Een preek uitgesproken op zondagochtend, 16 januari 1880, door C.H. Spurgeon, in The Metropolitan Tabernacle, Newington & Brief uit Menton.
God onzen Zaligmaker, Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. 1 Timotheüs 2:3-4
Moge God de Heilige Geest vanavond onze overdenkingen leiden tot een praktisch resultaat, zodat zondaren mogen worden gered en heiligen worden aangezet tot ijver. Het is niet mijn bedoeling om over deze tekst te discussiëren. Het is als de steen die de hoek van een gebouw vormt en het laat een andere kant van het evangelie zien dan wat gewoonlijk het geval is. De twee kanten van het gebouw van waarheid treffen elkaar hier. In menig dorp is er wel een plek waar de nietsnutten en ruziezoekers samenkomen. Zo’n plek is er ook in de theologie. Het zou heel gemakkelijk zijn om onszelf in gevechtsuitrusting te steken en het komende half uur een felle aanval te doen op degenen die met ons van mening verschillen over punten die uit deze tekst naar voren zouden kunnen komen. Ik zie niet in dat daar iets goeds van zou komen en aangezien we maar weinig tijd hebben en het leven kort is, kunnen we die tijd beter besteden aan iets beters wat onze opbouw ten goede komt. Moge de goede Geest ons behoeden voor twistgesprekken en ons helpen om werkelijk voordeel te halen uit Zijn Woord.
Als we lezen dat God wil dat alle mensen gered worden, dan betekent dat niet dat Hij dat wil met de kracht van een besluit of een goddelijk doel, want als Hij dat zou doen, dan zouden alle mensen gered worden. Hij wilde de wereld scheppen en de wereld werd geschapen – zo wil Hij ook niet dat alle mensen gered worden, want we weten dat niet alle mensen gered zullen worden. Hoe verschrikkelijk de waarheid ook is, toch is het uit de Heilige Schrift op te maken dat er mensen zijn die, als gevolg van hun zonde en hun afwijzing van de Verlosser, zullen heengaan naar een eeuwige straf waar geween en knersing der tanden zal zijn. Uiteindelijk zullen er bokken zijn aan de linkerhand en schapen aan de rechterhand, onkruid dat verbrand moet worden en tarwe dat geoogst moet worden, kaf dat weggeblazen zal worden en tarwe dat bewaard zal worden. Er zal zowel een verschrikkelijke hel als een heerlijke hemel zijn.
Maar wat dan? Moeten we proberen een andere betekenis aan de tekst te geven dan wat er eigenlijk staat? Ik denk van niet. De meesten van u zijn waarschijnlijk bekend met hoe onze oudere Calvinistische vrienden met deze tekst omgaan. “Alle mensen,” – zeggen zij – ”houdt in, sommige mensen.” Alsof de Heilige Geest niet ‘sommige mensen’ had kunnen zeggen als Hij sommige mensen bedoelde. Zij beweren dat de betekenis van de woorden Alle mensen, sommigen van alle soorten mensen inhoudt” – alsof de Heere niet had kunnen zeggen, ‘alle soorten mensen,’ als Hij dat had bedoeld. Nee, de Heilige Geest, schreef bij monde van de apostel toch echt ‘alle mensen’. Hij bedoelde dus zonder enige twijfel alle mensen. Ik weet dat enige tijd geleden een kritische methode is toegepast om de kracht van het woord ‘alle‘ weg te nemen, maar ik begrijp niet hoe deze methode hier kan worden toegepast zonder de waarheid geweld aan te doen.
Nog niet zolang geleden heb ik het verslag gelezen van een zeer deskundige professor die de tekst op zo’n manier uitlegt dat hij de tekst volledig wegverklaart. Daarbij gebruikt hij grammaticaal buskruit en laat hij door zijn uitleg de tekst ontploffen. Toen ik zijn uitleg las, dacht ik dat het een heel goed commentaar op de tekst zou zijn geweest als er had gestaan: ‘Die niet wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen’. Als dat het geïnspireerde woordgebruik was geweest, dan zou elk commentaar van de geleerde professor precies op zijn plaats zijn geweest, maar omdat er staat: ‘Welke wil dat alle mensen behouden worden’, slaat zijn commentaar de plank volledig mis. Mijn verlangen om alle leerstellingen te begrijpen en toe te passen in mijn onderwijs is niet groot genoeg om mij toe te staan ook maar één tekst van de Schrift bewust te veranderen. Ik heb groot respect voor rechtse standpunten, maar mijn eerbied voor de Goddelijke inspiratie is veel groter. Ik ben liever honderd keer inconsequent met mezelf dan inconsequent met het geïnspireerde Woord van God. Ik heb nooit gedacht dat het een grote misdaad zou zijn om inconsequent te zijn met mezelf. Wie ben ik immers dat ik altijd consequent moet zijn? Maar ik denk dat het oncosequent en een grote misdaad is als ik ook maar een een takje of zelfs maar een twijgje zou willen afsnijden van ook maar één boom in het Schriftuurlijke woud. God verbiedt dat ik ook maar de kleinste uitdrukking van God afsnijd of vormgeef. Zo staat het in de tekst, en zo moeten wij het ook lezen: ‘God, onzen Zaligmaker, Welke wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen.’
Betekent de tekst niet dat het de wens van God is dat mensen gered worden? Het woord ‘wens’ heeft evenveel kracht als de originele tekst, de passage zou dan als volgt luiden: ‘Welke wenst dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen.’ Zoals het mijn wens is dat het zo zal zijn, zoals het uw wens is dat het zo zal zijn, zo is het Gods wens dat alle mensen gered worden. Hij is tenslotte niet minder welwillend dan wij. Dan komt de vraag: ‘Maar als Hij het zo wil, waarom maakt Hij het dan niet zo?’ Beste lezer, hebt u nooit gehoord dat een dwaas een vraag kan stellen die een wijs man niet kan beantwoorden? En als dit het geval is, dan weet ik zeker dat een wijs man, zoals u, mij heel veel vragen kan stellen waarop ik, hoe dwaas ik ook ben, toch niet zo dwaas ben dat ik ze zou proberen te beantwoorden.
Uw vraag is slechts een variant op het grote dispuut van alle eeuwen: ‘Als God oneindig goed en machtig is, waarom brengt Hij dan niet door Zijn macht al Zijn weldaden tot stand?’ Het is Gods verlangen dat de onderdrukten in vrijheid leven, maar toch zijn er veel onderdrukten die niet vrij zijn. Het is Gods verlangen dat de zieken niet lijden. Daar twijfel je toch niet aan? Zou u dat niet willen? En toch doet de Heere niet altijd een wonder om de zieken te genezen. Het is Gods verlangen dat Zijn schepselen gelukkig zijn. Zou u dat ontkennen? Hij komt niet door een wonder tussenbeide om ons allemaal gelukkig te maken, en toch zou het goddeloos zijn om te veronderstellen dat Hij niet verlangt dat al Zijn schepselen die Hij gemaakt heeft gelukkig zijn.
Hij heeft een oneindige welwillendheid die desondanks niet in alle opzichten wordt uitgewerkt door Zijn oneindige almacht. En als iemand mij zou vragen waarom niet, dan zou ik dat niet kunnen zeggen. Ik heb mezelf nooit opgeworpen als een verklaarder van alle moeilijkheden, en ik heb ook geen enkele behoefte om dat te doen. Het is dezelfde oude vraag als die van de neger die zei: ‘Meneer, u zegt dat de duivel zonde in de wereld brengt.’ “Ja, de duivel veroorzaakt veel zonde.” ‘En u zegt dat God de zonde haat.’ “Ja, dat klopt.” ‘Waarom doodt Hij de duivel dan niet om er een einde aan te maken?’ “Inderdaad, waarom doet Hij dat niet? Ach, mijn zwarte vriend, je zult wit worden voordat die vraag beantwoord is. Ik kan u niet vertellen waarom God moreel kwaad toestaat, net zo min als de bekwaamste filosoof op aarde of de hoogste engel in de hemel dat kan.”
Dit is een van die dingen die we niet hoeven te weten. Is het u nooit opgevallen dat sommige mensen die ziek zijn en pillen moeten slikken, zo stom zijn om erop te kauwen? Daar word je behoorlijk misselijk van; ik heb het zelf ook wel eens gedaan. De juiste manier om zo’n medicijn in te nemen is om het meteen door te slikken. Op dezelfde manier zijn er bepaalde dingen in Gods Woord die ongetwijfeld waar zijn, maar die je door geloof onmiddellijk moet inslikken en niet moet kauwen door er voortdurend aan te twijfelen. U zult al snel veel twijfel, moeite en bitterheid over uw ziel krijgen als u het onverklaarbare wilt weten en redenen en verklaringen wilt vinden voor Gods wonderen en verborgenheid. Laat de moeilijke leerstellingen volledig in ue ziel neerdalen met een groot vertrouwen in God.
Ik dank God voor wel duizend dingen die ik niet kan begrijpen. Als ik de reden niet kan achterhalen, zeg ik tegen mezelf: ‘Waarom zou ik de reden moeten weten? Wie ben ik en wat ben ik dat ik uitleg zou eisen van mijn God?’ Wanneer ik het meest redelijk ben, ben ik nog steeds een zeer onredelijk wezen, en wanneer mijn inschatting het meest accuraat is, durf ik er nog steeds niet op te vertrouwen. In plaats daarvan vertrouw ik op mijn God. In het beste geval ben ik een arm, dom kind van God: mijn Vader weet het vast beter dan ik. Een oude man vertelde eens dat hij zich in zijn studeerkamer had opgesloten omdat hij een moeilijk probleem moest oplossen. Zijn kleine kind klopte op de deur en hij zei: ‘Ga weg, Jan: je begrijpt niet waar Vader mee bezig is; laat Vader met rust.’ Juist daarom vond Jan dat hij naar binnen moest gaan om te zien wat vader aan het doen was. Dit is een duidelijk voorbeeld van ons trotse denken; we moeten perse in verboden dingen snuffelen en onthullen wat verborgen is. In een mum van tijd stond Jantje op de vensterbank, buiten het raam, om te kijken naar wat zijn vader aan het doen was. En als zijn vader hem niet met de grootste tederheid uit die gevaarlijke positie had gehaald, was er geen Jantje meer op aarde geweest die zijn nieuwsgierigheid op gevaarlijke hoogte had willen beoefenen.
Welnu, soms sluit God de deur en zegt: ‘Mijn kind, het is zo, wees tevreden en geloof Mij.’ “Maar Heere,” roepen we dan in onze dwaasheid, “waarom is het zo?” ‘Het is zo, mijn kind, geloof Mij’. Maar we gaan door met speculeren, met het beklimmen van de ladders van de rede, met gissen, piekeren en peinzen om de hoge vensters van de eeuwige waarheid te bereiken.
Eenmaal daarboven weten we niet waar we zijn, duizelt ons hoofd en bevinden we ons in allerlei soorten onzekerheid en geestelijk gevaar. Als we ons dingen voorstellen die te hoog voor ons zijn, lopen we grote risico’s. Ik ben niet van plan om me met zulke verheven zaken bezig te houden. De tekst bestaat en ik geloof dat het de wens van mijn Vader is dat ‘alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen’. Maar ik weet ook dat Hij niemand van hen zal redden, tenzij ze in Zijn lieve Zoon geloven. Want Hij heeft ons keer op keer verteld dat Hij het alleen op die manier zal doen. Hij zal niemand redden tenzij ze afstand doen van hun zonden en zich met volle overtuiging tot Hem wenden; dat weet ik ook. En ik weet ook dat Hij een volk heeft dat Hij zal redden, dat uitverkoren is door Zijn eeuwige liefde en dat door Zijn eeuwige kracht verlost zal worden van de eeuwige dood. Ik weet niet hoe dat hiermee samenhangt; ook dat is een van de dingen die ik niet weet. Als ik u blijf vertellen over alles wat ik niet weet en over alles wat ik wel weet, dan garandeer ik u dat de dingen die ik niet weet honderd tegen één zijn van de dingen die ik wel weet. En dus zullen we hier niet meer over zeggen, maar gewoon naar het meer praktische deel van de tekst kijken, namelijk dat het Gods verlangen is dat alle mensen gered worden en tot kennis van de waarheid worden gebracht
Mensen worden gered en dezelfde mensen die gered zijn komen tot kennis van de waarheid. Deze twee dingen gebeuren tegelijkertijd en zijn nauw met elkaar verbonden. Gods manier om mensen te redden is niet door ze in onwetendheid te laten. Het is door kennis van de waarheid dat mensen gered worden. Dit zal de hoofdlijn van onze verhandeling zijn en als afsluiting zullen we zien hoe deze waarheid degenen onderwijst die gered willen worden en ook degenen die anderen willen redden. Moge de Heilige Geest deze slotconclusies toepasbaar maken in de praktijk.
Hier is onze stelling – HET IS DOOR DE KENNIS DER WAARHEID DAT MENSEN GERED WORDEN. Let op de nadruk van het lidwoord – het is de waarheid, en niet elke waarheid. Hoewel het goed is om de waarheid over iets te weten en we op geen enkel punt tevreden moeten zijn met een onwaarheid, is het niet zo dat elke waarheid ons zal redden. We worden niet gered door de kennis van welke theologische waarheid dan ook, omdat er sommige theologische waarheden zijn die verhoudingsgewijs van mindere waarde zijn. Ze zijn niet vitaal of essentieel en iemand kan ze kennen en toch niet gered worden. Het is de waarheid die redt. Jezus Christus is de waarheid. Het hele getuigenis van God over Christus is de waarheid. Het werk van de Heilige Geest in het hart is om de waarheid in ons te werken. De kennis van de waarheid is een allesomvattende kennis. In het begin is dat niet altijd zo. Het kan beginnen met een klein beetje kennis. Maar wanneer het verder ontwikkeld wordt en de ziel volledig onderwezen wordt in het hele spectrum van de waarheid, is het een uitgebreide kennis.
Deze kennis van de grote feiten die hier de waarheid worden genoemd redt mensen, en we zullen de manier waarop het werkt aandachtig bekijken. Heel vaak begint het zijn werk in een mens door hem wakker te schudden en zo redt het hem van zorgeloosheid. Hij wist niets van de waarheid die God heeft geopenbaard en dus leefde hij als een beest. Wanneer hij genoeg te eten en te drinken had, was hij tevreden. Met een beetje geld was hij tevreden. Zolang de dagen vrolijk voorbij gingen en hij geen pijn had, was hij gelukkig. Hij hoorde over de godsdienst, maar hij meende dat het niets voor hem was. Hij veronderstelde dat er mensen waren die er wellicht beter van werden, maar wat hemzelf betrof, dacht hij niet meer aan God of aan godsvrucht dan de os in de stal of de struisvogel in de woestijn. Welnu, de waarheid kwam tot hem en hij kreeg er kennis van. Hij kende maar een deel en dat was een heel donker en somber deel, maar het bracht hem uit zijn zorgeloosheid, want hij ontdekte plotseling dat hij onder de toorn van God was. Misschien had hij een preek gehoord of een traktaat gelezen, of was er een praktisch woord tot hem gericht door een of andere christelijke vriend en ontdekte hij genoeg om te weten dat: ‘Wie in Hem gelooft, niet veroordeeld wordt, maar dat wie niet gelooft al is veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.’ Daar schrok hij van. ‘God is een rechtvaardige Rechter, een God Die iedere dag toornt’ – dat verbaasde hem. Hij had er niet aan gedacht, misschien heeft hij het niet eens geweten, maar toen hij het wist, had hij geen rust meer.
Toen kwam hij tot kennis van deze andere waarheid, dat er na de dood een oordeel zou zijn, dat hij weer zou opstaan en dat hij, nadat hij was opgestaan, voor de rechterstoel van God zou moeten staan om rekenschap af te leggen van de dingen die hij in zijn leven had gedaan. Dit trof hem diep. Misschien ontvlamde er ook een tekst als deze voor hem: ‘Maar Ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten geven op de dag van het oordeel.’ Zijn geest begon die laatste geweldige dag te voorzien waarop Christus op de wolken van de hemel zal komen en de levenden en de doden zal oproepen om zich voor Zijn rechterstoel te verantwoorden voor hun leven. Hij wist dat niet, maar nu hij het weet houdt het hem wakker. Ik heb mensen gekend die, toen ze deze waarheid voor het eerst leerden kennen, niet meer konden slapen. Ze stonden ‘s nachts op en vroegen degenen die bij hen waren om hen te helpen bidden. De volgende dag waren ze nauwelijks in staat om zich met hun eigen zaken bezig te houden, want er klonk een vreselijk geluid in hun oren. Ze vreesden dat ze in het graf en in de hel zouden vallen. Zo werden ze gered van zorgeloosheid. Ze konden niet meer terug naar de brute beesten die ze voorheen waren. Hun ogen waren geopend voor de toekomst en de eeuwigheid. Hun geest was opgeschrikt – in ieder geval zoveel dat ze geen rust konden vinden in die dwaze, saaie, dode zorgeloosheid waarin ze voorheen verkeerden. Ze waren door de kennis van de waarheid uit hun dodelijke loomheid geschud.
De waarheid is nog op een andere manier nuttig voor een mens – ze behoedt hem voor vooroordelen. Vaak wanneer mensen ontwaakt zijn en iets leren over de toorn van God, beginnen ze zich te verdiepen in methoden waarmee ze aan die toorn kunnen ontsnappen. Ze menen in eerste instantie, dat als ze zichzelf hervormen – hun grovere zonden opgeven – en als ze zich bij religieuze mensen kunnen aansluiten, dat het dan wel goed komt. Sommigen beginnen te luisteren naar een of andere godsdienstleraar die zegt: ‘U moet goede werken doen. U moet een goed karakter ontwikkelen. En daarnaast moet u de ceremoniën van onze kerk navolgen. U moet precies en nauwgezet zijn, omdat u alleen zegeningen ontvangt via de aangewezen weg van de apostolische successie.’ Wat betreft de eerder genoemde mystieke successie heeft deze leraar de onbeschaamdheid om zijn leerling te verzekeren dat hij een legitiem instrument is en dat de sacramenten die hij ontvangt genademiddelen zijn. We hebben mensen gekend die enigszins ontwaakt waren onder zulke onwaarachtige opvattingen, maar weer terugvielen in een valse vrede. Ze deden alles waarvan ze dachten dat het goed was en deden alles wat hen gezegd werd. Plotseling komen ze door Gods genade tot de kennis van een andere waarheid, namelijk dat door de werken van de wet geen vlees voor God gerechtvaardigd zal worden.
Ze ontdekken dat redding niet door werken van de wet of door ceremoniën geschiedt, en dat als iemand onder de wet is, hij ook onder de vloek is. Een tekst als de volgende dringt zich op: ‘Niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn,’ en nog zo’n tekst: ‘U moet wederom geboren worden.’ En dan volgt: ‘Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.’ Als ze ook ontdekken dat er een gerechtigheid nodig is die beter is dan hun eigen gerechtigheid – namelijk een volmaakte gerechtigheid om hen voor God te rechtvaardigen – als ze ontdekken dat ze in Christus Jezus tot nieuwe schepselen gemaakt moeten worden, omdat ze anders volstrekt verloren zullen gaan, dan worden ze verlost van hun valse vertrouwen, verlost van het roepen: ‘Vrede, vrede’, terwijl er geen vrede is. Het is geweldig als de kennis van de waarheid ons weerhoudt om op een leugen te vertrouwen. Ik wend me tot sommigen die zich herinneren op die manier gered te zijn. Wat een opening van de ogen was dat voor u! U had een sterk vooroordeel van het Evangelie der genade en het verlossingsplan door geloof, maar toen de Heere u bij de hand nam en u deed inzien dat uw fijne gerechtigheid slechts een door motten aangevreten hoop vodden was, en dat het goud dat u vergaard had plotseling in koper veranderde en nergens goed voor was – toen u naakt voor God stond en de armoedige spinnenwebben van ceremoniën plotseling van u afvielen, o, toen werkte de Heere Zijn verlossing in uw ziel en werd u door de kennis der waarheid verlost van dat valse vertrouwen.
Bovendien is het vaak waar dat kennis van de waarheid goed is voor nog een ander doel – het behoedt iemand voor wanhoop. Omdat ze niet langer zorgeloos zijn en niet langer troost kunnen vinden in vals vertrouwen, worden sommige arme rusteloze geesten zonder roer of kompas de wijde en stormachtige zee op gedreven, met niets dan schipbreuk in het vooruitzicht. ‘Er is geen hoop voor mij,’ zegt de man. ‘Ik zie dat ik mezelf niet kan redden. Ik zie dat ik verloren ben. Ik ben dood in overtredingen en zonden en kan geen hand of voet bewegen. Ik kan net zo goed doorgaan met zondigen en mijn overtredingen nog meer vermenigvuldigen. De poort van barmhartigheid is voor mij gesloten – wat is het nut van angst als er geen ruimte is voor hoop?’ Maar als de Heere op zo’n moment de mens tot de kennis van de waarheid brengt, ziet hij dat hoewel zijn zonden als scharlaken waren, ze zullen worden als wol, en hoewel ze rood waren als karmozijn, dat ze wit zullen worden als sneeuw. Hieraan wordt de kostbare leer van het plaatsvervangende werk toegevoegd – dat Christus in de plaats van de zondaar is gekomen; dat de overtreding van Zijn volk op Hem is gelegd en dat God, door zo de zonde te wreken in de persoon van Zijn dierbare Zoon en Zijn wet te eren door het lijden van de Heiland, nu in staat is om de berouwvolle zondaar te vergeven en de gelovige genade te schenken.
Welnu, wanneer de ziel leert dat de zonde is weggenomen door het verzoenende bloed. Wanneer het hart ontdekt dat het niet ons leven is dat ons redt, maar dat het Gods leven is dat in ons komt wonen. Dat wij niet vernieuwd hoeven te worden door onze eigen daden, maar dat we vernieuwd worden door de Heilige Geest die tot ons komt dankzij de kostbare dood van Jezus, dan verdwijnt de wanhoop en roept de ziel uitbundig: ‘Er is hoop. Er is hoop. Christus stierf voor zondaars – waarom zou ik geen deel hebben aan die kostbare dood? Hij kwam als een arts om de zieken te genezen – waarom zou Hij mij niet genezen? Nu zie ik dat Hij niet mijn goedheid wil, maar mijn slechtheid. Hij heeft mijn gerechtigheid niet nodig, maar mijn onrechtvaardigheid, want Hij kwam om de goddelozen te redden en Zijn volk van hun zonden te verlossen.’ Ik zeg, als het hart tot de kennis van deze waarheid komt, wordt het verlost van wanhoop, en dit is geen gering onderdeel van de verlossing van Jezus Christus. Dit is hoe de reddende kennis van de waarheid werkt. Kennis van de waarheid toont een mens zijn persoonlijke noodzaak om gered te worden. Oh, u die denkt dat u niet gered hoeft te worden en meent dat u het niet nodig hebt, u hoeft alleen maar de waarheid te kennen en u zult zien dat u gered moet worden of voor altijd verloren moet gaan.
Kennis der waarheid openbaart de verzoening waardoor we gered worden. Kennis der waarheid laat ons zien wat geloof is waardoor de verzoening voor ons bereikbaar wordt. Kennis der waarheid leert ons dat geloof een eenvoudige daad van vertrouwen is, dat het geen werk is waarop de mens zich kan beroemen – het is geen handeling die het karakter van werken heeft, zodat het een vrucht van de wet zou zijn, maar geloof is een zelfverloochenende genade die al haar kracht vindt in Hem in wie zij leeft en Hem daarbij alle eer geeft. Geloof is niet zelf in actie, geloof is zelfverloochening, zelfverafschuwing, zelfverwerping zodat de ziel op Christus vertrouwt en alleen in Hem. Er zijn mensen aanwezig die zich afvragen wat geloof is. We hebben heel vaak geprobeerd het aan u uit te leggen, maar we hebben het op zo’n manier gedaan waardoor u het niet veel beter begreep, en toch heeft dezelfde uitleg anderen zalig gemaakt. Moge God de Heilige Geest uw verstand openen, zodat u praktisch weet wat geloof is en het meteen uitoefent. Ik veronderstel dat het heel moeilijk te begrijpen is omdat het zo duidelijk is. Als een mens wil dat de weg van verlossing ingewikkeld is, dan trapt hij er tegenaan omdat het zo gemakkelijk is. Als zijn trots wil dat het moeilijk te begrijpen is, zal hij zeker zeggen dat hij het niet begrijpt omdat het zo duidelijk is. Wist u dat analfabeten Christus vaak aannemen terwijl filosofen Hem afwijzen? En dat Hij, Die niet velen groten en velen machtigen heeft geroepen, armen, dwazen en verachten heeft uitverkoren?
Weet u, dat komt omdat arme dwaze mensen bereid zijn om iets eenvoudigs te geloven, maar mannen die zich in hun eigen verwaandheid wijs wanen, verlangen ernaar om, indien mogelijk, een beetje in verwarring en verbijstering te zijn, zodat ze zichzelf kunnen plezieren met het idee dat hun eigen superieure intellect een ontdekking heeft gedaan, en omdat de weg van verlossing zo eenvoudig is dat bijna een idiote jongen het kan begrijpen, doen ze daarom alsof ze het niet begrijpen. Sommige mensen kunnen iets niet zien omdat het te hoog is, maar er zijn anderen die het niet kunnen zien omdat het te laag is. Nu is de weg van verlossing door geloof zo eenvoudig dat het beneden die waardigheid van heel slimme mensen lijkt. Moge God hen tot de kennis van deze waarheid brengen. Dat zij mogen zien dat zij niet gered kunnen worden tenzij zij alle gedachten om zichzelf te redden opgeven, dat zij niet gered kunnen worden tenzij zij rechtstreeks naar Christus gaan, want zolang zij tot het einde van het schepsel geraken, zullen zij nooit tot het begin van de Schepper komen. Totdat ze hun zakken leegmaken van elke beschimmelde korst en geen kruimel meer over hebben, kunnen ze niet komen en de rijke genade aannemen die in Christus Jezus is opgeslagen voor elke lege, behoeftige zondaar. Moge het de Heere behagen om u die kennis der waarheid te schenken!
Wanneer een mens werkelijk tot de kennis der waarheid komt aangaande het geloof in Christus, dan stelt hij zijn vertrouwen in Christus. Op dat moment is hij gered van zijn schuld en volledig verlost van de zonde. Diezelfde dag snijdt God de wortel van de macht der zonde af, maar toch zit er zoveel leven in dat het bij de geringste aanraking van water weer uitloopt. De zonde in onze leden worstelt om te overleven. Ze heeft net zoveel levens als een kat – ze kan niet worden gedood. Welnu, als we tot de kennis der waarheid komen, beginnen we te leren hoe we de zonde in ons kunnen doden – dat dezelfde Christus die ons rechtvaardigt, ons heiligt en krachtig in ons werkt, zodat we aan Zijn beeld gelijkvormig worden en geschikt gemaakt worden om boven met volmaakte heiligen te wonen.
Geliefden, velen van u die gered zijn van de schuld der zonde hebben een heel moeizame strijd met de macht der zonde, misschien wel veel meer strijd dan nodig is, omdat u niet tot de kennis gekomen bent van de volle waarheid over inwonende zonde. Daarom smeek ik u om op dit punt veel van het Woord van God te bestuderen en om vooral de geschiktheid van Christus te zien die over uw natuur heerst om al uw verdorven verlangens te overwinnen. U moet leren hoe u door geloof elke zonde voor Hem kunt brengen zodat die, net als Agag, voor Zijn aangezicht in stukken kan worden gehakt. Behalve door het bloed van het Lam zult u de zonde nooit kunnen overwinnen. Er is geen heiliging buiten het geloof. Hetzelfde instrument dat zonde vernietigt wat betreft haar schuld, moet zonde doden wat betreft haar macht. ‘Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam’, en datzelfde moet bij u gebeuren. Leer deze waarheid goed, dan zult u zien dat de verlossing van dag tot dag in u gewerkt zal worden.
Nu meen ik iemand te horen zeggen: ‘Ik denk dat ik hier alles over weet.’ Ja, misschien denkt u dat u het weet, maar mogelijk weet u er helemaal niets van. ‘Oh, maar,’ zegt iemand, ‘ik weet het wel. Toen ik nog een kind was werd ik al onderwezen uit de Catechismus. Daarna heb ik de Bijbel gelezen en ben ik goed op de hoogte van alle algemene begrippen van de geloofsleer.’ Dat mag dan zo zijn, beste vriend, maar misschien kent u de waarheid in het geheel niet. Ik hoorde van een man die zei dat hij kon zwemmen. Maar omdat hij nog nooit in het water was geweest, denk ik niet dat hij er iets vanaf wist. Hij had deze vaardigheid nooit in praktijk gebracht. Ik heb gehoord van een botanicus die alles wist over bloemen, maar omdat hij in Londen woonde en zelden meer zag dan een armzalig verdord plantje in een bloempot, hecht ik niet veel waarde aan zijn plantkunde. Ik heb gehoord van een man die een zeer groot astronoom was, maar hij had geen telescoop, dus heb ik geen hoge dunk van zijn sterrenkunde. Zo zijn er veel mensen die denken dat ze iets weten, maar het toch niet kennen omdat ze het nooit persoonlijk hebben ervaren. Een louter theoretische kennis of een droge leerstellige kennis is nutteloos. We moeten de waarheid op een heel andere manier leren kennen.
Hoe kunnen we dit doen? Ten eerste door geloofskennis. U kunt iets niet weten tenzij u gelooft dat het echt zo is. Als u eraan twijfelt, dan kent u het niet. Als u zegt: ‘Ik weet niet zeker of het waar is’, kunt u niet zeggen dat u het weet. Wat de Heere in de Heilige Schrift heeft geopenbaard, moet u in geloof voor waar aannemen. Bovendien moet uw kennis, als het een ware geloofskennis is, een persoonlijke kennis zijn – een overtuiging dat het waar is met betrekking tot uzelf. U mag het dan geloven over uw naaste, over uw broeder, maar u moet het ook voor uzelf geloven, anders is uw kennis ijdel.
U moet bijvoorbeeld weten dat u verloren bent – dat u het gevaar loopt om voor altijd van Gods aanwezigheid te worden buitengesloten. U moet weten dat er buiten Christus geen hoop voor u is, dat er alleen hoop voor u is als u in Christus rust. U moet weten dat u in Christus rust en dat u gered bent. U moet zich ervan bewust zijn dat u gered bent omdat u op Christus hebt vertrouwd en dat u nu niet langer veroordeeld wordt en dat het nieuwe leven nu in u is begonnen. Dat dit nieuwe leven zal strijden tegen het oude leven der zonde totdat het overwint. U moet weten dat u, zelfs u, de gouden oever veilig zult bereiken. Er moet een persoonlijke toe-eigening zijn van wat u gelooft dat waar is. Dat is het soort kennis dat de ziel zal redden.
Maar dit moet een krachtige kennis zijn, waarmee ik bedoel dat het in en op uw geest moet inwerken. Aan iemand wordt verteld dat zijn huis in brand staat. Veronderstel dat ik, terwijl ik hier sta, een telegram omhoog houd en zeg: ‘Mijn vriend, is uw naam zo-en-zo?’ “Jazeker.” ‘Wel, uw huis staat in brand.’ Op dat moment zou hij het moeten weten, nietwaar? Toch blijft hij rustig zitten. Op dat moment heb ik de indruk dat deze goede broer het gewoon niet beseft omdat hij het niet gelooft. Hij gelooft wel dat het huis van iemand anders in brand kan staan, maar niet zijn eigen huis. Als hij zou weten dat zijn eigen huis in brand staat, wat zou hij dan doen? Dan staat hij op en gaat kijken wat hij kan doen om zijn spullen te redden.
Als een mens de waarheid over zichzelf kent en zijn hele natuur erdoor bewogen en beïnvloed wordt, dan is dat het soort kennis dat zijn ziel zal redden. Weet ik dat ik in gevaar ben voor het hellevuur? En ben ik bij mijn volle verstand? Dan zal ik niet eerder rusten totdat ik aan dat gevaar ontsnapt ben. Weet ik dat er redding voor mij is in Christus? Dan zal ik niet eerder tevreden zijn totdat ik die verlossing verkregen heb door het geloof waarop die verlossing beloofd is. Althans, als ik gezond verstand heb en mijn zonde me niet aan mezelf heeft overgelaten, zoals de zonde doet. Immers, de zonde bewerkt een morele waanzin in de geest van de mens. Ze stelt bitter voor zoet en zoet voor bitter en danst op de kaken van de hel. Ze zet zichzelf neer en spot met de barmhartigheid van de Almachtige en veracht het kostbare bloed van Christus en wil er niets van weten, hoewel alleen daar haar verlossing te vinden is.
Deze kennis, wanneer die werkelijk tot verlossing van de ziel leidt, is wat we proefondervindelijke kennis noemen – volgens de psalmist verworven door beproeving: ‘Proef en zie dat de HEERE goed is’. Wanneer ik nu voor mezelf spreek, weet ik dat ik van nature verloren ben. Geloof ik dat? Of ik het geloof? Ik ben er net zo zeker van als van mijn eigen bestaan. Ik weet dat ik van nature verloren ben. Het is niet mogelijk dat iemand mij hier aan kan laten twijfelen. Ik heb het gevoeld. Hoeveel vermoeiende dagen heb ik doorgebracht onder de druk van die kennis! Weet een soldaat dat er zoiets bestaat als een zweep als hij honderd zweepslagen heeft gekregen? Er zijn veel argumenten nodig om hem te laten geloven dat zoiets niet bestaat of dat een rug geen pijn doet als hij een zweepslag voelt. O, wat deed mijn ziel pijn onder de zweep van mijn geweten toen ik gebukt ging onder het zondebesef! Of ik wist dat ik mezelf niet kon redden? Of ik het wist? Wat heeft mijn arme worstelende ziel op alle mogelijke manieren gezwoegd, ja zelfs in het vuur van bittere teleurstelling, terwijl ik zwoegend op een looprad naar de sterren probeerde te klimmen. Ik probeerde en probeerde en probeerde uit alle macht, maar ik kwam geen centimeter hoger.
Ik probeerde een bodemloos vat te vullen met lekkende emmers. Ik heb hard gewerkt en gezwoegd en geploeterd, maar heb nooit zelfs maar het begin van mijn onfortuinlijke taak voltooid. Ik weet, omdat ik het geprobeerd heb, dat verlossing niet in de mens ligt, noch in allerlei gevoelens, tranen en gebeden, bijbellezingen en kerklezingen die door vurigheid bij elkaar gebracht kunnen worden. Niets van wat de mens ook doet, kan hem helpen in zijn eigen verlossing. Dit weet ik door mijn trieste pogingen en mislukkingen.
Maar ik weet wel dat er ware verlossing is door in Christus te geloven. Weet jij dit? Ik heb nog nooit over een onderwerp gepreekt dat ik niet uit ervaring ken. Op het moment dat ik in Christus geloofde, veranderde de wanhoop onmiddellijk in blijdschap. Sinds ik in Jezus heb geloofd, heb ik gemerkt dat ik totaal veranderd ben ten opzichte van wat ik was. Ik merk nu dat als ik op Jezus vertrouw, ik God liefheb en Hem wil dienen. Maar als ik op enig moment op mezelf begin te zien, dan vergeet ik mijn God en word ik zelfzuchtig en zondig. Maar zodra ik niets meer ben en Christus voor alles aanneem, word ik geleid op de paden van gerechtigheid. Ik spreek alleen over mezelf, omdat een mens niet zo grondig over andere mensen kan getuigen als over zichzelf. Ik weet zeker dat u allen, die mijn Meester heeft beproefd, dezelfde getuigenis kunt afleggen. U bent gered en u bent door ondervinding tot de kennis der waarheid gekomen. Elke ziel hier die gered wil worden moet op dezelfde manier de waarheid geloven, zich de waarheid toe-eigenen, naar de waarheid handelen en proefondervindelijk de waarheid kennen, die in een paar woorden wordt samengevat: “De mens is verloren en Christus is zijn Verlosser. De mens is niets – God is alles in allen. Het hart is verdorven – de Geest werkt het nieuwe leven door geloof. De Heere geve dat deze waarheden met kracht in jullie harten mogen thuiskomen.
Ik ga nu twee conclusies trekken die in de praktijk moeten worden gebracht. De eerste is deze – MET BETREKKING TOT U DIE VERLOSSING ZOEKT. Laat de tekst u niet zien dat het heel goed mogelijk is dat de reden dat u nog geen verlossing hebt gevonden, is dat u de waarheid niet kent? Daarom smeek ik de vele jonge mensen, die geen rust kunnen vinden, om hun Bijbels heel ijverig te doorzoeken. Het eerste en belangrijkste is om in de Heere Jezus Christus te geloven, maar als u zegt: ‘Ik begrijp het niet,’ of ‘Ik kan niet geloven,’ of wanneer dergelijke twijfels in uw geest opkomen, kan dat zijn omdat u geen volledige kennis van de waarheid hebt opgedaan. Het is heel goed mogelijk dat iemand tegen u zegt: ‘Geloof, geloof, geloof.’ Ik zou hetzelfde tegen u willen zeggen, maar ik wil dat u uw gezond verstand gebruikt, dat u weet wat u moet geloven en in wie u moet geloven. Ik legde dit uit aan iemand die een paar avonden geleden bij me kwam. Ze zei dat ze niet kon geloven. ‘Nou,’ zei ik, ‘stel nu dat ik, terwijl u in die stoel zat, tegen u zei: jonge vriendin, ik kan niet in u geloven.’ U zou tegen mij zeggen: ‘Ik denk dat u dat wel zou moeten doen.’ Stel dan dat ik antwoord: ‘Ik wou dat ik dat kon.’ Wat zou u mij dan vragen om te doen? Zou ik stil moeten blijven zitten en u aankijken totdat ik uiteindelijk zeg: ‘Ik denk dat ik nu in u kan geloven’? Dat zou belachelijk zijn.
Nee, ik zou moeten vragen: ‘Wie is deze jongedame? Wat voor karakter heeft ze? Welke contacten heeft ze? En als ik alles van u weet, twijfel ik er niet aan dat ik zou zeggen: Ik heb het karakter van deze jonge vrouw onderzocht en ik kan niet anders dan haar geloven.’ Zo is het ook met Jezus Christus. Als u zegt: ‘Ik kan niet in Hem geloven’, lees dan die vier gezegende getuigenissen van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes en sta vooral stil bij die gedeelten waarin ze u over Zijn dood vertellen. Wist u dat velen, toen zij als het ware aan de voet van het kruis zaten en de Zoon van God voor de mensen zagen sterven, uitriepen: ‘Ik kan niet anders dan geloven. Ik kan niet anders dan geloven. Als ik mijn zonde zie, lijkt die te groot, maar als ik mijn Verlosser zie, verdwijnt mijn ongerechtigheid’?
Ik denk dat ik het volgende voorbeeld al eens heb aangehaald: als u door Londen rijdt, van het ene uiteinde naar het andere, zult u vele dagen nodig hebben om een idee te krijgen van de uitgestrektheid ervan, want waarschijnlijk kent niemand van ons de omvang van Londen. Na uw uitgebreide rondrit zult u zeggen: ‘Ik vraag me af hoe die mensen allemaal aan eten kunnen komen. Ik kan het niet bevatten. Waar komt al dat brood vandaan en al die boter en al die kaas en al dat vlees en al het andere? Deze mensen zullen verhongeren. Het is onmogelijk dat de Libanon met al zijn dieren en de uitgestrekte vlakten van Europa en Amerika ooit genoeg voedsel zouden kunnen leveren voor al deze mensen.’ Dat is uw gevoel. Vervolgens staat u morgenvroeg op en gaat u naar Covent Garden. U gaat naar de grote vleesmarkten en naar andere voedselverkopers en wanneer u thuiskomt, zegt u: ‘Ik voel me nu heel anders, want nu begrijp ik niet waar al die mensen naartoe gaan om dit voedsel te consumeren – ik heb in mijn hele leven nog nooit zoveel voedsel gezien. Zelfs als er twee steden van Londen waren, was er hier nog genoeg om ze te voeden.’ Zo is het ook met u als u denkt aan uw zonden en noden. U vraagt zich af: ‘Hoe kan ik ooit gered worden?’
Maar bekijk het nu eens van de andere kant. Bedenk dat Christus de Zoon van God is. Bedenk wat de verdienste moet zijn van de vleesgeworden God die de schuld van de mensen draagt, en in plaats van te zeggen: ‘Mijn zonde is te groot’, zou u bijna denken dat het verzoenend offer te groot is. Daarom dring ik er bij u op aan om te proberen meer van Christus te weten te komen, waarbij ik u de raad van Jesaja meegeef: ‘Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven.’ Weet, hoor, lees en geloof meer over deze kostbare dingen, altijd met deze wens: ‘Ik hoor niet om te horen en ik wil niet weten om te weten, maar ik wil horen en weten, opdat ik zalig word.’ Ik wil dat u bent zoals de vrouw die haar stuk zilver verloor. Ze stak geen kaars aan om vervolgens te zeggen: ‘Bravo, ik heb een kaars aangestoken, dit is genoeg.’ Ze pakte niet haar bezem om vervolgens tevreden neer te gaan zitten en te roepen: ‘Wat een prachtige bezem.’ Als ze stof opwierp, riep ze niet uit: ‘Wat een stof maak ik! Ik boek nu zeker vooruitgang.’
Sommige arme zondaars, als ze zoekende zijn, geraken in een stof van zielenroerselen en denken dat het een geruststellend teken is. Neen, ik verzeker u, de vrouw wilde haar munt – ze gaf niet om de bezem, het stof of de kaars – ze zocht het zilver. Zo moet het ook met u zijn. Neem nooit genoegen met lezen, horen of voelen. Het is Christus die u wilt. Het is het kostbare geldstuk dat u moet vinden en u moet vegen tot u het vindt. Wel, daar is het! Daar is Jezus! Neem Hem! Neem Hem! Geloof Hem nu, op dit moment, en u zult gered zijn.
De laatste opmerking is voor U DIE ERNAAR VERLANGT OM ZONDAREN TE REDDEN. U moet, beste vrienden, hen de waarheid voorhouden wanneer u hen tot Jezus Christus wilt leiden. Ik geloof dat opwekkende bijeenkomsten goed zijn voor sommigen. Mensen zijn zo dood en zorgeloos dat we bijna alles kunnen toestaan dat hen wakker schudt. Maar als het aankomt op echt, solide zielenwerk voor God, dan is het vertellen van de waarheid het allerbelangrijkste. Welke waarheid? De waarheid van het Evangelie – niets anders dan de waarheid over Christus. Vertel het op een liefdevolle, oprechte, vriendelijke manier, want God wil dat ze gered worden, niet op een andere manier, maar op deze manier – door de kennis van de waarheid. Hij wil dat alle mensen op deze manier behouden worden – niet door ze in onwetendheid te houden, maar door ze de waarheid te brengen. Dat is Gods manier om hen te redden.
Houd uw Bijbel altijd bij de hand wanneer u met een ziel redeneert. Zeg gewoon:’Laat me uw aandacht vestigen op deze tekst.’ Het werkt wonderbaarlijk op een arme wankelende ziel om naar de Bijbel zelf te verwijzen. Zeg: ‘Beste vriend, hebt u deze belofte opgemerkt? En hebt u die passage gezien?’ Houd de Schrift bij de hand. Ik heb hier een dierbare broeder die door God gezegend is voor vele zielen. Ik heb hem met sommigen zien praten en heel behendig naar de teksten zien grijpen. Ik vroeg me af hoe hij dat zo snel deed, totdat ik in zijn Bijbel keek en ontdekte dat hij de gekozen teksten op twee blaadjes had afgedrukt en in het Boek had gelegd, zodat hij ze op elk moment kon openen.
Het is een uitstekend idee om de woorden van bemoediging bij de hand te hebben, de woorden waarvan u weet dat ze u en anderen tot troost zijn geweest. Het gebeurt soms dat één enkel vers uit Gods Woord het licht in een ziel doet doorbreken, terwijl vijftig dagen van redeneren dat niet zouden doen. Ik merk dat wanneer zielen gered worden, dat eerder door Bijbelteksten is dan door onze preken. God de Heilige Geest gebruikt graag Zijn Eigen Zwaard. Het is Gods Woord en niet het commentaar van mensen op Gods Woord waar God doorgaans Zijn zegen aan geeft. Blijf daarom bij het citeren van de Schrift zelf en vertrouw op de waarheid. Als een mens gered zou kunnen worden door een leugen, dan zou het een leugenachtige verlossing zijn. Alleen de waarheid kan leiden tot resultaten die echt zijn. Blijf daarom de waarheidonderwijzen. God helpe u om de kostbare waarheid over de bloedende, stervende, opgestane, verhoogde en komende Heiland te verkondigen en God zal het zegenen.
BRIEF VAN MR. SPURGEON
Lieve vrienden, nogmaals mijn hartelijke groeten. Ik hoop binnenkort de preken te publiceren die ik thuis op voorgaande zondagen heb gepreekt. Want ik ben van plan, zo God het wil, om omtrent twee Februari dit toevluchtsoord te verlaten. Dankzij Gods zegen hebben zes weken van ononderbroken mooi weer mij van mijn pijnen verlost en mij in staat gesteld om veel kracht te herwinnen. Het dagelijkse goede nieuws van thuis heeft ook geholpen om mijn geest te kalmeren en nieuw leven in te blazen. Moge ik beter worden van deze kwelling. Net zoals na een zware regenbui de fonteinen en beken met nieuwe kracht en volheid stromen, zo moge het ook met deze preken zijn nu bij mij ‘de regen voorbij en weg is’. Als u, beste lezers, hierdoor verkwikt wordt, dan beschouw ik pijn en zwakte als een kleine prijs voor zo’n gezegend resultaat.
Hoogachtend,
C.H. SPURGEON
Mentone, 16 januari 1880