1 Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. 2 Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers. 3 Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid. 4 Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid. 5 En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren. 6 Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden. 7 Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid. 8 Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten. 9 Al Uw klederen zijn mirre, en aloë, en kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. 10 Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
Scherpziende geestelijke ogen zien hier alleen Jezus. Dit is geen bruiloftslied voor een aards huwelijk, maar een ode aan de hemelse Bruidegom en Zijn uitverkoren echtgenote. Alsof de Koning Zelf voor hem is verschenen, richt de psalmist, terwijl hij opgaat in bewondering voor Hem, zich tot zijn Heere. Als persoon, maar met name in geest en karakter, heeft de Koning der heiligen een ongeëvenaarde schoonheid. Het Hebreeuwse woord wordt herhaald gebruikt: ‘Schoon, schoon zijt Gij’; Jezus wordt zo krachtig bemind dat woorden herhaald moeten worden om Hem te beschrijven. Bekoring van de persoon en bekoring van het spreken bereiken in Hem hun toppunt. Bekoring is zeer rijkelijk over Christus uitgestort, want het behaagde de Vader dat in Hem alle volheid zou wonen, en nu is de bekoring meer dan overvloedig, ze stroomt van Zijn lippen om Zijn volk te verblijden en te verrijken. Christus is gezegend, de Gezegende van God, gezegend voor altijd. Dit is voor ons de ene grote reden voor Zijn schoonheid, en de bron van de genadevolle woorden die van Zijn lippen komen. De bijzondere gaven van de mens Christus Jezus zijn Hem geschonken door de Vader, en daardoor kan Zijn volk gezegend worden met alle geestelijke zegeningen in verbondenheid met Hemzelf. Wie door God gezegend wordt, moeten wij zegenen, des te meer omdat al Zijn gelukzaligheid aan ons wordt doorgegeven.
De psalmist kan zijn bewondering niet inhouden. Zijn verlichte ogen zien in de koninklijke Bruidegom van de kerk God, God de aanbiddingswaardige, God Die regeert, God Die eeuwig regeert. Gezegend gezicht! Blind zijn de ogen die God niet in Christus Jezus kunnen zien! Wij schatten de tedere zelfvernedering van onze Koning, door één vlees met Zijn kerk te worden, en haar aan Zijn rechterhand te plaatsen, nooit naar waarde als we ons niet ten volle hebben verblijd in Zijn wezenlijke luister en goddelijkheid. Wat een genade voor ons dat onze Verlosser God is, want wie anders dan God kon het werk der verlossing uitvoeren? Wat een reden tot blijdschap dat Hij regeert op een troon die nooit voorbij zal gaan, want wij hebben zowel soevereine genade als eeuwige liefde nodig om ons geluk te verzekeren. Als Jezus kon stoppen met regeren, zouden wij niet langer gezegend worden, en als Hij niet God was, en dus niet eeuwig, zou dit het geval moeten zijn.
Geen troon kan eeuwig duren, alleen die waarop God Zelf zit. Hij is de wettige Heerser over alle dingen die bestaan. Zijn heerschappij is op recht gefundeerd, haar wet is het recht, haar oogmerk is het recht. Onze Koning is geen wederrechtelijke machthebber en geen onderdrukker. Zelfs wanneer Hij Zijn vijanden verbrijzelt met een ijzeren roede, zal Hij niemand kwaad doen; Zijn wraak en Zijn genade gaan beide samen met gerechtigheid. Daarom vertrouwen wij Hem zonder argwaan; Hij kan niets verkeerds doen; geen kwelling is te hevig, want ze komt van Hem; geen oordeel te hard, want Hij velt het. O gezegende handen van Jezus! De regeringsmacht is veilig bij U. Alle rechtvaardigen verheugen zich in de heerschappij van de Koning, Die regeert in rechtvaardigheid.
Overweging:
God was de God van Christus krachtens het verbond, opdat Hij onze God krachtens het verbond kon zijn.