Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil. 1 Johannes 2:12
Geen enkel mens kan de oneindige waarde van de goddelijke offerande op een juiste manier inschatten, want hoe groot de zonde van Gods volk ook is, de verzoening die die wegneemt, is onmetelijk groter. Daarom kan de gelovige, ook als de zonde als een vloedgolf over hem heen spoelt, en de herinnering aan het verleden bitter is, voor de troon der gerechtigheid van de grote en heilige God staan en uitroepen: ‘Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is’ (Rom. 8:33-34). Terwijl de herinnering aan zijn zonde hem met schaamte en verdriet vervult, wordt die tegelijkertijd door de openbaring van de helderheid van de genade overtroffen — schuld is de donkere achtergrond waartegen de heldere ster van goddelijke liefde in grote pracht schijnt.