En opdat Hij zou bekend maken de rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid? Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen. Romeinen 9:23,24
Ik heb deze tekst niet uitgekozen om controversieel te doen. Ik heb een veel hoger en tegelijkertijd veel praktischer doel. Het gaat mij erom dat door het horen van deze waarheid velen van ons zichzelf zullen onderzoeken. Dan zullen we kunnen ontdekken of wij de kenmerken hebben van de vaten der barmhartigheid, die God te voren bereid heeft tot heerlijkheid. Om onze tekst compleet te maken moeten we het volgende vers erbij nemen: “Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.”
De context nodigt ons uit een kijkje te nemen in het huis van een pottenbakker. Daar, in zijn werkplaats, zie je allerlei vaten geproduceerd worden. Het wiel gaat rond, en je ziet dat er telkens vaten van afgenomen worden. Sommige zijn niet zo fraai, en alleen geschikt voor het laagste soort werk. Andere zouden het paleis van een koning nog eer aandoen. Het zijn vaten ter ere, geschikt voor eervolle doeleinden.
Nu leiden we u verder naar een hogere werkplaats. Het is het grote pottenbakkershuis van de voorzienigheid. De hele tijd draait de schijf van de omstandigheden rond. Mensen zitten erop als klompen klei. Maar ze worden niet allemaal op dezelfde manier gevormd. Sommige mensen zijn voor de willekeurige waarnemer duidelijk niet geschikt voor de hoge en eervolle bestemming van de hemel en de heerlijkheid. Er zijn mensen die met iedere omwenteling van de schijf slechter in karakter en meer bedorven in geest worden. Er zijn mensen die, door dezelfde omstandigheid die anderen zegent, volleerd worden in het bedrijven van kwaad. Ze worden meesters in de misdaad. Aan de andere kant zie je met genoegen dat op dezelfde schijf ook andere vaten staan. Aangeraakt door de kundige hand van de Grote Pottenbakker worden ze dagelijks in toenemende mate voltooid en volmaakt. Je ziet al snel dat ze niet van hetzelfde soort zijn als degene die we net voorbij zagen komen. Zij zijn bestemd voor hoger gebruik en edeler doeleinden. Zij bereiden zich erop voor om uiteindelijk, in het midden van het paradijs, klaar te staan als heerlijke trofeeën, die de grote kracht en kunde van hun Grote Maker weerspiegelen.
Mijn preek is praktisch bedoeld, niet controversieel. Daarom nodig ik iedere hoorder uit te beven bij de gedachte dat hij zou behoren tot de verworpen en verlaten vaten des toorns. Ik spreek met de diepste droefenis als ik deze vraag stel die waarschijnlijk, nee, die welhaast zeker bevestigend beantwoord moet worden: zijn er hier geen mensen onder de aanwezigen, die gereedgemaakt worden voor het verderf? God maakt u niet gereed. Dat doet u zelf, door dagelijks de verdorvenheid van uw hart te voeden en u er in te verlustigen.
U zoekt ieder nieuw pleziertje op, en iedere nieuwe zonde. U wordt zo vaak gewaarschuwd u af te keren van uw slechte weg. Maar zijn er geen mensen onder u die hals over kop naar hun eigen ondergang rennen? Maken velen van u zich niet rijp voor de grote oogst van de Heere door een leven van zonde en dwaasheid? Maakt u zichzelf niet klaar om als volledig gedroogd stro in de oven van Zijn toom geworpen te worden? Daarvoor moet u niet de schuld aan God geven. De schuld ligt voor uw eigen deur. Als u omkomt, zal uw bloed op uw eigen hoofd zijn. De eeuwige God is niet schuldig aan het vermoorden van zielen. De mensen die sterven en in de hel verzinken zijn zelfmoordenaars van hun eigen ziel. Ze hebben Gods barmhartigheid verworpen, ze hebben de Zaligmaker veracht, hebben de zonde gekozen en heiligheid gehaat. Zoals hun keus was, zal hun beloning zijn. Zoals hun opstandige wil op aarde was, zo zal hun gekwelde eeuwige bestemming zijn.
Och, kon ik maar met een onfeilbare blik de harten en gewetens van allen die hier aanwezig zijn doorgronden. Ik zou met mijn ogen langs de zitplaatsen gaan. Zou ik dan niet van deze en van die zeggen, zelfs met een liefdevol oordeel, dat die man zich klaarmaakt voor zijn verderf? Zijn misdaden eisenstraf. Zijn geest heeft zo’n karakter dat hij wel voor altijd op afstand van God moetblijven. Zijn wil is zo koppig, zijn bedoelingen zijn zo hardnekkig, zijn hartstocht zo wanhopig! Iedereen kan met een half oog zien dat hij zich erop voorbereidt om voor eeuwig daar te wonen waar geluk en zelfs hoop altijd vreemden zullen blijven.
Mijn geliefde broeders, wat zal ik u zeggen, hoe zal ik tot u preken? U vervult de maat van uw ongerechtigheid. U doet uw uiterste best om geschikte metgezellen te worden voor de duivels in de hel. Er is een bewogen hart en een ernstige stem voor nodig om mensen zoals u aan te spreken. Sta me toe u aan te spreken in de taal van de Schrift. Waarom zou u sterven, o huis van Israël, waarom zou u de genoegens van de zonde omhelzen? U weet dat die genoegens gevolgd worden door eeuwige kwelling. Waarom zou u de hoop op leven weggooien? Waarom zou u de Zaligmaker verwerpen? Het zal iets vreselijks zijn als u, vrolijke vaten, gevuld zult worden met toom. U, die nu vaten van genoegen en vaten van trots bent, het zal afschuwelijk zijn als God u tot de rand met ellende zal vullen, en wanneer u zult overlopen van Zijn toorn.
O Heere, wij smeken U, breek het werk van de zondaar af. Grote Pottenbakker, keer de schijf om, kneed de klei opnieuw. Breekt u het oude vat in stukken. Het wordt toch maar een beker voor Satan. Laat het maar versmelten, en vorm het opnieuw. Zet het opnieuw op de schijf, en raak het met Uw eigen hand aan. Maak het toch nog een vat ter ere, geschikt om door de Meester gebruikt te worden!
En nu heb ik de aangenamer taak om onmiddellijk naar onze tekst te gaan. We bekijken nu de andere kant: degenen die “vaten der barmhartigheid” zijn, “die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid. Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.” Er zijn drie dingen waar we deze ochtend naar willen kijken. Ten eerste, de vaten.Ten tweede, de pottenbakker aan het werk.Tenslotte, het stempel van de pottenbakker dat op zijn vaten gezet wordt –het stempel van de goddelijke roeping, die hen stempelt tot vaten der barmhartigheid.
Ten eerste, laten we kijken naar de heiligen van God zoals ze hier beschreven worden: als VATEN DER BARMHARTIGHEID.
1. Het eerste dat ons hier opvalt, is dat duidelijk gezegd wordt dat de vaten der barmhartigheid van dezelfde klomp gemaakt zijnals de vaten des toorns. Hetzelfde stuk klei waaruit het vat der toom gevormd wordt, kan door God ook gebruikt worden om een vat der barmhartigheid te maken. Broeder, hebt u hoop op de hemel in het hiernamaals en er nu zelfs al een voorsmaak van? Kijk temg naar de kuil waaruit u gegraven werd, naar de modderige klei waaruit u getrokken werd! U was van nature niets beter dan ieder ander. U lag daar in de onreine massa van gevallen schepselen. Als God u een vat der barmhartigheid gemaakt heeft, dan was het niet om iets in uzelf. U was niet geschikt of van nature geneigd om te worden wat u nu bent. U bent een wonder van Zijn liefde en van Zijn onderscheid makende genade. Als Hij u aan zichzelf had overgelaten, was uw leven net zo slecht en verdorven geweest als dat van anderen. U zou in uw sterven net zo zonder hoop en zonder Christus geweest zijn als anderen. U zou net zo zeker voor eeuwig verdoemd zijn als de man die rood van het bloed van menig vermoorde, in het graf daalde.
Breng u in herinnering, u was in de lendenen van Adam, in de lendenen die een Judas verwekten. U bent een zoon van dezelfde moeder Eva die de moordenaar Kaïn ter wereld bracht. Zij werd ook de moeder van Demas, die de Heere verliet, en van Judas, die Hem verried voor dertig zilverlingen. U weet ook uit eigen ervaring dat uw aanleg net zo slecht, uw aard net zo verdorven, uw neigingen net zo hels zijn als van iemand die aan de galg aan zijn einde kwam. Als u nu anders bent, dan komt dat verschil door genade, en niet door uw natuur. Nog deze ochtend werd u weer geconfronteerd met het feit dat u van hetzelfde oude blok genomen bent, en dat u maar een flard bent van de melaatse lap van de gevallen mensheid.
Mijn beste hoorders, hebt u deze waarheid al met uw ziel geleerd? Ik weet dat er sommigen zijn die niet willen geloven dat ze verdorven zijn. Ze kunnen er niet toe gebracht worden te denken dat ze net zo diep gevallen zijn als de slechtste mens. Ze blazen zichzelf op met trots. Ze doen alsof ze geloven dat er in hen iets beters is te vinden dan in een misdadiger of een losbandige. Ik geef u maar weinig hoop dat u een kind van God bent als u deze waarheid nooit geleerd hebt. Ik ben erachter gekomen dat Gods uitverkorenen hier van dezelfde klomp komen als de voornaamste der zondaren. Als u van een andere klomp bent, dan wijst dat erop dat u niet tot Gods verkoren volk behoort. Iedereen van Gods volk moet leren, zo zeker als de genade hen ooit onderwijst, dat ze verdorven zijn. Christenen mogen verschillende opvattingen hebben over duizend leerstellingen, maar hierin mogen ze niet van mening verschillen. We geloven allemaal, en we worden allen gedrongen te belijden, dat wij van nature verdorven zijn – slecht, alleen maar slecht, en dat constant. Als er enig goed in iemand van ons is, dan erkennen we dat als een genadewerk. Het is niet de vrucht van de kracht van een schepsel. Het komt niet voort uit ons verdorven hart.
Ik bid God dat u deze les mag leren. Als u die geleerd hebt, laat het u niet ontmoedigen, maar u liever hoop geven. Als u op zichzelf ziet en zegt “Ik zie dat ik van de oude stam afkom”, richt dan uw oog omhoog naar de God van alle genade. Roep uit: “O grote Pottenbakker! Hoewel ik van de oude klei gemaakt ben, vorm mij toch door Uw genade, en maak mij een vat der barmhartigheid, te voren bereid tot heerlijkheid.”
2. Verder kunnen we zowel uit de tekst als uit de context opmaken dat deze vaten der barmhartigheid , net zo als elk ander deel van de klei, geheel in handen van de pottenhakker Wat zou er gebeurd zijn als de pottenbakker dit stukje klei met rust had gelaten? Als hij het had laten ronddraaien op de schijf zonder de aanraking van Zijn genadige hand? Of het overgegeven had aan de instrumenten van Satan en zijn vaardigheid? Als de grote Pottenbakker u en mij. die vaten der barmhartigheid zijn, aan onszelf had overgelaten, dan zouden we heel zeker vaten des toorns geweest zijn.
De Heere had dit kunnen doen, als Hij gewild had. Er zou geen kracht in ons geweest zijn om onszelf klaar te maken voor de hemel. De distels van de hel groeien uit zichzelf, maar Gods koren heeft een landbouwer nodig. Vaten der barmhartigheid maken zichzelf klaar voor de vernietiging. Alleen genade kan een ziel voorbereiden voor de heerlijkheid. Er is geen reden ter wereld waarom wie dan ook gered zou worden buiten de soevereine en onderscheidmakende genade van God om. Als de Heere het hele menselijke ras toegestaan had om te komen, zou Hij oneindig rechtvaardig geweest zijn. De hele eeuwigheid door hadden de engelen Hem moeten lofzingen met aanbiddingsliederen.
Als Hij ervoor gekozen had maar een paar mensenkinderen te sparen, zou dat een verbazingwekkende daad van barmhartigheid zijn. Barmhartigheid en oordeel zouden de twee elementen voor het eeuwige lied van de engelen geweest zijn. Nu heeft hij een groot deel van de kleimassa genomen. Het heeft hem behaagd vaten der barmhartigheid te maken ontelbaar als de sterren aan de hemel. Daarom zal Zijn naam voor eeuwig en eeuwig de glorie ontvangen.
Pas wel op, niet te twijfelen aan Gods soevereiniteit, als u denkt aan dat grote aantal verlosten,. Als Hij maar één mens gered had, dan zou u gezegd hebben dat het een bewijs was van Zijn absolute vrijmacht. Nu Hij tienduizenden redt, lijkt Zijn soevereiniteit niet zo absoluut. Als de Heere u had losgelaten om te worden wat uw slechte aard en Satan u gemaakt konden hebben, zou u niet hebben kunnen protesteren. Als Hij u had toegestaan door te gaan in uw dronkenschap zonder het Evangelie aan u te brengen, had u Zijn gerechtigheid niet kunnen betwisten. Net zo min had u dat kunnen doen als Hij had toegelaten dat u het Evangelie had verworpen. En dat zou u gedaan hebben, als Hij u niet gedwongen had het aan te nemen. U zou kunnen mopperen, maar het niet kunnen betwisten.
U bent gemaakt wat u bent, niet als het resultaat van enige verdienste, die u het recht geeft iets van de Heere te eisen; noch door enige inspanning van uzelf; maar u bent wat u bent als gevolg van de soevereine, onderscheidmakende liefde van God de Vader in Christus Jezus onze Heere.
Ik wil mijn hoorders opnieuw vragen: hebt u deze waarheid geleerd? Heeft u geleerd hoe volkomen u in Gods hand ligt? Bent u er ooit toe gebracht te geloven dat als u gered wilt worden, het Zijnwil is die u zal redden? Maar dat als u verloren gaat, het uw wil is die u verdoemt? Bent u ooit zo naakt voor God geworden, zo volkomen naakt, dat u zei: “Ik kan niets van God eisen. Als Hij me redt, moet het genade zijn, pure genade, niets dan genade”? O, als u nog nooit zover gekomen bent, dan beef ik voor u. Ik bid de Heere om u op dit punt te brengen, want het is de drempel van de deur der genade. Wanneer een mens daar gebracht is, is hij niet ver van het Koninkrijk Gods. Moge het zo zijn dat wij allen Gods soevereiniteit mogen erkennen, en vervolgens de genade in die soevereiniteit mogen aanbidden.
3. Laten we verder gaan. De tekst spreekt over Gods uitverkorenen als ‘vaten’. Nu weten we allemaal, dat een vat niets anders is dan een reservoir. Een vat is geen fontein, het brengt geen water voort. Het bevat en houdt vast dat wat erin gegoten wordt. Zo zijn de verlosten van God. Ze zijn van nature geen fonteinen waaruit iets goeds voortvloeit. Het zijn niet meer dan alleen maar eenvoudige reservoirs. Eerst waren ze vol van zichzelf, maar genade heeft hen leeggemaakt. Als lege vaten zijn ze op de plek van Gods goedheid gezet. God vult ze tot de rand met zijn liefde. Zo worden ze gemaakt tot vaten van Zijn barmhartigheid.
Zondaar, weet dat alles wat God u vraagt voor uw zaligheid is, dat u als een reservoir water ontvangt. Hij geeft u zelfs de kracht om te ontvangen. U mag ontvangen van Hem die alles geeft. Hij vraagt u niet iets te doen. Hij vraagt u slechts uw lege hand op te houden en alles te nemen wat u wilt. Hij vraagt u niet te komen met volle mond, als iemand die voldaan is (en vol brood). Hij vraagt u uw lege mond wijd open te doen, en Hij zal hem vullen met Zijn heil. Hij spoort u niet aan uw graanschuren vol te stouwen en rijk te worden. Hij vraagt u simpelweg uw armoede te belijden en de deuren van uw lege opslagruimten te openen. Dan zal hij een zegen voor u uitgieten waar u nauwelijks ruimte voor zult weten te vinden.
De uitverkorenen Gods, om mijn tekst nog eens te herhalen, zijn vaten en alleen maar vaten. Als vaten kunnen ze later misschien andere vullen. Maar ze kunnen alleen uitdelen van wat God in hen gedaan heeft. Ze mogen hun eigen zaligheid /«/werken met vreze en beving, maar ze kunnen niet werken totdat God inhen heeft gewerkt beide het willen en het werken van Zijn welbehagen. Ze kunnen overlopen van dankbaarheid, maar dat is alleen omdat God hen gevuld heeft met genade. Er kunnen stromen van heiligheid uit hen komen, maar dat is alleen omdat de Heere zorgt dat de voorraad in het vat blijft overstromen. Het zijn slechts reservoirs, en niets dan reservoirs.
Laat me opnieuw de vraag stellen, mijn hoorder, hebt u deze waarheid ooit geleerd? Hebt u geleerd als een reservoir uit de hand van God te leven? Hebt u bij de poort van de genade gestaan als een arme bedelaar die om brood vraagt? Bent u er ooit toe gedrongen te zeggen:
“Nothing in my handsI bring,
Simply to thy cross I cling?”
In Gods naam verzeker ik u dat, als u nog nooit een vat der barmhartigheid geworden bent; als u nog nooit bereid geweest bent om van God te ontvangen in plaats van Hem uw eigen daden aan te bieden; als u niet bereid bent Zijn eigen onverdiende goedheid te ontvangen; dat u dan een totale vreemdeling bent aan alles wat met het evangelie van Christus te maken heeft. De rooms-katholiek die zijn gebeden meebrengt; de anglicaan die zijn rituelen meebrengt; de schijnheilige die zijn belijdenis meebrengt – al die mensen hebben het evangelie niet begrepen. Het evangelie is geen stelsel om aan God te geven, maar om van God te ontvangen. Het gaat er niet om iets te brengen tot de Eeuwige Israels, maar het gaat om het nemen uit Zijn volheid. Het gaat om drinken uit Zijn bron, ontvangen uit Zijn pakhuis. U hebt nog niet eens geleerd hoe u ‘zaligheid’ moet spellen als u niet allereerst geleerd hebt dat u niets kunt doen en niets kunt zijn. Alleen God Zelf maakt u iets en geeft u de kracht iets voor Zijn zaak te doen.
4. Het laatste wat ik onder dit eerste punt van de preek wil zeggen, is dat de kinderen van God vaten genoemd worden, maar dat daaraan toegevoegd wordt, om ze te onderscheiden van de andere, dat ze vaten der barmhartigheid Om vaten der barmhartigheid te zijn is het zeker nodig dat ze zondig en ellendigzijn. Medelijden kan gegeven worden aan de ellendige; maar barmhartigheid moet geschonken worden aan zondaars. Als een rechter over barmhartigheid zou spreken tegen iemand die nooit een overtreding begaan heeft, zou hij beledigend zijn. En als een weldoener medelijden biedt aan iemand die geen verdriet kent, dan bespot hij hem. De enige kwalificaties die een mens kan hebben om een vat der genade te zijn, zijn: zondig en ellendig zijn. Ik twijfel er niet aan dat velen van u die kwalificaties bezitten. Maar juist omdat u ze bezit, denkt u dat u nooit een kind van God kunt worden. Verheug u in deze gedachte: om gevuld te worden met genade, moet u leeg zijn. Om bekleed te worden met gerechtigheid, moet u noodzakelijkerwijs naakt zijn. Om in Jezus’ bloed gewassen te worden, is alles wat van u gevraagd wordt dat u de noodzaak van dat wassen inziet. De verlosten van God zijn geen vaten van verdienste, maar vaten der barmhartigheid. Het zijn zondige mannen en vrouwen die hun zonde gevoeld hebben en om hun overtredingen getreurd. Ze zijn verdrietig en ellendig geworden. Op dat moment laat God hen zien dat ze vaten der barmhartigheid zijn.
Als ik door deze hal zou kunnen rondwandelen en ieder hart zou kunnen lezen, dan zou ik ongetwijfeld sommigen vinden die hier gekomen zijn met het gevoel: “Ik ben de voornaamste der zondaren. Ik geloof dat als de hele wereld gered zou worden er voor mij nog geen plek zou zijn. Er is geen enkele goede karaktertrek in mij. Mijn zonde is zo zwaar. Ik heb het evangelie zo vaak gehoord, en toch heb ik het verworpen. Mijn geweten heeft me zo vaak opgewekt, en toch wilde ik niet luisteren naar zijn waarschuwingen. Ik ben er zeker van dat ik in de meest hopeloze situatie verkeer. Daarom ben ik angstig en ongelukkig. Och, dat er toch barmhartigheid in de hemel zou zijn, en dat God erbarmen zou hebben met zo één als ik ben!” Zie, ziel, er is troost voor u in deze tekst. Heb ik u niet verteld, en gelooft u het niet, dat het vat eerst leeg moet zijn voor het gevuld kan worden? En u bent leeg. Er is hoop dat God u zal redden. Het vat moet zwart zijn van de zonde voor het met genade gewassen kan worden. En u bent zwart. Er is dus hoop dat u gereinigd zult worden. Een vat moet gevuld zijn met ellende voor het gevuld kan worden met barmhartigheid. U bent vol ellende en verdriet. Och, heb goede moed! Breng dat vat van u, hoe vol ellende het ook mag zijn, en leeg het aan de voet van het kruis. En ik zeg u, zondaar, en mijn woorden zijn waar: Hij zal uw vat vullen met de rijkste barmhartigheid die Hij ooit gegeven heeft aan de grootste der heiligen, of aan de dapperste van Zijn apostelen.
Wat een blij en vreugdevol uur is het als God voor het eerst een vat met barmhartigheid vult. Ik kan het niet helpen terug te denken aan het uur dat het bij mij gebeurde. De eerste golf van barmhartigheid vulde dit arme, lege vat geheel. Dat vat was toen al vele dagen lang barstensvol alsem en gal geweest. Vaak leek het erop alsof het vat verbrijzeld moest worden door al het innerlijke verdriet. Maar ten laatste was het uur gekomen. De Heere zei: “Zie op mij, alle einden der aarde, en wordt behouden.” Deze ogen keken. Dit hart geloofde. En in een moment werd dit vat, geleegd van zichzelf en van ellende, compleet in de zee van genade ondergedompeld. Ik dacht dat ik eerst een beetje hoop zou krijgen, en dat daarna het vertrouwen zou groeien. Maar nee, mijn zon ging op in zijn volle kracht. De stroom kwam niet beetje bij beetje, maar in een ogenblik was het vat bedekt, opgeslokt, en verloren in vreugde en liefde. De vreugde van dat uur kan ik me voor de geest halen, maar niet navertellen. Ik wist dat mijn zonden vergeven waren. Ik kon wel dansen van blijdschap. Ik wist dat mijn naam geschreven stond in dat mooie boek van het Lam, het Boek des Levens. Niets dat de aarde zou kunnen geven, geeft maar een druppel van het geluk van dat uur.
Ik hoop dat het met sommigen van u deze morgen niet anders is. Mannen, broeders, vaders, moeders en zusters – laat het bij u niet anders zijn. Sla uw betraande ogen op Jezus, hangend aan het kruis, smeek ik u. Dan zal het u vanochtend net zo vergaan. Kom op, breng uw lege vaten, want de fontein stroomt. Breek uw kruik niet door uw wanhoop. Kom, en vul hem met de hand van het geloof. Er is plaats voor u bij het bruiloftsfeest, bevende bedelaar, bekleed met de lompen der zonde. Kom, de stem der genade nodigt u uit. De armen van Jezus zijn uitgestrekt om u over te halen. U wordt niet verworpen. De deur van de genade is niet gesloten. Kom, en u bent welkom. Het is het elfde uur. Het twaalfde uur, dat op aarde al geslagen heeft, heeft in de hemel nog niet geklonken. Er is nog tijd. Uw middaguur der barmhartigheid is nog niet voorbij. Het uur der genade duurt nog voort. Zelfs nu zou u uw naam kunnen lezen als een vat der barmhartigheid, ten volle voorbereid op eeuwige heerlijkheid.
We hebben onze ogen op de vaten geslagen. Laten we nu poosje de tijd nemen om te kijken naar DE POTTENBAKKER AAN HET WERK.
Als een pottenbakker een werkstuk maakt moet u niet denken dat hij de klei gewoon pakt, op de schijf plaatst en het dan van het toeval laat afhangen wat er van komt. Nee, hij heeft een plan. Voordat hij aan het werk gaat, weet hij wat voor soort pot hij gaat maken. Zo is het ook met onze goddelijke Pottenbakker in de hemel. Hij neemt de arme zondaar als een klomp klei. Hij plaatst hem op de schijf, en de schijf begint rond te draaien. De Pottenbakker kijkt toe. Hij ziet een toekomst in die klei die de pot zelf niet kan bedenken. Het is alleen duidelijk voor het oog van de grote Ambachtsman. Over ieder van ons die de Heere kent, kunnen we in waarheid zeggen dat “het is nog niet geopenbaard is, wat wij zijn zullen”.
Wat we wezen zullen zal nooit duidelijk worden totdat we Christus zullen zien zoals Hij is, en wij zoals Hem zullen zijn. De Pottenbakker weet echter wat wij zullen zijn. Onze Vader in de hemel zal niet uiteindelijk bedrogen uitkomen met wat Hij van Zijn volk wil maken. Hij heeft een plan. En dat plan kan ik denk ik aan u voorlezen in deze paar woorden: “Opdat Hij haar Zichzelf heerlijk zou voorstellen, een Gemeente die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.” Wat een troostgevend en gezegend voornemen! God heeft de bedoeling om van iedere zondaar die in Hem gelooft een perfect vat te maken, zonder vlek, en vol heerlijkheid. Hij is niet van plan een enkele zonde onvergeven te laten. Hij wil geen enkele kwade intentie in uw ziel achterlaten. Hij heeft de bedoeling uw ongerechtigheid met wortel en tak uit te roeien. Hij wil ons totaal vrijmaken van de aanwezigheid en het inwonen van de zonde. Hij wil u volledig in het bloed van Christus wassen, zodat zowel de macht als de schuld van de zonde helemaal weggenomen worden. En om het allemaal te volmaken is hij van plan u in het beeld van Christus te veranderen. Dan zult u net zo blank en lieflijk zijn als dat perfecte en ongevlekte Lam van God.
Christen, maakt dit u niet blij? U zult als Christus zijn! “Och,” zegt u, “ik ben soms net als de duivel. Vaak moet ik erover treuren dat er nog zoveel van de oude Adam in mij zit.” Verheugt u! Het is nog niet duidelijk wat u wezen zal. Ieder merkteken van Satan zal nog van u verwijderd worden.
Elke zweem van uw oude verdorvenheid zal nog gereinigd worden. U zult in de hemel opgenomen worden als een vat dat helemaal voltooid is. U zult voorwerp van verwondering zijn voor alle engelen en de verheerlijkte geesten. Zij zullen om u heen komen staan om de ongeëvenaarde kunde en genade van God te bewonderen. Want die zullen te zien zijn in uw karakter en natuur.
De Heere geve dat we altijd het oog mogen houden op het grote plan van de Pottenbakker. Als moeilijke kwellingen ons dan op de schijf laten rondvliegen, kunnen we ons erin verheugen dat het plan volvoerd wordt. We zullen perfect uit de hand van de Maker tevoorschijn komen.
En als we nu toch stilstaan bij de pottenbakker en zijn werk, en we even naar het plan gekeken hebben, laten we dan opmerken dat iedere pottenbakker begint de omtrek in de klei te boetseren.Misschien heeft u wel eens een glasblazer aan het werk gezien. Misschien kon u al wel op het allereerste moment raden wat hij ging maken. Maar de versieringen en de details die het voornaamste deel van de schoonheid uitmaken, kon u nog niet ontdekken. Op het moment dat iemand voorbereid wordt op de hemel door de genade van God in zijn ziel, kunt u al de contouren zien van wat hij zal worden. Het zijn alleen nog maar de contouren. Zal ik u vertellen wat dat zijn?
Allereerst treft u in hem aan: geloof in Christus. Een eenvoudig, kinderlijk vertrouwen in Hem die aan het hout hing. Vervolgens is er een ander merkteken van de hand van de pottenbakker: liefde tot Christus. Het is een liefde die zo sterk is als de dood, hoewel ze soms zo zwak lijkt als een worm. U vindt in hem ook een hoop die niet beschaamd maakt; en een vreugde die zijn gelaat doet schijnen. Het zijn nog maar de omtrekken, zei ik, want de alles overtreffende heerlijkheid is er nog niet. De vaas is er nog maar in het beginstadium, maar toch al duidelijk genoeg om iets te laten zien van zijn uiteindelijke vorm. Al de voorstellingen die erin gegraveerd zullen worden en de verschillende kleuren die erop gezet zullen worden, kun je nog niet raden. Dat is onmogelijk, behalve als je op de stoel van de pottenbakker zou gaan zitten. Dan zie je het plan dat hij volgt terwijl de klei ronddraait op de schijf.
Geliefde broeders en zusters, hebt u al iets van die geweldige omtrekken in u? Kunt u naar waarheid zeggen: “Ik geloof in de Heere Jezus”? Vrees dan niet, u bent een vat der barmhartigheid. Nog niet een voltooid vat, maar dat komt nog. Kunt u zeggen:
“O yes, I do love Jesus,
Because He first loved me”?
Als dat waar is, dan bent u nog wel niet wat u zult worden, maar dan bent u toch een vat der barmhartigheid. En hebt u soms hoop dat u door Jezus’ werk onder de verheerlijkten zal staan? Wees dan blij. De Pottenbakker is met u begonnen, en zal u nooit verlaten. Hij laat geen vat dat op de schijf staat mislukken, en als dat al dreigt, dan maakt Hij het overnieuw. Hij gooit de klei die Hij eens ter hand heeft genomen niet weg. Hij zal voleinden wat Zijn hand begonnen is. Hij kent geen mislukkingen en teleurstellingen. U zult alles zijn wat Hij wil dat u bent. Uiteindelijk zult u in de hemel gevuld met heerlijkheid staan te glinsteren.
Maar om verder te gaan – terwijl de pottenbakker verdergaat met zijn werk, kunt u zien dat het voorwerp dat hij maakt langzamerhand voltooid wordt.En dus, geliefde broeders, als u vaten der barmhartigheid bent, zullen niet altijd alleen maar de contouren in u zichtbaar zijn. Als de tijd verstrijkt, worden sommige prachtige lijnen en versieringen duidelijk. Het is altijd een vreugde voor mij dat hier zoveel christenen met grijze haren kerken. Dat is een reden tot vreugde, maar ook tot verwondering. Want ik kan me nauwelijks voorstellen dat ze van mijiets kunnen leren. De Heere moet hen zoveel meer onderwezen hebben in al die jaren. Hij moet ze gegraveerd hebben, en het werktuig van de moeilijkheden zolang gebruikt hebben dat ze langzamerhand gereed zijn. Ze moeten wel dichter naderen tot die heerlijke gereedheid die het volk van God voorbereidt voor het binnengaan in het eeuwige leven.
Ik ben niet iemand die denkt dat een Christen een ding is dat stilstaat. Hij is een vat, maar een vat op de schijf. Hij is klei, maar hij is klei in de hand van de Pottenbakker dat langzamerhand vorm aanneemt. Ik vraag me af of er enig door God gegeven leven is, in een mens wiens leven niet groeit en bloeit. Want leven is iets dat groeit. Je kunt het niet tegenhouden. Je kunt proberen een tak van een boom vast te binden of hem tegen te houden, maar als hij niet in de ene richting kan groeien, dan groeit hij wel in de andere. Als hij niet kan uitdijen op de plek waar je hem hebt ingesnoerd – trouwens, vaak laat hij de sterkste band die je eromheen doet, knappen- als hij daar niet kan groeien, dan wel ergens anders. Zo is het met Gods leven in de christen – het groeit.
De christen wordt meer en meer zoals zijn Meester. Soms denkt u dat u achteruit gaat. Maar als u een kind van God bent dan zal blijken dat het toch allemaal vooruitgang geweest is. Er kan af en toe sprake zijn van terugval. Maar de richting van uw leven zal vooruitgang zijn. U kunt uitglijden, u kunt vallen, maar het ware motto van uw reis zal blijven: “Voorwaarts!” U zult vorderingen maken in het leven met God. Ik denk niet, broeder, dat u een vat der barmhartigheid bent als er geen enkel teken van groei bij u is na 20 of 30 jaar met Christus’ kerk verbonden te zijn geweest. Als u niet meer te weten bent gekomen over Gods trouw; als u uw eigen zwakheid en verdorvenheid niet beter peilt; als uw geloof niet onwankelbaarder geworden is; als u niet meer vertrouwen hebt in Hem die trouw en waarachtig is; als u niet meer naar Hem verlangt; als u niet meer ernaar verlangt u volkomen te geven in Zijn dienst, dan begin ik me af te vragen of u wel een vat bent op de schijf van onze Meester. Ik denk niet dat Hij 25 jaar niets aan u zou doen; dat Hij u die hele tijd maar rond zou laten draaien op de schijf van de voorzienigheid zonder u ooit aan te raken; dat Hij u nooit geschikter gemaakt zou hebben om iemand te worden om deel te hebbenin de erve der heiligen in het licht. In feite is juist de groei in genade één van de bewijzen dat er leven is. Misschien bent u niet altijd in staat om het te ontdekken, maar het is er. Als u een vat der barmhartigheid bent, dan nadert u tot de volmaking. U komt dichter bij het moment dat u met eeuwige liederen zult worden voorgesteld voor Vaders aangezicht.
Broeders en zusters, hier op aarde kunnen we al zien dat vaten klaargemaakt worden voor de volmaaktheid. Als je naar Gods kinderen kijkt, zie je hoeveel schoonheid deze vaten al bezitten. Hoe zal het dan zijn als ze af zijn! Heere, hoe heerlijk zal Uw meesterhand te zien zijn in de tweede schepping! Als deze aarde schoon is, hoeveel schoner zal de nieuwe aarde zijn. In deze ouder schepping hebt u zoveel schoonheid gelegd. Zelfs de engelen komen naar beneden om het te bekijken. De morgensterren vinden er onderwerpen voor hun liederen in. Hoe zal uw nieuwe schepping dan zijn!
Als dat ruwe werk dat maar voortkwam uit het spreken van Uw mond al zo ontzettend mooi is, wat moet het dan wel niet worden als u er voor gaat zitten bij het pottenbakkerswiel? U hebt Uw eigen bloed vergoten om dat werk te volbrengen. U hebt de schatten van de hemel niet gespaard om dit werk te volmaken. U hebt ze allemaal uitgedeeld om de vaten die tot uw heerlijkheid zijn, te voltooien. Wat een liederen en wat een halleluja’s zullen het vakmanschap van onze God begroeten als alles voltooid is. Dan zullen alle vaten thuisgebracht zijn. De tafels in de hemel zullen volgeladen zijn met het rijkst mogelijke vaatwerk. Zielen zullen gevuld zijn met de rode wijn der zaligheid. Alle verheerlijkten zullen zich in God verheugen.
Wat een liederen en wat een halleluja’s zullen in de hoven van de hemel klinken en weerklinken, de hele eeuwigheid door voor altijd en altijd.
En nu kom ik op mijn laatste punt. Daarover zal ik aardig kort zijn, maar naar ik hoop wel zeer ernstig. Het laatste punt was HET ZEGEL VAN DE POTTENBAKKER OP ZIJN VATEN.
In alle werkplaatsen waar kostbaar aardewerk geproduceerd wordt is er altijd een handelsmerk dat uniek is voor die firma. Het is een zegel dat niet nagemaakt mag worden. Zonder dat zegel is geen enkel werkstuk een echt product van die producent. Broeders, u kunt vandaag weten of u een vat der barmhartigheid bent. U kunt het zien aan het zegel van de Meester op u. Dat zegel, vertelt de apostel ons, is roeping.Bent u geroepen? Want als u geroepen bent, bent u ook uitverkoren. Heeft Gods genade u uit de duisternis in Zijn wonderbaar licht geroepen? Als dat zo is, is het geen vraag of u bestemd bent voor het eeuwige leven. U kunt gerust zijn dat uw naam, zonder enige twijfel, geschreven stond in het boek van het Lam. Als u in de tijd geroepen bent uit de zonde tot de gerechtigheid, dan stond uw naam daarin geschreven van voor de grondlegging der wereld.
Dus: het unieke zegel van de grote Pottenbakker op Zijn vaten der barmhartigheid is de roeping die iets uitwerkt. En ik wil benadrukken dat het een zegel is dat geen mens je kan geven.Het is een zegel dat alleen God op kan drukken. Wij kunnen u roepen, maar we kunnen u niet op zo’n manier roepen dat het iets uitwerkt. Een ernstige predikant kan zich helemaal geven en roepen wat hij wil. Hij kan zondaren uitnodigen aan het bruiloftsmaal van het Lam. Aan roepen tot dove oren heb je echter niets, en van nature zijn wij allemaal doof. De Heere alleen kan zo spreken dat doven, ja, zelfs de doden, moetenhoren.
Heeft u ooit een roeping gevoeld die niet bij een mens vandaan kwam? Heeft de stem der genade ooit tot uw ziel gesproken en gezegd: “Kom tot Jezus”? Heeft het zo geklonken dat uw hart moest antwoorden: “Uw aangezicht, Heere, zal ik zoeken”? Geliefde hoorders, u bent vaak genoeg door mij geroepen. Het was zo vaak dat als u verloren gaat, uw bloed op uw eigen hoofd is. Hoe heb ik bij u gepleit, alsof het mijn eigen ziel was die in gevaar was en alsof ik pleitte voor mijn eigen leven. Als u al dat roepen hebt afgewezen, bereid u er dan op voor u daarvoor te verantwoorden op de grote dag. Helaas, al die roepstemmen kunt u gehoord hebben, en ze laten u misschien alleen maar dieper zinken dan de diepste hel.
Hebt u ooit het onweerstaanbare roepen van de Heilige Geest gehoord? Heeft Hij tot u gezegd “Maria”, en u tot Hem “Rabboeni”? Heeft Hij tot u geroepen: “Zacheüs, haast u en kom af’? En bent u naar beneden gekomen en hebt u Hem ontvangen in uw huis? Niets dan een roeping van Christus’ eigen lippen zal ooit zulke verharde harten als die van ons ertoe brengen Hem te volgen. Hebt u die roep gehoord? Als dat zo is, draagt u het zegel van de Pottenbakker. U bent geen vat des toorns, tot het verderf toebereid. U bent een vat der barmhartigheid, van te voren bereid tot heerlijkheid.
Ik wil nog iets opmerken. Dit is een zegel dat geen mens u kan opdrukken. Dus, Gode zij dank, ook niemand kan het van u afpakken.Als God u geroepen heeft, dan zal Hem dat niet berouwen. Hij zal het cadeau dat Hij gegeven heeft niet weer afpakken. Als Hij u door Zijn genade geroepen heeft tot berouw, zal Hij u ook roepen tot geloof; en van geloof tot liefde en van liefde tot geduld, en tot hoop en steeds verder. Op het laatst zal Hij u toefluisteren: “Kom hogerop”, en roept Hij u tot heerlijkheid. Ik geloof niet in een evangelie dat leert dat een mens daadwerkelijk geroepen kan worden, maar toch nog verloren gaat. Ik kan niet geloven dat een hart volledig vernieuwd kan worden en toch terug kan keren tot zijn oude staat. Ik kan niet geloven dat Gods werk zomaar in het niets kan verdwijnen, zoals schimmen in de nacht. Ik kan niet geloven dat zijn nieuwe schepping maar opgeklopt schuim is. Ik kan niet geloven dat zij alleen overleeft door de wil van een schepsel, en dat zij sterft als dat schepsel het maar wil. Nee, broeders, als de Heere eenmaal hemels licht in u heeft laten schijnen, dan is het daar voor altijd. De dood en de hel kunnen het niet verduisteren. Het moet en zal branden in uw ziel.
Iemand zegt: “Maar als ik me nou te buiten ga aan de zonde?” Ja, maar u zult zich niet te buiten gaan aan de zonde. De Heere zal u behoeden en bewaren, zodat de boze u niet kan aanraken. “Maar als ik nou terugval en net zo zondig als ik vroeger deed?” Ha, dat kunt u niet. De genade die uw natuur veranderd heeft, zal u tot het einde toe vasthouden. U zult in het licht wandelen totdat u in heerlijkheid zult wandelen. Als u terugvalt, zullen we over u zeggen: “Hij is uit ons uitgegaan, maar hij is van ons niet geweest.” Want als hij van ons was geweest, zou hij ongetwijfeld met ons op de weg zijn voortgegaan. De hond is teruggekeerd tot zijn braaksel, omdat hij een hond is.De gewassen zeug is teruggekeerd tot de modder, omdat ze een zeug is.Als hun natuur veranderd was, zouden ze nooit teruggekeerd zijn naar hun oude gewoonten. Als ze nieuwe schepselen in Christus geworden waren, dan zou die nieuwe schepping nooit ongedaan gemaakt kunnen worden. Gods weefwerk kan niet uitgerafeld worden. Het is eeuwig en het zal standhouden. Het zal blijven bestaan tot de volmaaktheid komt in de hemel. Heb daarom goede moed, de Heere heeft Zijn zegel op u gezet. De duivel kan het er niet afwassen.
Om te besluiten: laat ik er nog eens op wijzen dat als het zegel van de roeping op u is gezet, dat zegel zeker en vast is. Er is nog nooit iemand per ongeluk uit het duister in het licht geroepen. Er is nog nooit iemand geweest die berouw had over zijn zonde en er daarna achterkwam dat hij niet uitverkoren was. Nog nooit is er iemand tot Christus gegaan die erachter kwam dat hij het recht niet had om te komen, en die terug moest keren.
“Wie tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen.” God maakt geen vergissi- gen in wie Hij in Zijn genade roept. De juiste persoon wordt op de juiste tijd en op de juiste plaats geroepen. Hij gaat tot Christus, en komt erachter dat wat een feit is in de tijd, in alle eeuwigheid al Gods doel is geweest. Er is een onlosmakelijke verbinding tussen roeping en verkiezing. Als u de schakel van de roeping in handen hebt, vertrouw er dan maar op dat hij vastzit aan die andere gouden schakel van Gods raadsbesluit, ook al kunt u dat niet zien.
U kon niet tot Christus komen als de Vader u niet getrokken had. De Vader zou u niet getrokken hebben als dat niet Zijn bedoeling was geweest. Die bedoeling is het besluit tot uitverkiezing. Wees er dus maar zeker van dat als u komt, het Gods bedoeling is dat u komt. U was uitverkoren door God van voor de grondlegging der wereld. Ben ik er alleen maar zeker van dat ik wederom geboren ben? Dan kan ik er geen twijfel over hebben of ik wel verkoren ben. Ben ik er zeker van dat
“My faith is fixed on nothing less.
Than Jesus’ blood and righteousness”?
Dan kan ik net zo zeker zijn van mijn verkiezing als wanneer ik de hemel in zou kunnen klimmen en de boekrol uit zou kunnen rollen, en mijn eigen naam lezen in letters van goud. De Heere heeft u een test gegeven die nog nooit verkeerd is uitgevallen, en dat zal ook nooit gebeuren. In tijd noch eeuwigheid zult u een enkel mens vinden die tot berouw en bekering kwam door een vergissing. O nee! De vrucht bewijst dat er leven in de boom zit. Het feit dat u genade ontvangen hebt, bewijst dat God van plan was u genadig te zijn. En wat is dat meer dan het leerstuk dat God van den beginne hen tot de zaligheid voorbestemd heeft die in Christus Jezus geloven.
Voor ik u laat gaan, laat me nog een paar ernstige woorden zeggen. Ik ben er blij over te zien wat de Heere in onze dagen overal doet. Ik geloof niet dat dit tijden zijn waarover Gods volk verdrietig hoeft te zijn. Er is nu meer in Londen gaande dan er in de afgelopen twintig jaar bereikt is. Het volk van God wijdt zich ernstig aan het gebed. Er staan mannen op die in eenvoudige taal de waarheid prediken over Jezus. Ik hoop dat het goede dat we in het verleden gezien hebben snel overschaduwd en overtroffen zal worden door wat nog te gebeuren staat.
Maar wie, mijn broeders en zusters, kan zijn ogen sluiten voor het trieste feit dat er in tijden van opwekking sommigen zijn die niet gezegend worden? Ik verlang ernaar dat u, terwijl God rechts en links aan het werk is, niet ontkomt zonder ook een zegen uit de hoge te ontvangen. U bent als het vlies van Gideon: droog, terwijl de grond nat is. U bent als een onvruchtbaar stukje grond terwijl de hele aarde met vruchtbaarheid gevuld is. Dat is, mijn geliefde hoorders, het geval met sommigen van u. U wordt nog steeds meer en meer bereid voor het verderf. Ik wil u ernstig waarschuwen. Als u bereid wordt voor het verderf zal u zeker eindigen in het verderf. Zonde en hel zijn getrouwd totdat berouw de scheiding uitspreekt. Wat u zaait, zal u oogsten. Dat is de waarheid. Zoals uw leven is, zal ook uw einde zijn. Als u zonder Christus uw weg gaat, zal uw einde zonder Christus zijn. Uw eeuwig huis zal zonder hoop zijn, en ver verwijderd van de eeuwige vreugde.
Maar ach! Ik bid dat in plaats daarvan, de Heere in Zijn oneindige goedheid u daadwerkelijk zal roepen door Zijn genade. Ik bid dat de Heilige Geest neerdaalt. Maar hoe zullen we de Heilige Geest verkrijgen? Alleen door de verenigde en eendrachtige gebeden van de Kerk van Christus. Mijn geliefde vrienden, laten we nog ernstiger bidden. Niet alleen onze eigen troost, maar ook de redding van zondaren ligt in de handen van God. Wij kunnen hen niet redden. Wij kunnen hen niet wakker schudden. Laten we uitroepen: “Heere, neem het werk in Uw eigen hand!”Laat vanaf dit uur iedere christen in ons midden zich voornemen de Heere geen rust te gunnen totdat Hij een stortbui van Zijn genade op ons laat vallen, en Zijn werk in ons midden, en door alle landen, herleeft. Laten we daar kort voor bidden.
O Heere, we bidden u, geef nieuw leven aan Uw werk. Wij zijn zo zwak en slap. Wij kunnen niets. Maar kom Zelf, en behaal de overwinning. Kom en breek het harde hart, onderwerp de koppige wil. Heere, red degenen die nog niet gered zijn. Wilt U vooral degenen hier die nog dood zijn in de zonde wakker schudden. Laat de vaten der barmhartigheid die U in Uw welbehagen uitverkoren hebt uit alle mensen ter wereld, gevuld worden met barmhartigheid totdat ze overvloeien van dankbaarheid en vreugde. Heere, hoor ons! Laat mijn zwakke poging deze ochtend bekroond worden met rijkere zegen dan we kunnen vragen of zelfs bedenken, door Jezus Christus onze Heere.
Amen.
(Deze preek is gehouden op 5 augustus 1860, in Exeter Hall, Strand.)