Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan (…) U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt. Leviticus 19:16-17
Laster werkt als vergif, en de gevolgen ervan zijn driedubbel. De spreker, de hoorder en de persoon over wie gesproken wordt, worden allemaal benadeeld. Gods woord verbiedt ons om verhalen te verspreiden; of ze waar zijn, of niet. De goede naam van Gods volk moet kostbaar zijn in onze ogen. We mogen de duivel niet behulpzaam zijn in het onteren van de Gemeente en de Naam van de Heere. Sommige tongen hebben een grote toom nodig. Velen vinden het een eer om hun broeders te vernederen, alsof zij zichzelf daarmee konden verhogen. De wijze zonen van Noach bedekten hun vader met een mantel, maar zijn dwaze zoon stelde zijn schande ten toon. Hij kreeg een verschrikkelijke vervloeking. Misschien zullen wij zelf de zwijgzaamheid en verdraagzaamheid van onze broeders binnenkort nodig hebben; laten we die dan met een blijmoedig hart geven aan hen, die ze nu nodig hebben. Laat het onze huisregel zijn om van niemand kwaad te spreken. De Heilige Geest staat ons echter wel toe om de zonde in anderen te veroordelen. De manier waarop wij dit moeten doen, wordt ons voorgeschreven. Wij moeten onze broeder in zijn aanwezigheid berispen, en niet achter zijn rug om. Dit is de mannelijke, broederlijke en christelijke handelwijze. Onder Gods zegen kan dit goede vruchten dragen. Misschien schrik je hiervoor terug. Onderzoek je geweten dan nauwkeurig, want dit kan vleselijk zijn. Het is onze taak om onze broeders zo nodig te berispen, want als wij dit niet doen, laten we de zonde voortleven, en daardoor krijgen wij er zelf deel aan. Honderden zijn van grove zonden gered door de liefdevolle en wijze vermaningen van trouwe broeders. Onze Heere Jezus heeft ons een geweldig voorbeeld gegeven van de manier waarop wij met dwalende broeders om moeten gaan in de vermaning van Petrus. Denk vooral aan het gebed dat aan deze vermaning voorafging, en aan de vriendelijke manier waarop Hij Petrus verdroeg, toen deze beweerde dat hij geen waarschuwingen nodig had.