Laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! (Psalm 70:5b)
Merkt op dat dit een gezegde is, dat gegrond is op waarheid en gerechtigheid. „God zij groot gemaakt”, want Hij is het Die ons gered heeft, en niet wij. Wij schrijven onze behoudenis niet toe aan onze predikers, noch aan enig zogenaamd priesterschap. Alleen de genade heeft de eer, want de Heere alleen heeft onze gevangenis van ons gewend. Hij was voornemens ons zalig te maken, voerde dit voornemen uit, paste het toe, bevestigde het. Van begin tot het einde is de zaligheid des Heeren, daarom: „God zij groot gemaakt”. Daarenboven wèrkte de Heere de zaligheid opdat Hij groot ge- maakt werd. Het was Gods wil Zijn eigen Naam te verheerlijken; „Ik doe het niet om uwentwil, o huis Israels”. Hartelijk begeren wij dat het doel Gods volkomen bereikt worde, want Hij is het volkomen waardig. O Gij Die gebloed hebt op het kruis, moge Uw troon heerlijk zijn! O Gij Die door de mensheid veracht en verworpen zijt geworden, Uw Naam worde verheerlijkt en groot gemaakt! Gij zijt alle eer waardig, grote en barmhartige God. Zulk een gave, zulk een offer, zulk een werk; Gij behoort in ere gehouden en geprezen te worden door het ganse heelal. Om der waarheid, om der gerechtigheid wil zij het: God zij groot gemaakt!