Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen. (2 Korinthe 5:20) Lees verder Ezechiël 37:1—14.
Er zijn mensen die zeggen, “Waarom roep je mensen op om naar de Heere Jezus te komen als alleen de Geest van God ze kan dwingen om te komen? En waarom preek je tegen hen als je geloofd dat ze zo verdorven zijn dat ze niet kunnen en willen komen?” Dit zou altijd een serieus probleem zijn, behalve als we nadenken over het geloof. Zie je Ezechiël daar? Hij gaat preken. Voor hij gaat, houden we hem tegen en vragen, “Ezechiël, waar ga je preken?” “Nou,” zegt Ezechiël, “ik sta op punt te preken tegen een vreemde gemeente, ze zijn dood, het is een vallei vol verdroogde botten.” “Maar Ezechiël, zij hebben toch geen kracht om te leven?” “Dat weet ik,” zegt hij. “Waarom preek je daar dan tegen? Als ze geen kracht hebben en als hun adem van de vier winden moet komen, als er in hen geen leven is, waarom preek je dan tegen hen?” “Ik heb de opdracht gekregen om te preken,” antwoord hij. Het is hem opgedragen, daarom doet hij het. Hij profeteert en vervolgens roept hij met nog meer geloof, “Geest, kom uit de vier windstreken en blaas in deze gedoden, zodat zij tot leven komen” (Ezechiël 1:9). En de wind komt en het gevolg van zijn bediening is zichtbaar is in hun leven. Zo preken wij tegen dode zondaren. Zo bidden we om de levende Geest. Zo verwachten we, door het geloof, Zijn goddelijke invloed. En die komt, niet door mensen, niet van mensen, niet door bloed of door de wil van het vlees maar door de soevereine wil van God. Maar desondanks komt het doormiddel van het geloof van de prediker als hij met de mensen smeekt te komen. “Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen” (2 Korinthe 5:20)
Ter overdenking
De ingrediënten voor het werk van de verlossing zijn een dode zondaar, een liefdevolle Vader, een gekruisigde en opgestane Verlosser, een levengevende Geest en als laatste en niet als minste een trouwe communicatie van het Evangelie. Hoe zullen de mensen het anders horen, geloven in de Heere en Hem aanroepen (Romeinen 10:14)? Onthoud deze door God ingestelde weg tot zaligmakend geloof (Romeinen 10:17).
Deel van nos. 385—8, 11 april 1861