Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, noch de verwachting van de ellendigen in eeuwigheid verloren zijn. Ps. 9:18
De practische waarde van een tekst hangt veel af van de man, tot wie hij komt. Het lied van de troubadour was voor Richard Leeuwenhart liefelijk, omdat hij de verzen kende, die er het antwoord op waren. Voor de Indiaan is een spoor, de indruk van een voet, vol van betekenis, want zijn scherp oog weet dit spoor te volgen; voor een blanke zou dit geen tiende van deze betekenis hebben. Het gezicht van een vuurtoren is vervrolijkend voor de zeeman, want daaraan kan hij weten waar hij zich bevindt. Evenzo zullen zij, die in geestelijke zin arm en nooddruftig zijn met blijdschap deze belofte aangrijpen, haar hoog op prijs stellen en er gelukkig en tevreden op leven.
Het is in letterlijke zin waar, dat de nooddruftigen door God gedacht worden; en ofschoon zij door de menselijke wetten worden voorbijgezien, zo zal de Heere die fout ten laatste herstellen. In betere tijden zal Hij de regeringen ook zo verordenen, dat zij met bijzondere belangstelling de armen zullen aanzien. De tekst gebruikende in geestelijke zin, zien wij
I. Tweeërlei bittere ervaring geëindigd.
1. “De nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden.” Gij werdt vergeten–
Door vorige vrienden en bewonderaars.
In beschikkingen, die werden gemaakt; in plannen, die werden gevormd.
In oordelen; in lof, die werd toegekend.
In hulp, die werd gewaardeerd; in vertrouwen, dat werd uitgesproken.
De zaak is: men heeft met u niet gerekend; gij was vergeten, als een dode, aan wie men niet meer denkt. Dit heeft u diep gegriefd; want er was een tijd, dat gij onder de eersten was, die werden geraadpleegd.
Dat zal niet altijd zo blijven.
2. Noch de verwachting van de ellendigen in eeuwigheid verloren zijn. Gij zijt teleurgesteld–
In uw natuurlijke verwachting van gerechtigheid, dankbaarheid, betrekkingen, leeftijd, sympathie, liefde, barmhartigheid, enz.
In uw vertrouwen in de mens.
In uw oordeel over uzelf.
In uw verwachtingen van de voorzienigheid.
Deze teleurstelling zal slechts tijdelijk zijn. Uw verwachting zal niet in eeuwigheid verloren zijn: gij zult nog meer ontvangen dan gij verwacht hebt.
II. Twee angsten weggenomen. Angsten, die natuurlijker wijze werden opgewekt door hetgeen gij reeds hebt ervaren.
1. Niet voor altoos zult gij vergeten zijn–
Het vergeten voor goed zal uw deel niet wezen.
Ten dage van grote benauwdheid,
In de nacht van de smart en van de verschrikking vanwege de zonde.
In de ure van de dood.
2. Noch uw verwachting verloren zijn–
Uw zwakheid zal Gods kracht niet te niet doen.
Uw zonde zal de fontein van Gods genade niet doen opdrogen.
Uw toekomstige beproevingen zullen niet te veel voor u zijn.
III. Twee liefelijke beloften geschonken.
1. “Niet altoos vergeten zijn;” gij zult niet voorbij gezien worden
In de beschikkingen van de voorzienigheid.
Voor de troon van de genade als gij bidt.
Van de kansel en in het Woord, als uw ziel hongert. Bij het breken van het brood, als gij verlangt naar gemeenschap met uw Heere.
In uw arbeid en in uw lijden, wanneer het uw grootste vertroosting zal zijn om door uw Heere te worden herdacht.
Door de engelen, of door andere geestelijke werkingen.
Door de Vader, de Zoon of de Heilige Geest.
2. “De verwachting zal niet in eeuwigheid verloren zijn.” Gij zult niet teleurgesteld worden–
Er zal vrede komen in uw hart.
De zonde zal uitwendig en inwendig worden overwonnen.
De genade zal in de beproeving doorhelpen en uitredden.
Volle verzekerdheid zal worden verkregen en al derzelver krachtig betrouwen.
Uitnemende blijdschap zal worden verkregen en een ruime ingang in de heerlijkheid.
Dat de nooddruftige hoop op God.
Dat hij zich spijzige en lave met de toekomst, indien hij het tegenwoordige onvoldoende vindt.
Bovenal, dat hij ruste in de belofte van een getrouwe God.
Luchters.
Een zeer bejaard Christen lag op zijn sterfbed en was zo zwak, dat hij dikwijls geheel en volstrekt onbewust was van hetgeen er om hem heen voorviel. Toen men hem vroeg wat de oorzaak was van zijn volmaakte vrede, antwoordde hij: “Als ik in staat ben om te denken, dan denk ik aan Jezus, en als ik niet in staat ben aan Hem te denken, dan weet ik, dat Hij aan mij denkt.”
Dertig jaren geleden, voordat de Heere mij heeft doen uitgaan uit mijn vaders huis en uit mijn geboorte stad, heb ik een teken gemaakt bij deze plaats in (Jes. 49:23). Van de vele boeken, die ik thans bezit, is de Bijbel, waarin ik die plaats aangeschrapt heb, het enige boek, dat toen in mijn bezit was. Thans ligt hij voor mij en ik bevind, dat, ofschoon het haar, dat toen donker was als de nacht, intussen wit is geworden, de inkt, waarmee ik die tekst onderstreept heb met het toenemen van de tijd toegenomen is in zwartheid, in overeenstemming met de toeneming van de overtuiging, dat “zij niet beschaamd zullen worden, die u verwachten. Toen geloofde ik het, nu weet ik het, en ik kan met mijn gehele hart van het symbool, dat deze tekst voor mij is geworden, zeggen: “l’robatum est”…. Onder veel gevaarlijke omstandigheden, in menige grote beproeving, onder een bezwijken van binnen en vreze van buiten, onder folteringen, die het hart van een rijten en benauwdheden, die het verpletteren, heb ik u verwacht, en zie! tot op deze dag sta ik als een, die niet beschaamd is geworden.
DR. JOHN KITTO.