Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan. 1 Korinthe 10:13
Alle kinderen van God zijn aan verzoeking onderworpen. Sommigen worden meer verzocht dan anderen, maar ik ben ervan overtuigd dat niemand de hemel zal binnengaan zonder een of andere verleiding te hebben ondervonden, behalve dan degenen die te jong waren om zich van kwaad bewust te zijn. Als Iemand aan verleiding had kunnen ontkomen, zou dat zeker ‘de Eerstgeborene onder vele broeders’ (Rom. 8:29) geweest zijn, maar u weet vast nog wel hoe Hij direct na Zijn doop door de Geest in de wildernis geleid werd om door de duivel verzocht te worden. De apostel Paulus vertelt ons dat Hij ‘in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.’ (Hebr. 4:15)
Voorwaar, de Heere Jezus zou tegen ons, Zijn volgelingen, kunnen zeggen: ‘Als Ik, jullie Meester en Heere, verzocht ben geweest, moeten jullie niet verwachten om daaraan te kunnen ontsnappen, want een discipel staat niet boven de meester en de slaaf niet boven zijn heer.’ (Matt. 10:24)
Het feit dat we verzocht worden, hoort ons te verootmoedigen. Het is immers een triest bewijs dat er nog steeds zonde in ons is overgebleven. Ik ben oud genoeg om me de tijd nog te herinneren dat de gewoonte bestond om met een vuursteen op staal te slaan om ’s ochtends licht te maken. Ik weet nog dat ik altijd stopte met te proberen om een vonkje te maken als ik ontdekte dat er geen tondel in de doos zat.
Ik geloof dat de duivel geen dwaas is. Als een mens geen tondel in zijn doos heeft – dat wil zeggen: geen verdorvenheid in zijn natuur – wees er dan maar zeker van dat hij niet lang door zal gaan met hem te verzoeken. Hij verspilt zijn tijd niet aan zo’n nutteloze inspanning. De mens die gelooft dat hij volmaakt is, kan nooit het gebed des Heeren bidden. Hij moet een gebed van eigen maaksel opzenden, want hij zal nooit willen zeggen: ‘Leid ons niet in verzoeking.’
Geliefden, de duivel denkt echter dat het wel de moeite waard is om ons te verzoeken. We kunnen concluderen dat er iets in ons is dat voor verzoeking vatbaar is, dat daar nog steeds zonde woont, ook al heeft de genade van God ons hart vernieuwd.
Dat we verzocht worden, hoort ons aan onze zwakte te herinneren. Ik verwees net naar het voorbeeldgebed van onze Heere Jezus Christus, met daarin de woorden: ‘Leid ons niet in verzoeking.’ De reden voor deze bede moet wel zijn dat wij zo zwak en broos zijn. Wij vragen om niet belast te worden, want onze rug is niet sterk. Wij smeken dat de zonde niet in zijn meest verleidelijke vorm voor ons komt te staan, want vaak ontleent het vlees kracht aan de wereld en zelfs aan de duivel. Hun verenigde krachten zullen ons te veel zijn, behalve als Gods almacht ter wille van ons zal worden aangewend om ons overeind te houden opdat we niet vallen.
Ik ken sommige kinderen van God die heel erg verontrust zijn, omdat ze verzocht worden. Ze denken dat ze een beproeving wel zouden kunnen verdragen, als die maar niet verbonden zou zijn met zonde. Ik zie echter niet in hoe we in het algemeen een beproeving van een verzoeking kunnen scheiden. Want elke beproeving die tot ons komt, heeft een verzoeking van de een of andere soort in zich, of het nu van ongeloof is, van mopperen of van het gebruik van de verkeerde middelen om aan de beproeving te ontsnappen. We worden zowel door onze genadegaven als door onze ellende verzocht. Dat wil zeggen, verzocht in de zin van daardoor beproefd te worden.
Voor een kind van God is het meest bedroevende echter dat hij soms verzocht wordt om dingen te zeggen of te doen die hij buitengewoon haat. Hem worden op een aantrekkelijke manier zonden voorgeschoteld die hij totaal afschuwelijk vindt. Hij kan de naam ervan niet verdragen. Toch komt de satan en houdt het kind van God het onreine voedsel voor, dat hij nooit aanraken zal. Ik heb meegemaakt dat de duivel het volk van God verzocht door hun godslasterlijke gedachten in te werpen, en die als een orkaan in hun oren te blazen.
Ja, zelfs als u in gebed bent, kan het gebeuren dat er vele allesbehalve vrome gedachten in uw denken opkomen. Een klein geluid op de straat zal u van de gemeenschap met God afleiden en bijna voordat u er zich bewust van bent, galopperen uw gedachten als wilde paarden over heuvels en dalen. U weet nauwelijks hoe u ze ooit weer zult vangen.
Wel, zulke verzoekingen zijn voor een kind van God ontzettend pijnlijk. Hij kan de vergiftigde adem van de zonde niet verdragen en als hij ontdekt dat de zonde aan zijn deur staat te kloppen, onder aan zijn raam staat te schreeuwen en hem dag en nacht aan het treiteren is, zoals het met sommigen – ik hoop niet met velen – gebeurd is, dan is hij zwaar belaagd en hij is smartelijk verontrust.
Het kan zo’n mens helpen als ik hem eraan herinner dat het verzocht worden op zichzelf geen zonde is. De zonde is die van de verzoeker, niet die van degene die verzocht wordt. Als u de verzoeking weerstaat, is uw daad zeer te prijzen. Er is niets prijzenswaardig aan de verzoeking. Die is kwaad en alleen maar kwaad. Maar u bracht uzelf niet in verzoeking, en hij die u verzocht, moet de schuld van de verzoeking dragen. U bent overduidelijk niet schuldig aan gedachten die u verdriet doen. Ze mogen dan weliswaar bewijzen dat er nog steeds zonde in u overgebleven is, maar er is geen zonde in het feit dat u verzocht wordt. De zonde bestaat in het bezwijken onder de verzoeking.
Zalig zult u zijn als u er staande onder kunt blijven. Als u de verzoeking kunt overwinnen, als uw geest er niet aan zal toegeven, zult u er zelfs door gezegend worden. ‘Zalig is de man die verzoeking verdraagt.’ (Jak. 1: 12) Zelfs in de verzoeking is zaligheid. Hoewel ze voor het heden niet vreugdevol lijkt te zijn, maar verdrietig, zal ze later toch een gezegende vrucht voortbrengen voor degenen die daardoor geoefend worden.
Maar meer nog, er zijn ergere dingen in de wereld dan verzocht te worden door pijnlijke verzoekingen. Het is veel erger om met een aanlokkelijke verzoeking verzocht te worden, om zachtjes in de mond van de verwoester gelokt te worden, om met de gladde stroom meegevoerd te worden om later de waterval in geslingerd te worden. Dit is vreselijk. Maar tegen de verzoeking te vechten, dat is goed. Ik zeg opnieuw dat een heleboel dingen veel erger zijn dan om te worden verzocht door iets waaraan heel uw geest zich ergert. Een godvrezend mens zei vaak dat hij banger was voor een slapende dan voor een brullende duivel.
In die opmerking zit veel waarheid. Want als u met rust gelaten wordt en als geen verzoeking u aanvalt, bent u in staat op een vleselijke manier zeker te worden en om vol pocherij te zeggen: ‘Ik zal nooit bewogen worden.’
Ik denk dat er niemand in zulk dreigend gevaar verkeert als de mens die denkt dat hem waarschijnlijk geen gevaar zal overkomen. Dit betekent dat alles wat ons waakzaam houdt, ook al is het in zichzelf kwaad, vooral een goede uitwerking heeft. Het gevaarlijkste deel van de weg naar de hemel is niet het dal van de schaduw van de dood. Daar waar de kobolden hem omringden en hij het moeilijk vond om het pad te ontdekken en vast te houden, treffen we Christen niet slapend aan. Maar toen Hoopvol en hij bij de betoverde grond kwamen, waar de atmosfeer zodanig was dat mensen er slaperig van werden, toen waren de pelgrims in groot gevaar, totdat Christen zijn medereiziger eraan herinnerde dat zij, toen ze bij dat verraderlijke deel van de weg aankwamen, door de herders gewaarschuwd waren om niet te slapen.
Dus ik denk dat het niet de slechtste zaak is die ons geestelijk gezien kan overkomen als we verzocht worden met pijnlijke verzoekingen, die de geest bijna tot wanhoop drijven, hoe zwaar die beproeving ook is en hoe smartelijk ook om te dragen. Kies van al het kwaad dat u belagen kan altijd het minst slechte uit. Als dit dan minder kwaad is dan iets anders zijn kan, wees dan niet tot uiterste wanhoop gedreven als het uw lot is om verzocht te worden, zoals velen voor u al overkomen is.
Dit is voldoende als inleiding tot een korte toespraak over verzoekingen, die bedoeld is om hen te troosten die zwaar door de satan verzocht worden. Ik weet dat ik tot velen spreek, en ik zou de woorden van mijn tekst willen herhalen: ‘Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan. ’
Bedenk, lieve beproefde vriend, dat u niet in wanhoop teneer moet zitten en zeggen: ‘Ik word nu zwaar verzocht en ik ben bang dat ik erger en erger verzocht zal worden, totdat mijn voet zal uitglijden en ik zal vallen en helemaal vergaan.’ Zeg niet net als David toen hij als een patrijs op de bergen opgejaagd werd: ‘Ik zal op een dag nog eens door Sauls hand weggevaagd worden.’ (1 Sam. 27:1) Geloof echter dat de Heere, Die toestaat dat u verzocht wordt, u verlossen zal op de tijd die Hem goed acht.
I. Hier is uw eerste troost. Al uw eerdere beproevingen hadden een grens. ‘Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen.’ Soms heeft de verzoeking u vastgepakt zoals een moordenaar plotseling een man bij de keel grijpt. Ze heeft u gegrepen. Misschien is dat wel het meest treffende woord dat ik gebruiken kan. De verzoeking heeft u onverhoeds geboeid en lijkt u stevig vast te grijpen. Toch zijn de verzoekingen die u heeft moeten verdragen niet meer dan menselijke verzoekingen.
Allereerst zijn ze van het soort dat ook uw medechristenen hebben moeten verdragen. Ik weet dat u ertoe verzocht wordt om te denken dat u een eenzame reiziger bent op een weg waarover nooit eerder iemand is gegaan. Maar als u het spoor zorgvuldig onderzoekt, kunt u de voetstappen van enkelen van Gods beste dienstknechten ontdekken die langs die vermoeiende weg gekomen zijn.
Het is een heel donkere straat, zegt u, een die werkelijk een moordenaarsstraat genoemd mag worden. U zult echter ontdekken dat de apostelen daar ook hebben gelopen. Degenen die hun geloof tegenover hun vervolgers beleden, zijn die weg gegaan. Martelaren liepen er, en de besten onder Gods heiligen zijn op dezelfde manier verzocht als u.
Iemand zegt: ‘Maar ik word verzocht, zoals u zojuist zei, met godslasterlijke en vreselijke gedachten.’ Zo ook destijds John Bunyan. Lees maar eens zijn ‘Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren’ en kijk maar eens waar hij doorheen moest. Vele anderen hebben soortgelijke ervaringen gehad. Sommigen van hen zijn nog in leven om u te vertellen dat ze alles van die bijzondere vorm van verzoeking weten, maar dat de Heere hen er toch uit verlost heeft.
Een ander mens zegt: ‘Maar ik ben zelfs in de verzoeking gebracht om mezelf om te brengen.’ Ook dit is geen ongewone verzoeking, zelfs niet voor Gods meest geliefde heiligen. Hoewel Hij hen heeft bewaard en in leven gehouden, voelden zij zich toch vaak net als Job, toen hij zei: ‘Mijn ziel kiest de verstikking en heeft de dood liever dan het leven.’ (Job 7:15)
Een ander roept: ‘Ik word tot de meest vreselijke zonden verzocht, de vuilste zonden. Ik zou u zelfs niet durven zeggen met welke gruwelen de satan mij verzoekt.’ U hoeft mij dat niet te vertellen. Ik vertrouw erop dat de almachtige kracht van Gods Heilige Geest u ervoor bewaart. Ik kan u verzekeren dat zelfs de heiligen in de hemel, als zij nu tegen u spreken konden, u zouden vertellen dat sommigen van hen zwaar belaagd werden. Zelfs enkelen van de dappersten van degenen die het dichtst bij God leefden, werden zwaar belaagd door verzoekingen. Ze zouden er hun medemensen niet over willen vertellen, zo werden ze erdoor gekweld.
Wellicht zegt nog een andere vriend: ‘Ik ben daadwerkelijk tot eigengerechtigheid verzocht, wat voor een mens die al zijn vertrouwen op Christus stelt echt een grote verzoeking is.’
Wel, dat was ook zo met John Knox, die grote prediker van de rechtvaardigheid door het geloof. Toen hij ging sterven, werd hij ertoe verzocht om in zijn eigen dapperheid voor Christus te gloriëren, maar hij vocht tegen die duivelse gedachte en overwon haar. Zo kunt u dat ook doen.
U denkt dat een mens die heel geduldig is niet tot ongeduld verzocht wordt. Broeder, de Geest van God zegt door de pen van de apostel Jakobus: ‘U hebt gehoord van het geduld van Job.’ (Jak. 5:11, Eng. vert.) Ik wil u deze vraag voorhouden: Heeft u niet gehoord van het ongeduld van Job?
U heeft zonder twijfel over het sterke geloof van Petrus gehoord. Heeft u nog nooit gehoord over Petrus’ ongeloof? Gods volk schiet vaak juist tekort op het punt waar zij het meest vermaard om zijn. Als het over Bijbelse biografieën gaat, is de mens die het meest geroemd is om het werk van Gods Geest in hem, gewoonlijk de mens die juist op het punt waarin hij dacht dat hij het sterkst was, gefaald heeft.
‘Ik heb over het leven van een goed mens gelezen’, zegt u, ‘en ik ben niet zoals hij.’ Zal ik u zeggen waarom niet? Omdat niet alles over zijn leven opgeschreven is. Maar als de Heilige Geest het leven van een mens beschrijft, vertelt Hij alles. Als biografen over het leven van goede mensen schrijven, schrijven ze natuurlijk niet hun innerlijke gevechten en angsten op. Behalve dan als het onderwerp een man als Maarten Luther is, van wie het hele leven een innerlijk gevecht lijkt te zijn geweest en die vanbinnen vaak beefde, terwijl hij aan de buitenkant dapper was.
Als ze over mijn leven schrijven, zullen ze u zeggen dat ik een sterk geloof had. Maar zij zullen u de andere kant daarvan niet vertellen. Dan zult u misschien gaan denken: ‘Ik kan zelfs niet tot de hoogte komen die meneer Spurgeon bereikte!’ Dat komt allemaal maar omdat u niet weet hoe het er vanbinnen bij ons uitziet.
Als u immers zowel het innerlijk als het uiterlijk zou kennen van de mens die het meest nabij God wandelt, zou hij u zeggen – als hij een oprecht en eerlijk mens is – dat de verzoekingen die u verdragen moet dezelfde verzoekingen zijn als die hij had en die hij verwacht steeds weer en weer te hebben. Hij zou zeggen dat het, zoals de apostel zegt, ‘niet meer dan een menselijke verzoeking is die u overkomen is.’
Verder heeft u geen andere verzoeking aangegrepen dan een verzoeking die gepast is om mensen mee op de proef te stellen als zij in deze toestand van beproeving verkeren. Dit is niet de tijd voor de uiteindelijke overwinning, broeder. Dit is het uur van de strijd. De wapens die tegen ons gebruikt worden, zijn slechts de wapens die alle eeuwen door tegen de legers van de gelovigen zijn gebruikt. U en ik zijn nog nooit verzocht zoals de engelen die hun oorspronkelijke staat bewaard hebben en die de verzoeking overwonnen hebben. Ik kan u niet zeggen hoe de vorst der duisternis verzocht werd of hoe hij de andere engelen verzocht om hun trouw aan de grote Koning op te geven. Hier ben ik echter wel zeker van: u bent nooit verzocht met een verzoeking die past bij een engel. Uw verzoeking is slechts van de aard die bij mensen past en die ook andere mensen zoals u overkomen is.
Anderen hebben dapper tegen dezelfde verzoekingen als u gevochten, en u moet hetzelfde doen. Ja, door de kracht van Gods Geest Die op u rust, zult u hetzelfde doen. In het gewone leven wordt gezegd dat wat door mensen gedaan is, opnieuw door mensen gedaan kan worden. Dat is ook waar met betrekking tot het geestelijk leven. Met de verzoekingen waarmee andere mensen gestreden hebben, kunt ook u strijden als u dezelfde bron van kracht zoekt en als u het zoekt bij dezelfde Naam als zij. De kracht om verzoekingen te overwinnen, komt alleen van God, en de Naam die overwint, is de Naam van Jezus Christus.
Ga daarom voort in die kracht en in die Naam en trek op tegen al uw verzoekingen. Sta op en grijp ze, want zij hebben al lang geleden de nederlaag geleden en u zult ze opnieuw verslaan. Wees niet bang om van het ene gevecht naar het andere te gaan en van overwinning naar overwinning, net zoals de anderen deden die u voorgingen en die hun rust nu zijn ingegaan.
Eens treurden zij hier beneden
en doorweekten hun kussens met tranen.
Zij worstelden hard, net als wij nu doen,
met zonden, twijfels en angsten.
Als u hun vraagt waar hun overwinning vandaan kwam, schrijven ze haar toe aan de wegen die voor u net zo goed openliggen als voor hen: aan het machtige werk van God de Heilige Geest en het bloed en de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Er is u geen andere verzoeking overkomen dan een verzoeking waarmee mensen kunnen worstelen en die ze met de hulp van God kunnen overwinnen.
Verder is u tot nog toe geen verzoeking overkomen dan een menselijke, en dan in de volgende betekenis: dat Christus haar verdragen heeft. Het grote Hoofd van de mensheid, die Mens Die ons vertegenwoordigt, heeft geleden onder dezelfde verzoeking als die u nu kwelt. ‘In al hun benauwdheid – dat wil zeggen de benauwdheid van Zijn volk in de woestijn, die precies dezelfde is als de uwe als u in de wildernis verkeert – in al hun benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost.’ (Jes. 63:9) Hij was omgeven door zwakte, ‘een Man van smarten, bekend met ziekte.’ (Jes. 53:3)
Om de tekst die ik al aangehaald heb nog maar eens te herhalen, die hier zo goed bij past: Hij ‘is in alles op dezelfde wijze als wij verzocht.’ ‘Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om de zonden van het volk te verzoenen.’ (Hebr. 2:17) Hij weet alles van de zaak van eenieder van ons. Hij weet hoe Hij ermee om moet gaan en hoe Hij ons overeind kan houden en erdoorheen kan dragen.
Zo ziet u, lieve vrienden, dat u geen andere verzoeking dan een menselijke verzoeking is overkomen, in de zin dat ze eerder door mensen zoals uzelf ondergaan is. Mensen zoals u zijn haar ook te boven gekomen en ze is ook verdragen en overwonnen door uw gezegende Vertegenwoordiger, onze Heere en Zaligmaker Jezus.
Kom dan, geliefden, laat al het mysterieuze aan uw verzoekingen uitgebannen worden. Het mysterie maakt het zwaard van de beproeving scherp. Wellicht had de hand die op de muur schreef Belsazar geen angst aangejaagd als hij het lichaam had kunnen zien waaraan die hand toebehoorde. Er is aan uw moeilijkheden uiteindelijk niets mysterieus. Ook al omschreef u ze als een verzoeking die groter was dan ooit een menselijk wezen is overkomen, dat klopt niet. U bent geen keizer in het rijk van de ellende. U kunt niet in waarheid zeggen: ‘Ik ben de man die benauwdheid gezien heeft, meer dan alle anderen.’ Uw Heere verdroeg immers veel meer dan u ooit gedaan hebt, en veel van Zijn heiligen die van de brandstapel naar de eeuwige heerlijkheid gingen, moeten veel meer geleden hebben dan hetgeen waartoe u tot dusver geroepen bent.
II. Laten we ons nu kort keren tot de tweede troost die in onze tekst wordt geopenbaard, de getrouwheid van God. ‘Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw.’ Wat een heerlijke woorden: ‘God is getrouw!’ Daarom is Hij trouw aan Zijn belofte. Zelfs Bileam zei: ‘God is geen man, dat Hij liegen zou, of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over hebben zou. Zou Hij iets zeggen en het dan niet doen? Zou Hij spreken en het niet gestand doen?’ (Num. 23:19)
Een van de beloften van God is: ‘Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten.’ (Hebr. 13:5) God is getrouw, dus zal Hij die belofte vervullen. Hier is een van de beloften van Christus, en Christus is God: ‘Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken hen en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.’ (Joh. 10: 27, 28) God is getrouw, dus zal die belofte vervuld worden. U heeft deze belofte vaak gehoord: ‘Zoals uw dagen zullen zijn, zo zal uw kracht zijn.’ (Deut. 33:25, Eng. vert.) Gelooft u dat, of wilt u God tot een leugenaar maken? Als u het gelooft, verdrijf dan alle donkere voorgevoelens met deze gezegende kleine zin uit uw gedachten: ‘God is getrouw.’
Merk vervolgens op dat God niet alleen getrouw is, maar dat Hij ook de situatie meester is, zodat Hij Zijn belofte kan houden. Let erop wat de tekst zegt: ‘Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt.’ Dus zou u niet verzocht kunnen worden als God niet had toegelaten dat het u overkwam. God is veel machtiger dan de satan. De duivel kon Job niet aanraken behalve toen God Zijn toestemming gaf. Zo kan hij u ook niet beproeven en verzoeken behalve als God dat toestaat. Hij moet toestemming hebben van de Koning der koningen voordat hij ook maar een enkele heilige verzoeken kan.
Het is satan niet eens toegestaan om de sleutel van zijn eigen huis bij zich te houden, want de sleutels van de dood en de hel hangen aan de gordel van Christus. (Openb. 1:18) Zonder Gods toestemming kan de hellehond zelfs zijn mond niet opendoen om tegen een kind van God te blaffen. Nog veel minder kan hij komen om een van de schapen die de Heere door Zijn genade tot Zijn kudde geroepen heeft, te verontrusten. Geliefden, dus heeft u een goede reden om getroost te zijn, want de verzoeking die u op de proef stelt, staat nog steeds onder de regering van de trouwe Schepper, Die ‘niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt.’
Dat is de tweede reden om getroost te zijn. Laat het door uw mond gaan als een stukje zoetigheid.
III. De derde troost ligt in het feit dat God de verzoeking beteugelt. Hij ‘zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt.’ Het getij van de beproeving zal stijgen tot het niveau van hoogwater en dan zal God zeggen: ‘Tot hiertoe zult u komen, maar niet verder. Hier zullen uw trotse golven tot stilstand worden gebracht.’
Hij ‘zal niet toestaan dat u verzocht wordt boven wat u aankunt.’ Soms is dat van toepassing op de tijd waarop de verzoeking komt. Ik heb nauwkeurig gekeken wanneer God Zijn volk beproeft. Als die-en-die beproeving over een van Zijn kinderen was gekomen toen hij nog jong was, geloof ik niet dat hij die had kunnen verdragen. Of als hij een dierbare vriend verloren had toen hij zelf ziek was, hadden de dubbele moeilijkheden hem gebroken. Maar God zendt onze beproevingen op de goede tijd. Als Hij op de ene weg een extra last oplegt, neemt Hij ergens anders iets weg. ‘Hij stopt Zijn harde wind op de dag van de oostenwind.’ (Jes. 27:8, Eng. vert.) Het is iets zeer eenvoudigs om te zeggen, maar het is waar. Als de wind uit het noorden blaast, kan hij niet tegelijkertijd uit het zuiden blazen. Als een bepaald soort moeilijkheden een christen overkomt, verlaat gewoonlijk een ander soort moeilijkheden hem.
John Bradford, de beroemde martelaar, had vaak last van reuma en zwaarmoedigheid. Daarin kan ik heel erg met hem meevoelen. Maar toen hij in een ongure vochtige kerker gevangen werd gezet en wist dat hij daar nooit meer uit zou komen behalve om te sterven, schreef hij: ‘Het is iets heel bijzonders dat ik sinds ik in deze gevangenis gekomen ben en andere beproevingen moest doorstaan, geen last meer heb gehad van mijn reuma of van zwaarmoedigheid.’ Was dat niet iets heel gezegends? Normaal gesproken zult u ontdekken dat dit zo is. U zult niet verzocht worden boven wat u aankunt, omdat God de verzoeking zal laten komen op de tijd dat u het best in staat bent om haar te dragen.
Er is aan Gods kant ook een grote vriendelijkheid in de duur van een beproeving. Als sommige van onze beproevingen veel langer zouden duren, zouden ze te zwaar om te dragen voor ons zijn. Over de vernietiging van Jeruzalem zei onze Heere: ‘En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden.’ (Matt. 24:22)
Ik twijfel er niet aan of God laat de beproevingen van Zijn kinderen vaak maar kort duren omdat ze, als ze langer zouden duren, geen goed maar een slecht effect op ons zouden hebben. Als een kind met de zweep moet hebben, laat de straf dan niet zo lang duren dat het lijkt alsof hij een misdadiger is die lange tijd gestraft moet worden. Laat hem zijn bestraffing krijgen, en dan moet het klaar zijn. Zo gaat het vaak met de tucht in Gods huis.
Toch zijn er andere beproevingen die jaar na jaar voortduren, omdat die duur een van de dingen is die ervoor zorgen dat ze iets uitwerken. Ze zouden ons niet tot zegen zijn als ze verkort zouden worden. In ieder geval, er is een oneindige wijsheid die ervoor zorgt dat onze moeilijkheden precies zo lang duren als ze doen, en niet langer.
Dat geldt ook voor het aantal beproevingen.
Als Hij het aantal op tien bepaalt, kunnen het er nooit elf zijn.
Als Hij de bedoeling heeft om Zijn dienstknechten door het vuur te laten gaan en niet door het water, dan kan zelfs de satan er niet voor zorgen dat ze door het water gaan. God telt het aantal druppels van het bittere geneesmiddel dat Hij aan Zijn lijdende heiligen toedient. Het is niet mogelijk dat ze een druppel meer krijgen dan Hij voor hen uitgemeten heeft. Dus lieve, beproefde kinderen van God, u zult niet verzocht worden boven wat u dragen kunt, voor wat betreft het aantal van uw verzoekingen en beproevingen.
Zo is het ook met het gewicht waarmee de verzoeking komt. Heeft u nog nooit een grote boom gezien tijdens een harde rukwind van een geweldige storm? Hij zwaait heen en weer en lijkt nauwelijks in staat om zich van de krachtige stoten van de storm te herstellen. Toch houden de wortels het. Maar nu komt er een andere windvlaag aan. Het lijkt wel onvermijdelijk dat de boom uit de aarde getrokken zal worden. Maar de windstroom houdt net op tijd op om de oude eik weer terug te laten buigen. Als er maar iets meer kracht in die enorme windstoot gezeten had, was die boom plat op het gras gevallen.
God stopt echter precies op het goede punt, tenminste voor Zijn volk. U kunt beproefd worden totdat u geen greintje kracht meer overheeft. Soms stelt de Heere Zijn volk zover op de proef dat het lijkt of zij zeker zullen zinken als Hij hun nog één zuchtje meer geeft. Op dat moment brengt Hij Zijn eeuwige armen onder hen en wordt hun geen verdere beproeving opgelegd. Dit is een gezegende zaak, want eenieder van u heeft moeilijkheden van de een of andere aard. U die Gods volk bent, kunt deze tekst nemen en er onvoorwaardelijk op vertrouwen. ‘God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt.’ Maar voor u die Zijn volk niet bent, spijt het me erg. Ik houd deze kostbare zaken omhoog, maar ze zijn niet voor u. Gods Woord verklaart: ‘De goddeloze heeft veel smarten.’ (Ps. 32:10) Als u God niet heeft om naartoe te vluchten, wat zult u dan doen als de storm tegen uw boot aanslaat? Tot wie kunt u vluchten of waarheen? De christen kan zingen:
Jezus, Beminde van mijn ziel, laat mij
naar Uw boezem vluchten als de
golven komen aanrollen, als de storm
op zijn hoogtepunt is!
Verberg me, mijn Zaligmaker, verberg
mij, tot de storm van het leven voorbij is.
Leid mij veilig naar de haven, ontvang
uiteindelijk mijn ziel!
Maar arme lieve mensen, u die Christus niet liefheeft, waar kunt u troost vinden als u verdriet heeft en beproefd wordt? U die uw vrouw en kinderen verloren heeft, u die door armoede gekweld wordt, u die gepijnigd door ziekte wordt, wat kunt u doen? Wat kunnen arme, dakloze mensen in een sneeuwstorm beginnen zonder zelfs maar een bosje om in te schuilen? Dat is precies uw toestand en ik ben bedroefd om u en smeek u om zelfs geen ogenblik langer in zo’n beklagenswaardige toestand te blijven.
Kom, schuldigen en ontsnap
als duiven naar de wonden van Jezus.
Dit is de blijde Evangeliedag waarop
vrije genade overvloeit.
Dat het besef van uw behoeften u er in dit uur toe mag drijven om Christus als uw Zaligmaker aan te nemen!
Wat Zijn gelovige volk betreft is er deze vaste troost voor hen dat ze nooit verzocht zullen worden boven wat ze aankunnen.
IV. De volgende troost die wij uit onze tekst kunnen halen, is verbonden met de voorzieningen die de Heere voor de verzochte mensen treft. ‘God is trouw. Hij (…) zal met de verzoeking ook een weg om eraan te ontkomen geven.’ (Eng. vert.)
In het Grieks staat hier: ‘Hij zal met de verzoeking ook de weg om eraan te ontkomen geven.’ Er zijn wel twintig ongepaste manieren om aan de verzoeking te ontkomen, en wee de mens die een ervan gebruikt! Maar er is slechts één gepaste manier om aan een beproeving te ontsnappen, en dat is de rechte weg, de weg die God gemaakt heeft om Zijn volk eroverheen te laten reizen.
God heeft de weg waarop Zijn dienstknechten op de goede manier uit de verzoeking kunnen komen dwars door alle beproevingen heen gemaakt. Toen de dappere Joodse jongens door Nebukadnezar op de proef gesteld werden, was er een manier waarop zij uit de vurig brandende oven konden blijven. Ze hoefden slechts hun knieën voor het grote beeld te buigen, toen de hoorn, fluit, citer, luit, lier, panfluit, en allerlei muziekinstrumenten klonken. Die weg om te ontkomen zou nooit voldaan hebben, want het was niet de goede weg. Hun weg was de weg waarop ze in de brandende oven geworpen werden en waarop ze met de Zoon van God in het midden van vuur wandelden dat hen niet kon beschadigen. Zo moet ook u erop letten dat u, als u aan een beproeving blootgesteld wordt, niet op de verkeerde manier eraan probeert te ontsnappen.
Merk in het bijzonder op dat de goede weg altijd de weg is die God gemaakt heeft. Daarom hoeft u die nu aan verzoeking of beproeving blootgesteld bent, niet zelf een eigen weg te maken om eraan te ontkomen. God en God alleen moet die voor u maken. Probeer er dus niet zelf een te maken.
Ik kende een man die in moeilijkheden verkeerde omdat hij geen geld meer had. De weg die hij toen voor zichzelf maakte, was dat hij geld van iemand anders gebruikte dat aan hem was toevertrouwd. Dat was niet de weg waarop God wilde dat hij zou ontsnappen en hij liet zichzelf alleen maar in een diepere beproeving belanden dan daarvoor.
Ik heb een zakenman gekend die in grote moeilijkheden was. De dingen gingen helemaal verkeerd met hem. Dus ging hij speculeren en gokken en verwoestte zowel zijn zaak als zijn karakter. Dat was niet de weg waarop God wilde dat hij aan zijn moeilijkheden zou ontkomen. Soms kan een mens in moeilijkheden het beste helemaal niets doen, maar het allemaal in de handen van God achterlaten. ‘Sta stil, zie het heil van de HEERE.’(Ex. 14:13)
Toen de Israëlieten uit Egypte kwamen, leidde God hen op een weg waarop de mensen terecht konden vitten. Voor hen was niets dan de zee en achter hen kwam de farao in al zijn woede, terwijl hij riep: ‘Ik achtervolg hen, haal hen in, deel de buit. Mijn verlangen wordt aan hen vervuld, ik trek mijn zwaard, mijn hand roeit hen uit.’ (Ex. 15:9)
Wel, wat was dan Gods weg om eraan te ontkomen? Dwars door de Rode Zee. Aan de andere kant zongen ze toen de Egyptenaren verdronken. ‘Ik zal zingen voor de HEERE, want Hij is hoog verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.’ (Ex. 15:10) Het zou heel erg beklagenswaardig geweest zijn als ze op hun eigen manier geprobeerd hadden te ontkomen of als ze geprobeerd hadden zich om te keren en tegen farao te vechten. Dat zou helemaal niet goed gewerkt hebben, maar de Heere maakte voor Zijn volk de allerbeste weg ter ontkoming die maar te bedenken viel.
Merk ook op dat de Heere tegelijkertijd met de verzoeking de weg om eraan te ontkomen geeft. Hij stond toe dat de verzoeking kwam en tegelijkertijd maakte Hij de weg om eraan te ontkomen. God heeft alles bedacht, mijn broeder, hoe u. Zijn overwinnaar, zult voortgaan en dapper in Zijn kracht zult vechten, hoe Hij u zal beschermen en wat uw buitengewoon grote beloning zal zijn. Hij zal u in de gevaarlijke bergpas brengen, maar Hij kan zowel de weg eruit als de weg erin zien en Hij zal u er veilig doorheen leiden.
Zong de psalmist niet: ‘Die Zijn volk door de woestijn leidde, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig.’ (Ps. 136:16) Hij leidde hen niet alleen in de woestijn, maar Hij leidde hen er ook doorheen.
Gezegend zij Zijn heilige Naam! Als Hij u in de woestijn van moeilijkheden en beproeving gebracht heeft, maakte Hij tegelijkertijd met de moeilijkheden de weg om eraan te ontkomen. ‘Vertrouw op de HEERE en doe het goede; bewoon de aarde en voed u met trouw. Schep vreugde in de HEERE, dan zal Hij u geven wat uw hart verlangt. Vertrouw uw weg aan de HEERE toe en vertrouw op Hem: Hij zal het doen. Hij zal uw gerechtigheid tevoorschijn doen komen als het morgenlicht, uw recht doen stralen als de middagzon. Zwijg voor de HEERE en verwacht Hem; ontsteek niet in woede over hem wiens weg voorspoedig is, over een man die listige plannen uitvoert.’ (Ps. 37:3-7) ‘Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.’ (Matt. 6:33)
Al het andere dat u nodig heeft, zal u gegeven worden. Blijf vrij van de zonde van de verzoeking en u hoeft het verdriet van de verzoeking niet te vrezen. Als de beproevingen u niet naar uw eigen zonden toe drijven, maar u op de knieën brengen, zullen ze uiteindelijk tot zegen voor u zijn.
Dit is dus de vierde troost, dat God voor Zijn volk de weg gemaakt heeft om aan hun beproevingen te ontkomen. Iemand zegt: ‘Wel, dan zal ik dus aan deze beproeving ontsnappen.’ Vriend, wacht nog even en luister naar de afsluitende woorden van deze tekst, waarmee ik mijn preek beëindigen zal.
V. Dit is het laatste punt van troost, de bijstand die God in de beproeving geeft: ‘Om die te kunnen doorstaan.’ Gods weg om aan beproevingen te ontkomen, bestaat er niet uit dat Zijn volk moeilijkheden vermijdt zodat ze er niet doorheen hoeven te gaan. Hij laat hen echter ontkomen door hen door de moeilijkheden heen te leiden en hen er aan de andere kant weer uit te leiden. Niet een ontkomen aan de Rode Zee, maar een ontkomen dwars door de Rode Zee heen aan een nog veel grotere beproeving. Geliefden, als u aan beproeving of verzoeking blootgesteld bent, zult u ook in staat gesteld worden om die te kunnen dragen. Nu, bid dus voordat u dit gebouw verlaat of dit laatste woord, waarover ik gelet op de tijd niet uit kan weiden, in uw eigen ervaring vervuld mag worden: ‘Om die te kunnen doorstaan.’
Stel dat u arm bent. Wel, als God dat zo bepaald heeft, zult u arm zijn. Bid dat u in staat zult zijn om dat te dragen. Worstel om met eerlijk werk en een strikte integriteit een betere positie te krijgen. Als echter al uw inspanningen falen, zeg dan tegen de Heere: ‘Toch is het niet zoals ik wil, maar zoals U wilt.’
Misschien ligt uw lieve kind op sterven of is uw vrouw ziekelijk. U bent bang dat u hen kwijt zult raken. Graag zou u uw leven voor hen geven als u kon. Wel, doe al wat u kunt voor hun herstel, want het leven is kostbaar. Elk bedrag dat uitgegeven wordt om het leven te bewaren, is goed besteed. Als hun echter geen gezondheid zal worden gegeven, bid dan dat u in staat zult zijn om zelfs die zware beproeving te doorstaan. Het is wonderlijk hoe God Zijn volk helpt om moeilijkheden te dragen waarvan zij dachten dat die hen zouden vermorzelen. Ik heb gezien hoe arme, zwakke vrouwen van wie ik dacht dat zij door hun zware verlies zouden sterven, dapper en sterk werden. Mannen die bij het vooruitzicht van moeilijkheden slappelingen waren, hebben toch de Heere geprezen toen de slag daadwerkelijk gevallen was. U kunt hetzelfde doen. Stel dat u ziek bent. Wel, dat is een zware beproeving en persoonlijk weet ik dat. Ik zou alles doen om aan die beproeving te ontsnappen die mij vaak belaagt. Maar als het niet zo mag zijn, dan moet ik mijn toon veranderen en bidden dat ik in staat mag worden gesteld om haar te doorstaan.
Ik kreeg vanmorgen een brief van een man van God en die hielp mij heel erg. Hij zei: ‘Mijn lieve broeder, ik vond het jammer om te horen dat u opnieuw pijn had en zwaarmoedig van geest bent enzovoort. Maar toen ik bedacht hoe God u dikwijls op zoveel verschillende manieren gezegend heeft, dacht ik bij mijzelf: ‘Wellicht was meneer Spurgeon niet de leer van de genade blijven preken en zou hij niet in staat zijn om het arme volk van God zo te troosten als hij deze pijnlijke aanvallen niet af en toe had. Dus ik feliciteer u met deze beproevingen’, zei hij. Ik aanvaardde de felicitatie.
Wilt u niet hetzelfde doen, mijn broeder of zuster die op de proef gesteld wordt? Bid: ‘Heere, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan mij voorbijgaan.’ (Matt. 26:39) Maar als dat niet zo mag zijn, dan komt hier die andere vorm van troost: ‘Om die te kunnen doorstaan.’
Bedenk, lieve vrienden dat ik u wel vertel om dit gedeelte tot gebed te maken, maar dat het in feite een belofte is. Er is geen gebed zo goed als een belofte die als het ware omgekeerd wordt en al biddend op maat gesneden wordt. God Zelf heeft door Zijn geïnspireerde profeet gezegd dat Hij ‘niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.’ Dus omhoog met de banieren! Voorwaarts, wat de weg ook verspert! Laten we met de goede oude John Ryland zingen:
Als Jezus mij leidt, zal ik
Hem volgen door de vloed en door het vuur.
‘Verhinder mij niet’ zal mijn kreet zijn,
al zullen de aarde en de hel mij dwarsbomen.
Het eeuwige leven in ons kan nooit vernietigd worden. De goddelijke natuur die God de Heilige Geest in ons geplant heeft, zal nooit onder de voet gelopen worden. ‘Verblijd u niet over mij, mijn vijandin, want als ik gevallen ben, zal ik weer opstaan, als ik in duisternis zit, is de HEERE mij een licht.’ (Micha 7:8)
Maar het spijt me zo, het spijt me zo, het spijt me zo, het spijt me zo uit de grond van mijn hart voor u die de Heere niet kent, want deze troost is niet voor u! Zoek Hem, smeek ik u. Zoek Hem als uw Zaligmaker. Zie naar Hem op en vertrouw Hem. Dan zullen alle zegeningen van het eeuwige verbond voor u zijn, want de Vader heeft Hem als Vorst en Gebieder voor de volken gegeven. (Jes. 55:4) Zij die naar Hem opzien en Hem volgen, zullen voor altijd en altijd leven. God zegene u, om Christus’ wil!
Amen.