Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede. Maar als een daarover komt, die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, daar hij op vertrouwde en deelt zijn roof uit. Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit. Wanneer de onreine geest van den mens uitgevaren is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust; en die niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren hen. En komende vindt hij het met bezemen gekeerd en versierd. Dan gaat hij heen, en neem! met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf is, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van dien mens wordt erger dan het eerste. Lukas 11: 21 t/m 26.
De Heere Jezus is altijd in directe en openlijke oppositie met satan. De belofte: “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad;” is volledig vervuld. Christus heeft nooit enige wapenstilstand getolereerd en nooit met de duivel onderhandeld en dat zal hij ook nooit doen. Christus deelt klappen uit aan satan, echte klappen, hij maakt geen schijnbewegingen. Zijn klappen zijn bedoeld om te vernietigen, niet te helen. Hij vraagt nooit satans hulp om satan te onderwerpen, bevecht nooit kwaad met kwaad. Hij gebruikt geen zwakke wapens die slechts tijdelijk helpen, maar machtige wapens om vestingen mee af te breken. Hij gebruikt ze nooit om met satan te sollen, maar altijd om het rijk van satan uit te roeien met wortel en tak. “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.”
Er is een dodelijke, onverzoenlijke, oneindige, eeuwige haat tussen Christus en de zonde die satan vertegenwoordigt. Geen compromis kan ooit gevonden worden, geen deel ervan ooit toegelaten worden. De Heere zal nooit afzien van het doel satan te vermorzelen onder Zijn voet en hem te werpen in de poel van vuur. Het was dus niets anders dan laster toen een aantal Farizeeërs in Christus’ dagen beweerden dat Hij duivels uitwierp door Beëlzebub, de prins van de duivels. O, wat een insinuatie alsof de Heere der heerlijkheid zou samenwerken niet de god van de mesthoop. Jezus vecht nooit de strijd van God met de wapens van de duivel. Hij heeft niet het kleinste beetje affiniteit niet het kwaad. Het is niet mogelijk dat Hij de vriend en patroon van die geest van ongeheiligde liefde zou zijn. Het is onmogelijk dat Hij voor de zaak van vrede zonde zou toelaten.
Nee, hij sluit nooit een verbond met satan om het koninkrijk van God nader te laten komen. Hij weerstaat hem als een sterke man in wapenrusting, vastbesloten om te vechten totdat Hij de overwinning zal behalen. We zullen dit duidelijker bezien als wij het gedeelte dat voor ons ligt bestuderen.
Onze tekst schildert ons een plaatje van de mens in zijn zondige staat. Het laat ons zien dat die mens zich voor een tijd verbetert, maar uiteindelijk onderworpen wordt aan de ergste vormen van kwaad. Tot slot bezien we ook een voorstelling van de mens, over- wonnen door de macht van de grote Verlosser.
1. Eerst ZULLEN WIJ AANDACHTIG KIJKEN NAAR HET PLAATJE VAN DE MENS ZOALS HIJ IS IN ZIJN NATUURLIJKE STAAT. “Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede.
2. Laten wij nu zien DE GEDEELTELIJKE VERBETERING HIER BESCHREVEN: “Wanneer de onreine geest van den mens uitgevaren is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust; en die niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren ben.” Enz.
3. Dan rest mij een aangenamer taak en dat is DE BESCHRIJVING VAN DE WARE BEKERING DOOR DE ZALIGMAKER. “Maar als een daarover komt, die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, daar hij op vertrouwde, en deelt zijn roof uit.”
1. Eerst ZULLEN WIJ AANDACHTIG KIJKEN NAAR HET PLAATJE VAN DE MENS ZOALS HIJ IS IN ZIJN NATUURLIJKE STAAT. “Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede.”
Merk op dat hoewel het hart van de mens bedoeld was om de troon van God te wezen, het nu het paleis van satan is geworden. Adam was eens de gehoorzame knecht van de Allerhoogste en zijn lichaam was een tempel voor Gods liefde, maar nu, door de zondeval, zijn wij de knechten van de zonde en onze lichamen zijn de werkplaats van satan geworden. “De geest, die nu werkt in de kinderen van ongehoorzaamheid.”
Deze geest wordt een sterke man genoemd en dat is hij zeker. Wie zou hem kunnen weerstaan? Hoewel Simson, de wreker van Israël, duizenden Filistijnen versloeg, toch valt de sterke Simson ten prooi aan die nog sterkere vijand. De machtige held die een leeuw kon verscheuren, was geen partij voor de leeuw van de put, die hem overwon tot zijn schande en pijn. Salomo, de wijste van alle mensen, werd verslagen door satan, want hij werd door de aartsverleider verleid tot zonde. Zelfs hij die de koning van de mensen was, werd onderworpen door deze gevreesde vijand in de dagen van onschuld en geluk. Hij is zo sterk, dat zelfs wanneer wij allen onze krachten zouden verenigen tegen hem, hij ons alleen maar zou uitlachen.
Hij is niet alleen sterk, maar ook slim. Hij weet hoe hij zijn verleidingen moet aanpassen aan onze smaak. Hij ontdekt goede tijden waarop hij ons kan overvallen. Hij begrijpt dat er een tijd is wanneer koningen ten strijde trekken en hij staat altijd klaar voor de klopjacht. Hij is een goede zwaardvechter, hij kent elke houw, afweer en stoot en weet precies waar de zwakke plekken en de kieren in ons harnas zitten. Christenen die ooit oog in oog met hem gestaan hebben, zullen het zeker beamen dat hij sterk is. Ongelovigen die geprobeerd hebben om hem te weerstaan in eigen kracht, hebben gevoeld dat hun kracht niets voorstelde. Hij is een sterk wezen en bijzonder doortrapt. O christenen, het is goed voor u te weten dat er iemand sterker is dan hij. De macht van satan zou u vermorzelen als de almacht van Christus u niet zou redden.
Van dit sterke wezen wordt gezegd dat hij gewapend is. De prins van de lucht is nooit zonder wapens. Zijn voornaamste wapen is de leugen. Het zwaard van de geest van God is de waarheid, maar het zwaard van de boze geest is de leugen. Het was door leugens dat hij ons ras voor het eerst omverwierp en ons van onze volmaaktheid beroofde en zo vernietigt hij nog steeds mensenzielen.
Soms vertelt hij de zondaar dat hij te jong is om al aan de dood en aan eeuwige zaken te denken. Lukt dit niet, dan zal hij hem verzekeren dat het te laat is en dat de dag van genade voorbij is. Hij stelt slechte redenen geloofwaardig voor, hij kan bitter zoet en zoet bitter laten lijken. Hij laat hen geloven dat het voor hun bestwil is om te doen wat tot hun eeuwige ondergang zal leiden. Hij kan mensen kolen van vuur in hun boezems laten dragen en hen laten dromen dat zij niet verbrand zullen worden. Hij kan hen laten dansen op de rand van de hel alsof zij op de rand van de hemel waren. Helaas, dwazen die wij zijn, hoe makkelijk geloven wij zijn leugens! Ook heeft hij prachtige pijlen van plezier. De sterke man is gewapend met de lusten van het vlees. Elegante dansen biedt hij aan, overlopende glazen die sprankelen voor het oog geeft hij aan anderen, glitterende welvaart geeft hij aan de hebzuchtigen, hij belooft de trompet van roem en applaus.
Wapens!
Wel, ik zal niet eens proberen om al de oorlogsinstrumenten van de duivel te benoemen. Hij kan vurige pijlen gooien zo dik als hagel. Zijn adem steekt kolen aan en een vlam gaat uit zijn mond. Wanneer hij zich manifesteert, zijn de machtigen bang. Bunyans half geïnspireerde fantasie schildert hem zo: “Het monster nu was afschuwelijk om te zien. Hij was gekleed met schellen als een vis (dat is zijn trots). Hij had vleugels als een draak, voeten als een beer en uit pijn buik kwam vuur en rook en zijn mond was als de muil van een leeuw.” Hij is goed gewapend in ieder opzicht en hij weet ook hoe hij zijn slaaf, de zondaar, te bewapenen. De zondaar zal hij van hoofd tot voet in een harnas steken en zal hem wapens in zijn handen geven waartegen de nietige macht van Evangeliepredikers en van menselijk geweten het nooit zal kunnen winnen.
Ons wordt verteld dat hij een harnas draagt, we lezen de sterkere strijder “neemt zijn gehele wapenrusting, daar hij op vertrouwde.” Zeker is het dat de boze geest goed uitgerust is. Vooroordeel, onwetendheid, slechte opleiding, al dit soort zaken zijn schakels van de wapenrusting waarmee satan zich omgordt. Een verhard hart is een ondoordringbare borstplaat dat deze boze geest draagt, een dichtgeschroeid geweten wordt voor hem als koperen scheenplaten, zondige gewoonten zijn zijn ijzeren helm. Wij kennen mensen die lange jaren een boze geest gehuisvest hebben in hun hart en die haast geen spleten in hun harnas meer lijken te hebben. Het is net zo makkelijk om bloed uit graniet te halen als om hun harten te bereiken.
De demon die hen bezit kan niet verwond worden door onze artillerie. “Zijn schellen zijn zijn trots, toegesloten als met een zegel. ” Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen.”
Wij hebben voor zulke mensen gepreekt, voor hen gebeden, harde woorden gesproken, zachte woorden gesproken, hen overreed vanuit elke hoek, hen beklaagd met Goddelijke liefde, tegen hen gedonderd met de oordelen van God en met de verschrik- kingen van Zijn wet, maar de sterke man is zo volledig gepantserd, dat wij tot nog toe totaal geen indruk op hem hebben kunnen maken. Toen wij hem zo’n slag toebrachten dat hij leek te tollen, was zijn harnas toch dik genoeg om hem te beschermen voor een dodelijke wond. “Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantser. Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout. De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd.”
Let nog eens op deze sterke man. Behalve gewapend en geharnast, is hij erg waakzaam, want er staat: “Hij bewaart zijn hof.” Hij bewaart het als een trouwe tuinman die met onvermoeibare energie en slapeloze ogen de wacht houdt. Hij trekt zijn wapenrusting niet aan om er in te slapen. U kunt slapende kinderen van God vinden, maar nooit slapende duivels. De rusteloze activiteit van gevallen engelen is een vreselijk denkbeeld. “En zij hebben geen rust dag en nacht” Als hongerige leeuwen gaan zij rond om hun prooi te zoeken. Wanneer satan zijn intrekt neemt in een mensenhart, dan waakt hij ervoor dat de waarheid geen schijn van kans heeft om binnen te komen en hem van zijn troon te jagen. Hij verdubbelt de wacht op die persoon wanneer hij onder het Woord komt. Hij zal u naar die plaatsen laten gaan waar de dominee nooit het geweten aanvalt en nooit luid tegen zonde schreeuwt, want hij weet dat zijn koninkrijk daar niet belegerd wordt.
Maar waar het ware Evangelie gepreekt wordt en vooral waar het gepreekt wordt met goddelijke macht, daar komen zeker ook legers van duivels. “Want,” zegt satan, “mijn rijk is nu in gevaar. Ik zal een dubbel garnizoen inzetten om mijn citadel te beschermen tegen de aanval van Gods waarheid.”
Pas op, o gelovigen, wanneer de Heere, de Heilige Geest aan het werk is, want de grote vijand wordt zeker dubbel actief op zulke ogenblikken. Hij bewaakt zijn goederen. Wat zou ik het heerlijk vinden om hem ongemerkt te pakken te krijgen, maar deze leviathan kan niet met een haak gevangen worden, of zijn kaak doorboord worden met een doorn. We kunnen hier de zondaar waarschuwen, wij kunnen daar een passend waarschuwend woord spreken, wij kunnen op de hoek van gindse straat staan en de zaligheid verklaren of wij mogen de preekstoel in Jezus’ naam bezetten, wij kunnen al de middelen razend knap gebruiken, maar satan is altijd net zo wakker als wij. Zijn onreine vogels zijn altijd klaar om elk zaadje dat op de aarde gevallen is, weg te pikken. Terwijl mensen slapen, zaait hij onkruid, maar hij sluimert zelf nooit.
Hugh Latimer zei altijd: “Hij is de ijverigste bisschop in Engeland”. Andere bisschoppen kunnen hun parochie verwaarlozen, maar satan nooit. Hij doet altijd huisbezoeken en gaat van huis tot huis op zijn boze missie om over zijn zwarte schapen te waken. Het zondaarshart moet door storm weggehaald worden, als het ooit genomen wordt, want er is geen hoop om de boze geest onverwachts te overvallen.
In de tekst wordt ons een goede reden gegeven waarom satan de man, wiens hart hij bezit, zo goed bewaakt.
Hij beschouwt die man als zijn bezit. Daar is hij rechtmatig aan gekomen. De goederen uit het huis van de mensheid behoren God toe, die het huis gebouwd heeft en het wilde bewonen. Maat satan heeft het geclaimd en noemt alles in de mens zijn bezitting. Het geheugen van die man maakt hij tot een bergplaats voor slechte woorden en liederen, zijn oordeel verziekt hij zodat zijn weegschaal en gewichten niet meer kloppen, zijn liefde steekt hij in brand met kolen uit de hel en zijn fantasie begoochelt hij door smerige voorstellingen. Satan roept over de mens: “Ik zal zijn mond hebben, hij zal voor mij zweren, ik zal zijn ogen hebben, zij zullen ijdelheid najagen, Ik zal zijn voeten hebben, zij zullen hem naar plaatsen van zondig vermaak voeren, ik zal zijn handen hebben, hij zal voor mij werken en mijn slaaf zijn.”
Het hart is verhard en het geweten stom geworden. Satan claimt de hele mens als zijn eigendom en het is wonderlijk hoe makkelijk de mens die claim toelaat. Mensen verbeelden muziek te horen in de kettingen waarmee satan hen bindt en omhelzen de ketenen die hij hen omhangt. Mensen gehoorzamen blij de prins van de duisternis en toch is het moeilijk, ja, werkelijk heel moeilijk voor de volgelingen van Jezus om hun leden volledig en in volle gehoorzaamheid over te geven aan de zoete Prins van Vrede. En dit is nog niet alles. Satan claimt niet alleen bezit, maar hij claimt ook soevereiniteit.
U ziet dat er staat: “zijn hof.” Satan beschouwt zichzelf als de bezitter van die hof wanneer hij in het mensenhart woont. Het is altijd het grote doel van satan geweest om net zo soeverein als God te wezen. Zijn overheersing over de mensen is keizerlijk en zijn regering despotisch. Wanneer hij bezit neemt van het mensenhart, zegt hij tegen zijn knecht: “Ga” en hij gaat en tegen zijn gevangene: “Doe dit” en hij doet het. Hij wil niet gereguleerd worden of geregeerd door logica, maar hij wil gehoorzaamd worden in al zijn dwaasheid en opstandigheid. Zijn soevereiniteitsverklaring maakt hij in lelijke nabootsing van de grote God. “Kan ik niet doen niet het mijne zoals ik wil?” “Ik ben en er is niemand naast mij.”
Tot welke buitensporigheden van soevereiniteit zal satan niet gaan met mensen! Hij zal hen verleiden tot dronkenschap, maar dat is niet genoeg, hij zal hen in een delirium brengen, hij zal hen uit hun verstand drijven en hen de hand aan zichzelf laten slaan, nee, hij bedekt zijn slachtoffers dikwijls niet hun eigen bloed.
Een oude dominee koos als tekst voor zijn preek: “En de duivelen, uitvarende van den mens, voeren in de zwijnen; en de kudde stortte van de steilte af in het meer; en versmoorde.” Een van zijn punten was: “De duivel drijft zijn zwijnen naar een slechte markt” en er is veel waarheid in deze ruwe stelling. Wanneer de duivel in de mensen komt, is het niet te zeggen waar zij heen zullen gaan.
Een ander punt was: “Zij die door de duivel gedreven werden, renden hard.” Tot welke uitspattingen van zotte dwaasheid, wreedheid en zelfvernietigingen zullen mensen niet komen wanneer de satan eenmaal bezit van hen genomen heeft? Als de Baálspriesters zullen zij zichzelf snijden met messen, als de Gadareense bezetene zullen zij in graven wonen en geen kleren dragen, als het bezeten kind uit het Evangelie zullen zij zich dan eens in het vuur werpen en dan weer in het water. Zo doen de mensen wanneer de duivel hen regeert. Geen koning kan ooit zo trots door zijn paleis lopen en zeggen: “Dit alles is van mij” zoals satan door het mensenhart loopt. Hij kan pochend roepen: “Deze man zal neervallen en mij aanbidden. Hij zal al zijn comfort aan mij offeren, zijn leven zelfs. Hij zal mijn bekers leegdrinken en het gif in de drab niet weigeren. Hij zal mij dienen en mij niet vragen of de dood het eeuwige loon is. “Och, had God maar zulke gewillige knechten, zulke blijde martelaren als zij zijn die de duivel gehoorzamen!
U kunt de martelaren van de duivel zien in elk café, verlopen, ziek en akelig. U kunt hen ‘s morgens zien rillen, tot de tijd wanneer zij weer meer hellevocht kunnen drinken. U kunt ze in elke maanverlichte straat zien, wachtend in de koude, vochtige mist van de nacht om geofferd te worden op het altaar van satan om zich niet lichaam en ziel in prostitutie over te geven aan zijn onheilige dienst.
U vindt hen in elk ziekenhuis, of rottend in hun graven, hun botten vol ziekte en hun bloed verontreinigd met een smerige smet van onverschilligheid. Zij zijn bereid om zich met lichaam en ziel op te offeren als een brandoffer om volledig verbrand te worden door hel vuur, opdat zij satan mogen dienen met hun hele hart.
O, waren wij maar half zo trouw aan God als de knechten van de duivel hem zijn. Het hart kan echt wel Apollyon’s paleis genoemd worden, want hij regeert er niet absolute macht. O eeuwige God, drijf hem uit.
Ik kan niet van dit beeld afstappen totdat u gezien hebt dat er staat: “Wan. neer hij zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede.” Dit is het vreselijkste teken in het hele verhaal. De mens is onverstoord, zijn geweten plaagt hem niet, waarom zou het? God alarmeert hem niet. Wie is God, dat hij Hem zou gehoorzamen? Gedachten aan de hel verstoren hem nooit. “Vrede, vrede” zegt satan, “het gaat nu goed met u, laat die zeurpieten maar over aan hen die in God geloven.”
De toorn van God, die in hem blijft, verontrust hem nooit. Wanneer mensen sterven, voelen zij geen pijn in de stervende leden. Mensen die door laudanum verdoofd zijn kunnen naakt wezen, maar zij heb ben het niet koud, zij kunnen lege magen hebben, maar zij voelen geen honger, zij kunnen ziek zijn, maar zij weten het niet, zij zijn dronken en kennen hun ellende niet. Zo is het met de meeste men sen, niets schudt hen wakker. De preek wordt beluisterd niet een opmerking over de stijl van de spreker, maar de waarheid wordt veronachtzaamd. Een oordeel komt, de rouwklokken luiden, een traan of twee kan vallen, maar zij worden snel weggeveegd en de mens gaat zijn weg weer, als “een hond die wederkeert tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk.” “Ik weet niet wat het is om last van mijn geweten te hebben,” zegt iemand, ” ik ben gerust, ik ben zo blij als de dagen lang zijn.”
Ja, dat bent u en ik wilde dat u het niet was. Als u ontevreden over uw oude meester zou zijn, dan zou er nog wat hoop wezen dat u hem zou verlaten en dat u zou terugkeren naar het huis van uw Vader, maar zo lang u tevreden bent met de wereld en met de prins die hem regeert, dan zult u verder gaan, verder en verder, naar uw eigen ondergang. Satan doet niet mensen als de misthoorns in het sprookje deden met de zeemannen.
De misthoorns zaten op de rotsen en zongen zulke prachtige liederen, zodat geen zeeman, die het geluid hoorde, de verleiding om het schip naar het geluid te sturen, kon weerstaan en zo verging elk schip dat die kant op voer op de rotsen. Zo klinkt de stem van satan, hij verleidt ons tot eeuwige ondergang met de zoetste klanken. Onnavolgbaar mooie sonates kan hij spelen, zodat een mens die niet geholpen wordt door de Geest van God, er geen weerstand aan zal kunnen bieden. Dit is de zoete melodie: “Vrede, vrede, vrede, vrede.”
O zondaar, als u geen dwaas was, zou u uw oren stoppen voor deze verraderlijke zang. Voor eeuwig gezegend is die soevereine genade, die ons redde van de verlokkingen van deze vernietiger. De inwoner van ons hart wordt “een onreine geest” genoemd en dat is hij. Onrein, niettegenstaande al de vrede die hij u geeft. Ik smeek u om uzelf niets anders wijs te maken. Hij is altijd dezelfde, onveranderd, onveranderbaar. Misschien zegt u me dat u geen onderwerp bent van enige onreinheid, u drinkt niet, u vloekt niet en u liegt niet. Maar onthoud, u bent onrein wanneer u niet met God verzoend bent. U bent onrein wanneer u een vreemde voor Christus bent. U bent onrein wanneer u God, die u geschapen heeft, niet gehoorzaamt. U bent onrein bovenal wanneer u de Zaligmaker, wiens dierbare bloed Zijn volk van hun zonde verlost, niet liefheeft. Het hart waarin de duivel woont is op zijn best gezegd niets meer dan een hol waarin de overtreder zich kan verbergen.
Zo heb ik u een interpretatie geschetst van de tekst. Het zou teveel tijd nemen om de schets in te kleuren en het geheel van de betekenis uit te laten komen.
2. Laten wij nu zien DE GEDEELTELIJKE VERBETERING HIER BESCHREVEN: “Wanneer de onreine geest van den mens uitgevaren is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust; en die niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren ben. En komende, vindt hij het met bezemen gekeerd en versierd. Dan gaat hij heen, en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf is, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van dien mens wordt erger dan het eerste.”
Merk op dat in dit geval de onreine geest uit zichzelf weggaat. Hij wordt niet uitgezet, er is geen conflict geweest, het huis blijft nog steeds zijn bezit, want er staat aan het eind van het vierentwintigste vers: “Ik zal wederkeren in mijn huis, waar ik uitgevaren ben.” Hij trekt zich terug uit eigen vrije wil met het plan om op zijn gemak en voor zijn plezier terug te komen. Er zijn mensen die bekeerd lijken, die denken dat zij zelf zo zijn en niet blijdschap ontvangen worden in de christelijke gemeente omdat hun uiterlijk leven getuigt van een grote en opmerkelijke verandering. Ik zou u kunnen vertellen van mensen die, tot mijn groot verdriet, eens tot onze gemeente behoorden, maar al lang aan het laatste stuk van onze tekst zijn aangekomen dat “erger was dan het eerste.”
Wanneer de onreine geest uil een mens gaat, dan wordt die mens helemaal anders dan voorheen. Waarschijnlijk wordt zijn winkel, die eerst open was op de zondag, nu gesloten. Hij gaat naar de plaats waar de gelovigen samenkomen om God te aanbidden. Hij begint te bidden, stelt zelfs huisgodsdienst in. Hij komt naar bidstonden, voelt enig genot in de opwinding van religie. Hij gaat naar de plaatsen waar de gelovigen heengaan en handelt in het leven grotendeels als zij. De onreine geest is vrijwel uit de mens gegaan en hij is een ander mens, hoewel niet een nieuwe creatie in Christus Jezus. Maar ik heb gezegd dat er geen strijd over was geleverd. Het was ineens dat de geest uitging en de mens in de godsdienst sprong.
Er was geen berouw, geen overtuiging, geen strijd tegen ellende, geen tranen voor de Heere in gebed en geen opzien naar de gekruisigde Zaligmaker, geen vergeving lezen in Zijn wonden, geen zware strijd om heiligheid en geen worsteling met het kwaad. De vreugde kwam opeens en de man dacht dat hij gered was. De mens was gisteren een zondaar en vandaag lijkt hij een gelovige, niemand weet hoe. U praat met hem over het werk van de Geest in zijn ziel, u overtuigt hem van zonde, u bewerkt hem met de hamer van de wet of niet de macht van het kruis, slaat hem in stukken, dwingt hem om te voelen dat zijn gerechtigheid een wegwerpelijk kleed is. Maar hij begrijpt u niet. De onreine geest is uit de mens gegaan en dat is alles.
Waarom verlaat de boze geest een mens voor een poosje? Heeft hij geen hels doel voor ogen?
Zeker heeft hij dat. Ik denk dat het vaak gebeurt omdat satan voelt dat als hij niet gaat, hij uitgedreven zal worden. Hij denkt dat hij door weg te gaan voor een poosje, het geweten zal verzadigen en het zo sneller in slaap zal zingen. Zo zal satan buigen om te overwinnen, terugtrekken om zijn tegenstander in een slechte positie te brengen, toelaten dat zijn troon geschud wordt, zodat hij zijn rijk opnieuw kan bevestigen en nu permanent. Nog erger, het is zijn opzet de mens een poosje wat godsdienst te laten genieten en hem er dan vanaf te trekken om hem er dan permanent sceptisch tegenover te laten staan. Daarna kan hij hem vast houden met de ijzeren keten van ontrouw en hem aan die haak naar de hel trekken.
Wel, na een tijdje lijkt het of de boze geest teruggekomen is. Hij kon geen rust voor zichzelf vinden behalve in het hart van de slechten en daarom kwam hij weer terug. Hij ondervindt geen tegenstand bij zijn binnenkomst, de deur is zelfs niet op slot en als dat wel het geval is, dan bezit hij de sleutel. Hij komt binnen, er is geen huurder, niemand heeft bezit genomen van het huis. Hij kijkt rond en roept: “Dit is mijn huis. Ik verliet het en nu ben ik teruggekomen en hier staat het voor me klaar.
Op een goede tijd komt de duivel terug bij die mensen die verbeterd, maar niet vernieuwd zijn, die veranderd zijn, maar die geen nieuwe schepsels in Christus Jezus zijn. Wat ziet de duivel? Allereerst ziet hij dat het huis leeg is. Was het vol geweest, dan had hij niet binnen kunnen komen. Als Jezus Christus aan de deur zou hebben gestaan, dan zou er een vreselijke worsteling geweest zijn en de satan zou tot zijn vernedering uitgedreven zijn. Het huis is echter leeg en daarom komt hij stilletjes terug en nu om er te blijven.
De duivel roept: “Hallo” en er klinkt een echo door alle kamers, maar geen inwoner schrikt ervan. “Is Christus hier?” Geen antwoord. Hij gaat naar buiten en hij kijkt naar de deurpost, want Christus’ teken moet daar te zien zijn als Jezus binnen is. Geen teken van bloed op de posten, Christus is er niet. “Het is leeg, ik zal mij hier vestigen” zegt de duivel. “Als Jezus hier zou geweest zijn, zelfs al zou hij verstopt zijn in een kast, dan zou hij daar toch uitkomen en zou zijn bezit claimen en de verrader uitdrijven en zeggen: “Weg met je, dit is geen plek voor je, Ik heb dit huis gekocht met Mijn bloed en het is voor eeuwig Mijn eigendom.” Maar het is leeg en satan trekt er dan in met hele voorraden kwaad. Het volgende dat de vijand opmerkt is dat er geveegd is, geveegd, maar nooit gewassen. Vegen haalt het losse vuil weg, wassen haalt al het vuil weg.
O, om gewassen te zijn in Jezus’ bloed …. Hier is een mens wiens huis geveegd is, de losse zonden zijn weg. Hij is geen dronkaard, er hangt een mooie tekst aan de schoorsteen. Hij leeft niet in lust, hij haat die zonde of zegt dat hij het haal, wat ongeveer is wat de duivel wil wat hij doet. De plek is zo netjes schoongeveegd, zo keurig, u zou niet geloven dat hij dezelfde mens is die hij eens was. Hij is zo trots om te denken dat hij zijn huis zo schoon gekregen heeft dat hij aan de deur staat om de duivel met een “Goedemorgen” te begroeten en hij zegt: “Ik hen niet als anderen, Ik hen geen geldafperser, geen dronkaard, ik ben zelfs niet als die christen daar, die niet half is wat hij wezen moet, die niet voor een tiende zo consequent is als ik.”
Terwijl de duivel rondkijkt en de plek geveegd aantreft, vindt hij hem ook versierd. De mens heeft wat schilderijen gekocht. Hij heeft geen echt geloof, maar hij heeft er een mooi schilderij van aan de schoorsteen hangen. Hij heeft geen liefde voor het kruis van Christus, maar hij heeft een mooi crucifix aan de muur hangen. Hij heeft geen gaven van de Geest, maar hij heeft een mooie vaas vol bloemen van ervaringen van anderen op de tafel staan en zij ruiken tamelijk zoet. Er is een haard zonder vuur, maar er staal een mooi ornament voor de haard. Het is geveegd en versierd.
O, ik heb vele versierde mensen ontmoet! Soms waren zij versierd met het geven van goede gaven, soms met het bidden van lange gebeden, versierd met bezieling of met de pretentie van eerbied! U kunt een bezield protestant vinden, o zo bezield, die aanvallen krijgt hij het teken van een kruis en die toch overspel zal bedrijven. Denkt u zoiets onmogelijk? Ik ken zo iemand.
U vindt personen geshockeerd en verontwaardigd omdat iemand een pot thee durfde zetten op zondag, of een levensverzekering afsloot, maar zelf zullen zij mensen bedriegen of een weeskind laten verkommeren wanneer dat hen een paar centen zal opleveren. Zij zijn geveegd en versierd. Loop binnen, dames en heren, hebt u ooit een huis gezien dat zo prachtig ingericht was als dit? Hoe elegant, hoe smaakvol! Juist, maar mensen kunnen smaakvol verdoemd zijn en gerespecteerd naar de hel gaan, net zo goed als dat kan op een vulgaire en ellendige manier.
U ziet het geheel en u ziet hoe het eindigt. Satan is erg ingenomen om de plek zo aan te treffen en vindt dit te goed om er alleen te wonen. Hij gaat erop uit en vraagt zeven van zijn vrienden, slechter dan hijzelf, want sommige duivels zijn slechter dan anderen. Zij komen binnen en houden feest in de ziel van de mens. Wat betekent dat? Wel, het betekent dat zulke personen werkelijk slechter worden, meer verhard, meer ongodsdienstig dan zij waren voordat zij beleden christen te zijn. Het is werkelijk schokkend dat als u een grote spotter, een verhard overtreder vindt, u ontdekt dat hij eens godsdienstig is geweest. Wanneer satan een knecht nodig heeft, die alles doen zal en geen vragen zal stellen, die zowel kamelen als muggen zal slikken, hij iemand vindt die eens hoog stond in de christelijke gemeente. Als hij iemand kan vinden die eens Christus’ lied zong, dan is dat de keel om het duivelslied mee te zingen. Als hij iemand kan vinden, die eens aan de tafel des verbonds zat, dan zal hij zeggen: “Dit is de man om aan het hoofd van mijn feestdis te zitten en mijn feesten te leiden.”
Deze afvalligen, deze verraders, deze Achitofels, deze Judassen, deze mensen die de waarheid gekend hebben en eens in een mate verlicht waren en geproefd hebben van de hemelse gave en die toch afvallig geworden zijn, die mensen worden als slecht zout dat nergens geschikt voor is, zelfs mensen werpen het weg. Zij zijn van nu af als “bomen twee maal verstorven en ontworteld,” als dwalende sterren voor wie de donkerheid van het duister bewaard wordt voor eeuwig. Zijn er zulken hier, mensen die eens geveegd hebben en zichzelf versierd hebben, in wie de satan is teruggekeerd?
Mijn vriend, vanuit het diepst van mijn hart heb ik medelijden met u. Wat zal uw deel zijn? Geen gewone hel voor u. Weet dat er speciale plekken in de hel zijn voor mensen als u? Lees de brief van Judas en u zult daar zien dat er sommigen zijn voor wie- de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.” En dat geldt voor uw geval en dit zal vreselijk zijn. U zat aan de tafel van de Meester en nu moet u de kop vuur drinken, u preekte in Christus’ voorhoven, maar nu moet u een smartelijke preek houden over uw eigen afvalligheid. Eens zong u Gods lof, nu moet u de misère van de verdoemde uithuilen. U zag een glimp van de hemel, nu zult u een gevreesd inzicht in de hel hebben. U sprak over eeuwig leven, nu zult u eeuwige dood voelen, u zult geworpen worden in golven van vlammen om nooit weer boven te komen, nooit te hopen, nooit zelfs te sterven, te sterven zou heerlijk zijn. Hoe vreselijk zal uw geval wezen! In deze wereld zeven keer erger dan eerder, maar in de toekomende wereld verdoemd, erger verdoemd dan gewone zondaren.
Ik bid God dat deze waarheid u waakzaam mag maken, ons voorzichtig mag maken opdat wij geen hypocrieten zouden bevonden worden of professoren die zichzelf bedriegen.
3. Nu rest mij een aangenamer taak en dat is DE BESCHRIJVING VAN DE WARE BEKERING DOOR DE ZALIGMAKER. “Maar als een daarover komt, die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, daar hij op vertrouwde, en deelt zijn roof uit.”
Merk op dat er Iemand is “sterker dan hij.” Dit is niet de man zelf. De man is het huis, de man is bijna zo sterk als de duivel. Wie is dit dan? Dit is Jezus Christus, die door Zijn Geest in het hart van de mens komt en de Geest van God is veel sterker dan satan, zoals de oneindige Schepper veel meer is dan het eindige schepsel. Hij die satan eens goed gemaakt heeft, weet hem met Zijn zwaard te bewerken, om Rachab los te snijden en de draak te verwonden. Weet u, het is niet het resultaat van de vrije wil van de mens, het is ook niet het gevolg van de vrije wil van de duivel. Het is het resultaat van een Sterkere dan hij die in de ziel komt.
Zo gauw als de Sterkere daar binnenkomt, dan is daar strijd. “Als een daarover komt,” dat wil zeggen, Hij valt hem aan en ach, hoe krachtig legt Christus het aan met de grote vijanden van zielen. Een zwaardslag snijdt de pluim van trots af, nog een houw neemt het gemak van de zonde en nog één vernietigt de regerende macht van de zonde. Wat een worsteling is er vaak wanneer de mens door de Heilige Geest bewerkt wordt met al de macht van gebed, met al de macht van geloof worstelt de arme ziel tegen satan. Christus worstelt met al de macht van Zijn bloed en de zegeningen van Zijn Geest en toch weten wij dat in sommige gevallen de aartsvijand het nog dagenlang uitgehouden heeft, weken, zelfs maanden, vanwege het ongeloof van de arme ziel. “Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan” staat er, “vanwege hun ongeloof.”
Dit gevecht wordt soms zo heet dat de ziel wurging kiest in plaats van leven en toch is het resultaat nooit te betwijfelen, want u ziet in de tekst dat de sterkere uiteindelijk overwint. O, hoe goed weet ik het nog dat de Sterkere dan satan het won in mijn ziel. Vijf jaar lang was er min of meer een conflict. Soms wilde mijn trotse ziel zich niet overgeven aan soevereine genade, een andere keer ging een eigenzinnige geest ijdelheid achterna, maar uiteindelijk, toen Jezus Zijn wonden liet zien en tegen me zei: “Wendt u naar Mij toe wordt behouden, alle gij einden der aarde,” toen kon ik het niet meer uithouden en de boze geest kon het niet meer tegenhouden. De wonden van Christus hadden de oude draak verwond en de dood van de Zaligmaker werd de dood van de zonde.
O, er zijn velen van ons die weten wat het is om overwonnen te zijn, om overmand te wezen door een macht anders dan de hunne. In ieder geval moet deze ervaring er zijn of er is geen echt leven. Geliefde luisteraar, als uw godsdienst in uw eigen tuin is gegroeid, dan is het onkruid en nergens goed voor. Als uw genade ontspringt als resultaat van uw eigen wil, uw eigen daden en uw eigen zoeken, dan is het nergens goed voor.
Christus moet u zoeken, het moet een macht ver boven u wezen, machtiger dan u, veel sterker dan u en de duivel samen, die u moet bevrijden van uw zonden. Wat doet de Sterkere zodra Hij de vijand overwonnen heeft? Hij neemt Zijn zwaard van rebellie, breekt het over Zijn knie en trekt de wapenrusting van de rug van de onreine geest. Vooroordeel, onwetendheid, hardheid van hart, zij worden allemaal van de oude vijand afgetrokken.
Ik geloof dat ik Hem zie, ik geloof dat ik de Zaligmaker zie die hem van zijn schande berooft en hem uit het hart wegstuurt. Laat hem naar de droge plaatsen gaan en rust zoeken en geen rust vinden. Blijde dag, o heerlijke dag voor het huis dat hij eens vervuilde, wanneer hij daar uitgegooid wordt. Uitgeworpen voor altijd! Christus Jezus gaat dan verder met het verdelen van de buit. “Daar is het hart van de man, die zal Ik nemen,” zegt Hij, “dat zal een juweel in Mijn kroon wezen. Zijn liefde zal Ik om Mijn arm doen als een armband, daar zal Ik hem voor eeuwig dragen. Zijn geheugen, zijn oordeel, zijn gedachten, zijn uitingen en zijn werken, ze zijn alle van Mij” zegt Christus. Hij begint de buit te verdelen, Hij richt de brede pijl van de koning op elke kamer in het huis, op elk stuk meubilair. De versieringen trekt Hij weg, “Ik zal het veel mooier maken,” zegt Hij, “er zal geen schilderij van geloof hangen, maar er zal geloof wezen, er zal geen ornament in die haard staan, maar een gloeiend vuur van fervente ijver.
Er zullen geen geleende bloemen staan, maar Ik zal om zijn raam de zoete rozen en jasmijn van liefde winden, van vrede en zielenrust. Het huis dat alleen maar aangeveegd was zal Ik wassen met Mijn bloed, Ik zal het wit maken en zoet en schoon en Ik zal de drempel en de twee zijposten met hysop bestrijken en met het teken van het bloed. Wanneer de engel des verderfs dan komt, dan zal hij zijn zwaard in de schede steken, de zwarte vijand zal het teken zien en niet binnen kunnen komen, maar bevend terugkeren naar zijn vervloekte hol.”
Dit is bekering, het andere was slechts overtuiging, dit is verandering van hart, het andere was alleen maar verandering van leven. Ik hoop dat wanneer u tevreden was met het eerste, u nu niet zult rusten totdat u het laatste bezit.
Zondaar, roep tot Degene die sterker is dan u bent, roep of Hij komt en u helpt. U zucht onder de slavernij, ik ben er blij om. Roep tot de Grote Verlosser, Hij zal komen, Hij zal komen. Is er strijd in u? Weet dat het geloof het zal winnen. Zie op Jezus, zie op Jezus en de strijd is gewonnen. Werp uw arme geest op Jezus. Verbrand die bezem, om door te gaan met vegen is nergens goed voor. U hebt het nodig gewassen te worden, gewassen met bloed!
Kom nu, geef geen geld uit om versieringen te kopen, het is allemaal rommel, koop het niet meer. Ik raad u aan om goud te kopen beproefd door vuur. Kom naar dit dierbare bloed en word werkelijk schoon. Uw kerkgang, uw gebeden, uw goede gaven, uw vasten, uw gevoel, uw goede werken zijn allemaal niets. Wanneer u probeert om uw huis aan te vegen en te versieren met deze dingen, dan werkt u niet droesem en drek. Gooi alles weg, vlucht van uw goede werken zoals u van uw kwade werken vlucht. Verwacht niet zalig te worden door iets waarvan u voelt dat het goed is, net zo min u zalig kan worden door iets waarvan u voelt dat het verkeerd is. Niets dan Jezus, niets dan Jezus kan de hulpeloze zondaar goed doen.
Mijn Heere Jezus, als U voorbij komt in de grootheid van Uw kracht, kom en toon Uw macht die nodig is. Kom, o hemelse Simson en verscheur de leeuw in deze wijngaard. Als U Uw klederen gedoopt hebt in het bloed van Uw vijanden, kom en kleur ze nogmaals in het bloed van mijn wrede zonden! Als U de wijnpers van ‘s Heeren toorn getreden hebt en Uw vijanden vermorzeld hebt, dan is hier nog iemand van die vervloekte bende, kom en sleep hem mee en vermorzel hem! Hier is een Agag in mijn hart, kom en hak hem in stukken! Hier is een draak in mijn geest, breek, oh, breek zijn hoofd en bevrijd mij van mijn oude zondenstaat! Bevrijd mij van mijn gruwelijke vijand en aan U zij de eer voor eeuwig en eeuwig.
Amen.