk een juiste beloning te geven! Onder zo’n leermeesterschap en zulke zorg behoren we uitnemende leerlingen te zijn. Vormt Christus ons? O, laten wij er nooit de oorzaak van zijn dat de wereld geringschattend denkt over onze Meester.
Studenten beseffen dat hun alma mater het verdient dat zij veel voor haar doen, daarom spannen ze zich in om hun universiteit bekend te maken. Aangezien Jezus docent en universiteit voor ons is, laten we beseffen dat we verplicht zijn tot Zijn eer te leven. Ik weet niet hoe ik het onder woorden moet brengen, maar we behoren ongetwijfeld iets te doen dat bij zo’n Heere past. Elke kleine bloem in de tuin van de Heere moet zijn helderste tinten vertonen en zijn meest bijzondere geur voortbrengen omdat Jezus er zorg voor draagt. Het beste van al het mogelijke goede moet door elke plant in de hof van onze Vader worden voortgebracht omdat Jezus de Hovenier is.
Tot zover deze twee punten: een sleutel tot vele wonderen en een prikkel het uitvoeren van vele plichten.
3. Ten derde heb ik in de veronderstelling dat Hij de Hovenier is een verlichting gevonden van een verpletterende verantwoordelijkheid. God geeft de mens een taak, en als die mens zijn werk goed uitvoert dan kan hij dat niet zorgeloos doen. Het eerste wat hij vraagt als hij wakker wordt, is: Gaat het werk voorspoedig? En vaak is de laatste gedachte voordat hij in slaap valt: Wat kan ik doen om mijn roeping te vervullen? Soms belast de bezorgdheid zelfs zijn dromen en dan zucht hij: ‘Heere, zend nu voorspoed!’
Hoe gedijt de hof waarvoor wij moeten zorgen? Hebben we een gebroken hart omdat niets lijkt te bloeien? Is het een slecht seizoen? Of is de bodem schraal en hongerig? Overmatige zorg wordt zeer verlicht als we de gewoonte kunnen aannemen om te veronderstellen dat Hij de Hovenier is. Als Jezus in alle dingen de Meester en de Heere is, dan is het niet aan mij om de hele kerk op orde te houden. Ik ben niet verantwoordelijk voor de groei van elke christen, noch voor de zonden van elke afvallige, noch voor de overtredingen in het leven van elke belijder. Deze last moet niet op mij liggen, zodat ik daardoor verpletterd zal worden. Met Hem als Hovenier staat de kerk onder een beter bestuur dan het mijne. Er wordt beter voor de tuin gezorgd dan de meest waakzame opzichters zouden kunnen doen, ook al zou ’s nachts de vorst en overdag de hitte hen kwellen.
Als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, dan zal uiteindelijk goed gaan. De Bewaarder Israels zal niet sluimeren noch slapen. Wij hoeven niet bezorgd te zijn en te wanhopen.
Ijverige werker die terneergeslagen wordt, ik smeek u om dit enigszins te overdenken. Het is aan u om onder de Heere Jezus te werken; maar het is niet aan u om uw ziel door bezorgdheid over Zijn dienst te laten bedrukken, alsof u Zijn last zou moeten dragen. De onderhovenier, de werkman in de hof, hoeft zich geen zorgen te maken over de hele hof alsof alles aan hem overgelaten zou zijn. Nee, nee, hij mag niet te veel op zich laden. Ik bid u, laat uw bezorgdheid door de werkelijke feiten intomen. U hebt bijvoorbeeld een aantal jonge mensen om u heen en u waakt over hun zielen als degene die rekenschap moet afleggen. Dat is goed, maar wees niet bezorgd en vermoeid. Want uiteindelijk ligt het redden en behouden van deze zielen niet in uw handen, maar bij Iemand Die veel bekwamer is dan uzelf. Bedenk slechts dat de Heere de Hovenier is.
Een zekere man Gods raakte tijdens een moeilijke periode geheel onbekwaam om zijn plicht te vervullen omdat hij zich het kwaad van de tijd zozeer aantrok. Hij werd terneergeslagen en onrustig. Hij scheepte zich in en wilde het land verlaten, dat zich in zo’n toestand bevond dat hij het niet langer kon verdragen. Toen zei iemand tegen hem: ‘Meneer Whitelock, bent u de bestuurder van de wereld?’ Nee, dat was hij niet bepaald. ‘Ging God er niet tamelijk goed mee om voordat u was geboren, en denkt u niet dat Hij dat heel goed zal doen wanneer u gestorven zal zijn?’ Dat gedachte hielp om het gemoed van de beste man te verlichten en hij keerde terug naar zijn plicht.
Ik wil dus dat u de grens van uw eigen verantwoordelijkheid opmerkt. U bent niet zelf de Hovenier, u bent slechts een van Zijn knechten, aangesteld om boodschappen uit te voeren, wat graafwerk te doen of om de paden te vegen. De hof wordt goed genoeg beheerd, ook al bent u niet de hoofdbeheerder ervan.
Dit verlost ons van bezorgdheid, en bovendien maakt het werken voor Christus heel zoet. Want als de tuin onze moeiten niet terug te betalen, dan mogen we tegen onszelf zeggen: ‘Uiteindelijk is hij niet van mij.’ Als ik veronderstel dat Hij de Hovenier is, dan ben ik zeer gewillig om te werken op een kaal stuk rots, een oude dorre tak op te binden of om een waardeloze zode om te spitten. Als dit werk Jezus maar behaagt, dan is het om die ene reden ten hoogste nuttig. Het is niet aan mij om me af te vragen of de opdracht die ik gekregen heb wel wijs is, het is aan mij om ermee aan te slag te gaan in de naam van mijn Meester en Heere. Als ik veronderstel dat Hij de Hovenier is wordt de zware verantwoordelijkheid van mij afgenomen en wordt mijn werk aangenaam en heerlijk.
In het omgaan met de zielen van mensen ontmoeten we gevallen die extreem moeilijk zijn. Sommige personen zijn zo schuchter en vreesachtig dat je niet weet hoe ze te vertroosten; anderen zijn zo snel en aanmatigend dat je nauwelijks weet hoe ze te helpen. Enkelen zijn zo huichelachtig dat je ze niet kan begrijpen en anderen zo wispelturig datje ze niet kan vasthouden. Sommige bloemen stellen de gewone hovenier voor raadsels. We ontmoeten planten die bedekt zijn met stekels en als je ze wilt bijsnoeien, dan verwonden ze de hand die hen wilde helpen. Deze vreemde gewassen zouden een grote warboel voor u veroorzaken wanneer u de hovenier was. Maar omdat u Hem als de Hovenier kunt zien, hebt u de vreugde om voortdurend tot Hem te gaan en te zeggen: ‘Goede Heere, ik begrijp dit zonderlinge schepsel niet. Het is net zo’n vreemde plant als ikzelf. Wilt U dit zelf oplossen, of mij vertellen hoe ik het moet doen. Ik ben gekomen om U erover te vertellen.’
Ons voortdurende probleem is dat we zo veel planten hebben om voor te zorgen, dat we geen tijd hebben om er ook maar één op de beste wijze te cultiveren. Terwijl we met die ene bezig zijn, zijn er op hetzelfde moment nog vijftig die allemaal aandacht willen. Voordat we met de gieter klaar zijn moeten we tegelijkertijd de schoffel, de hark en de spade ter hand nemen. We breken ons het hoofd over al deze vormen van zorg net zoals Paulus dat deed toen hij zei dat de zorg voor al de gemeenten hem dagelijks bezighield. Het is een zegen om te doen wat we kunnen doen en de rest over te laten aan Jezus, in de veronderstelling dat Hij de Hovenier is.
In de kerk van God is er een discipline die wij niet kunnen uitoefenen. De dienaren van de heer des huizes waren verbaasd toen zij het onkruid niet mochten uittrekken. ‘U heeft toch goed zaad in Uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?’ ‘Een vijand heeft dit gedaan.’ ‘Wilt u dan dat we uitgaan en het bijeen verzamelen?’ ‘Nee’, zei hij, ‘opdat u niet het graan met hetzelve uittrekt.’ Het bedroeft de christelijke dienaar als hij een verderfelijk, hinderlijk onkruid niet mag verwijderen. Ja, maar als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is en dat het Zijn wil is om dat onkruid te laten staan, wat hebben u en ik dan anders te doen dan rustig te blijven? Hij heeft een discipline veel zekerder en veiliger dan de onze en te zijner tijd zal het onkruid dat weten. Laten we onze ziel in lijdzaamheid bezitten.
Verder is er een opvolging in de hof die wij niet kunnen regelen. Er sterven planten, die vervangen moeten worden, of anders wordt de tuin kaal – maar we weten niet waar we deze frisse bloemen moeten vinden. We zeggen: ‘Als die goede man zal sterven, wie volgt hem dan op?’ Die vraag heb ik vaak gehoord, zodat ik er nogal vermoeid van werd. Wie moet die man opvolgen? Laten we wachten totdat hij heengegaan is en opgevolgd moet worden. Waarom zullen we de mantel van de man verkopen wanneer hij hem zelf nog kan dragen? We zijn geneigd te denken dat wanneer deze generatie van goede broeders zal sterven, niemand zal opstaan die waardig is de riemen van hun schoenen te ontbinden.
Welnu, vriend, ik zou heel veel kunnen veronderstellen, maar deze morgen is mijn tekst: ‘Veronderstellende dat Hij de Hovenier is.’ En op grond van die veronderstelling verwacht ik dat de Heere andere planten achter de hand heeft die u nog niet hebt gezien, en deze zullen precies op onze plaatsen passen als die leeg raken. De Heere zal de ware apostolische opvolging in stand houden tot de dag van Zijn tweede komst. In iedere tijd van duisternis en verslagenheid, wanneer het hart bezwijkt, de geest terneergeslagen raakt en we denken dat het helemaal over is met de kerk van God, moeten we hierop terugvallen: ‘Veronderstellende dat Hij de Hovenier is.’ Laten we verwachten grotere en betere dingen te zien dan deze. Wij zijn ten einde raad, maar Hij bepaald niet. Wij zijn in verlegenheid, maar Hij zal dat nooit zijn. Laten we daarom wachten en stil zijn, veronderstellend dat Hij de Hovenier is.
4. In de vierde plaats wil ik dat u opmerkt dat de veronderstelling dat Hij de Hovenier is u bevrijding geeft van veel duistere angsten. Ik liep door de tuin en ik zag een plek waar het hele pad was bezaaid met bladeren, gebroken takken en stenen. Ik zag aarde over de bloembedden verspreid liggen en wortels die bloot lagen; alles was in wanorde. Had een hond zichzelf hier vermaakt? Of was er een ondeugend kind bezig geweest? Als het zo was, dan was het heel jammer. Het tegendeel bleek: na een paar minuten zag ik de hovenier terugkomen en ik begreep dat hij heel deze wanorde had gemaakt. Hij was aan het snijden, graven, en hakken en maakte die rommel met een bepaald doel voor ogen.
Het zou kunnen zijn dat u laatst heel wat gesnoeid hebt en de dingen in uw huiselijke aangelegenheden niet in zo’n mooie staat zijn als u gewenst zou hebben. Het zou kunnen dat er in de kerk kwaad onkruid uitgetrokken is en onvruchtbare takken gekapt zijn, zodat alles er onordelijk uitziet.
Als de Heere dit gedaan heeft, zijn de duistere angsten onnodig. Wanneer we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, dan is alles goed. Terwijl ik dit besprak met een vriend van me, zei ik: ‘Als ik veronderstel dat Hij de Hovenier is, dan zal de slang een slechte tijd hebben.’ Als ik veronderstel dat Adam de hovenier is, dan komt de slang binnen en heeft een gesprekje met zijn vrouw en de zonde komt binnen. Maar als we geloven dat Jezus de Hovenier is, mag de slang wel op zijn hoede zijn. Zodra hij zich over de grens vertoont, kan hij meteen een slag op zijn kop verwachten. Dus als we bang zijn dat de duivel onder ons binnenkomt, laten we dan smeken in gebeden dat er geen ruimte zal zijn voor de duivel omdat de Heere Jezus Christus allen vervult en de tegenstander buiten houdt.
Andere schepselen dan de slang dringen de tuinen binnen: rupsen en allerlei soorten van ongedierte willen onze kerken maar al te graag verwoesten. Hoe kunnen we die buiten houden? De hoogste muur kan ze niet buitensluiten. Er is geen bescherming dan deze: ‘Veronderstellende dat Hij de Hovenier is.’ Dat is ook te lezen in Zijn Woord: ‘En Ik zal om uwentwil den opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal u geen misdracht vóórtbrengen, zegt de Heere der heirscharen.’
Ik word soms verontrust door de vraag: ‘Stel dat de wortels van de bitterheid onder ons zullen opspringen om ons te verstoren?’ We zijn allemaal onvolmaakte schepselen. Veronderstel dat de een of andere broeder geen weerstand biedt tegen het zaad van de tweedracht dat in zijn boezem opschiet, dan is er misschien een zuster in wier hart dat zaad óók zal ontspruiten. Van haar zal het overspringen naar een andere zuster en vervolgens wordt het rondgestrooid, totdat alle broeders en zusters in hun harten wijnkruid en alsem dragen.
Wie kan dit voorkomen? Alleen de Heere Jezus door Zijn Geest. Hij kan dit kwaad buiten houden omdat Hij de Hovenier is. De wortel die alsem draagt zal maar weinig groeien waar Jezus is. ‘Blijf bij ons, als kerk en volk, Heere. Woon door Uw Heilige Geest bij en in ons en verlaat ons nooit. Dan zal geen wortel van bitterheid ontspringen om ons te verstoren.’
Dan is er nog een andere angst. Veronderstel dat het water van Gods Geest niet zou komen om de hof te bewateren, wat dan? Wij kunnen het niet laten vloeien, want de Geest is soeverein en Hij vloeit waar Hij wil. Maar toch zal de Geest van God in onze hof zijn, wanneer we veronderstellen dat de Heere de Hovenier is. We hoeven niet bang zijn om niet bewaterd te worden als Jezus de zorg op Zich neemt. Hij zal water gieten op de dorstigen en stromen op het droge. Maar wat gebeurt er als het zonlicht van Zijn liefde niet zal op de hof schijnen? Als de vruchten niet zullen rijpen, als er geen vrede of vreugde in de Heere zal zijn? Dat kan niet gebeuren wanneer we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, want Zijn aangezicht is als de zon en Zijn gelaat verspreidt gezonde stralen en verzorgende warmte. En deze eigenschappen zijn nu juist nodig om de heiligen in alle zoetheid van genade te laten rijpen tot glorie van God. Dus veronderstellend dat Hij de Hovenier is, werp ik aan het einde van het jaar mijn twijfels en angsten weg en nodig ik u -die de kerk op het hart draagt- uit om hetzelfde te doen. Het is alles goed omwille van Christus, omdat het in Zijn eigen handen is. Hij zal niet falen noch ontmoedigd worden. Het welbehagen van de Heere zal door Zijn hand gelukkig voortgaan.
5. Ten vijfde is er in de veronderstelling dat Hij de Hovenier is een waarschuwing voor de zorgelozen. In deze grote gemeente zijn velen voor de kerk wat onkruid is voor een hof. Ze zijn niet door God geplant. Ze groeien niet onder Zijn verzorging. Zij brengen geen vruchten voort tot eer van Hem. Lieve vriend, ik heb vaak geprobeerd om je te raken, om te je bereiken, maai– ik kan het niet. Pas op, want veronderstellend dat Hij de Hovenier is, zal Hij op een dag tot u komen en dan zult dan weten wat dit inhoudt. Elke plant die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgetrokken worden. Ik bid u, geef acht op uzelf.
Anderen onder ons zijn als de ranken van de wijnstok die geen vruchten draagt. We hebben vaak zeer scherp tot hen gesproken. In niet mis te verstane taal hebben we de eerlijke waarheid gesproken en nog hebben we hun geweten niet geraakt. En toch zal Hij, als Hovenier, dat woord vervullen: ‘Elke rank die in Mij geen vrucht voortbrengt die neemt Hij weg.’ Hij zal tot u komen, als wij het niet kunnen. God wil dat u zich voordat dit oude jaar zal verglijden tot Hem bekeert met uw hele hart. Zodat u in plaats van onkruid te zijn, een uitgelezen bloem mag worden. En dat u in plaats van een dorre tak, een sappige vruchtdragende rank van de wijnstok mag worden.
Ik hoop dat de Heere dit zal geven en als iemand hier de waarschuwing nodig heeft, dan smeek ik hem of haar om deze dadelijk ter harte te nemen. Veronderstellende dat Hij de Hovenier is, zal er geen ontvluchting voor Zijn oog zijn. Er zal geen verlossing zijn uit Zijn hand omdat Hij zijn dorsvloer zal doorzuiveren en het kaf zal verbranden met onuitblusbaar vuur. Hij zal Zijn hof grondig reinigen en ieder waardeloos ding wegwerpen.
6. De veronderstelling dat Hij de Hovenier is kan ook rustgevende gedachten oproepen voor hen die klagen. Sommigen van ons hebben veel lichamelijke pijn geleden, die vaak de geest aangrijpt en het hart doet bukken. Anderen hebben zware tijdelijke verliezen geleden, geen succes gehad in zaken maar juist tegenslag en ontbering moeten incasseren, misschien zelfs wel armoede.
Staat u op het punt om vanwege dit alles tegen de Heere te klagen? Ik bid u: Doe dat niet. Neem vanmorgen de veronderstelling van de tekst in uw gedachten. De Heere heeft u ver gesnoeid, uw beste takken af gesneden en u lijkt iets verachtelijks dat constant door het mes wordt gekweld. Ja, maar zie Hem toch als de grote Hovenier en neem dan aan dat uw liefhebbende Heere dit alles heeft gewerkt. Dat al uw leed uit Zijn eigen hand afkomstig is: elke snee, elke houw, en elke knip. Verandert dit de zaak niet? Heeft de Heere het niet gedaan? Welnu, als dat zo is, leg dan uw vinger op de lippen en wees stil, totdat u met uw hart kunt zeggen: ‘De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, gezegend zij de Naam des Heeren.’
Ik ben er zeker van dat de Heere niemand van Zijn volk iets misdaan heeft, dat geen van Zijn kinderen er met reden over kan klagen dat hij te veel en te streng geslagen is. Ik beweer dat geen enkele rank van de wijnstok naar waarheid kan verklaren dat hij met een te scherp mes is gesnoeid. Nee, wat de Heere heeft gedaan is het beste dat te doen valt, precies dat wat u en ik zouden hebben gedaan als wij oneindige wijsheid en liefde zouden hebben gehad. Laten we daarom stoppen met elke gedachte van ontevredenheid en opstand en blij zijn omdat de Heere het gedaan heeft. In het bijzonder spreek ik tot hen die een sterfgeval hebben meegemaakt.
Ik kan nauwelijks uitdrukken hoe vreemd ik mij op dit moment voel, nu mijn preek een herinnering oproept die zo zoet is, maar die tegelijk door bitterheid aan stukken is geslagen. Ik zat met mijn vriend en secretaris zo’n vijftien dagen geleden in die tuin en we waren toen volkomen gezond, verheugd over de goedheid van de Heere. We keerden terug naar huis en binnen vijf dagen leed ik ontzettende pijn waardoor ik niet meer kon werken. En erger, veel erger was dat de slag voor mijn vriend: hij moest zijn vrouw verliezen.
Terwijl we daar zaten en Gods Woord lazen, zeiden we tegen elkaar: ‘Wat zijn we gelukkig.’ We durfden er nauwelijks hardop over te praten. Waren we bang dat het spoedig zou eindigen? Ik besefte toen volstrekt niet dat ik over hem zou moeten zeggen: ‘Helaas mijn broeder, u bent op een lage plaats gebracht, want de lust van uw ogen is van u weggenomen.’ Maar hier is onze troost: de Heere heeft het gedaan. De mooiste roos in de hof is weg. Wie heeft dit gedaan? De Hovenier kwam deze kant op en heeft haar geplukt. Hij plantte haar, zorgde voor haar en nu heeft Hij haar weggenomen. Is dit niet heel gewoon? Huilt iemand daarover? Nee, iedereen weet dat het goed en geheel overeenkomstig de orde der dingen dat Hij komt en het beste uit de hof verzamelt.
Wanneer u pijnlijk gekweld wordt door het verlies van uw geliefde, droog dan nu uw tranen door te veronderstellen dat Hij de Hovenier is. Kus de hand die u zo veel droefheid heeft bezorgd. Geliefde gemeente, denk aan de volgende keer dat de Heere naar uw gedeelte van de hof komt, en dat zou Hij binnen een week kunnen doen. Hij verzamelt alleen Zijn eigen bloemen. Zou u Hem ervan willen weerhouden als u dat zou kunnen?
7. De veronderstelling dat Hij de Hovenier is, geeft uitzicht voorde genen die hopen. Wanneer we Hem beschouwen als de Hovenier, dan verwacht ik in de tuin waar Hij werkt, de grootste voorspoed te zien. Ik verwacht geen verdorde bloem of een boom zonder vruchten aan te treffen. Ik verwacht de rijkste, bijzonderste vruchten te zien, met de sierlijkste bloesem, dagelijks getoond aan de grote Eigenaar van de hof. Laat ons dat in deze kerk verwachten en er ook om bidden. Als we slechts een geloof als een mosterdzaad hebben, zullen we grote dingen zien. Het is ons ongeloof dat God verhindert. Laat ons grote dingen geloven over het werk van Christus door Zijn Geest in het hart van Zijn volk en we zullen niet beschaamd uitkomen.
Als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, geliefde vrienden, dan mogen we een kostelijke omgang met God verwachten. Keer voor één minuut terug naar Eden. Wat gebeurde er toen Adam de hovenier was? De Heere God wandelde in de hof in de koelte van de dag. Maar wanneer we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, dan zullen we de Heere God in ons midden hebben en Die zal Zichzelf openbaren in al de glorie van Zijn kracht en de volheid van Zijn Vaderhart. Hij zal ons Zijn Vader leren kennen, opdat we met de volheid van God zullen worden gevuld. Wat een vreugde is dat!
Nog een andere gedachte: Wanneer we Hem in het oog houden als Hovenier en God zullen kennen en met Hem door de hof zullen wandelen, is dat niet het einddoel. Ik verwacht dat Hij de hele hof met Hemzelf zal verplaatsen naar mooiere hemelen, omdat Hij verrezen is en Zijn volk met Hem moet opstaan. Ik verwacht een gezegende overplanting van al deze bloemen van beneden naar een zuiverder atmosfeer hierboven, weg van al deze rook, mist en damp. Ik verwacht een overplanting naar een plaats waar de zon nooit achter de wolken verdwijnt, waar bloemen nooit verwelken en vrachten nooit rotten. O, de glorie die we dan zullen genieten, op de specerijbergen in de hof van God!
Wat een hof zal deze Hovenier boven maken en hoe zullen u en ik daarin groeien, ons boven verwachting ontwikkelend! Het is ons nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, maar we weten dat wanneer Hij zal verschijnen wij Hem zullen gelijk zijn, want wij zullen Hem zien gelijk Hij is. Aangezien Hij de Auteur en de Voleinder is van ons geloof, tot welke een aanschouwen zal Hij ons dan leiden en tot welke heerlijkheid zal Hij ons brengen!
O, in Hem gevonden te mogen worden. God geve dat dit voor ons mag gelden. Planten in Zijn tuin te zijn is, als we veronderstellen dat Hij de Hovenier is, alles van de hemel waarnaar we kunnen verlangen.
Amen.