1 Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. 2 O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op. 3 Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela. 4 Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. 5 Ik riep met mijn stem tot den HEERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela.
De arme vader wiens hart gebroken is, klaagt over de hoeveelheid van zijn vijanden. Dit is een uitroep om uitdrukking te geven aan de smartelijke verbazing die de vluchtende vader beving en verbijsterde: ‘Hun legers zijn veel omvangrijker dan die van mij! Hun aantallen zijn voor mij niet te berekenen!’ David klaagt tegen zijn liefdevolle God over het ergste wapen waarmee zijn vijanden hem aanvallen, en over de bitterste druppel van zijn rampspoed. Als alle beproevingen die van de hemel komen, alle verzoekingen die uit de hel opkomen, en alle kruisen die uit de aarde verrijzen, samengevoegd konden worden, konden ze geen beproeving vormen die zo verschrikkelijk was als wat in vers 3 staat. De bitterste van alle bezoekingen is dat we gedreven worden tot de vrees dat er geen hulp voor ons is bij God. En toch moeten we bedenken dat onze heilige Verlosser dit op zijn allerdiepst moest verduren toen Hij riep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Hij wist ten volle wat het was in het duister te verkeren en geen licht meer te zien. Dit was het ergste van de vloek. Door de Vader verlaten te worden was erger dan veracht te worden door mensen. Wij moeten zeker Degene liefhebben Die vanwege ons deze allerbitterste beproeving onderging. Het zal een heerlijke en opbouwende oefening voor het liefdevolle hart zijn om de Heere op te merken in Zijn vreselijke strijd zoals Hij hier wordt getoond, want hier zien wij, net als in veel andere psalmen, veel meer van Davids Heere dan van David zelf.
Als antwoord belijdt David zijn vertrouwen op God: ‘Gij zijt een Schild voor mij’. Het woord betekent meer dan een schild; het betekent een bescherming die een mens geheel zal omgeven: boven, beneden, rondom, vanbuiten en vanbinnen. O, wat een schild is God voor Zijn volk! Hij weert de brandende pijlen van satan van beneden af, en de hagelbuien van beproevingen van boven, terwijl Hij, op hetzelfde moment, de storm vanbinnen tot zwijgen brengt. David wist dat hij, ook al was hij in schande en smaad uit zijn hoofdstad verdreven, toch zegevierend zou terugkeren, en door het geloof ziet hij op God als Degene Die hem zal eren en verheerlijken. Wat een gunst om onze toekomstige roem te zien stralen te midden van de heersende schande! Er is in feite nu al sprake van roem in onze bezoekingen, als we die maar konden onderscheiden; want het is niet gering dat wij met Christus in Zijn lijden verbonden zijn.
Gelovigen ontdekken vaak dat ze, zelfs in afzondering, beter hardop kunnen bidden dan in stilte. Er is er Een in het heiligdom Die hoort vanuit de zevende hemel, en Hij ‘verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid’. Verhoringen van gebeden zijn heerlijke versterkingen voor de ziel. Wij hoeven niet te vrezen voor een dreigende wereld omdat wij ons verheugen in een God Die gebeden hoort.
Overweging:
Overtuig uzelf ervan, met David, dat de Heere uw Verdediger is, Die u van voren en van achteren omvat, en Die, als het ware, een ‘schild’ is dat u aan alle kanten bedekt.