Een preek uitgesproken door C.H. Spurgeon, op zondagmorgen 14 januari 1877, in de Metropolitan Tabernacle.
Rust in de Heere. Psalm 37:7 (Eng. KJV vertaling)
Het feit dat onze tekst in deze psalm voorkomt, toont aan dat de Heere nooit half werk levert. In deze prachtige psalm ziet de Heere reeds in het eerste vers dat Zijn dienaar snel geneigd is tot irritatie en jaloezie. Hij gebiedt hem te stoppen met zich te verontrusten. In vers drie onderwijst Hij hem het vertrouwen, in vers vier spoort Hij hem aan zich te verheugen, en in de verzen vijf en zes leidt Hij hem tot een vreedzame overgave van zijn weg aan God. De Heere blijft Zijn genade bewijzen totdat Hij Zijn werk volbrengt en Zijn dienaar heeft gebracht tot het verheven hoogtepunt van onze tekst: ‘Rust in de Heere en wacht geduldig op Hem.’
Indien iemand van u zich vanmorgen in een moeilijke geestelijke toestand bevindt, wellicht zelfs tot jaloezie is gekomen over het welzijn van de goddelozen, geef dan de hoop niet op. De genade van God is overvloedig, vol wijsheid en bedachtzaamheid; Hij zal uw ziel herstellen. Herinner u de woorden van Psalm 73: ‘Ik was jaloers op de dwazen, toen ik de vrede van de goddelozen zag.’ ‘Hoe onverstandig was ik toen, ik wist niets! Ik was een redeloos dier bij U. Ik zal echter voortdurend bij U zijn, U hebt mijn rechterhand gegrepen.’ De Heere weet immers hoe Hij Zijn volk uit Basan kan verlossen, ja, hoe Hij hen kan verhogen zoals Jona uit de diepten van de zee werd opgeheven. Hij is bij machte u, door de werking van Zijn genade, heden op te tillen van twijfel tot zekerheid, van onrust tot ware rust.
Rust is een zegen die in wezen toebehoort aan het volk van God, hoewel zij er vaak niet in die mate van genieten als mogelijk zou zijn. In het Oude Testament werd aan het thema rust grote waarde gehecht. Het uitverkoren volk werd getoond dat een van de voornaamste doeleinden van Gods handelen was om Zijn volk rust te schenken. Op de zevende dag rustten zij volledig en verrichtten zij geen enkele arbeid. Meer nog, in het zevende jaar werd, overeenkomstig het Goddelijk gebod, het land rust gegund: ‘Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van volledige rust, een sabbat voor de HEERE. Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet snoeien.‘
Wanneer zij gehoor gaven aan het gebod van de Heere, genoten zij een volledig jaar van rust, zonder dat zij daarvan enig nadeel ondervonden. Integendeel, het zevende, braakliggende jaar kwam het land ongetwijfeld ten goede, zodat het in de overige zes jaren des te meer vrucht voortbracht en er geen gebrek was aan voorraden in hun schuren.
Bovendien werd het sabbatsprincipe eens in de vijftig jaar, bij het aanbreken van het zevende jaar, nog verder doorgevoerd. Het jubeljaar was een periode van bijzondere en nadrukkelijke rust en vreugde. Zoals de Heere had geboden: ‘Elk vijftigste jaar moet jubeljaar voor u zijn. U mag dan niet zaaien, niet oogsten wat er na uw laatste oogst nog opkomt, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken, want het is jubeljaar. Het moet heilig voor u zijn. U mag van de akker eten wat hij uit zichzelf opbrengt.’
Zelfs in die betrekkelijk dienstbare en jukdragende periode werd het voorrecht van rust op duidelijke wijze onder de aandacht van de Israëliet gebracht. Zij die innerlijk inzicht hadden, zoals Mozes, begrepen de belofte: ‘Mijn Geest zal met u meegaan en Ik zal u rust geven’ (vgl. Exodus 33:14, KJV). Kanaän was immers bedoeld als het symbool van rust; het land dat overvloeit van melk en honing, het land van waterbeken en vruchtbare dalen, het land waar de Heere, uw God, zorg voor draagt, waarop Zijn ogen rusten van het begin tot het einde van het jaar.
Het beloofde land was bedoeld als een plaats waar ieder in vrede onder zijn eigen wijnstok en vijgenboom kon rusten, en waar het verlangen mocht groeien naar een nog diepere rust in God Zelf. Zo werd de uiterlijke rust in Kanaän tot een teken van de uiteindelijke, geestelijke rust die slechts in de gemeenschap met God gevonden kan worden.
Indien het volk had ingezien dat Jozua hun met Kanaän een prachtig beeld van rust had gegeven, zouden zij de diepere betekenis ervan hebben begrepen. Helaas doorzagen zij deze symboliek niet ten volle, hoewel die er onmiskenbaar was. Broeders en zusters, ook wij missen vaak veel van de rust die voor ons bestemd is. Er is nog te veel onrust, te veel zorgen, en te veel wat dienstbaar en belastend is. Het land viert zijn sabbatten niet zoals het bedoeld is, en ook onze ziel vindt niet altijd de rust die mogelijk zou zijn. Jubeljaren zijn zeldzaam, terwijl gelovigen, indien zij dicht bij God zouden leven en werkelijk de vrede van Christus zouden ervaren, elk jaar tot een jubeljaar en elke dag tot een sabbat zouden kunnen maken.
Moge de Heere ons de kracht schenken om werkelijk van Zijn rust te genieten, zodat er nooit van ons gezegd hoeft te worden: ‘Zij konden niet binnengaan vanwege ongeloof’ (Hebr. 3:19).
Broeders, de Heere heeft zelfs over Zijn eigen rust gesproken, als wilde Hij ons duidelijk maken dat Hij verlangt dat ook wij rusten. Het is ondenkbaar dat God ooit vermoeid zou raken; het zou godslasterlijk zijn te veronderstellen dat Hij, die nooit moe wordt en wiens inzicht ondoorgrondelijk is, ooit in een toestand zou kunnen verkeren waarin Hij rust nodig heeft. Toch lezen wij dat Hij rustte, want nadat Hij al het werk van Zijn handen in de zes scheppingsdagen had voltooid, ‘zegende God de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk.’
Toen deze rust later werd verstoord doordat Zijn werken werden aangetast, lezen wij dat Hij een aangename geur van rust rook in het offer dat Noach bracht – wiens naam immers ‘rust’ betekent. Deze beide feiten zijn zeer leerzaam: zij tonen ons dat God rust vindt in een volmaakt werk, en dat, wanneer dat werk wordt aangetast, de Heere rust vindt in een volmaakt offer, namelijk in de Heere Jezus Christus. Dáárin vindt Hij Zijn rust, en Hij spreekt erover dat wij mogen binnengaan in Zijn rust, zoals geschreven staat: ‘Mijn rust zullen zij niet binnengaan.’ Er is dus een rust bij God, en er blijft een rust over voor het volk van God. Over deze rust – niet in haar volmaakte vorm in de hemel, maar zoals wij haar reeds hier op aarde mogen ervaren – willen wij nu verder spreken.
Rust in de Heere. Laten wij allereerst stilstaan bij de weg die leidt tot deze Koninklijke rustkamer. Vervolgens zullen wij onderzoeken welke rust daar gevonden wordt. Ten slotte zullen wij deze heerlijke kamer zelf betreden en verkennen. Moge de Heilige Geest ons uiteindelijk zachtjes binnenleiden in die rust en vrede, zoals eens geschreven werd: ‘De Geest van de HEERE heeft hun rust gegeven‘ (Jes. 63:14).
1. Laten we allereerst stilstaan bij enkele STAPPEN NAAR DEZE KONINKLIJKE KAMER VAN RUST.
Hoe bereiken wij deze plaats van heilige vrede? De aanwijzingen vinden wij in de psalm die voor ons ligt. De eerste stap is: ‘Ontsteek niet in woede.’ U bevindt zich in de velden tussen de wilde dieren, houd op met op hen te jagen: u bevindt zich onder degenen die in slavernij zwoegen en alle ontberingen van slecht weer en moeilijke tijden ondergaan; neem afstand van hen. Kom binnen, in het huis van uw Vader. Laat met de hulp van de Heilige Geest de groene laurierbomen, die hun schaduw over u werpen, achter u en treed het heiligdom binnen. Wees niet langer als de wereldse mensen die elkaar benijden.
Zolang u zich buiten bevindt, te midden van hen die het kwaad najagen en zich verzetten tegen Gods voorzienigheid, zult u geen ware rust vinden. Wanneer u zich inspant om te verkrijgen wat anderen begeren en te genieten van hetgeen hen vreugde schenkt, ontgaan u de bijzondere voorrechten die aan Gods kinderen zijn toebedeeld. Zolang u met de wereld meeloopt in haar wedloop en met haar strijdt, zult u niet de vrede ervaren die Jezus als erfenis aan Zijn discipelen heeft nagelaten. Verlaat daarom deze situatie, want de eerste stap naar ware rust is: ‘Ontsteek niet in woede.’
De zorgen die de goddelozen doen wegkwijnen, zijn niet voor u bestemd, want wat zij najagen is niet hetgeen u zoekt; het verlies dat hen moedeloos maakt, behoeft u niet te ontmoedigen, want hun schat is niet uw schat. Wend u daarom af van het bewonderen van hun vluchtige geluk en het beklagen van uw eigen moeilijkheden. Indien u overtreders hebt benijd, wees dan eerlijk tegenover uzelf en erken dat dit dwaas en onwetend was, want zij zullen spoedig verdwijnen als gras en verdorren als het groene kruid. Verhef u boven het zichtbare, want dat is slechts tijdelijk, en wees niet gehecht aan wat het vlees behaagt, want deze lichte beproeving duurt slechts een korte tijd.
Laat de wereld u niet neerdrukken, want als erfgenaam van de hemel bent u geroepen haar onder uw voeten te treden. U bent geroepen om de wereld en al haar eer te verachten, opdat uw ziel niet naar haar genoegens verlangt. Wend u tot uw God en wees niet langer bezorgd.
Wanneer u het veld hebt verlaten en bent aangekomen in het paleis van de liefde, begint de eerste trede met vertrouwen en handelen. Lees het derde vers: ‘Vertrouw op de HEERE en doe het goede.’ U gelooft in de liefde van de Heere; toon dat vertrouwen door uzelf over te geven aan Hem die u liefheeft. U gelooft in het verzoeningswerk van Jezus; zoek dan uw reiniging bij het bloed dat voor u is vergoten. U gelooft in de heerlijkheid van uw opgestane Heiland; leg dan uw gehele toekomst in de handen van Hem met Wie u eens op de troon zult zitten.
Wat uw beproevingen ook zijn, vertrouw daarin op God. Laat niets u aanzetten tot wantrouwen jegens uw Heere. Weet dat Hij God is en dat Zijn goedertierenheid eeuwig duurt (Psalm 136:1). Vertrouw daarom te allen tijde op Hem. Laat uw geloof bovendien praktisch zijn: ‘Vertrouw op de HEERE en doe het goede.’ Een dood geloof zal u weinig troost bieden; uw geloof moet niet alleen kunnen ontvangen, maar ook tot daden leiden. Juist door uw geloof in de praktijk te brengen, vindt uw hart troost – zoals het bewegen van onze ledematen ons lichaam verwarmt. Blijf het goede doen, ook wanneer u daarvoor moet lijden, en u zult delen in de vreugde van uw Heere.
‘Vertrouw uw weg toe aan God, dat juk dat u zo zwaar valt. Voor Hem is niets te moeilijk; leg daarom al uw zorgen in Zijn handen. Hij, die door wind en wolken een vrije baan schept, zal ook voor u een weg bereiden, zelfs door woeste streken of te midden van vijandige menigten.’
Wanneer u hebt geleerd te vertrouwen en te handelen, bent u een prachtige trap van het Koninklijk Paleis opgegaan. Waar leidt deze u naartoe? Hij brengt u in de eetzaal van de Koning, waar geschreven staat: ‘Voed u met getrouwheid.’ Let op deze belofte: indien u een levend en actief geloof bezit, zult u voorzien worden. Uw lichamelijke noden zullen vervuld worden zodra zij zich aandienen, uw mentale behoeften zullen bevredigd worden, en wat betreft de diepste verlangens van uw geest – God, de Algenoegzame, zal in alles voorzien: ‘Bewoon de aarde en voed u met getrouwheid.’
Geliefde broeders en zusters, wat zal het een gezegend moment zijn wanneer u deze eerste trede vandaag mag betreden – het veld achter u latend, evenals de oudere broeders die daar klagen over hun vele jaren dienst, waarin hun Vader hun nooit een bokje gaf om feest te vieren met hun vrienden. Verheug u erop om, gedreven door liefde, de wil van de Heere te doen. Laat de zondaar en de mopperaar achter u en beklim de trappen van een actief geloof. Neem plaats aan de tafel waar een overvloedig feestmaal voor u is bereid, een tafel vol vette spijzen, rijk aan merg, en wijnen die goed gerijpt zijn.
Wij dienen nog hoger te klimmen en de volgende trede te betreden, die ‘Vreugde en Verlangen’ genoemd wordt. ‘Schep vreugde in de HEERE, dan zal Hij u geven wat uw hart verlangt.’ Sta stil bij de goedheid van God, bij Zijn zegenrijke karakter. Herinner u hoe weldadig Hij in het verleden voor u is geweest. Overdenk de rijkdom van Zijn Woord, de zekerheid van Zijn beloften, de tederheid van Zijn liefde en de kracht van Zijn arm, totdat uw ziel uitroept: ‘Wat ik ook moge missen, ik heb mijn God; wat mij ook onbevredigd laat, in Hem vind ik vervulling; en wat mij ook verdriet doet omdat het mij niet past, niets bedroeft mij in mijn God. In geen enkel opzicht zou ik Hem willen veranderen, en ik verlang er niet naar dat Hij ooit veranderen zal. Hij is een zee van gelukzaligheid waarin mijn ziel zich vrijelijk beweegt.’
Wanneer u zich op deze wijze in Hem verheugt, begin dan te verlangen. Doe uw mond wijd open, en de Heere zal hem vullen. Vergroot uw verlangens, en Hij zal ze vervullen. Verlang naar meer genade, meer heiligheid, meer liefde, meer kennis van Christus, meer van de hemel op aarde; en al deze dingen zullen u gegeven worden, indien u erom vraagt. Vraag wat u wilt, en het zal u gegeven worden.
Zie, wij zijn nu verder gestegen dan de eetzaal en aangekomen in de koninklijke schatkamer. Wij zijn binnengetreden in de aalmoezenkamer van de Koning, ja, zelfs doorgedrongen tot in Zijn privévertrekken, waar Hij luistert naar de verlangens van Zijn volgelingen, gemeenschap met hen heeft en hen uitnodigt zich in Hem te verheugen. Hier nodigt Hij u uit uw gehele hart te openen en uw diepste verlangens uit te storten, want Hij verlangt ernaar u te overladen met de gaven van Zijn liefde en u te vervullen met Zijn volheid. Wat een grote vreugde zal het voor u zijn wanneer u vandaag mag opklimmen uit de lage, drassige gronden van onrust naar de verheven kamer van vreugde in de Heere.
Toch bent u nog niet aangekomen in de koninklijke rustkamer. Er rest u nog een trede, met het opschrift: ‘Wentel uw weg op de HEERE en vertrouw op Hem.’ Bewandel het deel van uw weg dat u begrijpt en waarover u controle hebt, zo goed mogelijk naar de wil van de Heere. Wat u echter niet begrijpt of waarover u geen invloed heeft, mag u volledig overlaten aan Gods soevereine wil. Wat hebt u te maken met het bepalen van uw eigen weg? ‘De voetstappen van de rechtvaardige worden door de HEERE bevestigd.’ Indien u per se zelf uw tocht door de woestijn wilt uitstippelen, indien u wilt voortgaan zonder de leiding van de wolk- en vuurkolom, wie zal dan voor u zorgen en waar zult u uitkomen? Uw feilbare oordeel en zwakke kracht zullen u spoedig in de steek laten. Vertrouw erop dat uw Heere elke stap die u zet bepaalt, en bid slechts om zoveel van Zijn wil te mogen kennen dat u Zijn leiding kunt volgen.
Probeer niet de geheimen van de toekomst te doorgronden, maar ‘wentel uw weg op de HEERE’. Maak u geen zorgen over de problemen van het heden, maar vertrouw uw weg toe aan Hem aan wie u ook uw ziel hebt toevertrouwd. Zeg tot de Heere: ‘Vader, deze weg is te zwaar voor mijn kinderlijke voeten. Wilt U mij dragen, zoals U Uw volk altijd gedragen hebt?’ Zijn sterke handen zullen u optillen, en in Zijn armen wordt u over de modderige plekken van het leven gedragen, terwijl u zich mag verheugen in Zijn almachtige liefde. Vertrouw op Hem en geef uzelf volledig aan Hem over.
Dit brengt ons in de kleedkamer, die grenst aan de Koninklijke slaapkamer. Leg de stoffige kleren van uw zorgen af en vertrouw ze toe aan de Heere. Ontdoe u van elke zorg, leg alles af wat u herinnert aan deze moeizame en vermoeiende pelgrimsreis, en laat uw versleten en met stof bedekte kleding achter. Vervolgens hebt u een licht nodig om u naar uw rustplaats te leiden; dat vindt u in vers zes: ‘Hij zal uw gerechtigheid tevoorschijn doen komen als het morgenlicht, uw recht doen stralen als de middagzon’. U mag erop vertrouwen dat wat u aan God overlaat, veilig is; u hebt de vaste zekerheid dat wanneer u iets aan Hem toevertrouwt, het in de handen is van een trouwe Schepper. Deze genadige zekerheden verlichten uw weg naar de rustplaats.
Zoals Paulus mag u dan gerust zijn over de toekomst, of die nu leven of dood brengt, want u zult kunnen zeggen: ‘Ik weet Wie ik geloofd heb, en ik ben ervan overtuigd dat Hij bij machte is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag.’ Daar is uw licht; ga de stille kamer binnen en neem uw rust. ‘Rust in de HEERE’.
Dit zijn de stappen die ik in het kort heb willen schetsen. Allereerst is er het loskomen van de onrust die de wereld met haar zorgen en problemen teweegbrengt – het is alsof u uw schoenen uittrekt alvorens het paleis te betreden, terwijl u tot uw ziel zegt: ‘Ontsteek niet in woede over hem wiens weg voorspoedig is.’ Vervolgens neemt u plaats aan een liefdesmaal, door een eenvoudig maar werkzaam geloof. Daarna volgt, als een zoet nagerecht, de gemeenschap met Christus – het rusten van uw hoofd op de borst van de Heere, zoals Johannes deed tijdens het avondmaal; het zich verheugen in de Heere en het ontvangen van de diepste verlangens van uw ziel. Hierop volgt het afleggen van alles wat op zorgen lijkt, het terzijde schuiven van alles wat aards en zwaar is en ons afleidt. Ten slotte is er de overgave van de ziel aan de vrede die de Heilige Geest schenkt – te vergelijken met het neerliggen op een zacht rustbed, aangeboden door Hem die tot ons zegt: ‘Mijn kind, je bent zeer vermoeid; rust in Mij.’
‘Lang heb ik geploeterd, maar vond nergens rust,
Zwervend door het leven, steeds zoekend, bewust.
Eindelijk vond ik vrede bij Zijn beschermend hart,
Die Zijn armen wijd opent voor wie komt met smart.
Bij Hem vond ik een thuis, een Goddelijke rust,
Sindsdien hoor ik Hem toe, Hij vervult al mijn lust.’
2. Laten we nu proberen een beeld te vormen van DE RUST ZELF DIE ONS IN DEZE KONINKLIJKE KAMER WORDT GESCHONKEN.
Ten eerste is er sprake van innerlijke rust, waarvan het belangrijkste kenmerk een diep gevoel van veiligheid en zekerheid is. Een standvastig geloof in de leer van de goddelijke Geest en in het Evangelie dat wij hebben ontvangen, schenkt ons het besef dat wij daadwerkelijk delen in de zegeningen van dit Evangelie. Hierdoor ervaren wij de zekerheid dat wij door God zijn aanvaard en voor eeuwig veilig zijn in Christus Jezus. Geliefden, indien u behoort tot hen die voortdurend van geloofsovertuiging wisselen, of tot de mensen van deze moderne tijd die niet kunnen zeggen wat zij geloven omdat zij het zelf niet weten – mensen die zo ontvankelijk zijn dat het lijkt alsof zij enkel bezig zijn overtuigingen te verzamelen om er nog meer te kunnen vergaren – dan zult u nooit ware rust vinden.
Deze heilige gemoedstoestand kan niet komen tot de rusteloze twijfelaar. De heilige, duifachtige Geest verlaat de sfeer van onzekerheid en verblijft juist bij hen die weten in Wie zij geloven. Waar Hij woont, daar is rust, maar nergens anders. Zie Johannes, de gezegende en liefdevolle apostel: in zijn drie brieven gebruikt hij telkens weer het woord ‘weten’ om die zekerheid te benadrukken.
Hij is een ware positivist; hij is van alles zeker, verkondigt zijn geloof met overtuiging en vindt daarin rust. Er is geen rust zolang u niet zeker bent. Een kleine ‘als’ is als een steentje in uw schoen; u kunt niet comfortabel reizen, het hindert en belemmert uw voortgang. ‘Ja, maar,’ zegt iemand, ‘ik weet niet hoe ik een bepaalde tekst moet interpreteren.’ Welnu, broeder, houd dan op met interpreteren en geloof het zoals het er staat. Het is oneindig beter om Gods Woord te geloven dan het te interpreteren; veel van wat tegenwoordig doorgaat voor uitleg, ontdoet de woorden slechts van hun levenskracht, zodat er slechts een dorre betekenis overblijft. Richt u er daarom meer op te geloven dan te interpreteren. Stel uzelf de vraag: wat zegt de tekst? Geloof dát, en zelfs als u niet alles begrijpt, blijf dan toch geloven. Hoe zou God volledig te begrijpen zijn voor eindige schepselen, of zou Zijn heerlijke waarheid in al haar facetten door zulke zwakke mensen als wij doorgrond kunnen worden? Geloof, en u zult standvastig zijn. En wanneer u eenmaal in de waarheid bent geworteld, grijp dan de zegeningen die deze waarheid u schenkt en verheug u daarin.
U gelooft in rechtvaardiging door het geloof; wees er dan zeker van dat u gerechtvaardigd bent. U gelooft in de uitverkiezing van God; maak dan uw roeping en verkiezing vast. U gelooft in de volharding der heiligen; volhard dan tot het einde. Grijp de zegeningen die u zijn gegeven, en besef dat u, doordat u gelooft dat Jezus de Christus is, uit God geboren bent. Omdat u uw vertrouwen op Hem hebt gesteld, is er nu geen veroordeling meer voor u, want u bent in Christus Jezus. Wanneer u deze waarheden tot u laat doordringen en de positieve, onwankelbare zekerheid ervaart die elke gelovige bezit die op Jezus vertrouwt, zult u die volmaakte rust kennen die onbeschrijfelijk zoet is – de rust die alleen hij kent die haar ervaart. Onze rust is een diep gevoel van zekerheid.
Vervolgens is deze rust, in een ander opzicht, tevredenheid, – een volkomen tevreden zijn met ons aardse lot. Ambitie verstoort de rust; de voortdurende hebzucht van het verlangen naar meer maakt echte rust onmogelijk. Het gepieker, de rusteloosheid, het voortdurende streven om te vergaren, het ongeduldig verlangen naar meer dan God ons wil geven – al deze dingen vernielen de rust. Wat is het een zegen om te kunnen zeggen: ‘Uw wil geschiede! Ik heb voedsel en kleding, daarmee ben ik tevreden.’ ‘k heb geleerd om in welke omstandigheden ik ook verkeer, tevreden te zijn,’ om ambitie, hoge verlangens, onrust en klagen over u lot los te laten en eenvoudig te zeggen: ‘God heeft mijn deel bepaald en al mijn wegen beschikt; laat het zo zijn.’ Dát is ware rust.
Voeg dit samen met zekerheid over de eeuwige toekomst, en u hebt twee zeer zoete ingrediënten verkregen waarmee u een rust kunt samenstellen die de zonen van God waardig is.
‘Rust, vermoeid hart,
Van al uw stil verdriet en verborgene pijn
Uw nutteloze wroeging en ijdele verlangens;
Wijsheid en liefde hebben het verleden geschikt,
Uiteindelijk zal alles vreugde en licht zijn;
Werp de zorgen af die u zo lang hebben gekweld;
Rust in vrede, rust!’
Voorts omvat deze rust het ideaal van een onwankelbaar vertrouwen, een volmaakt vertrouwen op God. Wanneer een zware beproeving zich aandient, zegt de ziel: ‘Het is goed; ik weet zeker dat het goed is. Al zie ik de reden misschien niet, toch weet ik dat deze beproeving uit liefde is gezonden; daarvan ben ik ten volle overtuigd.’ En wanneer vervolgens opnieuw een moeilijke tijd aanbreekt, blijft het kinderlijke vertrouwen in God spreken: ‘Het kan niet beter zijn; als God mij twee moeilijkheden zendt, zijn die twee beter dan één; wanneer Hij er zes zendt, zijn deze zesmaal beter, ook al lijken zij zesmaal zwaarder.’
Dit vertrouwen spreekt tevens: ‘Hij zal mij erdoorheen helpen; nooit heeft Hij mij op de zee van beproeving gestuurd zonder mij weer veilig thuis te brengen; nooit heeft Hij mij een strijd laten voeren zonder voor mij te zorgen; nooit heeft Hij mij een taak gegeven zonder mij de kracht te schenken; nooit heeft Hij mij laten lijden zonder mij in de pijn te ondersteunen.’
Wat een zegen is het om met volle zekerheid te mogen weten dat God zich nooit vergist, ons nooit zal verlaten, nooit verandert en nooit ophoudt met liefhebben. Daarom komt alles wat van Hem afkomstig is op de juiste wijze, op het juiste moment en in de juiste mate. Dan is alles goed en zal het tot een goed einde komen. Ja, zelfs wanneer alle stormen tegelijkertijd losbarsten en over de woeste zeeën razen, zelfs wanneer elke orkaan terugkeert en mijn kleine schip door hun kracht bijna tot wrakhout wordt geslagen, dan nog is het goed, het is goed. Zelfs als ik slechts op een plank of een stuk wrakhout zou drijven, zal ik veilig aan land komen, want zo heeft God het bepaald. Geprezen zij Zijn Naam! Ik leg alles in Zijn hand. Dit is ware rust; volkomen rust, zekerheid, tevredenheid en vertrouwen.
Deze rust bestaat, wellicht juist volgens het Hebreeuws, voornamelijk uit overgave, want het Hebreeuwse woord betekent: ‘Wees stil voor God.’ Dat is de kern. Een van de oude vertalingen zegt: ‘Blijf stil voor God.’ Deze heilige stilte wordt prachtig geïllustreerd door het verhaal van Aäron: toen zijn zonen voor het aangezicht van de Heere stierven, ‘zweeg Aäron.’ Laat uw tong zwijgen, klaag niet, ga niet in discussie; geef alles over en buig in stilte.
David zei: ‘Ik heb mijn ziel tot rust en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is.’ Hij huilde niet langer om de warme borsten van troost; hij was uiteindelijk gespeend. Nu, Heere, is Uw wil mijn wil. Het was een harde les, maar U hebt het mij geleerd. Vroeger verzette ik mij, maar nu geef ik mij gewonnen; eens was ik opstandig, maar nu onderwerp ik mij zachtmoedig. Laat het zijn zoals U wilt, Uw wil is de mijne. Ook dat is rust.
‘Dit is een heiligere, zoetere rust dan de kalmerende stilte die volgt op pijn, en een diepere kalmte dan de slaap die hart en geest overmant. Het is de overgave van de ziel, het tot rust komen van de wil, vredig neerliggend aan het kruis, om zo Gods doel te volbrengen.’
Vervolgens is er de rust van geduldig wachten, want ook dat wordt in de tekst genoemd. Wat staat er immers geschreven? ‘’Rust in de HEERE en wacht geduldig op Hem’ (Eng. KJV). Dit betekent dat men verlangens heeft, maar deze kan loslaten en op Gods tijd kan wachten; dat men wensen koestert, maar ze altijd in toom houdt, zodat zij niet te ver gaan; dat men een eigen wil heeft, maar deze steeds ondergeschikt maakt aan de wijzere en liefdevollere wil van God.
Steeds opnieuw zegt men dan: ‘Heere, dit is wat ik meen te moeten wensen, maar ik weet niet of het werkelijk goed voor mij zal zijn. Daarom vraag ik U het mij te weigeren als mijn verlangens onjuist blijken. Mijn Vader, als mijn vurigste gebeden U niet behagen, verhoor ze dan alstublieft niet. Ik vraag U liever mijn gebeden niet te verhoren, dan mij te verhoren wanneer ik iets verkeerds vraag. Ik heb verlangens en een wil, en U hebt mij toegestaan die te hebben, want U hebt beloofd de verlangens van mijn hart te vervullen. Maar Heere, als mijn hart zich niet in U verheugt wanneer het deze verlangens voelt, dan zijn het niet mijn ware verlangens en doe ik er afstand van. Mijn diepste verlangen is om niets te willen buiten Uw wil. Als ik toch iets anders begeer, heb ik daar spijt van en neem ik afstand van die verkeerde wil en het ongewenste verlangen. Door Uw genade wil ik alle eigenzinnigheid uit mijn hart bannen, zodat Uw wil in alles kan geschieden.’
Beste vrienden, dit is een gezegende houding. Wie deze geest bezit, is binnengetreden in de Koninklijke slaapkamer, waar hij in vrede mag rusten, want ‘de HEERE geeft het Zijn beminde in de slaap.’
Deze rust betekent tevens vrede – vrede in uw ziel, met uzelf, met uw medemensen en met God. Het vereist immers twee partijen om vijandschap te laten ontstaan, en wanneer u weigert daar één van te zijn, kan niemand u werkelijk diep kwetsen. Mensen kunnen wellicht een afkeer van u hebben, maar zij zullen in toom worden gehouden, want ‘Als de HEERE behagen schept in iemands wegen, zal Hij zelfs zijn vijanden vrede met hem doen sluiten’ (Spr. 16:7). ‘Want de woede van mensen zal U tot lof zijn, wat aan woede overblijft, zult U beteugelen’ (Ps. 76:11). Hoe het ook zij, de gelovige die zeker is van zijn geloof, bezit diezelfde vrede die Christus bezat – Hij die, toen Zijn vijanden zich rondom Hem verzamelden en Hem probeerden te vangen met Zijn eigen woorden, hen allen met Zijn kalme zelfbeheersing in verwarring bracht.
Deze rust betekent een stille vreugde, innerlijke kalmte. De ziel is gekomen waar zij wil zijn en is niet van plan om van haar plaats te wijken. De duif van Noach heeft de aarde omcirkeld en niets anders gezien dan een woeste watervlakte, maar zij is eindelijk naar huis gevlogen, zij is in de hand van Noach en zij is van plan om in de ark te blijven totdat er betere tijden komen en het water zich terugtrekt. Oh, als iemand van u verdwaald is en de vrede heeft verloren die Christus ons geeft, die vrede die Hij de wereld niet geeft, als u verontrust en angstig bent, jaloers en vermoeid, spreek dan vanmorgen tot uw ziel en zeg: ‘Mijn ziel, keer terug tot uw rust, want de HEERE is goed voor u geweest.’ Zeg tegen uw ziel zoals ik tegen het mijne heb gezegd: ‘Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.’ ‘Rust in de Heere.’
Om onze beschrijving van rust compleet te maken, moeten we nog één belangrijk aspect toevoegen: het is ook de rust van verwachting, vooral met het oog op het Koninkrijk van onze Heere Jezus Christus. Voor sommigen van ons ligt de grootste onrust niet in persoonlijke of huiselijke problemen, maar juist in zaken die de zaak van God aangaan. Moeilijkheden binnen de kerk kunnen ons verwarren en bedroeven, terwijl persoonlijke zorgen vaak minder zwaar wegen. Zelf ervaar ik dat niet zo, want niemand van u die de Heere liefheeft, doet mij ooit bewust verdriet. Toch zijn er mensen over wie we zelfs met tranen zouden moeten spreken, omdat zij vijanden zijn van het kruis van Christus, en desondanks tot schande en schade van de kerk zijn binnengedrongen.
En ook buiten deze gemeente, in de grote kerk van Christus, zien we overal de dreigende wolken van het rooms-katholicisme samenpakken, terwijl in die duisternis de geesten van het scepticisme ronddwalen. Alles lijkt in deze tijd los te raken en uit balans te zijn. De mensen van het ‘moderne denken’ hebben de oude bakens verzet, de grenzen geslecht en het erf van de Heere opengesteld voor een ieder die langskomt. Zij proberen het houtsnijwerk van het heiligdom met hun bijlen te vernielen en ontheiligen zo de tempel van de Heere. Voor deze ‘wijze’ mensen van nu is niets meer heilig; geen enkele waarheid die hun voorouders leerden, willen zij nog onderwijzen. De leer van de genade is voor hen slechts een cliché geworden, en zelfs de leer van het kruis wordt ontkend of zo verduisterd dat de betekenis verloren gaat. Vaak weten zij zelf nauwelijks wat zij eigenlijk beweren; zij zijn vooral bedreven in het stellen van vragen en het ontkennen van waarheden. Nieuwe leringen overspoelen de wereld, zo talrijk als de kikkers uit het apocalyptische visioen, en wie zal zeggen waar dit alles op uitloopt?
Maar God zegt tot Zijn geliefden: ‘Maar u, ga heen tot het einde, want u zult rusten, en u zult opstaan in uw bestemming, aan het einde van de dagen.’ Christus zelf waakt over Zijn kerk; de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Vertrouw alles toe aan Hem die het einde kent zoals het begin, en aan Wie de overwinning zeker is. Uw kracht ligt in stil vertrouwen. Rust in de Heere, in de verwachting dat Hij het kwaad zal overwinnen en dat Hij zelf zal komen om aan alles een einde te maken en heerlijk te regeren onder Zijn heiligen
3. Tot slot – en eigenlijk zou ik hier meer tijd aan willen besteden, maar zoals gewoonlijk heb ik die niet goed benut – komen we bij ons derde punt: laten we binnengaan en zelf DE KONINKLIJKE KAMER onderzoeken. ‘Rust in de Heere.’ De tekst zegt niet: rust in iets van de Heere, maar: rust in de Heere Zelf. Och, dat de Geest ons zou brengen tot zo’n diepe eenheid en gemeenschap met God, dat we ten volle de betekenis van deze woorden zouden begrijpen: ‘Rust in de Heere’!
De Heere heeft Zich in onze dagen aan ons geopenbaard in de Persoon van Zijn eniggeboren Zoon: Jezus, Die ons in Zijn menszijn nabij is, Jezus, onze Plaatsvervanger en Borg, Jezus, ons alles in allen. Kom nu, geliefden, nader tot Jezus door een levend geloof, zoek uw schuilplaats in Hem, vind veiligheid in Zijn wonden, en ervaar uw verbondenheid met Hem. Leef voor Hem, leef met Hem, leef tot Hem, leef in Hem; als u dat doet, zult u rust vinden.
Alleen in de Heere vindt u ware rust. Wanneer u zich in Christus Jezus bevindt en uzelf geheel aan Hem overgeeft, uw leven met Christus in God verbonden, dan – en alleen dan – zult u volmaakte rust ervaren. Wat een rustplaats vinden de heiligen in het volbrachte werk van Jezus! Laat de Heilige Geest hen leiden om de glorie van Zijn verzoenend bloed te zien, en zij zullen zeker tot rust komen. Aan de gelovige die in verzoeking verkeert, wil ik met alle tederheid zeggen: vertrouw al uw zorgen toe aan Jezus en richt uw blik op Hem voor die rust die Hij Zelf heeft beloofd, toen Hij zei: ‘Neem Mijn juk op u, en u zult rust vinden voor uw ziel.‘
‘Rust, vermoeide ziel!
De straf is gedragen, de losprijs is betaald,
Voor al uw zonden is volkomen genoegdoening gedaan.
Probeer niet zelf te volbrengen wat Christus reeds heeft gedaan,
Neem het vrije geschenk aan en maak deze vreugde de uwe;
Laat schuld en angst u niet langer kwellen,
Rust zacht, rust verzekerd!’
Hoewel dit onmiskenbaar de kern van de boodschap is, mogen wij daaraan toevoegen dat ‘Rust in de Heere’ tevens betekent: rusten in Hem als uw Verbondsgod. U hebt niet te maken met een abstracte godheid, die op afstand blijft als een gekrenkte Schepper. Weet, geliefde, dat wanneer u in Jezus gelooft, de Heere een eeuwig verbond met u is aangegaan, in alles geordend en volkomen zeker. Over u heeft Hij gezegd: ‘Ik zal niet van u wijken om u goed te doen’ (Jer. 32:40). Hij heeft beloofd u te bewaren, te beschermen en u, door een verbond dat is ondertekend en verzegeld met het kostbare bloed van Christus, te brengen tot Zijn eeuwige heerlijkheid.
‘Rust in de Heere.’ Hij zal Zijn verbond tot in het kleinste detail nakomen; wees daarom niet ongerust. De eeuwige beloften van ‘zal’ en ‘wil’ zullen nimmer falen. ‘Want dit zal voor Mij zijn als bij de wateren van Noach, toen Ik zwoer dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen; zo heb Ik gezworen dat Ik niet meer op u toornen zal en u niet meer bestraffen zal. Want al zouden bergen wijken en heuvels wankelen, Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond van Mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer‘ (Jes. 54:9-10). Geprezen zij onze Verbondsgod! Kom geliefde, en vind uw rust in Hem.
Vind vervolgens rust in alle betrekkingen waarin de Heere het heeft behaagd Zichzelf tot u te verbinden. Weet dat deze God uw schild is en uw loon zeer groot; uw rots, uw schuilplaats, uw Herder en uw Bewaarder. Maar bovenal is Hij uw Vader. Broeders, hierover valt nauwelijks te spreken; men wil dit in stilte overdenken. Het is een gelukzaligheid die woorden te boven gaat, om werkelijk een kind van de hemelse Vader te zijn.
De HEERE, Schepper van hemel en aarde, Maker en Rechter, en toch ben ik Zijn kind. Zoals een kind zijn ouder mag vertrouwen en rusten aan de borst van zijn moeder, zo mag en kan ik met volle zekerheid mijn Vader vertrouwen en in Hem mijn rust vinden.
Weet u bovendien niet dat de Heere, om de nabijheid en tederheid van Zijn relatie met ons te onderstrepen, er behagen in schept Zichzelf te beschrijven als de Bruidegom van onze ziel? Immers, ‘Uw Maker is uw Man, HEERE van de legermachten is Zijn Naam.’ En verder: ‘In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen.’ Zou een bruid haar bruidegom niet vertrouwen? Moge ieder van ons vanmorgen tot Hem zeggen: ‘Heere, ik vertrouw U, want ik heb U lief, aangezien U mij één hebt gemaakt met U in een gezegende huwelijksverbintenis. En ik spreek U vandaag aan, zoals de Kerk van ouds deed: ‘U,Die ik innig liefheb,maak mij bekend waar Ude kuddeweidt, waar Udieop de middag laat rusten. Want waarom zou ik zijn als een gesluierde bij de kudden van Uw metgezellen?’ Vind uw rust in uw Vriend, uw Heiland, uw alles in allen. Ik laat het aan u over om op uw gemak na te denken over de rijkdom van deze Goddelijke relaties; zij zijn allen bronnen van ware rust.
Vind vervolgens rust in elk van de eigenschappen van God. Bent u zich bewust van zonde? Kom dan tot rust in de barmhartigheid die alle schuld uitwist. Arme zondaar, ik nodig u van harte uit, met de last van uw schuld op uw schouders, te bedenken dat God een welbehagen heeft in barmhartigheid, dat het Zijn vreugde is om overtredingen te vergeven. U zult nooit aan de slavernij van uw zonde ontsnappen, tenzij u zich wendt tot de barmhartigheid van God in Jezus Christus, Zijn Zoon. Rust in Zijn grenzeloze genade.
Geliefd kind van God, worstelt u met innerlijke zonde? Rust dan in Zijn macht om de wortel van het kwaad te breken. Misschien betreffen uw zorgen de aardse omstandigheden; rust dan in Gods vermogen om u te helpen: Hij is machtig in de nood, en wanneer niemand anders kan helpen dan God, is Hij het meest bereid om uitkomst te bieden.
Rust, geliefde broeder, in Gods wijsheid. U ziet misschien de weg niet, maar Hij ziet hem; vertrouw het Hem toe, want in Zijn raad is geen mogelijkheid tot dwaling. Rust tevens in Zijn onveranderlijkheid, dat vaste anker te midden van de woelige zee van het leven. U verandert voortdurend, maar Hij verandert nooit. Keer terug tot Hem, wiens standvastige liefde een onwankelbare berg van kracht is. Hij heeft besloten u te redden, en Hij is één van gedachte – wie zal Hem daarvan afbrengen? Dit is Zijn besluit: wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden, en Hij zal die zaligheid volbrengen; noch dood noch hel kan het heilige voornemen van een onveranderlijke God tegenhouden. Hij zal Zijn genadewerk voltooien en Zichzelf daarin verheerlijken.
Vind tevens rust in Zijn Woord, dat Hij tot uw vertroosting heeft opgeschreven. De Heilige Geest heeft op talloze wijzen de Goddelijke welwillendheid jegens u bekendgemaakt; overdenk wat Hij heeft ingegeven. Zoals de hemelen gevuld zijn met sterren, zo zijn de Schriften rijk aan beloften. Neem deze kostbare beloften één voor één ter hand, geloof ze, en bid tot de Heere: ‘Denk aan het woord gesproken tot Uw dienaar, waarop U mij deed hopen. O Heere, doe zoals U hebt gesproken.’
Rust vervolgens in de eeuwige trouw van God, want de Heere zal elk van Zijn beloften aan u gestand doen. Wat een rijk onderwerp ligt hier voor ons! Ik voel mij als een van die moedige ontdekkingsreizigers in de noordelijke zeeën, voor wie zich telkens een nieuwe doorgang opent, nu eens links, dan weer rechts. Zij varen het midden van een grote baai binnen, en verderop betreden zij een nieuwe zee, zonder te weten hoe wijd de oceaan zich nog zal uitstrekken. Mijn tekst is als een grenzeloze oceaan, vol van wonderbare genade, maar ik beschik noch over de tijd, noch over het vermogen om haar onmetelijke oppervlakte geheel te doorkruisen. Ik laat het daarom aan u over om het zeil van de overdenking te hijsen, en, gedragen door de gunstige winden van de Geest, vertrouw ik erop dat u zult worden voortgedreven – niet naar een oceaan van oeroude ijzige stilte, maar naar een toestand van voortdurende, ongestoorde rust in de Heere.
Laten wij vervolgens rust vinden in de wil van God. Het is een verheven staat om te mogen ervaren dat de wil van mijn Vader zodanig is, dat ik er volledig in kan rusten, wat die wil ook moge zijn. Toch zou dit niet zo moeilijk zijn, ware het niet dat wij door onze verdorvenheid zo vaak aan onszelf vasthouden. Och, dat ons overwinnende genade geschonken wordt om het eigen ik te overwinnen! Ik zou willen zijn als een stofdeeltje dat door de zomerse wind wordt meegevoerd, zonder enige macht om mijn koers te bepalen, geheel gedragen door de onweerstaanbare adem van de Heere; voor altijd gewillig om niets anders te willen dan de wil van mijn Heere. Ik zou willen zijn als een grassprietje dat door de Golfstroom wordt meegevoerd, overal gebracht waar de warme liefde van God mij dragen wil, waarbij het eigen ik er vreugde in vindt om klein te zijn en slechts de Heere verheven te zien.
De boeddhisten spreken over het opgaan in Boeddha en het ophouden te bestaan; zij beschouwen het als hun hoogste geluk om uiteindelijk in God te worden opgenomen. Hoewel ik de onwaarheid van deze leer ken, weet ik dat er een waarheid is die er uiterlijk veel op lijkt. Oh, om niets te zijn! Om minder dan niets te zijn! Om geen wil en geen verlangen te hebben aangaande leven of dood, ziekte of gezondheid, armoede of rijkdom-geen wil te hebben met betrekking tot wat dan ook; en toch een vastbesloten wil te bezitten om het eigen ik te verloochenen en te zeggen: ‘Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.’ Dát is werkelijk rusten in de Heere.
Geliefden, moge de Heere, door de Heilige Geest, u vanaf deze dag overvloedig schenken dat u binnengaat in deze rust – de eerste, de laatste, de zoetste en waarachtigste rust van de mens; de rust van de zondaar die tot Christus komt, de rust van de heilige die in de hemel verblijft – de enige ware rust die te vinden is, hetzij op aarde, hetzij in de hemel, rust in de Heere. Moge God het ons schenken door het geloof, om Jezus’ wil. Amen.