11 Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten. 12 En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan. 13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon. 14 Die in het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods. 15 In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn, 16 Om te verkondigen, dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.
De gelovige verheugt zich erover dat zijn ondergang niet gedoogd zal worden, maar dat hij gesterkt en in staat gesteld zal worden te zegevieren over zijn vijanden, met Gods hulp. Het geloof schept vreugde in het voorzien van de genade van de Heere, en bezingt wat Hij zal doen en ook wat Hij gedaan heeft. In de hoven van oosterse huizen werden bomen geplant, en omdat ze zorgvuldig werden beschermd, was het aannemelijk dat ze in slechte seizoenen toch voldragen vruchten zouden leveren. Evenzo zullen zij die door genade in de gemeenschap met de Heere komen te verkeren, zijn als bomen die in het huis van de Heere zijn geplant, en zij zullen merken dat het goed voor hun ziel is. Geen hart heeft zoveel vreugde als het hart dat blijft in de Heere Jezus.
Verbondenheid met de stam doet vruchtbaarheid in de takken ontstaan. Als een mens in Christus blijft, brengt hij veel vrucht voort. Die belijders die in de wereld geworteld zijn, gedijen niet; zij die wortel schieten in de moerassen van frivole genoegens, kunnen geen gezonde conditie hebben; maar zij die in vaste gemeenschap met God leven, zullen mensen worden die volop groeien, rijk aan deugd, gelukkig in hun ervaring, machtig van invloed, geëerd en eervol. Veel hangt af van de bodem waarin een boom is geplant. In ons geval hangt alles ervan af dat wij blijven in de Heere Jezus, en alles wat wij nodig hebben van Hem betrekken.
Als wij ooit werkelijk moeten groeien in de voorhoven van het huis van de Heere, moeten wij daar geplant worden, want geen boom groeit uit eigen kracht in Gods hof. Eenmaal geplant door de Heere, zullen wij nooit meer ontworteld worden, maar in Zijn voorhoven zullen wij neerwaarts wortelen, en eeuwig opwaarts vrucht dragen tot Zijn eer. De natuur vergaat, maar genade gedijt. Vruchten horen, wat de natuur betreft, bij tijden van bloei; maar in de hof der genade worden planten, wanneer ze zwak zijn in zichzelf, sterk in de Heere, en zijn ze rijk aan vruchten die aangenaam zijn voor God. Gelukkig zijn zij die deze sabbatspsalm kunnen zingen, genietend van de rust die elk vers van deze psalm ademt. Geen vrees voor de toekomst kan hen benauwen, want voor hun kwade dagen, waarop zelfs de sterke faalt, geldt een goedgunstige belofte, en daarom zien zij die in kalme afwachting komen.
Voor onderdak, voor bescherming, voor inwoning, voor een vaste grond is God onze rots; tot nu toe is Hij alles voor ons geweest wat Hij gezegd had te zullen zijn, en wij mogen er dubbel zeker van zijn dat Hij tot aan het einde dezelfde zal blijven. Hij heeft ons beproefd, maar nooit heeft Hij toegelaten dat wij verzocht werden boven hetgeen wij kunnen verdragen; Hij heeft gewacht met onze beloning, maar Hij is nooit zo onrechtvaardig geweest om onze daden van geloof en onze werken van liefde te vergeten. Hij is een Vriend zonder smet, een Helper zonder mankeren. Wat Hij ook met ons doet, Hij heeft altijd gelijk; wat Hij uitdeelt, kent geen gebrek, nog niet het kleinste. Hij is geheel betrouwbaar en rechtvaardig.
Overweging:
De volheid van Christus wordt tentoongespreid door de rijke vruchten van een christen.